Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Slochteren

Beleidsregels Re-integratie gemeente Slochteren 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Slochteren
Officiële naam regelingBeleidsregels Re-integratie gemeente Slochteren 2011
CiteertitelBeleidsregels Re-integratie gemeente Slochteren 2011
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht
  2. Wet werk en bijstand
  3. Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2011
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-07-201119-04-2012Nieuwe regeling

19-07-2011

't Bokkeblad, 27 juli 2011

2011/3686

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Re-integratie gemeente Slochteren 2011

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren;

Overwegende dat conform de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2011 beleidsregels dienen te worden vastgesteld ten aanzien van de doelgroep, voorzieningen en ontheffing van de arbeidsverplichting;

gelet op de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2011, de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht:

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

Beleidsregels Re-integratie gemeente Slochteren 2011

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder verordening: de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2011.

  • 2. De begripsbepalingen van de Wet werk en bijstand, alsmede van de verordening, zijn op deze beleidsregels van toepassing.

Artikel 2. Uitbreiding doelgroep

  • 1. Om in aanmerking te komen voor voorzieningen wordt de hoogte van het netto gezinsinkomen begrensd op 130% van de geldende bijstandsnorm. Voor de vaststelling van het netto gezinsinkomen en de norm worden de regels voor algemene bijstand toegepast overeenkomstig de WWB.

  • 2. Het college kiest ervoor om artikel 3, tweede lid, van deze beleidsregels ook open te stellen voor alleenstaande ouders die op grond van de Wet studiefinanciering 2000, recht hebben op studiefinanciering en waarvan het recht op bijstand daardoor is komen te vervallen.

Artikel 3. Voorzieningen

  • 1. Algemeen

    • a.

      in het kader van het ‘voor wat, hoort wat’-principe kan van nieuwe werkzoekenden kort na aanvraag van de uitkering een tegenprestatie worden verwacht in de sfeer van een work first-voorziening;

    • b.

      bij voorkeur worden voorzieningen als participatieplaatsen, proefplaatsingen of werkstages ingezet ter bevordering van re-integratie;

    • c.

      loonkostensubsidies dienen een bijdrage te leveren aan de re-integratie van de belanghebbende, dan wel aan diens participatie.

  • 2. Scholing

    • a.

      voor de scholing in de zin van artikel 7, vijfde lid, van de verordening gelden de volgende voorwaarden:

      • 1.

        de scholing is noodzakelijk voor de arbeidsinschakeling;

      • 2.

        de scholing kan beroepsgericht zijn, indien de belanghebbende niet over een dergelijke scholing beschikt;

      • 3.

        de scholing kan in andere gevallen bestaan uit kortdurende beroepsgerichte bijscholing en praktijkgerichte scholing, zoals functietrainingen met betrekking tot bijvoorbeeld sollicitaties of computers;

      • 4.

        de goedkoopste mogelijkheid moet worden benut;

    • b.

      ten aanzien van scholing komen bij afwezigheid van een voorliggende voorziening de volgende kostensoorten voor vergoeding in aanmerking:

      • 1.

        opleidingskosten en cursusbijdragen;

      • 2.

        boeken en leermiddelen, die door het opleidingsinstituut verplicht zijn gesteld;

      • 3.

        reiskosten tegen het tarief van het openbaar vervoer, voor zover de enkele reisafstand groter is dan tien kilometer vanaf de woonplaats;

    • c.

      voor niet-uitkeringsgerechtigden en personen met een uitkering krachtens de Anw geldt als aanvullende voorwaarde dat zij zich beschikbaar dienen te stellen voor de arbeidsmarkt voor ten minste 20 uur per week.

  • 3. Werken met behoud van uitkering

    • a.

      Het college kan, met behoud van uitkering, tijdelijk en gericht op re-integratie, onder andere de volgende voorzieningen aanbieden:

      • 1.

        een work first-traject;

      • 2.

        een werkstage, mits geïndiceerd in het re-integratieadvies en voor ten hoogste drie maanden, eenmalig te verlengen met maximaal drie maanden;

      • 3.

        een proefplaatsing voor ten hoogste drie maanden, mits geïndiceerd in het re-integratieadvies en met uitzicht op een reguliere arbeidsovereenkomst, eenmalig te verlengen met maximaal drie maanden;

      • 4.

        participatieplaatsen, als bedoeld in artikel 10a, WWB;

      • 5.

        vrijwilligerswerk, gericht op participatie (sociale activering) of als mogelijke eerste opstap naar verdere re-integratie.

  • 4. Re-integratiebanen met loonkostensubsidie

    • a.

      het college kan ten behoeve van de belanghebbende een loonkostensubsidie aan een werkgever verstrekken om daarmee het opdoen van werkervaring of de overgang naar een reguliere functie bij de desbetreffende werkgever voor de belanghebbende mogelijk te maken;

    • b.

      de plaatsing met een loonkostensubsidie heeft als doel de belanghebbende door betaald werk een zodanige werkervaring op te laten doen dat het perspectief op regulier werk bij dezelfde werkgever vergroot wordt;

    • c.

      deze voorziening kan worden ingezet, wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een werkstage heeft afgerond, alsmede dat een plaatsing met een loonkostensubsidie geïndiceerd is;

    • d.

      de loonkostensubsidie wordt slechts uitbetaald, voor zover de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk van kracht is geworden en naar rato van een voltijds dienstverband;

    • e.

      bovendien moet de overeenkomst van een zodanige omvang zijn dat het inkomen gelijk of hoger is dan de relevante bijstandsnorm;

    • f.

      in afwijking van het bepaalde in het vorige sublid e. kan een loonkostensubsidie worden verstrekt ten behoeve van een alleenstaande ouder, indien door het college is vastgesteld dat deze niet in staat is het daartoe noodzakelijke aantal uren te werken in verband met de zorg voor één of meer kinderen jonger dan twaalf jaar;

    • g.

      de verstrekking van een loonkostensubsidie is zowel mogelijk aan organisaties met als aan organisaties zonder winstoogmerk;

    • h.

      de uitbetaling van de loonkostensubsidie vindt één maal per kwartaal plaats;

    • i.

      de loonkostensubsidie wordt maximaal gedurende twee jaar verstrekt.

  • 5. Participatiebanen met loonkostensubsidie

    • a.

      het college kan ten behoeve van de belanghebbende een loonkostensubsidie aan een werkgever verstrekken, teneinde maatschappelijk nuttige banen te scheppen dan wel in stand te houden;

    • b.

      de plaatsing met loonkostensubsidie heeft als doel de belanghebbende te laten participeren in de samenleving;

    • c.

      deze voorziening kan worden ingezet, wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op lange termijn geen reëel perspectief heeft op regulier werk, alsmede dat een plaatsing met loonkostensubsidie geïndiceerd is;

    • d.

      de loonkostensubsidie wordt slechts uitbetaald, voor zover de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk van kracht is geworden en naar rato van een voltijds dienstverband;

    • e.

      bovendien moet de arbeidsovereenkomst van een zodanige omvang zijn dat het inkomen gelijk of hoger is dan de relevante bijstandsnorm;

    • f.

      in afwijking van het bepaalde in het vorige sublid e. kan een loonkostensubsidie worden verstrekt ten behoeve van een alleenstaande ouder, indien door het college is vastgesteld dat deze niet in staat is het daartoe noodzakelijke aantal uren te werken in verband met de zorg voor één of meer kinderen jonger dan twaalf jaar;

    • g.

      de verstrekking van een loonkostensubsidie is zowel mogelijk aan organisaties met als aan organisaties zonder winstoogmerk;

    • h.

      de uitbetaling van de loonkostensubsidie vindt één maal per kwartaal plaats.

  • 6. Participatieplaatsen

    • a.

      dit betreft additionele plaatsen waarop bijstandsgerechtigden onbeloond werkzaamheden verrichten die een bijdrage kunnen leveren aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces;

    • b.

      binnen zes maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden bekijkt het college bij personen die niet over een startkwalificatie beschikken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces;

    • c.

      iemand die onbeloonde arbeid verricht en/of scholing volgt gericht op vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces in het kader van een arbeidsparticipatieplaats heeft recht op een premie, zoals bedoeld in artikel 11a van de verordening.

  • 7. Overige voorzieningen

    • a.

      ondersteuning bij een beroep op maatschappelijke opvang of medische zorg;

    • b.

      ondersteuning bij maatschappelijke participatie;

    • c.

      sociale activering;

    • d.

      detacheringsbanen;

    • e.

      nazorg bij arbeidsinschakeling:

    • f.

      voorbereidingstrajecten voor het werken als zelfstandige;

    • g.

      onderzoek en diagnosestelling;

    • h.

      ondersteunende instrumenten als kinderopvang, schuldhulpverlening, verhuiskosten, onderzoek door deskundigen, reiskosten en representatiekosten;

    • i.

      persoonsgebonden re-integratiebudgetten;

    • j.

      bemiddelingstrajecten;

    • k.

      jobcoaches;

    • l.

      trainen werknemersvaardigheden;

    • m.

      school first;

    • n.

      voorzieningen gericht op zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Artikel 4. Rechten en plichten

  • 1. Personen met een arbeidsverplichting dienen ingeschreven te staan bij het UWV Werkbedrijf.

  • 2. De inhoud van het begrip algemeen geaccepteerde arbeid vergt een individuele beoordeling, waarbij in ieder geval het volgende in acht wordt genomen:

    • a.

      de kortste weg naar werk moet bewandeld worden;

    • b.

      zowel (al dan niet tijdelijk) regulier betaald werk als gesubsidieerd werk, met uitzondering van de Wsw, wordt beschouwd als algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      illegaal werk en werkzaamheden uit of in verband met prostitutie of coffeeshops worden niet beschouwd als algemeen geaccepteerde arbeid;

    • d.

      voor de beoordeling of werk al dan niet als algemeen geaccepteerd kan worden beschouwd, spelen zwaarwegende gewetensbezwaren, waardoor een belanghebbende in ernstig conflict met zichzelf of zijn omgeving kan komen, mee;

    • e.

      bij een werkloosheid van langer dan drie jaar wordt een verhuisplicht opgelegd, voor zover elders een niet-tijdelijke baan kan worden verkregen;

    • f.

      het opleidingsniveau en het arbeidsverleden spelen geen rol bij de beantwoording van de vraag of werk als algemeen geaccepteerd dient te worden beschouwd.

  • 3. Niet-uitkeringsgerechtigden en personen met een uitkering krachtens de Algemene nabestaandenwet kunnen bij het niet nakomen van de verplichtingen als bedoeld in artikel 4 van de verordening voor een periode van twee jaar worden uitgesloten van het recht op ondersteuning. Bij een zodanig besluit dient onder meer aandacht te worden besteed aan:

    • a.

      de ernst van de overtreding;

    • b.

      de verwijtbaarheid;

    • c.

      de omstandigheden van persoon en gezin;

    • d.

      de aanwezigheid van dringende redenen.

Artikel 5. Ontheffing arbeidsplicht

  • 1. De criteria voor en de periode van de ontheffing, zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet zijn in beginsel als volgt:

    • a.

      bij zorgtaken ten behoeve van mantelzorg van maximaal 18 maanden:

      bij ernstige ziekte van echtgenoot of geregistreerd partner, ouders, pleegouders, stiefouders, schoonouders, kinderen, pleegkinderen, stief- en aangehuwde kinderen naar rato van de tijd die de aanvrager hieraan kwijt is. Onder ernstige ziekte wordt verstaan ziekte in een terminaal stadium. De zorg moet echt nodig zijn en het moet duidelijk zijn dat de aanvrager de aangewezen persoon is om de zieke te verzorgen. Deze noodzakelijkheid moet worden aangetoond;

    • b.

      bij zorg voor kinderen tot twaalf jaar door alleenstaande ouders gedurende maximaal 18 maanden;

    • c.

      bij het volgen van een inburgeringsprogramma in het kader van de Wet inburgering voor de duur van het programma naar rato van de tijd die de aanvrager hieraan kwijt is;

    • d.

      bij sociaal-medische redenen voor de duur van de belemmering(en).

  • 2. Er wordt geen maximum gesteld ten aanzien van het aantal verlengingen van de ontheffing.

  • 3. De ontheffing van de arbeidsplicht, de duur van de ontheffing en eventuele verlenging van de ontheffing wordt mede bepaald rekening houdend met de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking per 28 juli 2011.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren van 19 juli 2011.

, burgemeester.

, secretaris.