Overheidsorganisatie | Gemeente Gaasterlân-Sleat |
---|---|
Officiële naam regeling | Regeling klachten ongewenst gedrag Gaasterlân-Sleat |
Citeertitel | Regeling klachten ongewenst gedrag Gaasterlân-Sleat |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | personeel en organisatie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 01-01-2014 | Nieuwe regeling | 26-04-2011 Onbekend | Collegebesluit, 26-04-2011, nr. 228 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gaasterlân-Sleat;
gelet op het welzijn van de medewerkers en het goed werkgeverschap;
gelet op de instemming van de Ondernemingsraad d.d. 9 december 2010;
b e s l u i t :
vast te stellen de volgende:
“Regeling klachten ongewenst gedrag Gaasterlân-Sleat”.
De gemeente Gaasterlân-Sleat is aangesloten bij de klachtencommissie ongewenst gedrag voor de gemeentelijke overheid (hierna te noemen: commissie).
1. De begripsbepalingen, zoals omschreven in artikel 1 van de Regeling klachtencommissie ongewenst gedrag voor de gemeentelijke overheid zijn in overeenstemming met van toepassing op deze regeling.
2. Voor de begripsbepalingen afdelingshoofd wordt verwezen naar de omschrijvingen in de Organisatieregeling Gaasterlân-Sleat.
3. Voor de overige begripsbepalingen geldt de volgende omschrijving:
portefeuillehouder personeelszaken: het lid van het college van burgemeester en wethouders belast met de portefeuille personeelszaken;
de directeur: de directeur bedrijfsvoering;
vertrouwenspersoon: de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen bedrijfsmaatschappelijk werker die belast is met de begeleiding van de klager.
1. Alvorens de klager zijn klacht bij de commissie indient, dient klager eerst de interne procedure te hebben doorlopen.
2. De interne procedure is omschreven in artikel 4, 5 en 6 van deze regeling.
1. De klager legt de klacht neer bij zijn/haar afdelingshoofd.
2. Het afdelingshoofd stelt een onderzoek in en treedt in overleg met klager en aangeklaagde. Het afdelingshoofd kan zich daarin laten bijstaan door een deskundige.
3. Het afdelingshoofd maakt verslagen van de gevoerde gesprekken.
4. Het afdelingshoofd wijst op de vertrouwelijkheid van wat in de gesprekken aan de orde komt.
5. Is het afdelingshoofd zelf de aangeklaagde is, dan treedt de directeur in diens plaats. Is de directeur de aangeklaagde, dan treedt de portefeuillehouder personeelszaken in diens plaats.
6. Handhaaft de klager, na bemiddeling afdelingshoofd, de klacht, dan is artikel 5 van toepassing.
1. Dit artikel is van toepassing als de procedurestap omschreven in artikel 4 is doorlopen.
2. Handhaaft de klager de klacht, dan treedt de klager in overleg met de vertrouwenspersoon.
3. De vertrouwenspersoon begeleidt de klager en dient als klankbord.
4. De vertrouwenspersoon heeft tot taak:
te zorgen voor de opvang van de klager;
te verifiëren of klager de procedurestap zoals omschreven in artikel 4 heeft doorlopen;
verwijst klager terug naar bemiddeling door het afdelingshoofd zoals omschreven in artikel 4, als blijkt dat klager verzuimd heeft deze procedurestap te doorlopen;
staat klager bij in gehele traject, inclusief indiening en behandeling klacht bij commissie, maar met uitzondering van de procedurestap zoals omschreven is in artikel 4;
wijst klager op de risico’s verbonden aan het indienen van een klacht en wijst klager op andere mogelijkheden om tot een oplossing te komen;
biedt klager handreikingen om in gesprek te gaan met aangeklaagde.
5. Handhaaft de klager, na tussenkomst vertrouwenspersoon, de klacht, dan is artikel 6 van toepassing.
1. Dit artikel is van toepassing als de procedurestap omschreven in artikel 5 is doorlopen.
2. Handhaaft de klager de klacht, dan verzoekt de klager, al dan niet via de vertrouwenspersoon, aan de directeur om te onderzoeken of de klacht door middel van tussenkomst van een mediator kan worden opgelost. De directeur raadpleegt hierover de direct belanghebbenden en vraagt advies aan het afdelingshoofd. De directeur kan hiervoor een extern deskundige inschakelen.
3. Alvorens de directeur een besluit neemt over het verzoek, zoals gesteld in lid 2, verifieert de directeur of klager de procedurestappen omschreven in artikel 4 en 5 heeft doorlopen. De directeur verwijst klager terug naar de procedurestappen omschreven in artikel 4 en/of 5, als blijkt dat klager verzuimd heeft deze procedurestap(pen) te doorlopen.
4. Op grond van de bevindingen uit het onderzoek besluit de directeur over de inschakeling van een mediator.
5. Wordt de mediator niet ingeschakeld of handhaaft de klager, na inschakeling van een mediator, de klacht, dan wordt klager in de gelegenheid gesteld een klacht in te dienen bij de commissie.
Na indiening van de klacht bij de commissie is de Regeling klachtencommissie ongewenst gedrag voor de gemeentelijke overheid van toepassing.
1. De klager kan zich laten bijstaan door de vertrouwenspersoon tijdens de procedure bij de commissie.
2. De aangeklaagde kan op verzoek een raadsman of vertrouwenspersoon toegewezen krijgen tijdens de procedure bij de commissie. De aangeklaagde dient daartoe een verzoek in bij de directeur. De directeur wijst dan een raadsman of vertrouwenspersoon aan, tenzij aangeklaagde vanwege het lidmaatschap van een vakorganisatie gebruik kan maken van de door de vakorganisatie verleende faciliteiten.
3. De kosten van de raadsman of vertrouwenspersoon komen voor rekening van de gemeente, voor hun inzet tijdens de procedure bij de commissie, tot twee weken nadat het bevoegd gezag een besluit heeft genomen over het advies van de commissie.
Onder intrekking van de Regeling ongewenste omgangsvormen vastgesteld op 25 september 2007, treedt deze regeling in werking op 1 januari 2011.
Aldus besloten door burgemeester en wethouders
voornoemd, d.d. 26 april 2011,
burgemeester secretaris