Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSVERORDENING van de 22ste december 1989 houdende regelen met betrekking tot het verbranden van lijken en tot wijziging van enige algemene verordeningen in verband met die regelen (Crematielandsverordening)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 22ste december 1989 houdende regelen met betrekking tot het verbranden van lijken en tot wijziging van enige algemene verordeningen in verband met die regelen (Crematielandsverordening)
CiteertitelCrematielandsverordening
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 11-9-1997 (P.B. 1997, no. 237) is vastgesteld bij landsbesluit van 25-9-1997 (P.B. 1997, no. 251).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-2001art. 6, 7

03-08-2001

P.B. 2001, no. 80

1999-2000-2336
01-10-1997art. 26a, 30, 31

11-09-1997

P.B. 1997, no. 237

onbekend
30-12-1989Nieuwe regeling

22-12-1989

P.B. 1989, no. 93

1989-1990-1206

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 22ste december 1989 houdende regelen met betrekking tot het verbranden van lijken en tot wijziging van enige algemene verordeningen in verband met die regelen (Crematielandsverordening)

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1
  • 1. Lijkbezorging kan, onverminderd het daaromtrent in de Begrafenisverordening (P.B. 1919, no. 21) bepaalde, eveneens geschieden door verbranding.

  • 2. Verbranding van het lijk van een overleden persoon of doodgeboren kind geschiedt in een crematorium.

Artikel 2
  • 1. De houder van een crematorium houdt een register van alle daar verbrande lijken, met een nauwkeurige aanduiding van de bestemming, welke aan de as is gegeven en van degene op wiens aanwijzing zulks is geschied.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde register is openbaar en wordt bij opheffing van het crematorium overgebracht naar de archieven van het eilandgebied waarin het was gelegen.

  • 3. Het model van het register wordt bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen vastgesteld.

HOOFDSTUK II Crematoria

Artikel 3

Het is verboden een crematorium, dat niet op de voet van het bepaalde bij of krachtens deze landsverordening is gevestigd of in werking is, alszodanig in werking te brengen of te houden.

Artikel 4
  • 1. Een crematorium kan slechts worden gevestigd en in werking gehouden door een kerkgenootschap dan wel door een privaatrechtelijke rechtspersoon of een natuurlijk persoon.

  • 2. Onder kerkgenootschap wordt mede verstaan een onderdeel daarvan of een rechtspersoon, in het leven geroepen door een of meer kerkgenootschappen of onderdelen daarvan.

Artikel 5
  • 1. Het vestigen, uitbreiden of wijzigen van een crematorium behoeft vergunning van het bestuurscollege.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 8 kan het bestuurscollege aan de vergunning voorschiften verbinden of deze onder beperkingen verlenen.

  • 3. Bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen kan voor het betrokken eilandgebied een maximum aantal te verlenen vergunningen voor het vestigen van een crematorium worden vastgesteld.

Artikel 6

Een besluit tot het verlenen van een vergunning voor het vestigen van een crematorium wordt niet genomen, dan nadat door het Bestuurscollege, volgens bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen te stellen regelen, van het verzoekschrift mededeling is gedaan in een of meer lokale nieuwsbladen of op de voor publicatie van officiële mededelingen gebruikelijke wijze en ter inzagelegging van het verzoekschrift met bijlagen ten bestuurskantore heeft plaatsgevonden en voorts aan een ieder tot het indienen van schriftelijke bezwaren bij het bestuurscollege gelegenheid is gegeven.

Artikel 7

Bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen worden de gevallen geregeld waarin een verleende vergunning door het bestuurscollege kan worden ingetrokken.

Artikel 8

Bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen kunnen regelen worden gesteld omtrent de inrichting van crematoria en omtrent hetgeen in de crematoria en op hun erven in acht moet worden genomen.

HOOFDSTUK III Identificatie, verlof tot verbranding en termijn

Artikel 9

De identiteit van een lijk wordt in het crematorium waar het zal worden verbrand, vastgesteld op bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen te bepalen wijze.

Artikel 10

Geen verbranding van een lijk geschiedt zonder schriftelijk verlof van de ambtenaar van de burgerlijke stand, dat kosteloos en vrij van zegel wordt afgegeven en waarin de plaats van verbranding wordt vermeld.

Artikel 11

Verlof tot verbranding wordt niet verleend, zolang niet is overgelegd een der schriftelijke verklaringen als bedoeld in de Verordening van de 13de september 1918 houdende bepalingen betreffende de verklaringen van overlijden, af te geven door de geneeskundigen in de Nederlandse Antillen (P.B. 1919, no. 22), dan wel een verklaring van geen bezwaar tegen verbranding, afgegeven door de officier van justitie.

Artikel 12
  • 1. De ingevolge artikel 11 overgelegde stukken worden bij de akte van overlijden gevoegd.

  • 2. Bij gebreke van een akte worden de overgelegde stukken bewaard door de ambtenaar van de burgerlijke stand van het eilandgebied waarin de verbranding geschiedt.

Artikel 13
  • 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand aangemerkt die van het eilandgebied, waarin betreffende overledene of doodgeborene ingevolge aangifte een akte in het register van overlijden is ingeschreven.

  • 2. Bij gebreke van een akte is bevoegd de ambtenaar van de burgerlijke stand van het eilandgebied waarin verbranding zal gescheiden.

Artikel 14
  • 1. Verbranding geschiedt niet eerder dan 12 uren en niet later dan 36 uren na het overlijden of de levenloze geboorte.

  • 2. Na de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige te hebben gehoord kan het plaatselijk hoofd van politie van het eilandgebied waar het lijk zich bevindt, voor de verbranding daarvan een andere termijn stellen.

Artikel 15

Ten aanzien van lijken, die binnen de Nederlandse Antillen ter verbranding worden binnengebracht, kan bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen van het bepaalde in dit hoofdstuk worden afgeweken.

Artikel 16

Overblijfselen van lijken en kisten, die bij roering van een graf of grafkelder te voorschijn mochten komen, mogen worden verbrand met schriftelijk verlof van de officier van justitie wanneer het verzoek daartoe gedaan wordt door degene die het in artikel 4 van de Begrafenisverordening (P.B. 1919, no. 21) bedoelde verlof heeft aangevraagd, dan wel degene, die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden.

2.Ten aanzien van de in het vorige lid bedoelde verbranding zijn de bepalingen van dit hoofdstuk niet van toepassing.

HOOFDSTUK IV Bestemming en bewaring van as

Artikel 17
  • 1. Na de verbranding wordt de as geborgen in een bus, die hermetisch gesloten wordt en waarop de naam, de voornamen en de datum van overlijden c.q. levenloze geboorte van de overledene of doodgeborene alsmede een registratienummer in onuitwisbare letters en cijfers staan vermeld.

  • 2. Binnen achttien jaren na het plaatsen van het in het eerste lid bedoelde opschrift mag dit niet van een ongeopende asbus worden verwijderd of daarop onleesbaar worden gemaakt.

Artikel 18
  • 1. Een maand nadat de as in de bus is geborgen kan zij worden verstrooid.

  • 2. Mits voldaan aan het in artikel 17, eerste lid, bepaalde, is de invoer van de as van in het buitenland verbrande lijken naar een der eilanden van de Nederlandse Antillen toegelaten. Bij aankomst dient te worden overgelegd een desbetreffende verklaring van overlijden of van levenloze geboorte of een daarmede overeenstemmend document waaruit de identiteit van de gecremeerde persoon of het doodgeboren kind blijkt.

  • 3. Uit het buitenland afkomstige as kan niet eerder dan een maand na de invoer worden verstrooid.

  • 4. Een asbus kan een maand nadat de as in de bus is geborgen ter bijzetting of verstrooiing van haar inhoud, het zij naar een ander eiland van de Nederlandse Antillen, hetzij naar het buitenland worden gezonden.

  • 5. Op verzoek van degene die het in artikel 10 bedoelde verlof heeft aangevraagd dan wel degene, die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden, kan de officier van justitie in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van de in de voorgaande leden genoemde termijnen.

Artikel 19
  • 1. Een asbus kan worden bijgezet:

    • a.

      in een in het bijzonder daarvoor bestemd gedeelte van het crematorium, of

    • b.

      in of op een graf of grafkelder of op een afzonderlijke plaats op een begraafplaats, of

    • c.

      in een buiten een crematorium of begraafplaats gelegen bewaarplaats.

  • 2. Een maand nadat de as in de bus is geborgen kan deze worden overgebracht naar de woning van de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot of andere levensgezel dan wel van een meerderjarige erfgenaam of anders van degene die de zorg voor de asbus op zich neemt.

Artikel 20
  • 1. De bijzetting van een asbus in of op een graf of grafkelder waarop een uitsluitend recht berust, kan slechts geschieden met toestemming van de rechthebbende op het graf of de grafkelder en, voorzover het bijzetting in een graf of grafkelder betreft, tevens na daartoe bekomen verlof van het plaatselijk hoofd van politie, de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige gehoord.

  • 2. Het verbod van artikel 31, eerste alinea, van de begrafenisverordening (P.B. 1919, no. 21) is niet van toepassing op de bijzetting van een asbus in een graf of grafkelder.

Artikel 21
  • 1. Voor elke begraafplaats wordt, hetzij door de zorg van de eigenaar van een bijzondere begraafplaats, hetzij door of vanwege de ambtenaren van de burgerlijke stand een register van alle daar bijgezette asbussen gehouden, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij bijgezet zijn.

  • 3. Ten aanzien van het in het eerste lid bedoelde register zijn de leden 2 en 3 van artikel 2 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22
  • 1. Een bewaarplaats als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder c wordt niet in gebruik genomen dan met vergunning van het bestuurscollege.

  • 2. De houder van een bewaarplaats houdt een register van alle daar bijgezette asbussen, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij bijgezet zijn.

  • 3. Ten aanzien van het in het tweede lid bedoelde register zijn de leden 2 en 3 van artikel 2 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23
  • 1. Een asbus welke is bijgezet kan met het oog op een nieuwe bestemming worden verwijderd na daartoe bekomen verlof van het plaatselijk hoofd van politie, de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige gehoord.

  • 2. Is de asbus in of op een graf of grafkelder bijgezet, dan kan, indien het een graf of grafkelder betreft waarop een uitsluitend recht berust, verwijdering van de asbus slechts geschieden met toestemming van de rechthebbende.

  • 3. De voorgaande leden alsmede het verbod van artikel 31, eerste alinea, van de Begrafenisverordening (P.B. 1919, no. 21) zijn niet van toepassing op de verwijdering van een asbus ingevolge rechterlijk bevel met het oog op een strafrechtelijk onderzoek.

Artikel 24
  • 1. Het tweede lid van artikel 23 geldt niet voor het ruimen van asbussen op last van de houder van de plaats van bijzetting.

  • 2. Dit ruimen vindt niet plaats dan na verloop van achttien jaren, nadat de as in de bus is geborgen en slechts met toestemming van de rechthebbende op de ruimte waar de asbus is bijgezet.

  • 3. De ruiming geschiedt door verstrooiing van de as.

Artikel 25

Omtrent de bestemming en bewaring van as kunnen bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen nadere regelen worden gesteld.

HOOFDSTUK V Toezicht en strafbepalingen

Artikel 26

Crematoria staan onder toezicht van het bestuurscollege van het eilandgebied waarin zij zijn gelegen.

Artikel 26a
  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de door het bestuurscollege aangewezen ambtenaren en andere personen van de gezondheidsdienst van het eilandgebied. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle registers, boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • d.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen.

  • 3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de taakuitoefening van de in het eerste lid bedoelde personen.

  • 5. Een ieder is verplicht aan de in het eerste lid bedoelde personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

Artikel 27

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden wordt gestraft:

  • 1.

    het verbranden van een lijk in strijd met of anders dan met inachtneming van hetgeen is bepaald bij de artikelen 1, tweede lid, en 10.

  • 2.

    het geven van verlof tot verbranding in strijd met artikel 11.

  • 3.

    het verbranden van een lijk voordat dit ingevolge het bij artikel 14, eerste lid, of krachtens artikel 14, tweede lid is toegestaan.

  • 4.

    overtreding van artikel 17 alsmede het openen van een asbus anders bij toepassing van de artikelen 18 en 24.

  • 5.

    het verstrooien van as of het verzenden, verwijderen, bewaren of vervoeren van een asbus in strijd met of anders dan met in achtneming van hetgeen is bepaald bij of krachtens de artikelen 18, 19, tweede lid, en 23.

Artikel 28

Met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste vijfentwintighonderd gulden wordt gestraft:

  • 1.

    overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, 3, 5, 9, 21 en 22, tweede en derde lid.

  • 2.

    het bijzetten van een asbus in strijd met of anders dan met inachtneming van hetgeen is bepaald bij of krachtens de artikelen 19, eerste lid, 20, eerste lid, 22, eerste lid, en 25.

  • 3.

    overtreding van het bepaalde krachtens de artikelen 8 en 25, voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van het onderhavige artikel aangeduid.

Artikel 29

De bij of krachtens deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 30

[vervallen]

Artikel 31
  • 1. Met de opsporing van de bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren, belast de ambtenaren en andere personen van de gezondheidsdienst van het eilandgebied, door het betrokken bestuurscollege daartoe aangewezen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen personen dienen te voldoen.

Artikel 32.

Voor zover in deze landsverordening niet anders is bepaald, zijn de bepalingen van de begrafenisverordening (P.B. 1919, no. 21) voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK VI Wijziging van enige algemene verordeningen

Artikel 33

[wijzigt de Begrafenisverordening]

Artikel 34

[wijzigt de Verordening van de 13de september 1918 houdende algemene bepalingen betreffende de verklaringen van overlijden, af te geven door de geneeskundigen in de Nederlandse Antillen (P.B. 1919, no. 22)]

Artikel 35

[wijzigt het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen]

Artikel 36

[wijzigt het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen]

Artikel 37

[wijzigt de Verordening van den 9den Juni 1921, houdende bepalingen ter bestrijding van besmettelijke ziekten (P.B. 1921, no. 66)]

HOOFDSTUK VII Slotbepaling

Artikel 38

Deze landsverordening, welke kan worden aangehaald als “Crematielandsverordening”, treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin de afkondiging is geschied.