Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Zeevang

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zeevang 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Zeevang
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zeevang 2011
CiteertitelVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zeevang 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zeevang 2007.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 5
  2. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang 2013

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-201101-01-2014nieuwe regeling

17-05-2011

Ons Streekblad, 26 mei 2011

-1.844.3, 2011 07 2.9

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zeevang 2011

De raad van de gemeente Zeevang;

gelezen het voorstel van het college van 29 maart 2011;

gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het noodzakelijk is het verlenen van voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning bij verordening te regelen;

B E S L U I T:

vast te stellen de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zeevang 2011.

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

  • a.

    De wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeevang;

  • c.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie;

  • d.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die maatschappelijke participatie mogelijk maken;

  • e.

    Maatschappelijke participatie: deelname aan het normale maatschappelijke verkeer, te weten: het voeren van een huishouden; het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoerssystemen en het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het maatschappelijke leven;

  • f.

    Mantelzorger: een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1 onderdeel b van de wet, pleegt;

  • g.

    Algemene voorziening: een weinig specifieke voorziening die, na een individuele toets, via een relatief eenvoudige procedure kan worden geleverd en veelal direct beschikbaar is;

  • h.

    Individuele voorziening: een voorziening die pas wordt verstrekt, indien een algemene voorziening niet voldoende compensatie biedt dan wel niet beschikbaar is;

  • i.

    Huishoudelijke voorziening: een voorziening ten behoeve van een persoon met beperkingen ter ondersteuning bij of overname van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden;

  • j.

    Rolstoelvoorziening: voorziening die een persoon met beperkingen in staat stelt zich in en om de woning te verplaatsen en waarvan het rijden de primaire functie is;

  • k.

    Woonvoorziening: voorziening, niet zijnde een huishoudelijke voorziening of een rolstoelvoorziening, die een persoon met beperkingen in staat stelt tot het normale gebruik van de woning;

  • l.

    Vervoersvoorziening: voorziening die een persoon met beperkingen in staat stelt zich zodanig te verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoerssystemen;

  • m.

    Eigen bijdrage: een bij de verlening van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget voor rekening van de belanghebbende komende financiële bijdrage;

  • n.

    Eigen aandeel in de kosten: een bij de verlening van een financiële tegemoetkoming voor rekening van de belanghebbende komend aandeel in de kosten;

  • o.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven;

  • p.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening, die kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • q.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behoort, terwijl de voorziening daadwerkelijk beschikbaar is en adequate compensatie biedt;

  • r.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • s.

    Budgethouder: een persoon aan wie in gevolge deze verordening of de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zeevang 2007 een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • t.

    Gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze behoren tot dezelfde leefeenheid en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden;

  • u.

    Aanvrager: de persoon die een voorziening aanvraagt op grond van de wet of de persoon namens wie een voorziening wordt aangevraagd op grond van de wet.

Artikel 2 Compensatieplicht
  • 1. Het college verleent ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen:

    • a.

      een huishouden te voeren;

    • b.

      zich te verplaatsen in en om de woning;

    • c.

      zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

    • d.

      medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan.

  • 2. De voorzieningen genoemd in het eerste lid kunnen onder meer worden verleend als:

    • a.

      een huishoudelijke voorziening;

    • b.

      een woonvoorziening;

    • c.

      een vervoersvoorziening;

    • d.

      een rolstoelvoorziening.

Artikel 3 Algemene voorwaarden en weigeringsgronden
  • 1. Het recht op een voorziening bestaat in beginsel slechts indien deze:

    • a.

      in overwegende mate op het individu is gericht;

    • b.

      langdurig noodzakelijk is om de beperking te compenseren;

    • c.

      naar objectieve maatstaven gemeten de goedkoopst compenserende voorziening is.

  • 2. De algemene voorziening heeft voorrang op de individuele voorziening, mits de algemene voorziening de beperking voldoende compenseert en beschikbaar is.

  • 3. Het college weigert een voorziening indien:

    • a.

      de aanvrager zijn woonplaats niet heeft in de gemeente Zeevang;

    • b.

      de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • c.

      er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • d.

      de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt, en het college de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening niet meer kan beoordelen, of

    • e.

      een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft al eerder krachtens deze, dan wel krachtens de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zeevang 2007, dan wel de aan die verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten Zeevang 2003, is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

  • 4. Het college maakt geen gebruik van de bevoegdheid om de gevraagde voorziening op grond van het bepaalde in het derde lid, aanhef en onder d. te weigeren, indien zij schriftelijk toestemming heeft gegeven tot het maken van de kosten.

Artikel 4 Beslistermijn
  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een voorziening binnen 8 weken na ontvangst daarvan.

  • 2. Indien voor de beoordeling of de aanvrager in aanmerking kan worden gebracht voor een voorziening een extern indicatie-advies nodig is, beslist het college binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3. Indien voor de beoordeling of de aanvrager in aanmerking kan worden gebracht voor een voorziening een medisch advies nodig is, beslist het college binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 4. Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste 4 weken verdagen. Hiervan doet het college voor afloop van de in het eerste, tweede en derde lid gestelde termijn mededeling aan de aanvrager.

HOOFDSTUK 2 VORM EN DE WIJZE VAN DE TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN

Artikel 5 De vorm

De te verstrekken voorzieningen bestaan uit algemene voorzieningen en individuele voorzieningen.

Artikel 6 Keuzevrijheid
  • 1. Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als een met de voorziening in natura vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 2. Het college stelt aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang neergelegde criteria vast in welke situaties de in artikel 6 van de wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een daarmee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, niet wordt geboden.

Artikel 7 Voorziening in natura

Een voorziening in natura kan worden verleend:

  • a.

    in eigendom;

  • b.

    in bruikleen; of

  • c.

    als persoonlijke dienstverlening.

Artikel 8 Financiële tegemoetkoming
  • 1. Een financiële tegemoetkoming wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen.

  • 2. In een besluit tot toekenning van een financiële tegemoetkoming wordt vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft en aan welke eisen de met de tegemoetkoming te realiseren voorziening dient te voldoen.

  • 3. In een besluit tot toekenning van een periodieke tegemoetkoming wordt tevens de geldigheidsduur, de uitkeringsmaatstaf en de voorschriften waaraan de rechthebbende moet voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan, opgenomen.

Artikel 9 Persoonsgebonden budget
  • 1. Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen.

  • 2. De omvang van het persoonsgebonden budget is in ieder geval voldoende om de persoon met beperkingen in staat te stellen een individuele voorziening te bekostigen die de beperkingen voldoende compenseert, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten.

  • 3. De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

  • 4. Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke eisen de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 5. Overige regels met betrekking tot het persoonsgebonden budget worden vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang.

Artikel 10 Eigen bijdragen en eigen aandeel in de kosten
  • 1. Bij het verstrekken van individuele voorzieningen, met uitzondering van de rolstoel, is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen van de aanvrager.

  • 2. De hoogte van de eigen bijdrage voor een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget of het eigen aandeel bij een financiële tegemoetkoming wordt vastgesteld overeenkomstig de systematiek, de bedragen en de percentages zoals bepaald in artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

HOOFDSTUK 3 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 11 Hulp bij het huishouden

De ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 12 Geen langdurige noodzaak

In afwijking op artikel 4, eerste lid, kan het college hulp bij het huishouden verstrekken, indien er geen langdurige noodzaak is.

Artikel 13 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden
  • 1. Een persoon met beperkingen, kan voor algemene hulp bij het huishouden in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden voldoende compensatie biedt.

  • 2. Een persoon met beperkingen kan voor de individuele hulp bij het huishouden in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden onvoldoende compensatie biedt of niet beschikbaar is.

Artikel 14 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 13 komt een persoon met beperkingen niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt, een of meer huisgenoten of kinderen behoren, die in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 15 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de toe te kennen hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren per week.

Artikel 16 Omvang van het persoonsgebonden budget

De bedragen per uur die in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang.

HOOFDSTUK 4 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 17 Primaat van de algemene woonvoorziening
  • 1. Een persoon met beperkingen kan voor een algemene woonvoorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen het normale gebruik van de woning onmogelijk maken en de algemene woonvoorziening deze beperkingen snel en adequaat kan compenseren.

  • 2. Een persoon met beperkingen kan voor de individuele woonvoorziening in aanmerking worden gebracht, indien aantoonbare beperkingen het normale gebruik van de woning onmogelijk maken en de algemene woonvoorziening onvoldoende compensatie biedt of niet beschikbaar is.

Artikel 18 Soorten individuele woonvoorzieningen

De individuele woonvoorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een financiële tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte;

  • e.

    onderhoud en reparatie van de onder b. genoemde voorziening;

  • f.

    financiële tegemoetkoming voor tijdelijk dubbele woonlasten;

  • g.

    financiële tegemoetkoming voor huurderving.

Artikel 19 Het recht op een individuele woonvoorziening en het primaat van de financiële tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten (verhuisprimaat)
  • 1. De verlening van de in artikel 18 onder a. genoemde voorziening heeft voorrang indien deze naar objectieve maatstaven gemeten de goedkoopste en tegelijkertijd een compenserende voorziening is.

  • 2. Een persoon met beperkingen, kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 18 onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een aantoonbaar aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen en wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3. Een persoon met beperkingen, kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 18 onder f. in aanmerking worden gebracht indien redelijkerwijs niet kan worden voorkomen dat genoemde persoon dubbele woonlasten heeft ten gevolge van het aanpassen van de huidige woonruimte of een nog te betrekken woonruimte.

  • 4. De eigenaar van een rolstoelwoning kan in geval van huurbeëindiging van deze met hoge kosten aangepaste woning, in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor huurderving voor maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

  • 5. Een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten kan ook worden verstrekt aan een persoon die op verzoek van de gemeente ten behoeve van een andere persoon aangepaste woonruimte heeft ontruimd.

Artikel 20 Hoofdverblijf

Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

Artikel 21 Bezoekbaar maken van een woning bij hoofdverblijf in een AWBZ-instelling
  • 1. In afwijking van het gestelde in artikel 3, derde lid onder a en artikel 20 kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woning indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 2. Een voorziening als bedoeld in het eerste lid wordt alleen verstrekt, indien de aan te passen woning in Zeevang staat.

  • 3. Onder bezoekbaar maken wordt in ieder geval verstaan dat de aanvrager de woonruimte op zich, de woonkamer en een toilet kan bereiken, dan wel dat een toiletvoorziening wordt verstrekt.

Artikel 22 Weigeringsgronden
  • 1. Het college kan een woonvoorziening weigeren indien:

    • a.

      de beperkingen niet in de woning zelf, de toegankelijkheid van de woning daaronder begrepen, worden ondervonden;

    • b.

      de ondervonden beperkingen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • c.

      de aanvraag verband houdt met een verhuizing en de persoon met beperkingen niet is verhuisd naar de voor hem op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • d.

      de aanvraag verband houdt met een verhuizing en deze verhuizing, dan wel de acceptatie van de woning, heeft plaatsgevonden voordat het college een besluit heeft genomen, tenzij het college schriftelijk toestemming heeft verleend voor de verhuizing;

    • e.

      de aanvraag een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten betreft en de persoon met beperkingen voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • f.

      de woonvoorziening gevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie en woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn;

    • g.

      de aanvraag verband houdt met een verhuizing en de persoon met beperkingen verhuist vanuit of naar een woning die niet geschikt is om het gehele jaar door bewoond te worden;

    • h.

      de aanvraag een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten betreft en de persoon met beperkingen verhuist naar een AWBZ-instelling;

    • i.

      de aanvraag verband houdt met een verhuizing en er in de verlaten woning geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden;

    • j.

      de aanvraag betrekking heeft op het treffen van voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen (hadden) kunnen worden.

  • 2. Voorzieningen aan gemeenschappelijke ruimten in specifiek op personen met beperkingen gerichte woongebouwen kunnen in beginsel slechts worden toegekend indien zonder deze voorziening de woonruimte ontoegankelijk blijft voor de aanvrager en indien een beroep op de eigenaar van de woning geen resultaat heeft gehad.

Artikel 23 Terugbetaling bij verkoop
  • 1. De eigenaar, die krachtens deze verordening dan wel krachtens de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zeevang 2007, dan wel de aan die verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten Zeevang 2003, een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden.

  • 2. Het college kan bepalen dat de meerwaarde van de woning binnen 10 jaar geheel wordt terugbetaald, tot het door de gemeente betaalde bedrag, mits de meerwaarde hoger is dan het door de gemeente verstrekte bedrag.

  • 3. De meerwaarde wordt bepaald op grond van een taxatie door een onafhankelijk taxateur. De taxatiekosten komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 24 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget
  • 1. Uiterlijk 15 maanden na het verlenen van een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten dient de verhuizing te hebben plaatsgevonden.

  • 2. Terstond, maar uiterlijk 6 maanden na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening verklaart de eigenaar (of de huurder) dat de werkzaamheden zijn voltooid.

  • 3. De gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder de voorziening is verleend en is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de voorziening.

  • 4. Degene aan wie de voorziening wordt uitbetaald , dient gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

HOOFDSTUK 5 VERVOERSVOORZIENINGEN

Artikel 25 Vormen van vervoersvoorzieningen

De ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen, te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening, waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten;

  • d.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

Artikel 26 Het recht op een vervoersvoorziening en het primaat van de algemene vervoersvoorziening
  • 1. Een persoon met beperkingen kan voor algemene vervoersvoorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen:

    a. het gebruik van het openbaar vervoer onmogelijk maken; of

    b. het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2. Indien het gebruik van het openbaar vervoer op grond van verstandelijke of visuele beperkingen uitsluitend mogelijk is met begeleiding en van de algemene voorziening wel gebruik gemaakt kan worden zonder begeleiding, kan de persoon met verstandelijke of visuele beperkingen voor de algemene vervoersvoorziening in aanmerking worden gebracht.

  • 3. Een begeleiderindicatie kan worden verstrekt wanneer aantoonbare beperkingen het zelfstandig gebruik van een collectieve vervoersvoorziening onmogelijk maken.

  • 4. Een persoon met beperkingen kan voor de in artikel 25, onder b., c. en d. vermelde individuele voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen het gebruik of bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken en

    • a.

      de algemene vervoersvoorziening niet aanwezig is;

    • b.

      aantoonbare beperkingen het gebruik van de algemene vervoersvoorziening onmogelijk maken; of

    • c

      de algemene vervoersvoorziening niet toereikend is voor het vervoer op de korte afstand en in aanvulling op de algemene vervoersvoorziening een individuele voorziening noodzakelijk is.

Artikel 27 Aanpassing aan de auto in plaats van collectief vervoer
  • 1. Indien de persoon met beperkingen geïndiceerd is voor het collectief vervoer maar de voorkeur geeft aan het blijven rijden in de eigen auto kan, onder voorwaarden zoals vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang, ook een aanpassing aan de auto worden verstrekt.

  • 2. De in het eerste lid genoemde voorziening wordt maximaal éénmaal per vijf jaar verstrekt.

Artikel 28 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,25 maal de in artikel 4.1, eerste lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning genoemde bedragen wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 29 Omvang in gebied en in kilometers
  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer mogelijk maken.

HOOFDSTUK 6 ROLSTOELEN

Artikel 30 Het recht op een rolstoelvoorziening en het primaat van de algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik
  • 1. Een persoon met beperkingen kan voor een algemene rolstoelvoorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen het zich incidenteel zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken.

  • 2. Een persoon met beperkingen kan voor een individuele rolstoelvoorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen het zich dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken.

  • 3. Een persoon met beperkingen kan ook voor een individuele rolstoelvoorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen het zich incidenteel zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en de algemene rolstoelvoorziening niet beschikbaar is.

  • 4. Een persoon met beperkingen kan voor een sportrolstoelvoorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

HOOFDSTUK 7 HET VERKRIJGEN VAN VOORZIENINGEN

Artikel 31 De aanvraag
  • 1. Een aanvraag moet worden ingediend door middel van een door het college beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2. Indien de persoon met beperkingen zich bij het indienen van de aanvraag laat vertegenwoordigen door een gemachtigde, dient deze gemachtigde tegelijk met het aanvraagformulier een schriftelijke machtiging te overleggen.

  • 3. De aanvrager dient desgevraagd een identiteitsbewijs over te leggen als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel 1 tot en met 3, van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 32 Relatie met de AWBZ

De aanvraag voor een voorziening op grond van de wet wordt ingediend bij het loket Wmo van de gemeente Zeevang. Bestaat er ook een mogelijke aanspraak op een voorziening inzake de AWBZ, dan worden beide aanvragen in samenhang tot elkaar beoordeeld.

Artikel 33 Inlichtingen, onderzoek en advies
  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, de belanghebbende:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip om hem te bevragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundige(n) te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college vraagt advies indien:

    • a.

      het handelt om complexe aanvragen die niet kunnen worden afgehandeld in het loket van de gemeente; of

    • b.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3. Het college wijst een adviesinstantie aan die de in het tweede lid bedoelde adviezen verstrekt.

  • 4. Een belanghebbende is verplicht aan het college of een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie, die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de gevraagde of reeds verstrekte voorziening.

  • 5. Bij de advisering zoals genoemd in het derde en zesde lid wordt door de door het college aangewezen adviesinstantie gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabillities ans Impairments, de zogenoemde ICF classificatie.

  • 6. Het college kan een andere adviesinstantie aanwijzen om een second opinion te geven met betrekking tot de adviesaanvraag indien daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat.

Artikel 34 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager verricht het college onderzoek naar de situatie van de aanvrager.

Artikel 35 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening dan wel de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zeevang 2007 dan wel de Verordening voorzieningen gehandicapten Zeevang 2003 een voorziening is verstrekt, is verplicht terstond aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 36 Intrekken van een besluit tot verlening van een voorziening
  • 1. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens besloten is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • c.

      na onderzoek is gebleken dat door verregaande onachtzaamheid, verwaarlozing of opzet van de gebruiker, een voorziening beschadigd is, zoek is geraakt of anderszins niet meer te gebruiken is voor het doel waarvoor deze werd verstrekt.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 37 Terugvordering
  • 1. In geval een besluit is ingetrokken op grond van artikel 36, kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

  • 2. In geval het besluit op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van onjuist of onvolledig verstrekte gegevens.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 38 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen bij of krachtens deze verordening, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 39 Beslissing college in gevallen waarin deze verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang niet voorziet, beslist het college.

Artikel 40 Indexering

Het college kan jaarlijks de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de Consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 41 Overgangsrecht
  • 1. Besluiten, genomen op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang 2007, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening in behandeling zijnde aanvraag om een voorziening wordt aangemerkt als een aanvraag om een voorziening op grond van deze verordening.

  • 3. Op de behandeling van een bezwaarschrift tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang 2007 dat is bekendgemaakt voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, blijft het recht zoals het gold voor dat tijdstip van toepassing.

  • 4. Degene aan wie op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang bij het verstrekken van een individuele voorziening geen eigen bijdrage of eigen aandeel is opgelegd, zal bij invoering van deze verordening voor die voorziening evenmin een eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd zijn.

  • 5. Het vierde lid geldt niet in het geval die individuele voorziening vervangen wordt na inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 42 Evaluatie

Het door het college gevoerde beleid wordt één keer per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 43 Inwerkingtreding en intrekking oude verordening
  • 1. De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang 2007 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2011.

Artikel 44 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zeevang 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 mei 2011,

de raad van gemeente Zeevang,

de griffier, drs. G.C.I. Kager.

de voorzitter, H.C. Heerschop.