Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Andijk

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Andijk
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2011
CiteertitelVerordening hondenbelasting 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpFinanciën en economie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

Deze regeling is alleen van kracht voor het grondgebied van de voormalige gemeente Andijk. De regeling is vastgesteld door de Raad van de voormalige gemeente Andijk, welke is opgeheven met ingang van 1 januari 2011. Op grond van art. 28 van de Wet algemene regelen gemeentelijke indeling behoudt deze regeling haar rechtskracht voor het grondgebied waarvoor ze is vastgesteld.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 226

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2012intrekking

01-12-2011

 

IVR-11-00446
30-12-201001-01-2012nieuwe regeling

17-11-2010

 

64

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2011

De gemeenteraad stelt de 'Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2011' vast.

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

1. Belastingplichtig is de houder van een hond. 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is. 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:

a. die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;

b. die door de ‘Stichting sociale honden voor gehandicapten Nederland’ als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;

c. die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onder c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

d. die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1, onder b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

e. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden;

f. waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma afgegeven door de Koninklijke Nederlandse Politiehondenvereniging, mits de houder zich verbindt zijn hond met een begeleider, aan wiens bevelen de hond gehoorzaamt, op aanvraag aan de politie ter beschikking te stellen.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 Belastingtarieven

1. De belasting bedraagt per belastingjaar:

a. voor een hond € 45,50;

b. voor twee honden € 136,50;

c. voor elke volgende hond wordt het tarief voor de voorafgaande hond telkens verhoogd met € 145,00.

2. In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting

voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad

van beheer op kynologisch gebied in Nederland, per kennel € 281,50.

3. Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek om ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

1. De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede een maand later.

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 2.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 7 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het tweede lid gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de hondenbelasting.

Artikel 11 KwijtscheIding van belasting

Kwijtschelding kan worden verleend tot maximaal 100% van de aanslag waarbij 100% van de normbedragen voor bestaanskosten wordt gehanteerd.

Bij de invordering van hondenbelasting wordt alleen kwijtschelding verleend over de eerste hond.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

3. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening hondenbelasting 2011’.

Ondertekening

De voorzitter. De griffier     Mevrouw A.F.T. Streumer mevrouw C.J.E. Holtslag