Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Zijpe

Verordening Peuterspeelzaalwerk Zijpe

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Zijpe
Officiële naam regelingVerordening Peuterspeelzaalwerk Zijpe
CiteertitelVerordening kwaliteit peuterspeelzalen Zijpe
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is alleen van kracht voor het grondgebied van de voormalige gemeente Zijpe. De regeling is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Zijpe, welke is opgeheven met ingang van 1 januari 2013. Op grond van artikel 28 van de Wet algemene regels gemeentelijke indeling behoudt deze regeling haar rechtskracht voor het grondgebied waarvoor ze is vastgesteld gedurende twee jaar, tenzij de regeling eerder wordt ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-07-2008Onbekend

24-06-2008

Schager Weekblad/Zijper Nieuws, 02-07-2008

Onbekend
10-07-200817-05-2012Onbekend

24-06-2008

Schager Weekblad/Zijper Nieuws, 02-07-2008

Voorstel college

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening peuterspeelzaalwerk Zijpe

De raad van de gemeente Zijpe; nr. 14

Gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

Gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Gelezen de concept-nota "Peuterspeelzaalwerk Zijpe 2008 -2011" en de concept-Verordening Peuterspeelzaalwerk Zijpe

Gezien het document "Bestuur en bestruurlijke organisatie Stichting Kinderopvang Zijpe

Besluit vast te stellen;

VERORDENING PEUTERSPEELZAALWERK ZIJPE

HOOFDSTUK 1 AlGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: burgemeester en wethouders van Zijpe;

  • b.

    peuterspeelzaal: een accommodatie met een programma-aanbod voor kinderen vanaf de leeftijd van 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool gaan, met een maximale verblijfsduur van één dag.

  • c.

    vergunninghouder: een natuurlijke of rechtspersoon die een peuterspeelzaal in stand houdt of gaat houden en daartoe een vergunning heeft;

  • d.

    functionaris: een in de peuterspeelzaal werkzame persoon die werkzaamheden verricht, opgenomen in de voor het peuterspeelzaalwerk geldende CAO, en die over de voor die werkzaamheden benodigde opleiding beschikt;

  • e.

    begeleider: de in een peuterspeelzaal werkzame persoon die anders dan als functionaris belast is met het bieden van verzorging, opvoeding en begeleiding aan kinderen;

  • f.

    NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut vastgestelde norm.

  • g.

    toezichthouder: medewerker van de GGD, belast met de controle op de naleving van het bij en krachtens deze verordening bepaalde in zijn algemeenheid en meer specifiek belast met toezicht op de exploitatie van peuterspeelzalen overeenkomstig de vergunning als bedoeld in artikel 2 en de daaraan verbonden voorschriften.

  • h.

    overeenkomst:een schriftelijke bevestiging van de plaatsingsfunctionaris inzake de plaatsing van een kind, naar aanleiding van een volledig ingevuld en door de ouder(s)/verzorger(s) ondertekend aanmeldingsformulier van de betreffende peuterspeelzaal.

Artikel 2 Vergunningplicht
  • 1. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een schriftelijke vergunning van het college een peuterspeelzaal open te stellen of te houden.

  • 2. Een vergunning wordt aangevraagd door middel van de indiening van een door het college vastgesteld formulier.

  • 3. Het college legt de aanvraag voor aan een toezichthouder om te controleren of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden overeenkomstig het bepaalde, genoemd in deze verordening. De toezichthouder legt zijn bevindingen naar aanleiding van zijn onderzoek vast in een inspectierapport.

Artikel 3 Ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk

De aanvrager neemt in de aanvraag voor een vergunning op voor welk ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk hij kiest, waarbij de volgende ambitieniveaus worden onderscheiden:

  • 1.

    ambitieniveau 0: ‘spelen en ontmoeten’;

  • 2.

    ambitieniveau 1: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren’;

  • 3.

    ambitieniveau 2: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen’.

Artikel 4 Weigering en ontheffing
  • 1. Het college weigert de vergunning indien niet wordt voldaan aan de kwaliteitsregels die bij en krachtens hoofdstuk 2 van deze verordening worden gesteld.

  • 2. Het college is bevoegd in het kader van de vergunningsverlening op onderdelen tijdelijk ontheffing te verlenen van de in het eerste lid bedoelde kwaliteitsregels.

Artikel 5 Voorschriften en beperkingen
  • 1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning als bedoeld in artikel 2, al dan niet met ontheffing, kunnen voorschriften worden verbonden. Deze voorschriften mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden en niet overdraagbaar.

Artikel 6 Behandeling aanvragen

Op de voorbereiding van de besluitvorming naar aanleiding van in behandeling genomen aanvragen is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat een ieder bevoegd zal zijn om zijn zienswijze met betrekking tot het ontwerpbesluit naar voren te brengen.

Artikel 7 Termijnen
  • 1. Het college beslist op een aanvraag om vergunning of op een verzoek tot tijdelijke ontheffing zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na de dag waarop de aanvraag of het verzoek is ontvangen.

  • 2. Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 8 Duur van de vergunning of ontheffing
  • 1. De vergunning wordt verleend voor maximaal vier jaar.

  • 2. De ontheffing wordt verleend voor maximaal één jaar.

Artikel 9 Verplichtingen van de vergunninghouder
  • 1. De vergunninghouder is verplicht om bij wijziging van de gegevens die zijn verstrekt bij de vergunningaanvraag, daarvan onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen aan het college.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht de vergunning op een zichtbare plaats in de peuterspeelzaal op te hangen.

Artikel 10 Intrekken of wijzigen van vergunning of ontheffing
  • 1. Het college kan de vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging daarvan wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is verstrekt;

    • c.

      indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien binnen de termijn van één jaar geen gebruik van de vergunning of de ontheffing wordt gemaakt;

    • e.

      indien de houder van de vergunning of de ontheffing dit verzoekt.

HOOFDSTUK 2 KWALITEITSREGELS

Artikel 11 Kwaliteitseisen
  • 1. De vergunninghouder biedt in een peuterspeelzaal, onder begeleiding van daarvoor specifiek opgeleide functionarissen, een programma aan dat bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.

  • 2. Het college stelt nadere regels waaraan de peuterspeelzaal, de vergunninghouder en de in de peuterspeelzaal werkzame functionarissen en begeleiders, met het oog op het bepaalde in het eerste lid en met inachtneming van het overige in dit hoofdstuk bepaalde, moeten voldoen. Deze regels hebben betrekking op:

    • a.

      de verzorging en begeleiding van en het toezicht op de kinderen;

    • b.

      de inrichting, hygiënische toestand en veiligheid van de peuterspeelzaal en de aan functionarissen en begeleiders te stellen gezondheids- en bekwaamheidseisen, voor zover hierin niet wordt voorzien bij of krachtens andere wet- en regelgeving;

    • c.

      de aanwezigheid van gegevens in de peuterspeelzaal.

Artikel 12 Informatie aan ouders/verzorgers

De vergunninghouder informeert de ouders/verzorgers voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst schriftelijk over het te voeren beleid, waaronder het pedagogisch beleid.

Artikel 13 De aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering

De vergunninghouder sluit ten behoeve van de in de peuterspeelzaal aanwezige functionarissen, begeleiders en kinderen een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering af.

Artikel 14 Groepsgrootte, verblijfsduur en aantallen functionarissen
  • 1. Een groep in een peuterspeelzaal staat ten minste onder leiding van één functionaris en één begeleider.

  • 2. De maximum verblijfsduur in de peuterspeelzaal is 3½ uur per dag.

  • 3. Een groep bestaat uit maximaal 16 kinderen.

Artikel 15 Verblijfsruimte
  • 1. Er is per kind een binnenruimte beschikbaar van minimaal drie m² netto speeloppervlak. De netto vierkante meters worden berekend door de netto vierkante meters zoals beschreven in NEN 2580 te verminderen met het noodzakelijke oppervlak van aanwezige kasten, keukenelementen en verschoonblokken.

  • 2. Er is per kind een buitenspeelruimte beschikbaar van minimaal vier m² netto speeloppervlak, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

Artikel 16 Voorkoming verspreiding infectieziekten
  • 1. De vergunninghouder, dan wel degene die met de dagelijkse leiding van de peuterspeelzaal is belast, is met betrekking tot alle kinderziekten verplicht de richtlijnen van de GGD te volgen. De vergunninghouder dient daartoe de directeur van de GGD te raadplegen en diens advies op te volgen.

  • 2. Van de in het eerste lid omschreven verplichting is de vergunninghouder ontheven, zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven dat de kans op overbrenging van een infectieziekte is uitgesloten.

Artikel 17 Verklaring omtrent het gedrag
  • 1. Personen die als functionaris werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële gegevens.

  • 2. Deze verklaring wordt aan de vergunninghouder overgelegd voordat een persoon zijn werkzaamheden aanvangt. De verklaring is op het moment dat zij wordt overgelegd niet ouder dan twee maanden.

  • 3. Voor personen die op het moment van vaststellen van deze verordening al werkzaam zijn bij een vergunninghoudende peuterspeelzaal onder de werking van de Verordening Kinderopvang Zijpe 1997, gelden lid 1 en 2 niet.

  • 4. Indien de vergunninghouder of toezichthouder redelijkerwijs vermoedt dat een persoon niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, verlangt de vergunninghouder dat die persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overlegt die niet ouder is dan twee maanden. De desbetreffende persoon overlegt de verklaring binnen een door de vergunninghouder vast te stellen termijn.

HOOFDSTUK 3 HET GEMEENTELIJK TOEZICHT

Artikel 18 Aanwijzing van toezichthouders

Het college wijst toezichthouders aan, belast met de periodieke controle op de naleving van het bij en krachtens deze verordening bepaalde in zijn algemeenheid en meer specifiek belast met toezicht op de exploitatie van peuterspeelzalen overeenkomstig de vergunning als bedoeld in artikel 2 en de daaraan verbonden voorschriften.

Artikel 19 Het inspectierapport
  • 1. De toezichthouder legt zijn bevindingen naar aanleiding van zijn controlebezoeken bij een peuterspeelzaal vast in een inspectierapport.

  • 2. Indien de toezichthouder oordeelt dat door de vergunninghouder de voorschriften van zijn vergunning, dan wel deze verordening, niet zijn of worden nageleefd, vermeldt hij dat in het rapport.

  • 3. De toezichthouder stelt namens het college de vergunninghouder in de gelegenheid van het rapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze binnen 3 weken na verzenddatum kenbaar te maken. De toezichthouder vermeldt de zienswijze van de vergunninghouder in een bijlage bij het rapport.

  • 4. De toezichthouder zendt het rapport na de periode waarbinnen de zienswijze kenbaar gemaakt kan worden aan de vergunninghouder, die een afschrift daarvan zo spoedig mogelijk ter inzage legt op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats, en aan het college.

  • 5. Het inspectierapport is openbaar.

Artikel 20 Aanwijzing en bevel
  • 1. Onverminderd de bevoegdheid van bestuursdwang, als bedoeld in artikel 5:21 Awb, het college toekomende op gronden van artikel 125 Gemeentewet, kan het college vooralsnog volstaan met een schriftelijke aanwijzing aan de vergunninghouder, indien op basis van het inspectierapport blijkt dat deze de voorschriften in deze verordening niet of in onvoldoende mate naleeft.

  • 2. In een zodanige aanwijzing geeft het college met redenen omkleed aan op welke punten de voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd, alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen.

  • 3. Indien de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van de opvang bij een peuterspeelzaal zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, die door het college kan worden verlengd.

  • 4. De vergunninghouder neemt de maatregelen binnen de bij de aanwijzing onderscheidenlijk het bevel gestelde termijn.

  • 5. Het college kan tijdelijke of blijvende sluiting van de peuterspeelzaal gelasten, indien naar hun oordeel dringende omstandigheden die niet uit deze verordening voortvloeien, daartoe aanleiding geven.

HOOFDSTUK 4 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 21 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in artikel 2, eerste lid wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 22 Overgangsbepalingen
  • 1. Binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dienen alle vergunninghouders van peuterspeelzalen in het bezit te zijn van een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid van deze verordening.

  • 2. Vergunningen en ontheffingen die zijn verleend onder de werking van de Verordening kinderopvang Zijpe 1997, vastgesteld op 30 september 1997, blijven gedurende een jaar na inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de Verordening kinderopvang Zijpe 1997 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de 8e dag na die van de bekendmaking.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening kwaliteit peuterspeelzalen Zijpe.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 juni 2008