Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Schoonhoven

Verordening Wet Kinderopvang – tegemoetkoming kosten kinderopvang Schoonhoven 2011 +Toelichting

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Schoonhoven
Officiële naam regelingVerordening Wet Kinderopvang – tegemoetkoming kosten kinderopvang Schoonhoven 2011 +Toelichting
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-06-201101-01-2017Actualisatie

26-05-2011

Verordening Wet Kinderopvang – tegemoetkoming kosten kinderopvang Schoonhoven 2011+Toelichting
27-05-2011Actualisatie

26-05-2011

Verordening Wet Kinderopvang – tegemoetkoming kosten kinderopvang Schoonhoven 2011+Toelichting

Tekst van de regeling

Op 7 juni 2011 in het Kontakt verschenen

Artikel 1

Verordening Wet kinderopvang – tegemoetkoming kosten kinderopvang Schoonhoven 2011

De raad van de gemeente Schoonhoven;gelezen het voorstel van het college van 5 april 2011;

nr. SC11/02023, inzake gemeentelijke bijdrage kinderopvang voor specifieke doelgroepen gelet opartikel 25 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het noodzakelijk is de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van detegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang bij verordening te regelen; 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Wet Kinderopvang – tegemoetkoming kosten kinderopvang Schoonhoven 2011 

§ 1. ALGEMENE BEPALINGEN 

Artikel 1 BegripsbepalingenIn deze verordening wordt verstaan onder:a. het college: het college van burgemeester en wethouders;b. de wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;c. kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragenaan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waaropet voortgezet onderwijs voor die kinderen begintd. gastouderopvang kinderopvang als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de wete. kindercentrum een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dangastouderopvangf. gastouderbureau: een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en doortussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedtg. ouder ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van eenkind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij debeoordeling of sprake is van pleegouderschap een subsidie op grond vande Wet op de jeugdzorg buiten beschouwingi. tegemoetkoming een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang door de gemeentej. wettelijke doelgroep personen behorend tot de personen bedoeld in artikel 1.22 van de wet 

§ 2. AANVRAAG VAN DE TEGEMOETKOMING 

Artikel 2 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:a. naam, adres en burger servicenummer van de ouder;b. indien van toepassing: naam en burger servicenummer van de partner en, indien dit een anderadres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;c. naam, geboortedatum en burger servicenummer van het kind of de kinderen waarop deaangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;d. een offerte of contract van het kindercentrum of de voorziening voor gastouderopvang dat dekinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal urenkinderopvang per kind, de kostprijs per uur, de aanvangsdatum van de opvang, het landelijkregistratienummer van de voorziening;e. gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groeppersonen als bedoeld in artikel 1.22 van de wet ;f. overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van detegemoetkoming.2. Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het collegevastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.3. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner. 

§ 3. VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING 

Artikel 3 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigdegegevens.2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de ouder hiervanschriftelijk in kennis. 

Artikel 4 WeigeringsgrondHet college weigert de tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld inartikel 1.22 van de wet . 

Artikel 5 Ingangsdatum van de tegemoetkoming1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor detegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.2. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend metingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden. 

Artikel 6 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend1. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een berekeningsjaar.2. In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periodeverlenen. 

Artikel 7 Omvang van de kinderopvang1. Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder isaangevraagd.2. In afwijking van het eerste lid verleent het college bij een ouder als bedoeld in artikel 1.24, eerstelid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de wet de tegemoetkoming voor het aantal urenkinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid enzorg. 

Artikel 8 Inhoud van de beschikkingHet besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:a. de vaststelling tot welke van de gemeentelijke doelgroepen de ouder behoort;b. de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekkingheeft;c. de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;d. de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordtverleend;e. de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basishiervan wordt verleend;f. de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;g. de verplichtingen van de ouder. 

Artikel 9 De bevoorschotting van de tegemoetkoming1. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.2. Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting. 

§ 4. VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING 

Artikel 10 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming1. De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming isverleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.2. Het college stelt de tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van dekosten vast. 

Artikel 11 Verrekening met de voorschottenDe tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onderverrekening van de betaalde voorschotten. 

§ 5. VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER 

Artikel 12 Inlichtingenplicht1. De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigenbeweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststellingvan een lagere tegemoetkoming.2. De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellenredelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op ende hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn. 

§ 6. SLOTBEPALINGEN 

Artikel 13 Inwerkingtreding1.. Deze verordening treedt in werking op de dag van publicatie van het besluit. 

Artikel 14 Onvoorziene omstandighedenIn alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. 

Artikel 15 HardheidsclausuleHet college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in de verordening, als toepassingdaarvan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet kinderopvang (VWk) gemeente Schoonhoven 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Schoonhoven van 26 mei 2011. 

 

De griffier,                  de voorzitter,P.A.M. Goedvolk       A.F. Bonthuis 

Toelichting

Algemene toelichting 

INLEIDINGOp 1 januari 2005 trad de Wet kinderopvang in werking. Deze wet is met ingang van 1 augustus 2010gewijzigd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. De Wet beoogt het ouders ofverzorgers gemakkelijker te maken werk en zorg te combineren. Niet alleen werkenden kunnen eenberoep doen op de Wet kinderopvang. Een aantal in de wet benoemde doelgroepen kan een beroepdoen op de gemeente voor het betalen van een deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang.De vergoeding door de gemeente van een deel van de kosten voor kinderopvang wordt aangeduidmet de term 'tegemoetkoming kosten kinderopvang (gemeente)'.Artikel 1.25 van de wet bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt omtrent detegemoetkoming van de gemeente. Deze regels hebben betrekking op de verlening, devoorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming. Deze verordening geeft uitvoering aandeze wettelijke opdracht.Regelingen die van toepassing zijnDe tegemoetkoming is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht(Awb), te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met hetoog op een bepaalde activiteit van de aanvrager. Titel 4.2 van de Awb die regels stelt over subsidiesis van toepassing op de tegemoetkomingen. Dit betekent dat op de verstrekking vantegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang door gemeenten drie regelingen van toepassingzijn:1. de gemeentelijke verordening Wet kinderopvang;2. de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;3. de subsidieregels in titel 4.2 van de Awb.De relatie met de subsidieverordeningDe meeste gemeenten beschikken over een algemene subsidieverordening. De vraag is aan de ordewat de verhouding is tussen de verordening kinderopvang en de algemene subsidieverordening, enmeer in het bijzonder of de algemene subsidieverordening ook van toepassing is optegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang. Deze modelverordening is zo opgezet dat dezegeheel los staat van de algemene subsidieverordening. In dat geval is de algemenesubsidieverordening niet van toepassing op de verstrekking van tegemoetkomingen. Het principe geldtdan dat de meest specifieke regeling voorrang krijgt boven de algemene regeling.HOOFDLIJNEN VAN HET PROCES VAN VERSTREKKING VAN DE TEGEMOETKOMINGENUitgangspuntenIn deze modelverordening worden de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van detegemoetkomingen door de gemeente vastgelegd. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd. Heteerste uitgangspunt is dat de uitvoeringslasten voor zowel de gemeente als de aanvragers van detegemoetkoming zo beperkt mogelijk moeten zijn. Het tweede uitgangspunt is dat de gemeentelijkeuitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de tegemoetkomingen zo goed mogelijkbeheersbaar zijn.Bepalingen om de beheersbaarheid van de gemeentelijke uitgaven te bevorderenDe gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang is een zogeheten 'open-einderegeling'. Dit betekent dat iedereen die op grond van de wet behoort tot de gemeentelijke doelgroepaanspraak heeft op een tegemoetkoming van de gemeente.Om gemeenten in staat te stellen de kosten die gepaard gaan met de verstrekking van detegemoetkomingen beheersbaar te houden, zijn in de modelverordening de volgende bepalingenopgenomen:o De omvang van de aanspraak op een tegemoetkoming van ouders die geen eigen bijdrage inde kosten van kinderopvang hoeven te betalen, wordt aan beperkingen gebonden. In demodelverordening wordt bepaald dat bij deze groep ouders de tegemoetkoming wordtverstrekt voor het aantal uren kinderopvang per week dat naar het oordeel van het collegevoor de ouder redelijkerwijs noodzakelijk is om de combinatie van arbeid en zorg mogelijk temaken.o Er worden geen tegemoetkomingen met terugwerkende kracht verstrekt. Een gemeentelijketegemoetkoming wordt verstrekt met ingang van het tijdstip waarop de aanvraag voor eentegemoetkoming door de gemeente in ontvangst is genomen.o De tegemoetkoming wordt alleen verstrekt als er daadwerkelijk kinderopvang plaatsvindt.o De tegemoetkoming wordt uitbetaald in maandelijkse voorschotten. Hierdoor blijft de omvangvan eventuele onverschuldigde betalingen die de gemeente van de ouders moetterugvorderen, beperkt.o Tegemoetkomingen voor de duur van een kalenderjaarEen tegemoetkoming wordt in principe verstrekt voor de duur van één kalenderjaar. Daarmeewordt aangesloten bij de wijze waarop de betalingen door de Belastingsdienst wordenverstrekt. Dit betekent dat een tegemoetkoming elk jaar opnieuw moet worden aangevraagd.Uitzondering wordt gemaakt voor de gevallen waarin bij de aanvraag reeds duidelijk is dat deaanspraak op de tegemoetkoming beperkt is tot een bepaalde periode (bijvoorbeeld de duurvan een reïntegratietraject die in het trajectplan is vastgelegd of de datum waarop het kindnaar de basisschool gaat of de basisschool verlaat).o Verstrekking van de tegemoetkoming in twee stappenDe verstrekking van de tegemoetkoming vindt plaats in twee stappen. Hiermee wordtaangesloten bij de Awb. De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van detegemoetkoming. Deze beschikking geeft de ontvanger van de tegemoetkoming eenvoorwaardelijke aanspraak op de tegemoetkoming tot een bepaald bedrag. De aanspraak isvoorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordt gegeven nog niet zeker is datde aanvrager daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang en zich aan de opgelegdeverplichtingen houdt. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening weleen rechtens afdwingbare aanspraak. De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen vande tegemoetkoming. In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan degestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van detegemoetkoming is. Met het vaststellen van de tegemoetkoming wordt de tegemoetkomingdefinitief. Voordat de tegemoetkoming wordt vastgesteld kan de gemeente onderzoek doennaar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controlerenen eventueel inlichtingen bij de houders van een kindcentrum of gastouderbureau op tevragen. 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING 

Artikel 1 BegripsbepalingenDe begripsbepalingen in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen zijnook van toepassing op deze verordening. 

Artikel 2 Te verstrekken gegevens bij de aanvraagDe tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het college (artikel 1.26 Wet kinderopvangen kwaliteitseisen peuterspeelzalen). Het moet dan gaan om het college van de gemeente waar deouder woont (artikel 1.22, Lid 3). De aanvraag moet schriftelijk gebeuren (artikel 4:1 Awb).Omdat een tegemoetkoming voor de duur van een berekeningsjaar wordt verstrekt (artikel 4.4) moetdeze elk jaar opnieuw worden aangevraagd. Om de lasten voor de aanvragers zo beperkt mogelijk tehouden, verdient het aanbeveling dat de gemeente het aanvraagformulier voor een vervolgaanvraagaan de ouders toestuurt, waarbij het formulier reeds is ingevuld met de gegevens die bij de gemeentebekend zijn. De ouders hoeven dan alleen de mutaties op het aanvraagformulier aan te geven.Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelenkinderopvang, zal ook moeten worden aangevraagd. Een verlaging van de tegemoetkoming inverband een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. Deouder moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het college (artikel 1.28, derde lid, Wetkinderopvang en peuterspeelzalen).Onderdeel d van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag een offerte of contract van hetkindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moet worden gevoegd. Ditbetekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij de gemeente kan worden ingediend alsde ouder over een offerte of contract beschikt. Op basis van de offerte of het contract kan degemeente de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen.Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staanin het Landelijk Register Kinderopvang(artikel 1.5, eerst lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisenpeuterspeelzalen).Onderdeel e van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag gegevens of een verwijzing naar gegevenswordt gevoegd waaruit blijkt dat de ouder behoort tot een gemeentelijke doelgroep. In een aantalgevallen kan de ouder volstaan met een verwijzing naar die gegevens omdat de gemeente over degegevens beschikt:o de ouder of partner ontvangt een uitkering in het kader van de WWB, IOAW/IOAZ of Anw énmaakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;o de ouder is een niet-uitkeringsgerechtigde (NUG-er), is als werkzoekende geregistreerd bij hetCWI én maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;o de ouder is een nieuwkomer die een inburgeringsprogramma volgt;In andere gevallen zal de ouder de volgende gegevens aan de gemeente moeten verstrekken:o De ouder of partner ontvangt een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorzieningkunstenaars Indien de uitkering wordt verkregen in een andere gemeente: naam van dezegemeenteo De ouder heeft de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt, volgt scholing of een opleiding enontvangt algemene bijstand op grond van de WWB of kan zo'n uitkering ontvangen: Bewijsvan inschrijving school of opleidingsinstituuto De ouder of diens partner zijn ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld inparagraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen of in de artikelen 2.8 toten met 2.11 van de Wet Studiefinanciering 2000: Bewijs van inschrijving school ofopleidingsinstituuto De ouder of diens partner ontvangt een WW-uitkering en maakt gebruik van een voorzieninggericht op arbeidsinschakeling: Trajectplan van het UWVo De ouder of diens partner is arbeidsgehandicapte en maakt gebruik van een voorzieninggericht op arbeidsinschakeling: Trajectplan van het UWVIn het derde lid wordt bepaald dat indien de aanvrager een partner heeft, deze partner de aanvraagmede ondertekent. Deze bepaling is volledigheidshalve in de verordening opgenomen. De verplichtingis reeds neergelegd in artikel 1.26, derde lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. 

Artikel 3 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkomingDe termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van eentegemoetkoming geldt voor alle aanvragen voor een tegemoetkoming. Deze termijn geldt niet alleenvoor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die betrekking hebben op een voortzetting van eentegemoetkoming en voor aanvragen voor een hogere tegemoetkoming in verband met uitbreiding vande omvang van de kinderopvang. In de modelverordening is gekozen voor een beslistermijn van tenhoogste vier weken die eventueel met vier weken kan worden verlengd.De beslistermijn van acht weken heeft ook gevolgen voor de datum waarbinnen aanvragen voor eenvoortgezette tegemoetkoming moeten worden aangevraagd. Om er zeker van te zijn dat detegemoetkoming na 1 januari kan worden voortgezet, zullen ouders hun aanvraag minimaal achtweken vóór 1 januari bij de gemeente moeten indienen.Het feit dat het college een termijn van acht weken heeft om te beslissen over een aanvraag voor eentegemoetkoming, wil uiteraard niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moetbenutten. De gemeente zal er naar moeten streven de behandelingstermijn van aanvragen zo kortmogelijk te houden en met name aanvragen waar spoed mee geboden is direct af te handelen. Doormiddel van mandatering van de beslissingsbevoegdheid kan de besluitvorming worden versneld. 

Artikel 4 WeigeringsgrondNaast de weigeringsgrond in dit artikel kent de Awb ook een aantal gronden om de subsidieverleningte weigeren. Ook deze weigeringsgronden zijn van toepassing. Artikel 4:35 bepaalt dat desubsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent deverrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor devaststelling van de subsidie van belang zijn.Het tweede lid van artikel 4:35 bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan wordengeweigerd indien de aanvrager:a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekkingvan deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, ofb. failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem deschuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoekdaartoe bij de rechtbank is ingediend. 

Artikel 5 Ingangsdatum van de tegemoetkomingDit artikel bepaalt de ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming. Er zijn tweeingangsdata mogelijk:1. De datum waarop de aanvraag voor een tegemoetkoming door de gemeente in ontvangst isgenomen (eerste lid). In deze situatie zal de ouder op het moment dat hij zijn aanvraag indient reedskinderopvang hebben.2. De datum waarop de kinderopvang van start gaat. Het tweede lid bepaalt dat er alleen eentegemoetkoming wordt verleend als er kinderopvang plaatsvindt.Dit artikel bepaalt dat er geen tegemoetkoming wordt verstrekt voor de kosten van kinderopvang dieplaatsvindt voordat een aanvraag voor een tegemoetkoming bij de gemeente is ingediend. Eenaanvraag wordt door de gemeente in ontvangst genomen wanneer deze voldoet aan devormvereisten van artikel 4.1 en 4.2 Awb. Dit betekent dat een aanvraag:- schriftelijk moet worden ingediend;- moet zijn ondertekend;- de naam en het adres van aanvrager dient te bevatten;- een aanduiding moet geven van de beschikking die wordt gevraagd.De ingangsdatum van de tegemoetkoming heeft betrekking op het moment waarop de aanspraak opeen tegemoetkoming ontstaat. De uitbetaling van de tegemoetkoming vindt pas plaats vanaf hetmoment dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is genomen.De betaling vindt dan met terugwerkende kracht plaats tot de datum waarop de aanvraag in ontvangstis genomen. De ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming is ook van toepassing opaanvragen voor uitbreiding van het aantal uren kinderopvang. De verhoogde tegemoetkoming wordtverstrekt vanaf het moment dat de aanvraag daarvoor door het college in ontvangst is genomen. 

Artikel 6 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleendDe tegemoetkoming wordt in principe voor een heel kalenderjaar verleend. Voor aanvragen die in deloop van een jaar worden toegekend, geldt dat de tegemoetkoming wordt verstrekt tot 31 decembervan het betreffende jaar. Dit betekent dat een ouder elk jaar vóór 1 januari opnieuw een aanvraagvoor een tegemoetkoming bij de gemeente zal moeten indienen.Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het gevalals de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming, bijvoorbeeld als dezeeen reïntegratietraject voor een bepaalde periode volgt. Door de periode van verstrekking van detegemoetkoming te koppelen aan de duur van het reïntegratietraject (of een andere vorm van arbeid),hoeft de ouder geen actie te ondernemen om de verstrekking van de tegemoetkoming stop te zettenof hoeft de gemeente geen eventueel ten onrechte uitgekeerde bedragen terug te vorderen. 

Artikel 7 Omvang van de kinderopvangDe Wet kinderopvang regelt uitsluitend de aanspraak van ouders op een tegemoetkoming van degemeente voor de kosten van kinderopvang en niet de omvang van die aanspraak. Wanneer eenouder op basis van de criteria die de wet geeft tot een gemeentelijke doelgroep behoort heeft dezerecht op een gemeentelijke tegemoetkoming. De wet stelt geen beperkingen aan het aantal urenkinderopvang waarvoor de tegemoetkoming wordt verstrekt. Dit past in het systeem van de wet waarinde ouder zélf bepaalt hoeveel kinderopvang hij nodig heeft in verband met de combinatie van arbeiden zorg.Voor bepaalde gemeentelijke doelgroepen is de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang nihil. Bijdeze ouders zet de hoogte van de eigen bijdrage geen rem op de vraag naar kinderopvang. Dat integenstelling tot ouders die wél een (inkomensafhankelijke) eigen bijdrage in de kosten vankinderopvang moeten betalen en de hoogte van die bijdrage zullen laten meewegen in hun vraag naarkinderopvang.Om de kosten voor de gemeente te kunnen beheersen, is deze bepaling in de verordeningopgenomen die de aanspraak op een tegemoetkoming enigszins beperkt. Dit artikel geeft het collegede bevoegdheid om bij de groep ouders die geen eigen bijdrage betalen, per geval te beoordelenhoeveel kinderopvang de ouder redelijkerwijs nodig heeft om de arbeid die hij verricht te kunnencombineren met zorgtaken.Uitgangspunt is dat de gemeente nooit meer vergoed dan de totale kosten kinderopvang diedaadwerkelijk gemaakt worden.Bij het bepalen van de omvang van de kinderopvang die redelijkerwijs nodig is om arbeid en zorg tecombineren, zal ook rekening moeten worden gehouden met omstandigheden als een handicap ofchronische ziekte van de ouder(s) of een beperking die de huiselijke situatie meebrengt voor de goedeen gezonde ontwikkeling van het kind. In tegenstelling tot kinderopvang op grond van sociaalmedischeindicatie op grond van artikel 1.23 Wet kinderopvang, hoeft voor deze beoordeling geenadvies te worden aangevraagd.Het is aan te bevelen dat het college in beleidsregels neerlegt hoe het wil omgaan met zijnbevoegdheid. Op deze wijze wordt deze beoordeling zoveel mogelijk geobjectiveerd. 

Artikel 8 Inhoud van de beschikkingOnderdeel e bepaalt dat in de beschikking wordt aangeven hoe het bedrag van de tegemoetkomingwordt vastgesteld. In de beschikking moet onder andere de wijze van uitbetaling van detegemoetkoming worden vermeld (onderdeel f). Artikel 9 bepaalt dat de uitbetaling plaatsvindt in devorm van maandelijkse voorschotten. Onderdeel g schrijft voor dat in de beschikking de verplichtingenvan de ouder worden opgenomen. Daarbij moet aan de volgende verplichtingen worden gedacht:o de verplichting om binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming isverleend aan het college een overzicht te verstrekken van de feitelijke kosten van kinderopvangover deze periode;o de informatieplicht die is opgenomen in artikel 28, eerste tot en met derde lid, Wet kinderopvang. 

Artikel 9 De bevoorschotting van de tegemoetkomingDe subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat hettotale bedrag van de tegemoetkoming waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalfgelijke delen (indien de aanvraag het gehele tegemoetkomingsjaar betreft).De gemeente betaalt de tegemoetkoming uit aan de ouder. De ouder kan, al dan niet op verzoek vanhet kindercentrum of het gastouderbureau, de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeksaan dat kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien nietsaan de verhouding tussen de gemeente en de ouder.Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijftsprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder. Het tweede lid geefthet college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting vande tegemoetkoming. Zo kan het college bepalen dat er alleen een voorschot wordt betaald op basisvan een factuur van het kindercentrum of gastouderbureau. Het college zou zo'n voorschrift kunnenstellen wanneer er twijfels bestaan of een ouder daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang. 

Artikel 10 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkomingOp grond van artikel 4:47, onderdeel a, Awb kan het college een subsidie (dus ook eentegemoetkoming) ambtshalve vaststellen. Ambtshalve vaststellen houdt in dat het college op eigeninitiatief de tegemoetkomingen vaststelt. De ouders hoeven geen aanvraag tot het vaststellen van detegemoetkoming bij het college in te dienen.De ouders zijn wel verplicht om binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor detegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvangover deze periode te verstrekken. Als een tegemoetkoming voor een kalenderjaar is verleend, dienthet overzicht van de kosten uiterlijk vier weken na 31 december bij het college te worden ingediend.Het overzicht van de kosten kan zowel een apart jaaroverzicht zijn dat door het kindercentrum ofgastouderbureau wordt opgesteld of een verzameling van maandoverzichten. Het college heeftvervolgens acht weken de tijd om de tegemoetkoming vast te stellen. In deze periode kan degemeente een onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens vande ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van een kindcentrum ofgastouderbureau op te vragen.In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt bepaald wat precies het bedrag is waarde ouder die de tegemoetkoming heeft aangevraagd recht op heeft. De berekeningswijze die isopgenomen in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming geldt als het uitgangspunt voorhet vaststellen van de tegemoetkoming. Dit betekent dat de tegemoetkoming wordt vastgesteld opbasis van het aantal uren kinderopvang dat in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming isvastgelegd. Dat is het maximum aantal uren. In de beschikking tot vaststelling van de tegemoetkomingkan wel worden uitgegaan van een lager aantal uren, maar niet van een hoger aantal.Als de aanvrager de gegevens niet verstrekt, kan het college de tegemoetkoming op een lager bedragvaststellen. Lager vaststellen kan ook betekenen op nul vaststellen. Het college heeft dezebevoegdheid op grond van artikel 4:46, tweede en derde lid, Awb. Op grond van het tweede lid kan desubsidie lager worden vastgesteld indien:a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking vanjuiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zouhebben geleid, ofd. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde teweten.Het derde lid van artikel 4:46 Awb luidt: 'Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van dewerkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheidniet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerkinggenomen'. 

Artikel 11 Verrekening met de voorschottenDit artikel regelt de uitbetaling door de gemeente van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming.Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan degemeente het te veel betaalde bedrag terugvorderen. Terugvordering is geregeld in artikel 1.38 Wetkinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.Artikel 12 InlichtingenplichtDeze verplichtingen staan in ongeveer dezelfde bewoordingen ook in artikel 1.28, Wet kinderopvangen kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Volledigheidshalve wordt deze verplichting hier herhaald.Het vierde lid van artikel 1.28 bevat de inlichtingenplicht voor houders van een kindercentrum ofgastouderbureau. Deze bepaling luidt: 'De houder verstrekt desgevraagd aan het college vanburgemeester en wethouders alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak van een ouder opde tegemoetkoming van belang zijn'.Er kunnen twee vormen van schending van de inlichtingenplicht worden onderscheiden:1. het betreffende kind maakt geen gebruik van kinderopvang;2. er wordt wel gebruik maakt van kinderopvang, maar de ouder heeft geen recht op eentegemoetkoming (hij behoort niet tot gemeentelijke doelgroep).Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkomingheeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot hetvaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedragterugvorderen. Ook is mogelijk om in aanvulling hierop een bestuurlijke boete aan de betreffendeouder op te leggen. Hieronder wordt op de twee maatregelen nader ingegaan.Intrekken van de beschikking en terugvorderen van de tegemoetkomingIn de Awb is geregeld op welke gronden een subsidie (een tegemoetkoming in de terminologie van deWet kinderopvang) kan worden ingetrokken en teruggevorderd. Daarbij moeten twee situaties wordenonderscheiden:a. de situatie waarin de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld enb. de situatie waarin de tegemoetkoming wel is vastgesteld.Ad a. de tegemoetkoming is nog niet vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking totverlening van de tegemoetkoming (artikel 4:48 Awb)Zolang de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld kan het college de beschikking tot verlening van detegemoetkoming intrekken of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming wijzigen, indien:a. de activiteiten waarvoor de tegemoetkoming is verleend niet of niet geheel hebbenplaatsgevonden of zullen plaatsvinden;b. de ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de tegemoetkoming verbonden verplichtingen;c. de ontvanger van de tegemoetkoming onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en deverstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag totverlening van de tegemoetkoming zou hebben geleid;d. de verlening van de tegemoetkoming anderszins onjuist was en de ontvanger dit wist of behoordete weten.De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij deintrekking of wijziging anders is bepaald.Opschorten van de bevoorschotting (artikel 4:56 Awb)Het college hoeft niet te wachten met het treffen van een maatregel tot dat het besluit tot verlening vande tegemoetkoming is ingetrokken of gewijzigd. Het college kan al eerder besluiten de betaling van detegemoetkoming op te schorten. Op grond van artikel 4:56 Awb kan het college de verplichting totbetaling van een voorschot opschorten met ingang van de dag waarop het college aan de ouderschriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om de beschikking totverlening van de tegemoetkoming in te trekken of te wijzigen. Deze opschorting duurt tot en met dedag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waaropsedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.Ad b. de tegemoetkoming is wel vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking totsubsidievaststelling (artikel 4:49 Abw)Ook als de tegemoetkoming is vastgesteld, is het college in bepaalde gevallen bevoegd debeschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming in te trekken of ten nadele van de ontvangervan de tegemoetkoming te wijzigen. Het gaat om de volgende gevallen:a. er is sprake van feiten of omstandigheden waarvan het college bij de vaststelling van detegemoetkoming redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan detegemoetkoming lager dan overeenkomstig de verlening van de tegemoetkoming zou zijnvastgesteld;b. de vaststelling van de tegemoetkoming was onjuist en de ontvanger van de tegemoetkoming wistdit of behoorde dit te weten;c. de ontvanger van de tegemoetkoming heeft na de vaststelling van de tegemoetkoming nietvoldaan aan de aan de tegemoetkoming verbonden verplichtingen.De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordengewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt.Terugvordering (artikel 1.38 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)Indien de beschikking tot het verlenen of het vaststellen van de tegemoetkoming is ingetrokken of tennadele van de ouder is gewijzigd, kan de gemeente het reeds betaalde bedrag van de ouderterugvorderen.In artikel 1.38 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen worden de bepalingen in de Wetwerk en bijstand (WWB) over de terugvordering van bijstand van overeenkomstige toepassingverklaard op het terugvorderen van een tegemoetkoming. Dit betekent bijvoorbeeld dat het bedrag datwordt teruggevorderd kan worden verrekend met de tegemoetkoming die aan de ouder wordtverstrekt. In het besluit tot terugvordering moet de wijze waarop zal worden teruggevorderd wordenvermeld (artikel 60, eerste lid WWB).De bestuurlijke boeteNaast het intrekken en terugvorderen van de tegemoetkoming kan het college in bepaalde gevallenook een bestuurlijke boete opleggen. De bestuurlijke boete is geregeld in hoofdstuk 5 van de Wetkinderopvang. Een bestuurlijke boete is een bestuurlijke sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijkeverplichting tot betaling van een geldsom, die gericht is op bestraffing van de overtreder (artikel 1,eerste lid, onderdeel t, Wet kinderopvang). Het betreffende bedrag komt toe aan de gemeente (artikel72, vierde lid Wet kinderopvang).Het college kan een bestuurlijke boete opleggen indien een ouder zijn inlichtingenplicht niet nakomt.Het gaat daarbij om het schenden van de volgende verplichtingen:o het desgevraagd verstrekken aan het college van alle gegevens en inlichtingen van hem en zijnpartner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente vanbelang zijn (artikel 28, eerste lid, Wet kinderopvang);o het verstrekken van die inlichtingen en gegevens binnen een door het college te stellen redelijketermijn (artikel 28, tweede lid, Wet kinderopvang);o het onmiddellijk na het bekend worden daarvan verstrekken aan het college van inlichtingen engegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming (artikel 28, derdelid, Wet kinderopvang).De hoogte van de bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 2269 (artikel 72, eerste lid, onderdeel c,Wet kinderopvang). Bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boete zal het collegemaatwerk moeten leveren. Artikel 1.72, eerste lid, onderdeel c, Wet kinderopvang en kwaliteitseisenpeuterspeelzalen bepaalt dat de hoogte van de boete wordt afgestemd op de ernst van deovertreding, de mate waarin de overtreding de ouder verweten kan worden en de omstandighedenwaarin die persoon verkeert. Van het opleggen van een bestuurlijke boete wordt in elk geval afgezien,indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.In de Wet kinderopvang is geregeld in welke gevallen het college géén bestuurlijke boete magopleggen. Dit is het geval in de volgende situaties:o de overtreder is overleden;o de overtreder is wegens dezelfde gedraging reeds eerder een bestuurlijke boete of er is hem eenkennisgeving gedaan dat een bestuurlijke boete zal worden opgelegd. In deze gevallen kan hetcollege aangifte doen bij het Openbaar Ministerie;o er is vijf jaren verstreken nadat de overtreding heeft plaatsgevonden. 

Artikel 13Deze bepaling spreekt voor zich. 

Artikel 14Deze restclausule biedt het college de mogelijkheid in alle niet-voorziene situaties te handelen naarbevind van zaken. Omdat ook deze beslissingen onderworden zijn aan de voorgeschreven bezwaarenberoepsprocedures, dient ook in deze gevallen de beslissing gemotiveerd genomen te worden. Hetcollege moet echter binnen de grenzen van de verordening blijven, aangezien die door de raad zijnvastgesteld 

Artikel 15Artikel 15 bepaalt dat het college in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager kan afwijken vande bepalingen van deze verordening, en dus niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen.Zonodig wordt hierbij advies ingewonnen. Indien wordt afgeweken kan dit alleen maar ten gunste, ennooit ten nadele van de betrokken ouder en indien van toepassing van de betrokken partner.