Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Middelharnis

Brandbeveiligingsverordening gemeente Middelharnis 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Middelharnis
Officiële naam regelingBrandbeveiligingsverordening gemeente Middelharnis 2010
CiteertitelBrandbeveiligingsverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-01-201309-01-2013intrekking

02-01-2013

Huis-aan-huiskrant Groot Goeree-Overflakkee, 08-01-2013

Z-13-00348
25-03-201109-01-2013Nieuwe regeling

10-03-2011

Ons eiland, 24 mrt 2011

Onbekend

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Middelharnis;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 januari 2010;gelet op artikel 3 van de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop (Stb 2010, 145 en 146);overwegende dat het verplicht is een verordening vast te stellen omtrent het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

b e s l u i t:

vast te stellen Brandbeveiligingsverordening 2010

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:a. een inrichting; een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats voor zover die geen bouwwerk is;b. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Artikel 2 Verbodsbepaling

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college verleende gebruiksvergunning een inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin:a. meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn of,b. aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft of,c. aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer dan 10 lichamelijk of geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft.2. Het college kan aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden met inachtneming van het gestelde in de artikelen 4 en 5.3. Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden verbinden en gestelde voorwaarden wijzigen of intrekken, indien het belang waarvoor de gebruiksvergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van inzichten of verandering van deomstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de gebruiksvergunning.4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 3 Weigeringsgronden

Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van voorschriften ook niet kan worden bereikt.

Artikel 4 Gebruikseisen

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.1, 2.2 en 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) zijn overeenkomstig van toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

Artikel 5 Brandveiligheidsvoorzieningen

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.4, 2.5 2.6, 2.7, 2.8 en 2.9 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) zijn overeenkomstig van toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

Artikel 6 Melden van brand en broei

Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.

Artikel 7 Bossen, heidevelden, venen

De eigenaar van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander erf of terrein, voor zover niet bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b van de Woningwet, en dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.

Artikel 8 Bestuurlijke boete

Overtreding van de regels van deze verordening kan worden beboet met een bestuurlijke boete van maximaal het bedrag, genoemd in de Arbeidsomstandighedenwet artikel 34, vierde lid, onder 1 ° .

Artikel 9 Overgangsrecht

1. Vergunningen die zijn verleend onder werking van de brandbeveiligingsverordening van Middelharnis en de brandbeveiligingsverordening van 1988 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening worden aangemerkt als vergunning krachtens deze verordening.2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de brandbeveiligingsverordening van Middelharnis is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.3. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om vergunning krachtens de brandbeveiligingsverordening van Middelharnis wordt beslist met toepassing van deze verordening.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Brandbeveiligingsverordening gemeente Middelharnis 2010.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van haar bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raadvan de gemeente Middelharnis op 10 maart 2011 . 

De griffier,                               De voorzitter,mr. E. Hagens                       drs. P. Zevenbergen

Toelichting op de Brandbeveiligingsverordening 2010 1

AIgemeenDe wetgever kondigt in de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop in artikel 3, derdelid, een algemene maatregel van bestuur aan over het brandveilig gebruik van voor mensentoegankelijke ruimten, niet zijnde bouwwerken. Deze amvb neemt als het ware de plaats invan de brandbeveiligingsverordening (TK, vergaderjaar 2008-2009, 31 968, nr. 8, p.7). Naarverwachting treedt deze amvb pas medio 2011 werking. Tot die tijd zal op de grond van deWet veiligheidsregio's in elke gemeente een brandbeveiligingsverordening van kracht moetenzijn.Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's, het niet beschikbaar zijnvan de hiervoor bedoelde amvb en het ontbreken van relevant overgangsrecht in de Wet veiligheidsregio'szal de raad een nieuwe brandbeveiligingsverordening moeten vaststellen.De bestaande brandbeveiligingsverordening vervalt namelijk van rechtswege bij de inwerkingtredingvan de Wet veiligheidsregio's.De voorliggende modelregeling is, gezien het tijdelijk karakter (tot de inwerkingtreding van deamvb) terughoudend van aard.De regeling is aangepast aan de Wet veiligheidsregio's en de Dienstenrichtlijn. Toegevoegdzijn regels voor de bestuurlijke boete. 

Brandbeveiligingsverordening is vangnetDe brandbeveiligingsverordening mag niet regelen voor zover daarin bij of krachtens enigander (hoger) wettelijk voorschrift is voorzien. Hierop moet bij het stellen van regels nauwlettendworden toegezien. Feitelijk moet de gemeente zich telkens weer afvragen in hoeverreeen wettelijk voorschrift al voorziet of mede (indirect) voorziet in de brandveiligheid die in deWet veiligheidsregio's als opdacht aan het college is gegeven. In zo'n geval gaat dat wettelijkvoorschrift voor op de brandbeveiligingsverordening. Met andere woorden: de brandbeveiligingsverordeningis een vangnet voor brandveiligheidvoorzieningen die noodzakelijk zijnmaar waarvoor geen wettelijke basis voorhanden is. Voordat een gemeente op basis van debrandbeveiligingsverordening eisen kan stellen moet er onderzoek plaatsvinden naar wettelijkevoorschriften die mogelijk van toepassing zouden kunnen zijn en van rechtswege voorranghebben. In de dagelijkse praktijk zijn er natuurlijk een aantal standaard gevallen waarbijvan tevoren duidelijk is hoe zaken liggen.Onderwerp van de regeling: objecten die geen bouwwerk zijnDe brandbeveiligingsverordening is een vangnet, een restregelgeving, zij regelt de brandveiligheiddie niet op een andere manier wettelijk is geregeld. Dit is weliswaar een beperking,maar wel van een onbepaald onderwerp. Bij het gebruiksvergunningensysteem van debrandbeveiligingsverordening gaat het namelijk om objecten die geen bouwwerken zijn: 'nietbouwwerken'.Het kan gaan om bijvoorbeeld een los met de wal verbonden drijvend hotel,een drijvende discotheek of een tijdelijke tent. Het onderwerp is vooraf niet te bepalen.De omschrijving in de Wet veiligheidsregio's zelf kent een beperking van doel, n.l.brandveiligheid, maar (behalve door andere wettelijke voorschriften) geen beperking van object. 

De omschrijving is van toepassing op de gehele omgeving.Voor een dergelijk object is het vanwege het feit dat niet van tevoren duidelijk is waarom hetgaat, moeilijk concrete regels te maken. Veel objecten lijken echter op bekende bouwwerken.Overeenkomstig daaraan kunnen eisen worden gesteld, afhankelijk van de specifiekesituatie.Als voorbeeld dient een bouwwerk dat op de grond staat. Hiervoor is in elk geval het Bouwbesluit,het Gebruiksbesluit en de bouwverordening ex de Woningwet van toepassing. Doorde definitie van het begrip bouwwerk in de bouwverordening en de toepassing ervan in hetBouwbesluit en het Gebruiksbesluit is een constructie die drijft op het water meestal geenbouwwerk in de zin van de Woningwet en afgeleide regelgeving. Voor een met de grond verbondenobject is de Woningwet het juridisch kader. Voor hetzelfde object dat drijft is debrandbeveiligingsverordening het juridisch kader (voor de brandveiligheid). Een ander voorbeeld:een tent die langdurig op dezelfde plaats staat kan een bouwwerk zijn (Woningwetvan toepassing), terwijl diezelfde tent tijdens een kortdurende periode een 'niet-bouwwerk' is,waarvoor op grond van de brandbeveiligingsverordening eisen moeten worden gesteld. 

Over de lastige vraag: wanneer is een object een bouwwerk volgt hieronder, mede aan dehand van staande jurisprudentie, een toelichting 

Bouwwerk of geen bouwwerk, open erf en terreinDe Woningwet heeft een grote invloed op de reikwijdte van de brandbeveiligingsverordening,deze wet bevat de wettelijke grondslag voor voorschriften betreffende het bouwen, de staatvan bestaande bouwwerken en standplaatsen en het gebruik van bouwwerken en het gebruikvan open erven en terreinen en de staat, waarin deze zich moeten bevinden. De beperkingdie de Woningwet oplegt, als hogere regeling, zit in de begrippen bouwwerk, openerf en terrein. 

BouwwerkEen definitie van het begrip bouwwerk geeft de Woningwet niet, de VNG houdt in de modelbouwverordeningeen in de jurisprudentie aanvaarde definitie aan:· bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbondenis, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatsete functioneren.Aan de hand van de vier elementen van de definitie van het begrip bouwwerk1) constructie,2) van enige omvang,3) met de grond verbonden,4) bedoeld om ter plaatse te functionerenwordt bepaald of een object een bouwwerk is of niet.Over het begrip bouwwerk bestaat een uitgebreide jurisprudentie, het is niet zonder meerduidelijk wanneer aan de vier voorwaarden wordt voldaan om tot de conclusie te komen dateen object een bouwwerk is. De jurisprudentie is te omvangrijk en te casuïstisch om hierweer te geven. Een uitgebreide opsomming van jurisprudentie kunt u vinden in de toelichtingop de modelbouwverordening van de 'Standaardregelingen in de bouw' (Sdu uitgevers bv,Den Haag). 

Open erf en terreinBouwwerken vallen niet onder de werking van de brandbeveiligingsverordening, ook sommigeopen erven en terreinen vallen niet onder de werking van de verordening. Op grond vanartikel 8, tweede lid, onder b, van de Woningwet zijn namelijk in de bouwverordening voorschriftenopgenomen over de staat en het in gebruik nemen en gebruiken van open erven enterreinen. Hiervoor kunnen dus geen eisen worden gesteld op grond van de brandbeveiligingsverordening.De begripsomschrijving van erf is overgenomen uit het Besluit omgevingsrecht (Bor) dat op 1juli 2010 in werking is getreden. Die omschrijving is afgeleid uit de jurisprudentie (zie ABRvS15 september 1997, LJN: AA3601, AB 1998, 5). Uitgangspunt is dat het gehele perceel bijeen hoofdgebouw in beginsel als erf kan worden aangemerkt. Echter uit de systematiek vaneen bestemmingsplan of beheersverordening kan voortvloeien dat bepaalde verder van hethoofdgebouw af gelegen delen van een perceel niet als erf aangemerkt kunnen worden. Ditzal in beginsel uitsluitend het geval kunnen zijn bij percelen van een aanzienlijke omvang,veelal gelegen buiten de bebouwde kom. Bij dergelijke omvangrijke percelen geven bestemmingsplannenof beheersverordeningen soms regels die het perceel onderverdeelt ineen bouwblok of bestemming, waarbinnen het hoofdgebouw met bijbehorende aan- en uitbouwenen bijgebouwen gebouwd kunnen worden en waar een verdere inrichting kanplaatsvinden als buitenruimte behorende bij het hoofdgebouw. Onder een terrein wordt verstaaneen bij een bouwwerk behorend onbebouwd perceel, of gedeelte daarvan, niet zijndeeen erf. Om als terrein in de zin van de bouwverordening te kunnen worden aangemerkt,moet dus aan vier voorwaarden zijn voldaan: 1) het is een perceel grond, 2) dat onbebouwdis, 3) dat bij een bouwwerk hoort en 4) dat geen erf is. 

Gebruiksvergunning voor een inrichtingDe brandbeveiligingsverordening kent een gebruiksvergunningenstelsel voor die situaties dieuit een oogpunt van brandveiligheid meer dan gebruikelijke aandacht nodig hebben. Geziende onbepaaldheid van de situaties is niet gekozen voor een meldingsplicht i.p.v. vergunningsplicht,omdat tussen die situaties dan bij voorbaat onderscheid gemaakt moet worden.Daarnaast staan in de brandbeveiligingsverordening gebruiksvoorwaarden waaraan altijdmoet worden voldaan. Voor het stellen van eisen via een vergunning of via de directe werkingvan de verordening is het nodig dat de situatie waarop de vergunning of eisen van toepassingis, is afgebakend: een ruimtelijk begrensde plaats, voor zover die geen bouwwerk is.Kortheidshalve is gekozen voor een begrip: inrichting. Het is duidelijk dat voor een zo groteverscheidenheid aan situaties het niet goed mogelijk is concrete eisen te stellen. Om dezelfdereden is het aanvragen van een vergunning vormvrij. 

Het Gebruiksbesluit geeft richtlijnen voor de te stellen voorwaarden.Aan een los aangemeerde drijvende hotelboot bijvoorbeeld kunt u dezelfde brandveiligheidseisenstellen als aan een vast met de wal verbonden drijvende hotelboot (bouwwerk inde zin van de bouwverordening en de Woningwet). 

WaboDe zo grote verscheidenheid aan situaties die kunnen voorkomen is de reden dat er voor gekozenis de brandbeveiligingsverordening niet aan te haken aan de Wet algemene bepalingenomgevingsrecht. 

DienstenrichtlijnDe brandbeveiligingsverordening 2010 is aangepast aan de Dienstenrichtiijn. 

Toezicht op de nalevingHet toezicht op de naleving van de brandbeveiligingsverordening berust krachtens artikel 61van de Wet veiligheidsregio's bij door burgemeester en wethouders opgedragen ambtenaren.De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijst op grond van artikel 65van de Wet veiligheidsregio's de ambtenaren aan belast met de opsporing van strafbare feiten. 

Bestuurlijke boeteDe Wet veiligheidsregio's geeft de raad van een gemeente de bevoegdheid om, indien deraad dat wenst, bij verordening te bepalen dat een bestuurlijke boete wordt opgelegd voorovertreding van regels gesteld krachtens artikel 3, tweede lid (brandbeveiligingsverordening)en derde lid (algemene maatregel van bestuur, deze is nog niet opgesteld) van de wet. Hetmaximum bedrag van de boete mag niet hoger zijn dan het bedrag, genoemd in de Arbeidsomstandighedenwetartikel 34, vierde lid onder 1 °. Het bedrag dat daar is genoemd, bedraagtin 2009 € 9.000.De Wet veiligheidsregio's geeft geen verdere beschrijving van de uitvoering van deze sanctie,zodat de gemeente alleen met de Awb rekening hoeft te houden. 

StrafbepalingOvertreding van de regels van deze verordening wordt op grond van artikel 64 eerste lid vande Wet veiligheidsregio's gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete vande derde categorie. De wetgever heeft hier een sluitende regeling beoogd, zodat er geenruimte is voor een regeling op dit gebied de verordening zelf. 

OvergangsrechtIn het artikel is twee keer de brandbeveiligingsverordening genoemd, omdat het nodig kanzijn dat vergunningen op grond van de brandbeveiligingsverordening van voor 2008 nog vankracht moeten zijn. 

Intrekken regelingDe brandbeveiligingsverordening vervalt op het moment van inwerkingtreding van de Wetveiligheidsregio's van rechtswege door ontbreken van de rechtsgrond: de Brandweerwet1985. De intrekking moet worden bekendgemaakt volgens de in artikel 144 Gemeentewetgenoemde wijze. 

BekendmakingDe bekendmaking dient op een zodanig tijdstip plaats te vinden dat de verordening op hetmoment van inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's in werking kan treden. Dit kan:a. door plaatsing in het op een algemeen toegankelijke wijze uit te geven gemeenteblad;b. bij gebreke van een gemeenteblad, door terinzagelegging voor de tijd van twaalf weken opde gemeentesecretarie of op een andere door het college te bepalen plaats en door het doenvan mededeling daarvan in een plaatselijk verschijnend dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. 

Intrekken vergunningDe brandbeveiligingsverordening kent geen bepaling om een vergunning in te trekken. Dereden hiervoor is dat een intrekkingbepaling de gemeente onnodig beperkt, immers in eenbepaling liggen de gronden vooraf vast. De aard van de verordening brengt met zich mee datvan te voren niet duidelijk is welke gronden voldoende zullen zijn. Bij een verordening diegeen intrekkinggrond kent is er sprake van een geïmpliceerde bevoegdheid: de bevoegdheidom de beschikking te geven brengt ook de bevoegdheid mee om deze weer in te trekken ofte wijzigen mits daarvoor valide redenen bestaan. Dit hangt af van de omstandigheden. Denkbijvoorbeeld aan onjuistheid van de beschikking.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raadvan de gemeente Middelharnis op 10 maart 2011.De griffier,                                              De voorzitter,