Organisatie | Kampen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen Kampen 2006 |
Citeertitel | Regeling bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen Kampen 2006 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën en economie |
Geen.
Beleidsregels bij de Regeling bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-01-2006 | nieuwe regeling | 10-01-2006 Onbekend | De Brug |
Regeling bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen Kampen 2006
Het college van burgemeester en wethouders besluit,
de Regeling bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen vast te stellen.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
De Regeling bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen Kampen(hierna te noemen: de regeling) bevat beleidsregels voor het opleggen van bestuurlijke boeten bij de heffing van gemeentelijke belastingen, heffingen en rechten waarop de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing is.
Onder de belanghebbende wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan degene aan wie een boete is of kan worden opgelegd.
Een handeling of nalatigheid van een derde die voor of namens de belanghebbende optreedt, wordt aan de belanghebbende toegerekend.
§ 4 Verzuimboete/vergrijpboete
De verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen aan te scherpen. Voor het opleggen van de verzuimboete is voldoende dat aan één of meer van deze verplichtingen niet is voldaan. Bij afwezigheid van alle schuld legt de heffingsambtenaar geen verzuimboete op. Indien bij bezwaar blijkt dat er sprake is van afwezigheid van schuld, vernietigt de heffingsambtenaar de boete. De belanghebbende dient de afwezigheid van alle schuld te stellen en te bewijzen.
§ 5 Verplichte keuze verzuimboete of vergrijpboete
Bij het niet doen van aangifte met betrekking tot belastingen die bij wege van aanslag worden geheven maakt de heffingsambtenaar een keuze tussen het opleggen van een verzuimboete en het opleggen van een vergrijpboete. Een eenmaal opgelegde verzuimboete sluit het opleggen van een vergrijpboete voor hetzelfde feit uit. Het opleggen van een vergrijpboete sluit het nadien opleggen van een verzuimboete voor hetzelfde feit uit.
Indien de belanghebbende niet meer in rechte tegen een hem opgelegde boete op kan komen, gaat de heffingsambtenaar na ontvangst van een verzoek om ambtshalve vermindering na of de boete tot de juiste hoogte is vastgesteld. Indien het de heffingsambtenaar blijkt dat de boete op een te hoog bedrag is vastgesteld, vermindert hij de boete.
Afdeling A Algemene bepalingen met betrekking tot verzuim- en vergrijpboeten
Voor de toepassing van dit besluit geldt als dag van betaling:
De aan belanghebbende, in verband met het opleggen van boeten, toekomende waarborgen gelden, met uitzondering van het inzagerecht, vanaf het tijdstip waarop de heffingsambtenaar jegens de belanghebbende een handeling heeft verricht waaraan deze in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat aan hem wegens bepaald gedrag een boete is of zal worden opgelegd.
Bij het opleggen van een boete gaat de heffingsambtenaar uit van de percentages of bedragen, vermeld in hoofdstuk 3, 4 en 5 van dit besluit. Aangezien het opleggen van een boete een vorm van straftoemeting is, houdt de heffingsambtenaar vervolgens in voorkomende gevallen rekening met omstandigheden die aanleiding geven tot een hogere of een lagere boete dan op grond van deze hoofdstukken kan worden opgelegd (zie hoofdstuk 5 van dit besluit).
Overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM kan aanleiding zijn tot matiging van de boete, dan wel in uitzonderlijke gevallen tot het vervallen van de boete. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden, moet onder meer worden gelet op de ingewikkeldheid van de zaak, het processuele gedrag van de belanghebbende en de wijze waarop de heffingsambtenaar de zaak behandelt.
§ 12 Beperking van de informatieverplichtingen (artikel 67j Awr)
Indien de heffingsambtenaar jegens de belanghebbende een handeling heeft verricht waaraan deze in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat aan hem wegens bepaald gedrag een boete zal worden opgelegd, is de belanghebbende niet langer verplicht ter zake van dit gedrag een verklaring af te leggen voor zover het de boeteoplegging betreft. Het niet verstrekken van de uitsluitend met het oog op de boeteoplegging gevraagde inlichtingen en gegevens leidt niet tot omkering van de bewijslast.
§ 13 Verhoor (artikel 67l, Awr)
Wanneer een belanghebbende die de Nederlandse taal niet of gebrekkig beheerst, vóór het verhoor verzoekt om bijstand van een tolk, draagt de heffingsambtenaar er zorg voor dat deze wordt benoemd. Indien de heffingsambtenaar wéét dat belanghebbende de Nederlandse taal niet of gebrekkig beheerst, draagt hij zorg voor de aanwezigheid van een tolk.
Indien tijdens het verhoor blijkt dat de belanghebbende de Nederlandse taal niet of gebrekkig beheerst, wordt het verhoor afgebroken. Het verhoor vindt dan plaats op een later moment waarbij de heffingsambtenaar zorg draagt voor de aanwezigheid van een tolk. Voor het nieuwe verhoor wordt een afzonderlijke oproep verzonden of uitgereikt.
§ 14 Recht op inzage (artikel 67m, Awr)
Het aan de belanghebbende in artikel 67m, Awr toegekende recht op inzage geldt vanaf het moment waarop de heffingsambtenaar de belanghebbende heeft medegedeeld dat hem een verzuimboete is opgelegd of hem ervan in kennis heeft gesteld dat hem een vergrijpboete zal worden opgelegd. Indien het voornemen tot het opleggen van een boete (mede) berust op gegevens over derden worden de desbetreffende bescheiden, voor zover mogelijk, geanonimiseerd.
§ 15 Mededelingsplicht (artikel 67g Awr)
Bij het opleggen van een vergrijpboete vermeldt de mededeling de feiten die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van de boete alsmede de feiten en omstandigheden op grond waarvan kan worden aangenomen dat er sprake is van opzet of grove schuld. In voorkomende gevallen dient de mededeling tevens de bijzondere omstandigheden te vermelden van hoofdstuk 6 van dit besluit die tot een matiging dan wel verhoging van de boete hebben geleid.
§ 16 Begrijpelijke taal (artikel 67g, derde lid, Awr)
Indien de heffingsambtenaar weet de belanghebbende noch zijn gemachtigde de Nederlandse taal voldoende begrijpt, vult hij de mededeling aam met een vertaling daarvan, althans een korte weergave in een voor de belanghebbende of zijn gemachtigde begrijpelijke taal.
Indien de belanghebbende niet binnen de in de wet gestelde termijn in bezwaar is gekomen tegen de boete en hij gemotiveerd stelt dat de termijnoverschrijding niet aan hem of zijn gemachtigde kan worden toegerekend, verklaart de heffingsambtenaar hem ontvankelijk in zijn bezwaar, tenzij de heffingsambtenaar aantoont dat deze stelling van de belanghebbende niet juist is.
§ 18 Overlijden van belanghebbende (artikel 67i, Awr)
Indien de heffingsambtenaar binnen drie jaar na het tijdstip van overlijden van de belanghebbende daarvan op de hoogte raakt en hem geen verzoek heeft bereikt om de boetebeschikking te vernietigen, dan wel de boete te verminderen, past hij artikel 67i, tweede en derde lid, Awr ambtshalve toe.
Afdeling B Bijzondere bepalingen met betrekking tot vergrijpboeten
§ 19 kennisgeving/hoorplicht (artikel 67k, Awr)
§ 20 Una via (artikel 67o en 69a, Awr)
Het ‘una-via’-beginsel sluit het opleggen van een vergrijpboete op grond van artikel 67d of 67e, Awr uit in gevallen waarin ter zake van hetzelfde feit tegen de belanghebbende een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen omdat de belanghebbende aan de hem daartoe gestelde voorwaarden heeft voldaan (transactie). Omgekeerd sluit het opleggen van een vergrijpboete aan de belanghebbende strafvervolging tegen de hem ter zake van hetzelfde feit uit.
Het voorgaande lid houdt in dat de heffingsambtenaar het opleggen van de vergrijpboete aanhoudt zodra hij weet dat bepaald gedrag onderwerp is of kan zijn van een opsporingsonderzoek dan wel een strafrechtelijke vervolging. Indien de termijn waarbinnen de belastingaanslag en de boetebeschikking moeten zijn opgelegd, dreigt te verstrijken, treedt de heffingsambtenaar tijdig in overleg met de betrokken opsporingsautoriteiten om te bepalen of er definitief voor strafrechtelijke afwikkeling wordt gekozen of dat alsnog een vergrijpboete wordt opgelegd.
§ 21 Aanslagbelastingen (artikel 67a, Awr)
Wordt de aanslag op een positief bedrag vastgesteld, dan legt de heffingsambtenaar in geval van een eerste, tweede, derde, vierde, vijfde/volgend verzuim een boete op van respectievelijk € 100, € 250, € 450, € 700 of € 1.000. Wordt de aanslag op nihil of op een negatief bedrag vastgesteld, dan legt de heffingsambtenaar een boete op van respectievelijk € 25, € 75, € 125, € 175 of € 225. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder een op een positief bedrag vastgestelde aanslag verstaan een aanslag waarvan het bedrag na verrekening van voorheffingen en de tot het moment van indiening van de aangifte opgelegde voorlopige aanslagen positief is. Onder een op nihil of op een negatief bedrag vastgestelde aanslag wordt voor de toepassing van deze paragraf verstaan een aanslag waarvan het bedrag na verrekening van voorheffingen en de tot het moment van indiening van de aangifte opgelegde voorlopige aanslagen nihil of negatief is.
De verzuimreeks wordt toegepast per belastingmiddel. Om te bepalen of er sprake is van een eerste, tweede, derde, vierde, vijfde/volgend verzuim worden verzuimboeten die gelijktijdig met een nihilaanslag of een op een negatief bedrag vastgestelde aanslag zijn opgelegd op gelijke voet meegeteld. Er wordt hierbij evenmin onderscheid gemaakt tussen een verzuim wegens het niet doen van aangifte en een verzuim wegens het niet tijdig doen van aangifte. Indien sprake is van afwezigheid van alle schuld telt het verzuim niet mee voor de reeks verzuimen.
Indien bij vermindering of teruggaaf van belasting van een op een positief bedrag vastgestelde aanslag op nihil of op een negatief bedrag wordt vastgesteld, wordt een ingevolge de eerste volzin van het derde lid van deze paragraaf opgelegde verzuimboete verminderd tot het in de tweede volzin van het derde lid voor het betreffende verzuim vermelde bedrag.
§ 23 Aanslagbelastingen (artikel 67d, Awr)
§ 24 Aanslagbelastingen (artikel 67e, Awr)
Met betrekking tot belastingen die bij wege van aanslag worden geheven, legt de heffingsambtenaar gelijktijdig met het opleggen van de navorderingsaanslag, een vergrijpboete op, indien het aan opzet of grove schuld van de belanghebbende is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven.
Worden de feiten en omstandigheden op grond waarvan wordt nagevorderd eerst bekend op of na het tijdstip dat is gelegen zes maanden voor het verstrijken van de navorderingstermijn, dan kan de heffingsambtenaar binnen zes maanden na de vaststelling van de navorderingsaanslag nog een vergrijpboete opleggen. In dat geval deelt de heffingambtenaar de belanghebbende gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag mee dat onderzoek plaatsvindt of het opleggen van een vergrijpboete gerechtvaardigd is.
Hoofdstuk 5 Bijzondere omstandigheden
Er kunnen omstandigheden zijn die aanleiding geven de met toepassing van de hoofdstukken 3 en 4 bepaalde hoogte van de boete te verhogen of te matigen, dan wel de reeds opgelegde boete te verminderen. Artikel 63 Awr is van overeenkomstige toepassing.
§ 26 Strafverzwarende omstandigheden
In daarvoor in aanmerking komende gevallen moet rekening worden gehouden met het aantal malen dat vergrijpen in een bepaalde periode hebben plaatsgevonden (recidive). Van recidive is sprake als aan de belanghebbende voor hetzelfde belastingmiddel reeds eerder een vergrijpboete of straf is opgelegd. In geval van recidive wordt de vergrijpboete bij grove schuld verhoogd tot maximaal 50% met een minimum van € 100 en de vergrijpboete bij opzet tot maximaal 100% met een minimum van € 150.
Met een straf wordt gelijkgesteld het vervallen van het recht tot strafvordering volgens artikel 76, tweede lid, Awr of op grond van artikel 74, Wetboek van Strafrecht. Verhoging van de boete wegens recidive vindt uitsluitend plaats indien in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de door de heffingsambtenaar opgelegde vergrijpboete reeds eerder een vergrijpboete is opgelegd, een transactie is voldaan, dan wel een strafoplegging heeft plaatsgevonden.
De ernst van het te beboeten gedrag kan aanleiding geven de op de voet van paragraaf 22, tweede en derde lid, van dit besluit, op te leggen boete te verhogen met maximaal 100%. Hiertoe is in elk geval aanleiding indien sprake is van fraude of zwendel. Van fraude of zwendel is met name sprake in geval van listigheid, valsheid of samenspanning. Indien het gevolg van het te beboeten gedrag is dat de belasting die te weinig is of zou zijn geheven dan wel betaald omvangrijk of verhoudingsgewijs omvangrijk is, verhoogt de heffingsambtenaar de vergrijpboete eveneens met maximaal 100%.
Buiten de voorgaande leden kan er aanleiding zijn een vergrijpboete te verhogen, dan wel een vermindering van een vergrijpboete te beperken of na te laten op grond van persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende of de wijze waarop, dan wel omstandigheden waaronder, het feit heeft plaatsgevonden.
§ 27 Wanverhouding/Verzachtende omstandigheden
Tot de omstandigheden welke aanleiding kunnen geven de op te leggen of opgelegde boete te matigen behoren een wanverhouding tussen de ernst van het feit en de op grond van hoofdstukken 3 en 4 op te leggen of opgelegde boete en omstandigheden die hebben geleid tot het beboetbare feit, maar buiten de directe invloedssfeer van de belanghebbende liggen.
Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepaling
Dit besluit wordt aangehaald als: Regeling bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen Kampen 2006