Organisatie | Harderwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening gemeente Harderwijk 2009 |
Citeertitel | Afstemmingsverordening gemeente Harderwijk 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2013 | 01-07-2013 | intrekking | 23-05-2013 Het Kontakt, 26-06-2013 | 1.300.229 | |
23-08-2012 | 01-01-2012 | 01-07-2013 | art. 16a, 16b, 16c | 02-02-2012 Het Kontakt, 22-08-2012 | 11.01074 |
06-01-2011 | 01-10-2009 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 10-09-2009 Het Kontakt, 29-12-2010 | B09.001554 |
De raad van de gemeente Harderwijk;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 augustus 2009
gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en artikel 18 van de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht;
overwegende dat actualisering van de Maatregelenverordening en aanpassing aan de Re-integratieverordening gemeente Harderwijk 2009 nodig is
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 2. Het besluit tot afstemming
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet, of de artikelen 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening de bijstand verlaagd.
Artikel 4. Het besluit tot afstemming
In het besluit tot afstemming worden in ieder geval vermeld: de reden van de afstemming, de duur van de afstemming, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardafstemming.
Artikel 5. Horen van belanghebbende
Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:
de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet; of
Artikel 6. Afzien van afstemming
Het college ziet af van het verlagen van de bijstand indien:
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een verlaging wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid
Artikel 9. Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9, eerste lid van de wet en/of artikel 18, tweede lid van de wet en/of de verplichtingen zoals genoemd in de Re-integratieverordening gemeente Harderwijk 2009 en het Uitvoeringsbesluit re-integratieverordening gemeente Harderwijk 2009 niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
feiten en omstandigheden, waarvan het belanghebbende redelijkerwijs
duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de arbeidsinschakeling;
de wet, aan het recht op bijstand verbonden nadere verplichtingen.
geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden. Hieronder wordt in ieder geval begrepen het zich tijdens een sollicitatiegesprek zodanig gedragen dat de belanghebbende redelijkerwijs wist of had kunnen vermoeden dat door dit gedrag de sollicitatie kansloos zou worden;
b.Het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de
mogelijkheden tot arbeidsinschakeling dan wel aan een onderzoek naar de
geschiktheid voor scholing of opleiding;
c.Het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de
inschakeling in de arbeid, op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen.
d.Het door de inburgeringsplichtige niet dan wel niet tijdig voldoen aan een
oproep om gegevens te verstrekken en die medewerking te verlenen die
voor diens inburgeringsplicht van belang zijn.
een voor de inschakeling in de arbeid noodzakelijk geachte scholing of opleiding,
dan wel aan andere aangewezen activiteiten die de zelfstandige
bestaansvoorziening bevorderen, waaronder in ieder geval begrepen “Work First” of elk ander, thans of in de toekomst onder andere naam door het college aangeboden traject;
b.Het weigeren van een passend aanbod voor kinderopvang, dat noodzakelijk
is voor de deelname aan het traject gericht op arbeidsinschakeling, waaronder
mede begrepen wordt inburgering als onderdeel van de arbeidsinschakeling;
c.Het in strijd handelen door de inburgeringsplichtige met artikel 23, eerste lid,
van de Wet inburgering of de krachtens artikel 23, derde lid, gestelde regels
d.Het niet naleven van de uit artikel 7, eerste lid, van de Wet inburgering
voortvloeiende verplichting door de inburgeringsplichtige tot het verwerven
van mondelinge en schriftelijke vaardigheden van de Nederlandse taal en
kennis van de Nederlandse samenleving binnen de in de Wet inburgering
a.Het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, waaronder
b.Het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde
arbeid, waaronder begrepen deeltijdarbeid;
c.Het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college
aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel
9, eerste lid, onderdeel b, en artikel 10, eerste lid, van de wet, waaronder
begrepen wordt het weigeren mee te werken aan of gebruik te maken van
“Work First” of elk ander, thans of in de toekomst onder een andere naam
door het college aangeboden traject, gericht op arbeidsinschakeling.
d.Het door de inburgeringsplichtige niet behalen van het inburgeringsexamen
binnen de bij of krachtens de artikelen 32 en 33 van de Wet inburgering gestelde
Artikel 10. De hoogte en duur van de verlaging
De hoogte van de verlaging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a tot en met d, wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. In afwijking hiervan wordt niet de hoogte maar de duur van de verlaging verdubbeld, indien sprake is van een verlaging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e. Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien, bedoeld in artikel 6, tweede lid, tenzij sprake is geweest van het afzien van een maatregel vanwege het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid.
Het college kan bij een derde of volgende verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie binnen twaalf maanden na de laatste als verwijtbaar aangemerkte gedraging de bijstand verlagen in hoogte en/of duur, rekening houdend met de ernst van de gedragingen, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende.
Artikel 11. De schriftelijke waarschuwing
Van het opleggen van de verlaging voor een gedraging uit de 1e categorie van artikel 9 kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van 12 maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 12. Te laat verstrekken van gegevens
Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, kan met toepassing van artikel 54 van de wet een verlaging worden opgelegd van vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.
De duur van de verlaging wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.
Artikel 13. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt de verlaging afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag. Artikel 5, eerste lid dient nadrukkelijk toegepast te worden. Belanghebbende dient in de gelegenheid te worden gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.
Artikel 14. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand
Van het opleggen van de verlaging bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot afstemming
Artikel 15. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een verlaging opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.
Artikel 16. Zeer ernstige misdragingen
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college, zijn ambtenaren, medewerkers van de IGSD-Veluwerand, medewerkers van het UWV WERKbedrijf, het door of namens het college ingeschakelde re-integratiebedrijf belast met werkzaamheden in het kader van de Wet werk en bijstand, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een verlaging opgelegd van minimaal twintig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand.
Hoofdstuk Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012
Artikel 17. De inwerkingtreding
Deze (gewijzigde) verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2009 .
Artikel 18. Intrekking oude verordening
De Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2006 wordt per 1 oktober 2009 ingetrokken.