Organisatie | Vlieland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente VLIELAND |
Citeertitel | Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente VLIELAND |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-12-1997 | 01-01-1997 | 11-06-2012 | Geen. | 22-12-1997 Uit het Kastje, 1997, | Geen. |
22-12-1997 | 01-01-1997 | Geen. | 22-12-1997 Uit het Kastje, 1997, | Geen. |
De raad der gemeente Vlieland,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 december 1997;
gelet op artikel 76 van de Wet op het basisonderwijs, artikel 84 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en artikel 76m van de Wet op het voortgezet onderwijs;
overwegende dat het noodzakelijk is de toekenning van voorzieningen in de huisvesting voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs bij verordening te regelen;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder
advies Onderwijsraad: een advies van de Onderwijsraad over de vaststelling van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, als bedoeld in artikel 69, negende lid van de Wet op het basisonderwijs en artikel 76f, negende lid van de Wet op het voortgezet onderwijs;
Artikel 2 Omschrijving voorzieningen in de huisvesting
Bij de toepassing van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:
de voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen bestaande uit:10 nieuwbouw voor een school die voor het eerst voor rjksbekostiging in aanmerking is gebracht, dan wel nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw waarin een school is gehuisvest, al dan niet op dezelfde locatie;2° uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;3° gehele of gedeeltelijke ingebruikneming van een bestaand gebouw ten behoeve van de huisvesting van een school;4° verplaatsing van een of meer bestaande noodlokalen ten behoeve van de huisvesting van een school;50 terrein voor zover benodigd voor de realisering van een onder a sub lo tot en met 4o omschreven voorziening;6° inrichting met onderwijsleerpaldcet of met leer en hulpmiddelen voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks of gemeentewege in aanmerking is gebracht;7° inrichting met meubilair voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks of gemeentewege in aanmerking is gebracht;8° medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is, waaronder begrepen mede gebruik van een gymnastiekruimte;
Artikel 3 Bouwvoorbereiding voorzieningen
Ten aanzien van voorzieningen als bedoeld in artikel 2 kan een aanvraag worden ingediend voor een vergoeding van de kosten van bouwvoorbereiding. Hierbij is het bepaalde in hoofdstuk 4 van toepassing.
Artikel 4 Vaststelling vergoeding voorzieningen
Bij toekenning van een van de in artilcel 2 genoemde voorzieningen, of bij toekenning van vergoeding voor de kosten van bouwvoorbereiding als bedoeld in artikel 3, wordt bij de wijze van vaststelling van de hoogte van de vergoeding een onderscheid gemaakt tussen vooraf genormeerde bedragen en bedragen gebaseerd op de feitelijk voorziene kosten per geval.
Deel A van bijlage IV is van toepassing op de voorzieningen als bedoeld in artikel 2, waarvan de vergoeding op normatieve wijze wordt bepaald. Deel B van bijlage IV is van toepassing op de voorzieningen als bedoeld in artikel 2, waarvan de vergoeding gebaseerd wordt op een beoordeling van de kosten per geval.
Artikel 5 Informatieverstrekking
De in het eerste lid bedoelde gegevens worden onderscheiden in: a basisgegevens, zijnde gegevens die eenmalig in hun geheel worden verstrekt en vervolgens alleen in geval van wijziging worden gemeld bij burgemeester en wethouders; b periodieke gegevens, zijnde gegevens die regelmatig door het bevoegd gezag dienen te worden verstrekt.
De in het tweede lid onder a genoemde basisgegevens omvatten: 1° gegevens over het bevoegd gezag, bestaande uit naam, adres, denominatie en vestigingsplaats, alsmede een opgave van een contacpersoon inzake aangelegenheden aangaande de huisvesting; 20 gegevens over de onder het beheer van het bevoegd gezag staande school of scholen die geheel of gedeeltelijk gehuisvest zijn in een gebouw gelegen in de gemeente, bestaande uit het Brin nummer, naam, adres, onderwijssoort en eventuele onderwijsafdelingen en, voor zover van toepassing, de aanduiding of de school bestaat uit een hoofdvestiging met een of meer nevenvestigingen; 30 gegevens over de bij de school of nevenvestiging in gebruik zijnde gebouwen gespecificeerd per gebouw, bestaande uit: - het adres; — de status van het gebouw zijnde hoofdgebouw of dislocatie; - de bouwaard zijnde permanent of noodlokaal; - het bouwjaar zijnde het oorspronkelijk bouwjaar of, ingeval het gebouw bestaat uit in verschillende jaren gebouwde delen, de bouwjaren onderscheiden naar gebouwdeel met de daarbij behorende bruto vloeroppervlak- te; — de bruto vloeroppervlakte van het gebouw uitgedrukt in m2; — de genormeerde en feitelijke capaciteit van het gebouw voor zover bestemd voor het basisonderwijs, te bepalen aan de hand van het gestelde in bijlage III, deel A en B; 4° gegevens over de omvang van het medegebruik uitgedrukt in het aantal groepen, voor zover het basisonderwijs betreft en het aantal in medegebruik genomen m2 voor zover het voortgezet onderwijs betreft, te verstrekken door de hoofdgebruiker van het gebouw waarin het medegebruik plaatsvindt; 5° gegevens over het adres, het stichtingsjaar en de oppervlakte van de oefenzaal indien een bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school voor basisonderwijs, of voortgezet onderwijs eigenaar is van een gymnastiekruimte.
De in het tweede lid onder b genoemde periodieke gegevens omvatten: 10 een afschrift van de jaarlijkse opgave aan de minister van het aantal leerlingen dat op de wettelijk teldatum staat ingeschreven op de school, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw gelegen op het grondgebied van de gemeente; 2° een afschrift van een tussentijdse opgave aan de minister van het aantal leerlingen dat staat ingeschreven op de school in verband met een groei van het aantal leerlingen; 3° indien de school gedeeltelijk is gehuisvest in een of meer locaties op het grondgebied van de gemeente, een opgave van het aantal leerlingen op de wettelijke teldatum per locatie. De onder 1° en 2° vermelde gegevens worden door het bevoegd gezag tegelijkertijd met de opgave aan de minister verstrekt aan burgemeester en wethouders. De onder 3° het derde lid vermelde gegevens worden door het bevoegd gezag gevoegd bij de jaarlijkse opgave als bedoeld onder 10.
Een bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs verstrekt jaarlijks voor 1 april voorafgaande aan het volgende schooljaar een opgave van de voor dat schooljaar voor de school gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte. Deze opgave bevat de volgende gegevens: 10 de gewenste omvang van het onderwijsgebruik uitgedrukt in een aantal klokuren; 2° de aanduiding van de gymnastiekruimte of ruimten waarin het gebruik wordt gewenst; 3° de tijden waarop het onderwijsgebruik gedurende een schoolweek wordt gewenst.
In aanvulling op de in het eerste tot en met vijfde lid bedoelde gegevens verstrekken de bevoegde gezagsorganen op verzoek van burgemeester en wethouders alle inlichtingen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening. Hieronder kunnen in ieder geval zijn begrepen: 10 een oordeel over de juistheid en volledigheid van door burgemeester en wethouders voorgelegde gegevens die betrekking hebben op het bevoegd gezag; 2° inlichtingen die noodzakelijk zijn voor het opmaken van de staat van het onderhoud als bedoeld in artikel 37.
Hoofdstuk 2 Programma en overzicht
Paragraaf 2.1 Aanvragen programma
Artikel 7 Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag
In aanvulling op de in het eerste lid vermelde gegevens gaat de aanvraag vergezeld van:
een rapportage waaruit de bouwkundige noodzaak blijkt indien het een voorziening betreft bestaande uit nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw, uit onderhoud aan een gebouw voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs, uit aanpassing aan de buitenzijde van een gebouw voor voortgezet onderwijs of uit herstel van een constructiefout;
Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het eerste of tweede lid delen burgemeester en wethouders dit voor 15 februari schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld voor 15 maart de ontbrekende gegevens aan te vullen. Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet heeft verstrekt voor 15 maart, besluiten burgemeester en wethouders de aanvraag niet te behandelen.
Indien een door burgemeester en wethouders in behandeling genomen aanvraag betrekking heeft op een voorziening voor een school waarvan de beoordeling van de noodzaak mede is gebaseerd op het aantal leerlingen van de betrokken school op de wettelijke teldatum van 1 oktober van het jaar waarin de datum genoemd in artikel 6 valt, dan zendt de aanvrager onverwijid aan burgemeester en wethouders een afschrift van de opgave als bedoeld in artilcel 5, vierde lid onder 10. Indien het afschrift niet binnen een week na het tijdstip van de wettelijke teldatum is ontvangen, delen burgemeester en wethouders dit schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld het afschrift van de opgave alsnog binnen drie dagen na de datum van ontvangst van de mededeling in te dienen. Indien het afschrift van de opgave niet binnen de termijn bedoeld in de vorige volzin is verstrekt, besluit de raad de aanvraag niet te behandelen.
Een besluit om ingevolge het derde lid de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken na het verstrijken van de daarin genoemde termijn. Een besluit om ingevolge het vierde lid de aanvraag niet te behandelen wordt binnen vier weken na het nemen van de daarin genoemde beslissing bekendgemaakt aan de aanvrager.
Artikel 8 Opgave ingediende aanvragen
Burgemeester en wethouders verstrekken ter informatie aan de bevoegde gezagsorganen een opgave van de ingevolge artikel 6 en artikel 25 ingediende aanvragen. Voor zover van toepassing geven burgemeester en wethouders daarbij aan welke aanvraag of aanvragen niet in behandeling worden genomen.
Paragraaf 2.2 Overleg voorafgaand aan vaststelling programma en overzicht
Artikel 9 Toelichting aanvraag; overleg over ingediende begroting
Indien de aanvraag een voorziening betreft waarop het gestelde in artikel 4, derde lid, laatste volzin van toepassing is, treden burgemeester en wethouders voor de in het eerste lid genoemde datum in overleg met de aanvrager indien zij van oordeel zijn dat de door de aanvrager overgelegde begroting van de kosten dient te worden aangepast. Wanneer in het overleg geen overeenstemming wordt bereikt over de hoogte van het geraamde bedrag dan geven burgemeester en wethouders dat, onder vermelding van de redenen, aan in het voorstel tot vaststelling van het bedrag, het programma en het overzicht als bedoeld in paragraaf 2.3. Burgemeester en wethouders geven in dit voorstel tevens de hoogte van het geraamde bedrag aan waarvan voor de aangevraagde voorziening wordt uitgegaan bij de toepassing van het gestelde in paragraaf 2.3.
Artikel 10 Overleg programma en overzicht;
Het overleg als bedoeld in het eerste lid vindt plaats voor 15 september. De bevoegde gezagsorganen worden ten minste twee weken voor de door burgemeester en wethouders vastgestelde datum schriftelijk daarvan in kennis gesteld. Zij worden hierbij tevens in kennis gesteld van de voorgenomen inhoud van het voorstel.
Van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen, van de tijdig ingediende, schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en van de reactie van burgemeester en wethouders op deze zienswijzen, wordt door burgemeester en wethouders een verslag gemaakt. Het verslag wordt toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen en wordt gevoegd bij het voorstel aan de raad.
Indien een bevoegd gezag of burgemeester en wethouders een advies wensen van de Onderwijsraad over het voorstel met betrekking tot de voorgenomen inhoud van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, dan wordt dit door het bevoegd gezag of burgemeester en wethouders tijdens het overleg als bedoeld in het eerste lid kenbaar gemaakt. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover het advies van de Onderwijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting.
De bevoegde gezagsorganen en burgemeester en wethouders worden in het overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen over een verzoek om advies van de Onderwijsraad. Het schriftelijke verzoek om advies en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen maken deel uit van het verslag van het overleg als bedoeld in het vierde lid.
Burgemeester en wethouders zijn belast met de indiening van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad. Daarbij zorgen zij ervoor dat de Onderwijsraad alle stukken, waaronder het verslag van het overleg met de daarin opgenomen zienswijzen, ontvangt die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek.
Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door burgemeester en wethouders toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies van de Onderwijsraad zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, dan worden de bevoegde gezagsorganen door burgemeester en wethouders bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordelen burgemeester en wethouders of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Burgemeester en wethouders geven dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies van de Onderwijsraad.
Paragraaf 2.3 Vaststelling bedrag, programma en overzicht
Artikel 11 Tijdstip vaststelling
De raad stelt als onderdeel van de gemeentebegroting het bedrag vast dat beschikbaar is voor de vergoeding van de aangevraagde voorzieningen. Dit bedrag kan worden gesplitst in afzonderlijke bedragen per onderwijssoort enlof per voorziening. Het programma en het overzicht worden door de raad tegelijkertijd met de gemeentebegroting vastgesteld.
Indien ten tijde van de vaststelling van de gemeentebegroting het bedrag, het programma en het overzicht nog niet kunnen worden vastgesteld, dan vindt de vaststelling van het bedrag, het programma en het overzicht plaats op uiterlijk 31 december van het jaar waarin de datum genoemd in artikel 6 valt.
Indien de uiterste datum als genoemd in het tweede en het derde lid voor de vaststelling van het bedrag, het programma en het overzicht wordt overschreden, worden de aangevraagde en in behandeling genomen voorzieningen geacht voor vergoeding in aanmerking te zijn gebracht. Voor de hoogte van de vergoeding is dan het gestelde in artikel 4 in samenhang met bijlage IV bepalend. De uitvoering van de voorziening geschiedt dan volgens het bepaalde in paragraaf 2.4.
De aangevraagde voorzieningen waarmee in het jaar volgend op het jaar van vaststelling van het programma een aanvang kan worden gemaakt, komen, voor zover de raad heeft vastgesteld dat geen van de in de wet opgenomen weigeringsgronden van toepassing is, in aanmerking voor plaatsing op het programma. Daarbij past de raad de regels toe met betrekking tot:
Van de voor plaatsing op het programma in aanmerking komende voorzieningen neemt de raad, aan de hand van de urgentiecriteria als bedoeld in bijlage V, uitsluitend voorzieningen op in het programma voor zover het bedrag of de deelbedragen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, toereikend zijn.
Artikel 14 Bekendmaking besluiten vaststelling bedrag, programma en overzicht
De bekendmaking van de besluiten tot vaststelling van het bedrag, het programma en het overzicht geschiedt binnen twee weken na de datum van vaststelling door toezending door burgemeester en wethouders van de besluiten aan de aanvragers. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van de besluiten door burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling gedaan aan de overige bevoegde gezagsorganen.
Paragraaf 2.4 Uitvoering programma
Artikel 15 Overleg wijze van uitvoering
Binnen vier weken na de datum van vaststelling van het programma treden burgemeester en wethouders in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering van de op het programma geplaatste voorziening. In dit overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor de uitvoering van de voorziening. Daarbij worden, voor zover van toepassing, afspraken gemaakt over:
Indien het overleg betrekking heeft op de uitvoering van een voorziening als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin, dan geeft de aanvrager aan op welke wijze de aanbesteding van de uitvoering zal plaatsvinden. Daarbij worden, voor zover van toepassing gezien de aard van de voorziening, de gestelde richtlijnen als bedoeld in bijlage IV, deel B in acht genomen.
De inhoud van de afspraken of de constatering dat het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk vastgelegd in een verslag van het overleg en binnen zes weken na afloop van het overleg ter kennis gebracht van de aanvrager. Indien de aanvrager schriftelijk instemt met het verslag of binnen twee weken na ontvangst nog niet schriftelijk heeft gereageerd, wordt, afhankelijk van de inhoud van het vastgestelde verslag, geacht dat er overeenstemming of geen overeenstemming is bereikt.
Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 16, vierde lid, nemen burgemeester en wethouders binnen zes weken nadat de overeenstemming als bedoeld in het derde lid is bereikt, een beslissing over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen. Het bepaalde in artikel 17 is daarbij van overeenkomstige toepassing.
Indien in het overleg geen overeenstemming als bedoeld in het derde lid is bereikt, delen burgemeester en wethouders binnen zes weken nadat het verslag is vastgesteld, dit schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt aangegeven dat de bekostiging van de uitvoering van de voorziening geen aanvang zal nemen.
Artikel 16 Goedkeuring bouwplannen en begroting; tijdstip aanvang bekostiging; toetsing wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overlegging offertes
Nadat de overeenstemming als bedoeld in artikel 15, derde lid is bereikt en voorafgaand aan het verlenen van een bouwopdracht, dient de aanvrager met inachtneming van de hierover gemaakte afspraken, de bouwplannen, de desbetreffende begroting en een aanduiding van het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang dient te nemen, ter goedkeuring in bij burgemeester en wethouders.
Binnen zes weken na ontvangst beslissen burgemeester en wethouders over de goedkeuring van de bouwplannen en de desbetreffende begroting en over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen. Burgemeester en wethouders kunnen, onder mededeling daarvan aan de aanvrager, deze termijn verlengen met drie weken. Indien niet binnen deze termijn is besloten, worden de bouwplannen en de begroting geacht te zijn goedgekeurd en vangt de bekostiging aan op het door de aanvrager aangegeven tijdstip.
Bij de beslissing als bedoeld in het tweede lid stellen burgemeester en wethouders eveneens vast of de feiten en omstandigheden waarin de school verkeert ten opzichte van de feiten en omstandigheden ten tijde van de vaststelling van het programma, al dan niet ingrijpend zijn gewijzigd. Bij een naar oordeel van burgemeester en wethouders ingrijpende wijziging van de feiten en omstandigheden komt de voorziening alsnog niet voor bekostiging in aanmerking.
De goedkeuring van de bouwplannen, de goedkeuring van de begroting, de toetsing of voldaan wordt aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en de toetsing of er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden kunnen achterwege blijven, als naar het oordeel van burgemeester en wethouders, dat niet noodzakelijk is gezien de inhoud van de in het programma opgenomen voorziening. Burgemeester en wethouders doen hiervan mededeling aan de aanvrager in het overleg als bedoeld in artikel 15.
De indiening van de in het eerste en het tweede lid bedoelde begroting blijft achterwege indien het de uitvoering betreft van een voorziening als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin. De beslissing van burgemeester en wethouders als bedoeld in het tweede lid betreft dan uitsluitend de beoordeling van het bouwplan. Daarbij zijn de genoemde termijnen in het tweede lid van overeenkomstige toepassing.
Nadat burgemeester en wethouders het bouwplan van een voorziening als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin hebben goedgekeurd, overlegt de aanvrager met inachtneming van de hierover gemaakte afspraken als bedoeld in artikel 15, tweede lid, aan burgemeester en wethouders de aan de aanvrager uitgebrachte offertes voor de uitvoering van de voorziening. Burgemeester en wethouders beslissen binnen zes weken na ontvangst van de offertes over het bedrag dat definitief beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van de voorziening en over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen. De aanvrager wordt binnen twee weken na de datum van deze beslissing hiervan schriftelijk in kennis gesteld. Voor de vaststelling van het definitieve bedrag is de offerte met de laagste prijsstelling bepalend.
Artikel 17 Aanvang bekostiging
Burgemeester en wethouders kunnen bij de beslissing als bedoeld in artikel 16, tweede lid of artikel 16, zesde lid, over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen, bepalen dat de beschikbaarstelling van de gelden in termijnen plaatsvindt. De beschilcbaarstelling van de gelden geschiedt dan telkens op een zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen voortkomend uit de realisering van de op het programma geplaatste voorziening.
Artikel 18 Vervallen aanspraak op vergoeding
De aanspraak op vergoeding van een voorziening vervalt, indien niet door de aanvrager vôér .1 oktober van het jaar volgend op de vaststelling van het programma een bouwopdracht is verleend dan wel een koop , huur of erfpachtovereenkomst is gesloten en een afschrift hiervan niet voor 15 oktober daaropvolgend aan burgemeester en wethouders is gezonden. De in de eerste volzin bedoelde bouwopdracht is onherroepelijk en vermeldt de aanvangsdatum van het werk en de termijn, uitgedrukt in het aantal werkbare dagen, binnen welke het werk wordt opgeleverd. De in de eerste volzin bedoelde overeenkomsten zijn onherroepelijk. In geval van een huur of erfpachtovereenkomst wordt daarin de datum van inwerkingtreding vermeld, alsmede de duur van de overeenkomst. In geval van een koopovereenkomst wordt daarin de datum van aankoop vermeld.
De aanspraak op vergoeding vervalt niet, indien de overschrijding van de termijn als bedoeld in het eerste lid veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen en de aanvrager voor 1 september een schriftelijk gemotiveerd verzoek heeft ingediend bij burgemeester en wethouders tot verlenging van de termijn als bedoeld in het eerste lid.
Hoofdstuk 3 Aanvragen met spoedeisend karakter
Een aanvraag om vergoeding van een voorziening in de huisvesting die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, kan worden ingediend bij burgemeester en wethouders.
Indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders een of meer gegevens als bedoeld in het eerste lid ontbreken, wordt dit binnen twee weken na datum van indiening van de aanvraag schriftelijk medegedeeld aan de aanvrager. De aanvrager heeft de gelegenheid de ontbrekende gegevens binnen twee weken na ontvangst van de mededeling in te dienen bij burgemeester en wethouders. Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet binnen de in de vorige volzin bedoelde termijn heeft verstrekt, besluiten burgemeester en wethouders de aanvraag niet te behandelen.
Paragraaf 3.2 Beoordeling aanvraag; uitvoering besluit
Artikel 21 Tijdstip beslissing
Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag of binnen vier weken nadat de aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt. Binnen twee weken na de datum van de beslissing wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld door burgemeester en wethouders.
De aanvraag wordt geacht voor vergoeding in aanmerking te zijn gebracht indien burgemeester en wethouders niet binnen de in het eerste lid genoemde termijnen een beslissing hebben genomen. Voor de hoogte van de vergoeding is dan het gestelde in bijlage IV bepalend. De uitvoering van de voorziening geschiedt dan volgens het bepaalde in artikel 23.
De aangevraagde voorziening wordt toegewezen, indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld dat het treffen van de voorziening, gelet op de voortgang van het onderwijs, geen uitstel kan lijden en geen van de in de wet opgenomen weigeringsgronden van toepassing is. Bij deze vaststelling passen burgemeester en wethouders de regels toe met betrekking tot:
Indien de aanvraag wordt toegewezen, vermelden burgemeester en wethouders welk genormeerd bedrag ingevolge het bepaalde in bijlage IV, deel A voor de toegewezen voorziening beschikbaar wordt gesteld, dan wel wat het geraamde bedrag is indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin.
Artikel 23 Uitvoering beslissing
Na bekendmaking van de beslissing als bedoeld in artikel 21, eerste lid, waarbij een vergoeding is toegewezen, treden burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering. Het bepaalde in de artikelen 15, 16 en 17 is daarbij overeenkomstig van toepassing, met uitzondering van de in tweede lid van artikel 16 genoemde termijn van zes weken. Hiervoor moet worden gelezen drie weken.
Artikel 24 Vervallen aanspraak vergoeding
Indien niet voor de in artikel 23, tweede lid bedoelde tijdstippen een bouwopdracht is verleend, dan wel een koop , huur of erfpachtovereenkomst is gesloten en een afschrift daarvan is gezonden aan burgemeester en wethouders, vervalt de aanspraak op vergoeding. Ten aanzien van de inhoud van een bouwopdracht, dan wel koop, huur of erfpachtovereenkomst is het gestelde in artikel 18, eerste lid van overeenkomstige toepassing
De aanspraak op vergoeding vervalt niet, indien de overschrijding van de datum veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden, die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen, en de aanvrager uiterlijk vier weken voor het verstrijken van deze datum een schriftelijk gemotiveerd verzoek heeft ingediend bij burgemeester en wethouders tot verlenging van de termijn.
Hoofdstuk 5 Medegebruik en verhuur
Paragraaf 5.1 Mede gebruik ten behoeve van onderwijs of educatie
Artikel 29 Aanduiding omstandigheden
Burgemeester en wethouders kunnen overgaan tot vordering van een gedeelte van een gebouw of terrein, bestemd voor het basisonderwijs en voortgezet onderwijs, indien:
Artikel 30 Omschrijving leegstand
Er is sprake van leegstand in een lesgebouw:
wanneer het betreft een gebouw van een school voor basisonderwijs of VOO rtgezet onderwijs, indien uit de vergelijking van het aantal groepen zoals berekend op basis van bijlage III, deel B en de capaciteit van het gebouw zoals vastgesteld op basis van bijlage III, deel A blijkt dat er ten minste één leslokaal niet nodig is voor de daar gevestigde school of scholen;
wanneer het betreft een gebouw van een school voor voortgezet onderwijs, indien uit de vergelijking van de ruimtebehoefte zoals berekend op basis van bijlage III, en de capaciteit van het gebouw zoals vastgesteld op baisi van BijlagellI deel A blijkt dat er een onderbenutting van de voor het medegebruik benodigde lokalen is, tenzij het bevoegde gezag op basis van het lesrooster of eerstkomende schooljaar aantoont dat dit niet het geval is.
Er is sprake van leegstand in een gymnastiekruimte:
wanneer het betreft een gebouw van een school voor voortgezet onderwijs, indien uit de berekening op basisi van bijlage III, deel B blijkt dat de benutting van het gebouw lager is dan 40 lesuren, tenzij het bevoegd gezag op basis van lesrooster of de lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaar aantoont dat dit niet het geval is.
Artikel 31 Nalaten vordering; volgorde van vorderen
Burgemeester en wethouders gaan niet over tot vordering ten behoeve van medegebruik indien het bevoegd gezag de leegstand van het gebouw waarin het beoogde medegebruik dient plaats te vinden in gebruik heeft gegeven aan een andere school of scholen ten behoeve van het onderwijs aan die school of scholen.
Artikel 32 Overleg en mededeling
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om over te gaan tot vordering van leegstand in een lesgebouw of gymnastiekruimte, voeren zij daarover overleg met het bevoegd gezag waarvan de leegstand gevorderd wordt en met het bevoegd gezag waarvoor de huisvesting is bestemd. Dit overleg maakt deel uit van het overleg als bedoeld in artikel 10.
Binnen zes weken na de vaststelling van het programma als bedoeld in artikel 11, doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt. Van deze mededeling kan worden afgezien als dat bevoegd gezag in het overleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar tegen de vordering te hebben.
Binnen zes weken na afloop van het overleg als bedoeld in het vorige lid, doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt. Van deze mededeling kan worden afgezien als dat bevoegd gezag in het overleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar tegen de vordering te hebben.
Paragraaf 5.2 Mede gebruik ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden
Artikel 34 Aanduiding omstandigheden
Burgemeester en wethouders kunnen overgaan tot vordering indien:
Artikel 35 Overleg en mededeling
Binnen vier weken na afloop van het overleg doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag. Indien het overleg zoals bedoeld in het eerste lid heeft geleid tot afspraken, bevat de mededeling in ieder geval die afspraken. Voorzover het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, bevat de mededeling de beslissing van burgemeester en wethouders over de punten waarover geen overeenstemming bestond. Indien het bevoegd gezag in het overleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar te hebben tegen de vordering, kan van de schriftelijke mededeling als hier bedoeld worden afgezien.
Hoofdstuk 6 Einde gebruik gebouwen en terreinen
Artikel 37 Tijdstip beëindiging gebruik; staat van onderhoud
Nadat een gebouw of terrein niet meer door het bevoegd gezag nodig is voor de huisvesting van een school wordt het gebruik van het gebouw of terrein zo spoedig mogelijk beëindigd, doch uiterlijk op de datum genoemd in de door burgemeester en wethouders en het bevoegd gezag ondertekende gezamenlijke akte of de datum zoals vastgesteld door gedeputeerde staten bij de beslissing inzake een geschil over de totstandkoming van een gezamenlijke akte.
Indien er, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, mogelijk sprake is van achterstallig onderhoud aan het gebouw of terrein bedoeld in het eerste lid, dat tot de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag behoort, wordt, voordat de eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden, een staat van onderhoud opgemaakt.
Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag. In dat overleg wordt, indien van toepassing, vastgesteld welk deel van het onderhoud alsnog door het bevoegd gezag wordt uitgevoerd of welk bedrag in plaats daarvan aan burgemeester en wethouders betaald wordt. Indien het overleg niet tot overeenstemming leidt, stellen partijen vast welke handelwijze gevolgd wordt Het opmaken van een staat van onderhoud blijft achterwege indien dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet nodig is.
Hoofdstuk 7 Gebruik en vergoeding gymnastiekruimte voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs
Artikel 38 Omvang en vergoeding gebruik
De omvang van het door de gemeente bekostigde gebruik van een gymnastiek- ruimte door een school voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs is gebaseerd op het aantal klokuren per week waarin volgens het activiteitenplan door de school de gymnastiekruimte wordt gebruikt. Voor een school voor basisonderwijs wordt het maximaal aantal klokuren dat voor vergoeding in aanmerking komt vastgesteld volgens het bepaalde in bijlage III, deel B en bedraagt ten hoogste 1,5 klokuur per week per groep 6-12-jarige leerlingen.
Het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school voor primair onderwijs dat eigenaar is van een gymnastiekruimte ontvangt jaarlijks een vergoeding. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld volgens het bepaalde in bijlage IV, deel A, op basis van de door het betreffende bevoegd gezag ingevolge artikel 5, derde lid, onder 5°, verstrekte gegevens. Het maximaal aantal voor vergoeding in aanmerking komende klokuren wordt op grond van het eerste lid vastgesteld. Wanneer er sprake is van medegebruik van de gymnastiekruimte door een of meer andere scholen voor primair onderwijs wordt voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding het aantal klokuren getotaliseerd.
Artikel 39 Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit; inroostering gebruik
Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks voor 1 mei voorafgaande aan het daaropvolgende schooljaar op basis van de ingediende opgaven een voorstel tot inroostering vast van het onderwijsgebruilc door scholen voor basisonderwijs van de op het grondgebied van de gemeente gelegen gymnastiekruimten. Hiertoe wordt het gewenste onderwij sgebruik afgezet tegen de beschikbare capaciteit van de gymnastiekruimten, waarbij wordt uitgegaan van een capaciteit van 26 klokuren per week per gymnastiekruimte.
Het voorstel tot iniroostering vermeldt per school voor basisonderwijs de volgende gegevens:
voor zover het gewenste aantal klokuren hoger is dan het aantal klokuren dat ingevolge artikel 38, eerste lid voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt, wordt vermeld hoeveel klokuren voor rekening komen van het bevoegd gezag van de school.Burgemeester en wethouders nemen het aantal klokuren als bedoeld in dit lid onder d slechts op in het voorstel tot inroostering voor zover daarvoor nog capaciteit beschikbaar is, nadat rekening is gehouden met het totale klokuurgebruik dat voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt.
Het voorstel tot inroostering wordt door burgemeester en wethouders binnen twee weken na vaststelling toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen voor basisonderwijs. De bevoegde gezagsorganen worden daarbij uitgenodigd voor een overleg over het voorstel. Dit overleg vindt plaats binnen twee weken na toezending van het voorstel. In het overleg worden de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen in de gelegenheid gesteld te reageren op het voorstel tot inroostering.
Met inachtneming van de reacties van de bevoegde gezagsorganen stellen burgemeester en wethouders voor 15 juni volgend op de genoemde datum in het tweede lid, de definitieve inroostering vast van het gebruik van de gymnastiek- ruimte voor het volgende schooljaar. Indien burgemeester en wethouders daarbij afwijken van een of meer in het overleg als bedoeld in het vijfde lid naar voren gebrachte reacties, dan wordt dit gemotiveerd.
Binnen twee weken na vaststelling van de inroostering ontvangen de betreffende bevoegde gezagsorganen een schriftelijke mededeling van burgemeester en wethouder over de inroostering in de beschikbare gymnastiekruiniten van de onder hun bevoegd gezag staande school of scholen voor het volgende schooljaar. Deze mededeling is te beschouwen als een beslissing in de zin van artikel 22 en, indien van toepassing, een beslissing in de zin van artikel 32, vierde lid.
Hoofdstuk 8 Overgangsregeling met betrekking tot de afhandeling van ingediende aanvragen voorzieningen in de huisvesting voor 1997 en 1998
Paragraaf 8.1 Uitvoering van door de minister genomen beslissingen
Artikel 40 Voor blijvend gebruik bestemde voorzieningen voor 1997
Een door de minister voor het jaar 1997 goedgekeurde, voor blijvend gebruik bestemde voorziening in de huisvesting ten behoeve van een school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel IX, eerste lid respectievelijk artikel X, eerste lid van de wet, wordt binnen twee maanden na inwerkingtreding van het bepaalde in dit hoofdstuk door de raad voor vergoeding in aanmerking gebracht. De vergoeding waarop het betrokken bevoegd gezag aanspraak kan maken, wordt daarbij vastgesteld aan de hand van het gestelde in bijlage IV, deel D. Een afschrift van het betreffende raadsbesluit wordt binnen twee weken nadat het besluit is genomen, bekend gemaakt aan het bevoegd gezag.
Binnen vier weken nadat het besluit als bedoeld in het eerste lid is genomen, treden burgemeester en wethouders met het bevoegd gezag in overleg over de wijze van uitvoering van de voorziening in de huisvesting. Hierbij is het bepaalde in de artikelen 15 tot en met 18 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 41 Kleine huisvestingsvoorzieningen en tijdelijke huisvesting voortgezet
Binnen twee maanden na inwerkingtreding van het bepaalde in dit hoofdstuk treden burgemeester en wethouders in overleg met het desbetreffende bevoegd gezag over de hoogte van de vergoeding en de wijze van uitvoering van de beslissing van de minister als bedoeld in artikel XVII, derde lid van de wet. Daarbij wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld aan de hand van het gestelde in bijlage IV, deel D.
In het overleg als bedoeld in het eerste lid worden nadere afspraken gemaakt over: a de beschikbaarstelling van de gelden ter uitvoering van de goedgekeurde voorziening in de huisvesting overeenkomstig het bepaalde in artikel 17; b het tijdstip en de wijze waarop door het bevoegd gezag verantwoording wordt afgelegd over de besteding van de beschikbaar gestelde gelden.
Paragraaf 8.2 Voor blijvend gebruik bestemde voorzieningen voor 1998
Artikel 42 Behandeling ingediende aanvragen
Een door de minister toegezonden aanvraag als bedoeld in artikel ix tweede lid of artikel X, tweede lid van de wet, waarin een voorziening wordt gewenst voor het jaar 1998, wordt beschouwd als een aanvraag voor opneming van een voorziening op het programma voor het jaar 1998 die is ingediend ingevolge artikel 6. Voor het overige is het bepaalde in hoofdstuk 2 onverkort van toepassing op een dergelijke aanvraag.
Paragraaf 8.3 Afhandeling van aanvragen met een spoedeisend karakter
Artikel 43 Afhandeling van door de minister toegezonden aanvragen van voor blijvend gebruik bestemde voorzieningen in de huisvesting.
Indien de door het bevoegd gezag verstrekte gegevens in het kader van de in eerste aanleg bij de minister ingediende aanvraag onvolledig zijn, delen burgemeester en wethouders dit binnen twee weken na inwerkingtreding van het bepaalde in dit hoofdstuk mee aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag heeft de gelegenheid de ontbrekende gegevens binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling in te dienen bij burgemeester en wethouders.
Paragraaf 8.4 Afhandeling aanvragen van voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen en inventaris voortgezet onderwijs 1997
Artikel 44 Afhandeling van aanvragen voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen voor basisonderwijs voor 1997
Indien de door het bevoegd gezag verstrekte gegevens in het kader van de ingediende aanvraag, dan wel in het kader van de in eerste aanleg bij de minister ingediende aanvraag, onvolledig zijn, delen burgemeester en wethouders dit binnen twee weken na inwerkingtreding van het bepaalde in dit hoofdstuk mee aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag heeft de gelegenheid om de ontbrekende gegevens binnen vier weken na ontvangst van de mededeling in te dienen bij burgemeester en wethouders.
Ten behoeve van de besluitvorming over een of meer aanvragen, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel en als bedoeld in artikel 45, stelt de raad een bedrag vast dat beschikbaar is voor de aangevraagde voorzieningen. Bij de beslissing op de aanvragen handelt de raad overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, met dien verstande dat de raad daarbij niet overgaat tot de vaststelling van een programma.
Indien het besluit inhoudt dat een voorziening in de huisvesting voor bekostiging in aanmerking komt, treden burgemeester en wethouders binnen vier weken nadat het besluit is genomen in overleg met het bevoegd gezag over de wijze van uitvoering van de voorziening. Hierbij is het bepaalde in de artikelen 15 tot en met 18 overeenkomstig van toepassing.
Artikel 45 Afhandeling van door de minister toegezonden aanvragen voor inrichting leer en hulpmiddelen en meubilair voortgezet onderwijs voor 1997
Indien de door het bevoegd gezag verstrekte gegevens in het kader van de in eerste aanleg bij de minister ingediende aanvraag onvolledig zijn, delen burgemeester en wethouders dit binnen vier weken na inwerkingtreding van het bepaalde in dit hoofdstuk mee aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag heeft de gelegenheid de ontbrekende gegevens binnen vier weken na ontvangst van deze mededeling in te dienen bij burgemeester en wethouders.
Hoofdstuk 9 Overgangs en slotbepalingen
Artikel 46 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.
Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks de in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor de vergoeding van voorzieningen bij op basis van de in bijlage IV, deel A opgenomen prjsindexen en systematiek van prjsbijstelling.
Artikel 48 Wijziging en bijlagen.
Voor de bijlagen als bedoeld en genoemd in deze verordening worden gehouden de bijlagen van de losbladige uitgave van de V.N.G. onder de titel ‘Model verordening voorzieningen huisvesting onderwijs”, ISBN 90.322.23607 en voorts zoals deze sinds de eerste uitgifte zijn gewijzigd of nog worden gewijzigd.