Organisatie | Stadskanaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Voorwaarden inzake overeenkomsten betreffende aanleg en instandhouding van leidingen en/of kabels |
Citeertitel | Algemene Voorwaarden inzake overeenkomsten betreffende aanleg en instandhouding van leidingen en/of kabels |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-09-1994 | nieuwe regeling | 26-09-1994 Geen. | R 4601 |
In deze Algemene Voorwaarden inzake overeenkomsten betreffende aanleg en instandhouding van leidingen en/of kabels met bijbehoren, hierna te noemen: 'A.V.L.', wordt verstaan onder:
een recht van opstal als bedoeld in artikel 5:101 en volgende Burgerlijk Wetboek;
Het opstalrecht omvat al hetgeen verband houdt met het aanbrengen, gebruiken, vervangen, instandhouden, inspecteren, verwijderen en met het ter vervanging verleggen van het werk binnen de strook grond die nader zal worden omschreven in de te sluiten overeenkomst. De leidingbeheerder en de door hem aan te wijzen derden hebben daartoe met de nodige vervoermiddelen, materialen en werktuigen toegang tot de grond. Voor het uitvoeren van werkzaamheden zal de leidingbeheerder in overleg met de eigenaar en/of de grondgebruiker bepalen op welke wijze zulks zal geschieden en op welke wijze gebruik kan worden gemaakt van het daarvoor vereiste gedeelte van de grond. De voor de uitvoering van de vereiste werkzaamheden hinderlijke belemmeringen mogen door de leiding beheerder tijdelijk worden weggenomen.
De leidingbeheerder zal met de werkzaamheden pas aanvangen, indien hiervan op een - naar de omstandigheden - gepaste wijze kennis is gegeven aan de eigenaar en/of de grondgebruiker. Bij normale inspectie en controle, waarbij geen voer- of werktuigen worden gebruikt en geen grondroeringen worden verricht, kan een kennisgeving achterwege blijven.
De eigenaar en/of de grondgebruiker zullen zich, ook bij het verlenen van rechten aan derden, onthouden van al datgene waardoor:
De eigenaar en/of grondgebruiker zullen zonder schriftelijke toestemming van de leidingbeheerder binnen de strook grond als bedoeld in artikel 2, lid 1:
geen opstallen, zoals gebouwen, werken - waaronder mede begrepen het aanbrengen van gesloten verhardingen en wijzigingen van het bodemniveau alsmede opslagplaatsen, diepwortelende bomen en beplantingen, aanbrengen of uitbreiden, goederen - waaronder begrepen afvalstoffen - opslaan, noch ontgravingen plegen en voorwerpen in de grond drijven;
geen boven- of ondergrondse kabels, buizen of leidingen aanbrengen. De eigenaar en/of de grondgebruiker zullen ook aan derden geen toestemming tot één of meer van de in dit lid bedoelde handelingen verlenen, zonder dat die derden daartoe schriftelijke toestemming van de leidingbeheerder hebben ontvangen.
In afwijking van lid 1 en onverminderd het bepaalde in artikel 4 kunnen de eigenaar en/of de grondgebruiker in geval van uitvoering van drainagewerkzaamheden volstaan met een schriftelijke melding daarvan aan de leidingbeheerder uiterlijk tien dagen voordat met de uitvoering van genoemde werkzaamheden wordt aangevangen.
Indien tengevolge van werkzaamheden, die worden uitgevoerd door of in opdracht van de eigenaar en/of de grondgebruiker, schade aan het werk ontstaat, zal de leidingbeheerder de eigenaar en/of de grondgebruiker hiervoor niet aansprakelijk stellen, tenzij hem opzet of grove schuld kan worden verweten.
Indien de eigenaar en/of de grondgebruiker in ernstige mate in gebreke blijft in de nakoming van de verplichtingen omschreven in de artikelen 4 en 5, heeft de leidingbeheerder het recht, terstond en zonder dat daartoe enige ingebrekestelling nodig is, al die maatregelen te nemen welke nodig zijn om hetgeen in strijd met genoemde verplichtingen is verricht ongedaan te maken, voorzover dit naar het oordeel van de leidingbeheerder om reden van veiligheid en bedrijfszekerheid van het werk noodzakelijk is.
Binnen het kader van het opstalrecht vrijwaart de leidingbeheerder de eigenaar tegen aanspraken wegens storing in het genot van de rechtmatige grondgebruiker met wie de leidingbeheerder tevens een overeenkomst is aangegaan, terwijl de eigenaar de leidingbeheerder vrijwaart tegen aanspraken van derden welke afbreuk kunnen doen aan de rechten van de leidingbeheerder, voor zover de eigenaar redelijkerwijs kennis kon dragen van deze aanspraken.
De eigenaar en/of de grondgebruiker zullen in de periode, liggende tussen de datum waarop de overeenkomst is gesloten en de datum van vestiging van het opstalrecht;
in geval van vervreemding of bezwaring van de strook grond als bedoeld in artikel 2 lid 1, of van een gedeelte daarvan, zorgdragen dat in de desbetreffende overeenkomst melding wordt gemaakt van het te vestigen opstalrecht en zijn wederpartij de verplichting opleggen dat deze aan de vestiging van het opstalrecht onvoorwaardelijk zal medewerken en geen aanspraken zal maken op vergoedingen wegens vestiging van het opstalrecht, indien en voorzover ter zake reeds aan de eigenaar betalingen mochten zijn gedaan.
Het opstalrecht is altijddurend. Het recht eindigt in ieder geval, als de leidingbeheerder schriftelijk aan de eigenaar mededeelt dat van het recht voortaan geen gebruik meer zal worden gemaakt. De leidingbeheerder is verplicht alsdan het doen eindigen van het opstalrecht in de openbare registers bij het kadaster in te schrijven, waartoe de eigenaar bij deze aan de leidingbeheerder onherroepelijk volmacht verleent met de macht van substitutie.
Bij beëindiging van het opstalrecht zullen partijen met elkander overleggen of het werk volledig of gedeeltelijk wordt verwijderd dan wel ter plaatse wordt gelaten. In het laatste geval zal het werk of het door de leidingbeheerder ter plaatse te laten gedeelte om niet eigendom van de grondeigenaar worden. Indien de eigenaar bij die gelegenheid aannemelijk maakt dat hij er een redelijk belang bij heeft dat het werk of een gedeelte van het werk wordt verwijderd, zal de leidingbeheerder hieraan voldoen, tenzij de leidingbeheerder er de voorkeur aan geeft een schadevergoeding toe te kennen.
De leidingbeheerder verplicht zich tot vergoeding van alle aan de eigenaar en/of de grondgebruiker toegebrachte schade die het gevolg is van de door of vanwege de leiding beheerder in het kader van dit opstalrecht uitgevoerde werkzaamheden en van de door breuk of lekkage van het werk toegebrachte schade, voor zover het ontstaan van deze schade aan de leidingbeheerder kan worden toegerekend; een en ander voorzover de schade niet reeds op een andere wijze is vergoed of weggenomen en voorzover de schade niet een gevolg is van opzet of grove schuld van de eigenaar en/of grondgebruiker bij niet nakoming van artikel 5 en/of bij toepassing door de leidingbeheerder van artikel 6.
Indien schade mocht ontstaan, welke niet volgens de bepalingen van de overeenkomst en voorgaande bepalingen van deze A.V.L. is vergoed, omdat deze ten tijde van de vaststelling van de alsdan uitgekeerde vergoeding(en) niet kon worden voorzien en/of worden bepaald, zal de leidingbeheerder, op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek, deze schade alsnog vergoeden aan degene die ten tijde van de vestiging van het opstalrecht eigenaar of grondgebruiker was of diens rechtsopvolger(s) onder algemene titel, indien en voorzover:
de eigenaar en/of de grondgebruiker het schriftelijk verzoek ertoe bij de leidingbeheerder heeft ingediend binnen een jaar nadat hij redelijkerwijze van de schade heeft kunnen kennisnemen. De op grond van dit lid te vergoeden schade, voortvloeiende uit een en dezelfde oorzaak, zal met betrekking tot hetzelfde perceel grond slechts eenmaal zijn verschuldigd, tenzij bijzondere omstandigheden een andere beslissing rechtvaardigen.
Indien tussen partijen in het kader van dit opstalrecht omtrent enigerlei schade en/of schadevergoeding, dan wel omtrent de keuze van het al dan niet geheel of gedeeltelijk verwijderen van het werk als bedoeld in artikel 9 van deze A.V.L., een verschil van mening mocht ontstaan dat niet in der minne kan worden opgelost, dan zal, onverminderd het overigens bepaalde in Boek IV van het Wetboek van Burgelijke Rechtsvordering, zo'n geschil met uitsluiting van de gewone rechter, in eerste en hoogste aanleg worden beslecht door een door partijen gezamenlijk te benoemen scheidsman. Het geschil wordt geacht te bestaan, indien één der partijen aan de ander schriftelijk te kennen geeft, dat een zodanig verschil van mening aanwezig is.
Indien partijen omtrent de keuze van de scheidsman niet binnen dertig dagen na de in het eerste lid van dit artikel genoemde schriftelijke kennisgeving tot overeenstemming kunnen komen, dan zal het geschil met uitsluiting van de gewone rechter, in eerste en hoogste aanleg worden beslecht door drie scheidslieden, waarvan partijen elk één en deze twee gezamenlijk de derde, die tevens als voorzitter fungeert, zullen benoemen.
Indien niet binnen vijf en veertig dagen na de in het eerste lid van dit artikel genoemde schriftelijke kennisgeving tot overeenstemming kan worden gekomen omtrent de benoeming van de scheidslieden, op de wijze als in het tweede lid van dit artikel omschreven, dan zal de President van de Rechtbank van het Arrondissement waarin de leidingbeheerder zijn zetel heeft, de ontbrekende scheidsman/-lieden benoemen zulks op verzoek van de meest gerede partij.
De scheidsman zal, casu quo de scheidslieden zullen, de procedure bepalen en oordelen als goede mannen naar billijkheid. Zijn/hun last zal onherroepelijk voortduren tot aan zijn/hun schriftelijke einduitspraak. De kosten van het geding, die van de scheidsman/-lieden daaronder begrepen, zullen ten laste van de geheel of grotendeels in het ongelijk gestelde partij komen, dan wel, indien de billijkheid ertoe aanleiding mocht geven, op andere wijze door de scheidsman/-lieden over de partijen verdeeld. De vergoeding van de scheidsman/-lieden wordt door deze vastgesteld overeenkomstig de hiervoor gebruikelijke normen.
De leidingbeheerder is gerechtigd om onmiddellijk na ondertekening van de overeenkomst op of in de grond al het nodige te verrichten voor het tot stand brengen van het in artikel I van de met de eigenaar gesloten overeenkomst omschreven werk. De eigenaar casu quo grondgebruiker zal geen gebruik maken van zijn eventuele rechten op hetgeen door de leidingbeheerder ter plaatse mocht worden of is gebouwd of aangebracht.