Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kampen

Verordening burgerinitiatiefvoorstel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKampen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening burgerinitiatiefvoorstel
CiteertitelVerordening burgerinitiatiefvoorstel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur en recht

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-11-2005nieuwe regeling

29-09-2005

Gemeenteblad, 2005, 68

voorstel fractie Christen Unie agenda nr. 9

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening burgerinitiatiefvoorstel

De Raad van de Gemeente Kampen;

gelezen het voorstel van de fractie van de ChristenUnie

besluit :

 

vast te stellen de Verordening Burgerinitiatiefvoorstel

Artikel 1  

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde ter plaatsing op de agenda van de vergadering van de betreffende raadscommissie.

Nadat een burgerinitiatiefvoorstel is behandeld in een commissievergadering wordt het op de agenda van de raadsvergadering geplaatst, met daarbij het advies van de raadscommissie over het initiatiefvoorstel.

Artikel 2  

Een burgerinitiatiefvoorstel wordt op de agenda van de betreffende raadscommissie geplaatst, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

Ongeldig is het verzoek dat:

  • a.

    niet wordt ondersteund door ten minste

    • -

      50 initiatiefgerechtigden bij een buurtplan

    • -

      150 -250 initiatiefgerechtigden bij een wijk- of dorpsplan afhankelijk van de grootte van de wijk cq het dorp

    • -

      500 initiatiefgerechtigden bij een stadsplan;

  • b.

    een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of

  • c.

    niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Artikel 3  

  • 1.

    Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, alsmede ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

  • 2.

    Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4  

Een burgerinitiatiefvoorstel kan geen betrekking hebben op:

  • a.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • b.

    vragen over het gemeentelijk beleid en/of de uitvoering ervan;

  • c.

    voorstellen die een wijziging in beleid betreffen dat al in een ver gevorderd stadium van ontwikkeling is of al in uitvoering is;

  • d.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

  • e.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur;

  • f.

    een voorstel waarover al eerder door de raad een besluit is genomen in dezelfde raadsperiode en waarbij zich geen nieuwe feiten hebben voorgedaan;

  • g.

    voorstellen die privé-belangen betreffen en daarmee niet in het belang zijn van buurt, wijk, dorp of stad, of

  • h.

    voorstellen die expliciet nadeel of schade opleveren voor specifieke bewonersgroepen.

Artikel 5  

  • 1.

    Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raadscommissie wordt schriftelijk ingediend bij de raadsgriffier.

  • 2.

    Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3.

    Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van een standaardformulier burgerinitiatieven.

Artikel 6  

  • 1.

    De raadscommissie beslist in een volgende vergadering na de datum van indiening van het burgerinitiatiefvoorstel of het op de agenda van de vergadering van een volgende commissie wordt geplaatst, met dien verstande dat tenminste twee weken zijn gelegen tussen de dag van indiening van het burgerinitiatiefvoorstel en de dag van de vergadering waarin de commissie beslist of het voorstel op de agenda van de commissie wordt geplaatst.

  • 2.

    Indien de commissie agendering van het voorstel afwijst wegens strijd met artikel 4, onder a moet de commissie het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders indien het een onderwerp betreft waarover het college beslissingsbevoegdheid heeft. Dit moet ook worden medegedeeld aan de indiener van het voorstel.

  • 3.

    Indien de commissie agendering van het burgerinitiatiefvoorstel toewijst, dan agendeert zij het voor de eerstvolgende vergadering van de commissie.

  • 4.

    De raadsgriffier nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 5.

    De commissie kan tijdens de vergadering waarin het burgerinitiatiefvoorstel geagendeerd is, besluiten dat nader onderzoek vereist is alvorens door de raad een besluit kan worden genomen over het burgerinitiatiefvoorstel.

  • 6.

    Na inhoudelijke behandeling van een burgerinitiatiefvoorstel in een commissievergadering, dient het voorstel op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst te worden.

  • 7.

    Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 8.

    Voorafgaand aan de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.

Artikel 7  

De burgemeester brengt over elk jaar een verslag uit in het burgerjaarverslag over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 8  

Deze verordening treedt zes weken na de dag van bekendmaking in werking.

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 29 september 2005

de griffier, de voorzitter,

Nota-toelichting Verordening Burgerinitiatiefvoorstel

Algemeen

Een van de doelstellingen van het dualisme is de betrokkenheid van de burger bij de lokale politiek te vergroten en participatie van burgers bij de beleids- en besluitvorming door de gemeenteraad te stimuleren. Een van de middelen om dit te bereiken is de introductie van het burgerinitiatief.

 

In diverse gemeenten is het recht van burgerinitiatief al door de raad aangenomen en zijn er positieve ervaringen mee opgedaan. Zo heeft de gemeente Utrecht het burgerinitiatief al in april 2000 geïntroduceerd in het kader van het programma “Betrokken Stad”, dat voortkomt uit een streven naar versterking van de lokale democratie.

 

Het burgerinitiatiefrecht heeft er in Utrecht toe geleid dat over enkele problemen die al langere tijd speelden snel besluiten zijn genomen. Burgers blijken het directe contact met raadsleden over de lokale problematiek bovendien positief te waarderen. In Almelo is in januari dit burgerinitiatief door de raad aangenomen.

Het burgerinitiatief biedt de afzonderlijke fracties in de raad bovendien de mogelijkheid om zich politiek te profileren op een bepaald onderwerp en de burgers zo te laten zien waar ze voor staan en waarom. Het draagt met andere woorden bij aan de herkenbaarheid van de lokale politiek. De betrokkenheid van de burgers bij de lokale politiek zal hierdoor toenemen. Omgekeerd zal ook de betrokkenheid van lokale politici bij de burgers worden vergroot. Het burgerinitiatiefrecht is dus een belangrijk instrument om als raadslid voeling te hebben en houden met datgene wat leeft in de Kamper samenleving.

 

Bij de bepalingen die in het hiernavolgende zullen passeren is aansluiting gezocht bij de modelbepalingen van de VNG.

 

Artikel 1:

Er kan worden gekozen uit het agenderen van een onderwerp en het agenderen van een voorstel.

Als ervoor wordt gekozen dat een onderwerp geagendeerd mag worden, dan hoeft dat niet vergezeld te gaan van een concreet voorstel.

Als wordt gekozen voor een voorstel betekent dit, dat indieners alleen een uitgewerkt initiatiefvoorstel kunnen indienen bij de gemeenteraad.

 

Aangezien op grond van de Verordening op de raadscommissies (spreekrecht burgers) burgers al het recht hebben om het woord te voeren over geagendeerde onderwerpen in de commissievergaderingen, alsmede niet geagendeerde onderwerpen in het spreekuur van het seniorenconvent, ligt het voor de hand te kiezen voor de variant waarbij alleen een voorstel geagendeerd kan worden. De fractie van de ChristenUnie stelt voor burgers een initiatiefvoorstel te laten indienen bij de raadscommissies, en dus niet bij de gemeenteraad. Nadat een burgerinitiatiefvoorstel is behandeld in een commissievergadering wordt het op de agenda van de raadsvergadering geplaatst, met daarbij het advies van de betreffende raadscommissie met betrekking tot het initiatiefvoorstel.

 

Uiteraard moeten aan het recht van burgerinitiatief voorwaarden en procedureregels worden gesteld. Deze moeten echter zo helder en eenvoudig mogelijk zijn. Want een grote hoeveelheid regels en ingewikkelde voorwaarden zouden de burgers kunnen ontmoedigen en het burgerinitiatiefrecht zou daarmee zijn doel voorbij schieten.

 

Artikel 2:

Een voor de hand liggende voorwaarde is dat het burgerinitiatief een zekere, aantoonbare steun onder de bevolking heeft. Dat kan door als vereiste te stellen dat de verzoeker een lijst met een nader te bepalen aantal handtekeningen van ondersteuners moet indienen.

De hoeveelheid van die ondersteuners kan de gemeente zelf vaststellen. Zo zijn in Den Haag voor een buurtplan 250 handtekeningen nodig, voor een wijkplan 1000 en voor een stadsplan 2500 handtekeningen. In Utrecht zijn slechts 25 handtekeningen vereist om gebruik te kunnen maken van het burgerinitiatiefrecht; hierbij moet worden opgemerkt dat in Utrecht alleen straat-, buurt- of wijkplannen kunnen worden ingediend.

De omvang van de drempels zou van dien aard moeten zijn dat zij – zonder verhinderend te zijn – toch een zekere garantie bieden dat het desbetreffende voorstel gedragen wordt door een gedeelte van de bevolking. Het burgerinitiatiefrecht moet niet alleen betrekking hebben op de leefomgeving in straten, buurten of wijken, maar ook moeten plannen c.q. voorstellen kunnen worden ingediend die een wijkoverstijgend karakter hebben. Burgers moeten met andere woorden de mogelijkheid hebben om plannen in te dienen die betrekking hebben op de gehele gemeente Kampen.

Het minimumaantal handtekeningen dat benodigd is voor ondersteuning van een buurtplan is 50.

De fractie van de ChristenUnie stelt voor ondersteuning met tenminste 150 handtekeningen bij een wijk- of dorpsplan, voor zover het de kleine kernen betreft; een wijk en een dorp worden in dit geval dus gelijkgesteld wat betreft het aantal vereiste handtekeningen voor ondersteuning van een burgerinitiatiefvoorstel. Voor de grotere kern IJsselmuiden zijn 250 handtekeningen vereist.

Het aantal handtekeningen dat vereist is voor ondersteuning van een stadsplan is 500.

Opgemerkt moet worden dat de raad dit aantal eenvoudigweg kan aanpassen als zich een duidelijke toe- of afname van het aantal ingediende initiatiefvoorstellen voordoet.

De aantallen handtekeningen voor het buurtplan, en het stadsplan zijn gelijk aan de gemeente Almelo, voor wijk cq dorpsplannen stelt de ChristenUnie een lager aantal voor namelijk 150 i.p.v. 200, dit i.v.m. de schaalgrootte van de wijken cq kernen.

 

Artikel 3:

Er zijn verschillende mogelijkheden wat betreft de groep initiatief- en ondersteuningsgerechtigden. Er kan bijvoorbeeld gekozen worden voor de burgers die kiesgerechtigd zijn bij de gemeenteraadsverkiezingen. Niets staat echter een verlaging van de leeftijdsgrens voor initiatief- en ondersteuningsgerechtigdheid tot zestien, veertien of zelfs twaalf jaar in de weg.

In de gemeente Utrecht is ervoor gekozen dat de indiener en de ondersteuners van het voorstel woonachtig moeten zijn in Utrecht en kiesgerechtigd voor de gemeenteraadsverkiezingen. In Enschede is iedereen die ingezetene is van de gemeente Enschede en twaalf jaar of ouder is initiatiefgerechtigd en bevoegd tot ondersteuning van een initiatiefvoorstel.

 

De meningen verschillen wat betreft de vereiste minimumleeftijd van degenen die initiatiefgerechtigd zijn en bevoegd tot ondersteuning van een burgerinitiatiefvoorstel.

Het ligt daarom voor de hand een compromis op te nemen in de Verordening Burgerinitiatiefvoorstel, waarbij wordt voorgesteld te kiezen voor een minimumleeftijd van 16 jaar.

 

Artikel 4:

Voor een geldig verzoek om plaatsing van een initiatiefvoorstel op de agenda van de raads- c.q. commissievergadering is niet alleen vereist dat men initiatiefgerechtigd is en het voorstel door een voldoende aantal ondersteuningsgerechtigden onderschreven wordt. Ook moet aan een aantal andere voorwaarden worden voldaan.

De beperkingen die onder a t/m h zijn gesteld aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen.

Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om als raad te beraadslagen over een onderwerp waarover de raad geen beslissingsbevoegdheid heeft.

De afstand tussen burger en bestuur zou alleen maar worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.

Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissievergadering of het spreekuur van het seniorenconvent.

Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtenprocedure doorkruist. Voor het indienen van een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur of een bezwaarschrift tegen een besluit van het gemeentebestuur heeft de burger andere wegen.

Tenslotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren.

 

Artikel 5:

Voorgesteld wordt dat burgerinitiatiefvoorstellen schriftelijk moeten worden ingediend bij de raadsgriffier, aangezien de raadsgriffier de raad bijstaat in zijn werkzaamheden. De raadsgriffier verstrekt ook informatie aan burgers wat betreft de procedures voor het opstellen en indienen van een burgerinitiatiefvoorstel.

Verder moet het initiatiefvoorstel goed worden omschreven en moet de reden waarom gebruik wordt gemaakt van het recht van burgerinitiatief worden gemotiveerd in een toelichting.

Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier burgerinitiatieven.

Het standaardformulier burgerinitiatieven moet worden voorzien van een heldere toelichting, zodat de indiener van een initiatiefvoorstel weet wat er van hem of haar verwacht wordt. Het standaardformulier burgerinitiatieven en de toelichting bij dit formulier zal op de website van de gemeente Kampen worden geplaatst.

 

Artikel 6:

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de commissie c.q. raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren. Als een onderwerp tot de bevoegdheid van het college behoort, moet de commissie c.q. raad het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders en dit moet worden medegedeeld aan de indiener van het initiatiefvoorstel.

Verder worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel.

Door nader onderzoek te verrichten kan o.a. worden vastgesteld in hoeverre het voorstel past in bestaand beleid en wat er de juridische, financiële en procedurele aspecten van zijn. Tevens kan een peiling naar het draagvlak van het voorstel gedaan worden.

De indiener van het burgerinitiatiefvoorstel wordt altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het voorstel wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn.

Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing in de zin van artikel 6:3 Awb, die niet vatbaar is voor bezwaar en beroep.

Het voorstel is te kiezen voor indiening van burgerinitiatiefvoorstellen bij commissievergaderingen, en dus niet bij raadsvergaderingen. Verder moet het volgende gelden:

Indiening loopt via dezelfde structuur als bij reguliere voorstellen; namelijk aanbieding aan griffie, via agendacommissie aan de commissie grondgebied, inwoners of middelen.

Elk initiatiefvoorstel dat wordt ingediend moet bij de eerstvolgende commissievergadering zijn voorzien van een ambtelijke toets wat betreft de afdoening ervan, met dien verstande dat tenminste twee weken zijn gelegen tussen de dag van indiening van het initiatiefvoorstel en de dag van de vergadering waarin de commissie beslist over de wijze van afdoening van het initiatiefvoorstel. Er wordt gemotiveerd aangegeven of het voorstel al dan niet op de agenda van de commissievergadering dient te worden geplaatst (hierbij wordt getoetst aan de bepalingen van artikel 4).

Wat betreft de termijn waarbinnen het voorstel inhoudelijk aan de orde moet komen in de commissievergadering geldt een redelijke termijn; de indiener van het voorstel wordt van deze termijn schriftelijk op de hoogte gebracht. Op het moment dat een initiatiefvoorstel inhoudelijk wordt behandeld in een commissievergadering, moet het zijn voorzien van een gemotiveerd ambtelijk advies wat betreft het te nemen besluit. In dit advies wordt ook aangegeven hoeveel kosten gemoeid zijn met de realisering van het initiatiefvoorstel.

Bekendmaking van het besluit aan de verzoeker moet plaatsvinden voorafgaand aan de bekendmaking van het besluit in de plaatselijke krant(en)

 

Artikel 7:

Voorgesteld wordt de burgemeester jaarlijks verslag uit te laten brengen in het burgerjaarverslag over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

De Verordening Burgerinitiatiefvoorstel zal een jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd en zonodig aangepast.

 

Artikel 8:

Geen nadere toelichting