Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oirschot

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Oirschot 2010-2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOirschot
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Oirschot 2010-2012
CiteertitelVerordening materiële financiële gelijkstelling primair onderwijs gemeente Oirschot 2010-2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerpOnderwijs

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Met deze verordening stelt de gemeente aanvullende voorzieningen in exploitatie of personeel van de basisscholen in Oirschot beschikbaar. Dit betreft een subsidie in de kosten van burgerschap, levensbeschouwing en cultuureducatie, conciërgevoorzieningen en leesbevordering.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. art 140 Wet op het primair onderwijs
  2. artikel 5 van de Gemeentewet
  3. artikelen XIII, XV en XVII van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden
  4. hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht
  5. Lokale Educatieve Agenda gemeente Oirschot 2009-2012
  6. artikel 141 van de Wet op het primair Onderwijs

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-2010Nieuwe verordening

23-02-2010

Weekjournaal van 17 maart 2010

KSN

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Oirschot 2010-2012

 

De raad van de gemeente Oirschot;

 

gelezen het voorstel van het college van 26 januari 2010, inzake de verordening materiële financiële gelijkstelling primair onderwijs gemeente Oirschot 2010-2012;

 

gelet op artikel 140/141 van de Wet op het primair onderwijs;

 

gelet op de artikelen XIII, XV en XVII van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden;

 

gelet op artikel 5 van de Gemeentewet;

 

gelet op hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

gelet op de Lokale Educatieve Agenda gemeente Oirschot 2009-2012;

 

gezien het gevoerde overleg met vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen van de niet door gemeente in stand gehouden scholen in de gemeente;

 

overwegende dat het redelijk is de toekenning van voorzieningen in het kader van aanvullend gemeentelijk beleid ten aanzien van het onderwijs bij verordening te regelen;

 

besluit :

 

vast te stellen de Verordening materiële financiële gelijkstelling primair onderwijs gemeente Oirschot 2010-2012.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder: 

a. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot;b. schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of  bIjzondere school; c. school: school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs; d. voorzieningen: voorzieningen voor burgerschap, levensbeschouwing, cultuureducatie, conciërgevoorzieningen en leesbevordering;e. tijdvak: schooljaar;f. subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de wet, dat beschikbaar is voor een voorziening;g. subsidievaststelling: een beschikking zoals bedoeld in artikel 4:42 van de wet;h. subsidieverlening: de beschikking van het college waarbij een voorwaardelijke financiële aanspraak ontstaat op het subsidiebedrag voor een voorziening; i. wet; de Algemene wet bestuursrecht.

 

Hoofdstuk 2 Procedures

 

 

Paragraaf 2.1. Aanvraag voorzieningen

Artikel 2 Indiening aanvraag

  • 1

    Het schoolbestuur dat een subsidie voor een voorziening voor een schooljaar wenst, dient vóór 31 oktober van het betreffende schooljaar een aanvraag in bij het college. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluit het college om de aanvraag niet te behandelen. In afwijking van deze datum is de uiterlijke indieningsdatum voor het schooljaar 2009-2010 31 maart 2010.

  • 2

    De aanvraag vermeldt:a. naam en adres van het schoolbestuur;b. de dagtekening;c. de gewenste subsidie voor een benoemde voorziening;d. de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening is bestemd voor een school;e. een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.f. indien van toepassing: de naam van in te huren derden en, indien van toepassing de hoogte van het bedrag dat door derden aan de voorziening wordt bijgedragen. 

  • 3

    Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 3 Beslissingstermijn

  • 1

    Het college besluit vóór 15 februari op een aanvraag. In afwijking hiervan besluit het college uiterlijk 31 mei 2010 op aanvragen voor het schooljaar 2009-2010.

  • 2

    Het college kan de data zoals genoemd in artikel 3.1 lid a met vier weken verlengen. Bij verlenging wordt uiterlijk twee weken voor de betreffende datum door het college schriftelijk mededeling gedaan aan het schoolbestuur. Hierbij geeft het college de reden voor de verlenging aan.

  • 3

    Het college stelt het schoolbestuur uiterlijk twee weken na de datum van het besluit schriftelijk hiervan in kennis.

Artikel 4 Weigeringsgronden

Het college weigert de subsidie voor een voorziening in ieder geval indien:

a. de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van deze verordening;b. niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria;c. door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

 

Paragraaf 2.2 Subsidieverlening en bevoorschotting

Artikel 5 Subsidieverlening

  • 1

    De beschikking tot subsidieverlening bevat:a. het tijdvak en het doel waarvoor de subsidie is toegekend;b. de wijze waarop het schoolbestuur de subsidie dient te gebruiken en voor welke voorziening;c. het bedrag van de maximale subsidie; d. het bedrag van het voorschot of de wijze van vaststelling daarvan indien de beschikking tot subsidieverlening bepaalt dat het college een voorschot verleent;e. voorzover van belang de wijze waarop rekening en verantwoording door het schoolbestuur wordt afgelegd aan het college.

  • 2

    De betaling van het subsidiebedrag of bevoorschotting vindt uiterlijk 6 weken na het besluit tot subsidieverlening plaats.

     

Paragraaf 2.3. Subsidievaststelling

Artikel 6 Definitieve subsidievaststelling

  • 1

    Na een beschikking tot subsidieverlening dient het schoolbestuur na afloop van het schooljaar waarvoor de subsidie is toegekend, uiterlijk 1 september, een aanvraag tot definitieve subsidievaststelling in bij het college. Het college stelt de subsidie ambtshalve vast indien de aanvraag achterwege blijft.

  • 2

    De aanvraag tot definitieve vaststelling gaat vergezeld van een beknopt inhoudelijk verslag en een financieel overzicht van inkomsten en uitgaven.

  • 3

    Indien het schoolbestuur niet of niet voldoende aantoont dat de verplichtingen zijn nagekomen, deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Hierbij geeft het college aan op welke onderdelen het schoolbestuur aanvullende informatie moet verschaffen. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na ontvangst van de mededeling de gevraagde informatie schriftelijk te verschaffen. Indien het schoolbestuur de gevraagde informatie niet binnen deze termijn verstrekt, stelt het college de subsidie ambtshalve vast.

  • 4

    Het college beslist uiterlijk 31 oktober of binnen acht weken na de verstrekking van de aanvullende informatie over de definitieve subsidievaststelling.

  • 5

    Het college stelt uiterlijk twee weken na het genomen besluit het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

  • 6

    Het college betaalt het definitieve subsidiebedrag onder verrekening van de betaalde voorschotten, overeenkomstig de definitieve subsidievaststelling. De betaling vindt uiterlijk 6 weken na het genomen besluit tot subsidievaststelling plaats.

Artikel 7 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een subsidie voor een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum aan de schoolbesturen schriftelijk bekendgemaakt door het college.

Artikel 8 Intrekken of wijzigen beschikking; terugvordering

Ten aanzien van het beleid tot intrekking, wijziging, stopzetting of verlaging van de afgegeven subsidiebeschikking dan wel terugvordering van gegeven subsidie is titel 4:2 van de wet van toepassing.

Artikel 9 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen, is niet toegestaan zonder toestemming van het college tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

 

Hoofdstuk 3 Financieel kader

Artikel 10 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1

    De raad heeft de volgende subsidieplafonds vastgesteld voor de subsidiering van voorzieningen:a. Burgerschap, levensbeschouwing en cultuureducatie:Voor voorzieningen met betrekking tot burgerschap en cultuureducatie geldt een subsidieplafond van € 3,99 per ongewogen leerling voor het schooljaar 2009-2010, gebaseerd op het werkelijke aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober van het schooljaar waarvoor de voorziening wordt aangevraagd. Voor de voorziening levensbeschouwing geldt een subsidieplafond van € 6,01 per ongewogen leerling voor het schooljaar 2009-2010, gebaseerd op het werkelijke aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober van het schooljaar waarvoor de voorziening wordt aangevraagd. b. Conciërgevoorzieningen:Voor deze voorziening geldt een subsidieplafond van € 5.968,- per school voor het schooljaar 2009-2010. c. Leesbevordering:Een bedrag van maximaal € 1,61 per ongewogen leerling voor het schooljaar 2009-2010, gebaseerd op het werkelijke aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober van het schooljaar waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

  • 2

    Het college verleent slechts subsidie voor zover de financiële positie van de gemeente dat mogelijk maakt en de gemeenteraad daarvoor de financiële middelen heeft opgenomen in de vastgestelde gemeentebegrotingen.

  • 3

    De subsidieplafonds stijgen jaarlijks met 3% (indexering), voor het eerst voor het schooljaar 2010-2011.

  • 4

    Indien de financiële positie van de gemeente daartoe aanleiding geeft kan het college bij de beslissing op de aanvraag afwijken van de indexering en de subsidiegrondslag.

     

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 11 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 12 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 13 Bijlage

Bijlage A Voorzieningen is onlosmakelijk verbonden met de onderliggende verordening materiële financiële gelijkstelling primair onderwijs gemeente Oirschot 2010-2012.

Artikel 14 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1

    De verordening kan worden aangehaald als: Verordening materiële financiële gelijkstelling primair onderwijs gemeente Oirschot 2010-2012.

  • 2

    De verordening treedt in werking met ingang van 1 maart 2010.

     

     

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 februari 2010.

 

De voorzitter,                De griffier,Ruud Severijns            Han Struijs

 

 

 

Voorzieningen 1  

 

A. Burgerschap, levensbeschouwing en cultuureducatie

 

1. Aanduiding van de voorzieningBurgerschap en cultuureducatie: Een subsidie in de kosten voor onderwijsprogramma’s die gericht zijn op een of meerdere van de volgende onderwerpen: burgerschap, oriëntatie op de maatschappij, leefwereld vanuit de eigen persoonlijke situatie, maatschappijleer, sociale omgangsvormen, waarden en normen en leefgewoonten. Levensbeschouwing: Een subsidie in de kosten voor levensbeschouwing in het onderwijs. Dit betreft zowel godsdienstonderwijs (bijzonder onderwijs) als onderwijs op het gebied van leefstijl (openbaar onderwijs).

 

2. Toekenningscriteria a. Een schoolbestuur moet om voor subsidie in aanmerking te komen een beschrijving van de gewenste voorziening met kostenraming overleggen aan het college van B&W. Indien sprake is van het inhuren door derden dient het schoolbestuur kopie-facturen van derden en/of een kopie van de overeenkomst met derden te overleggen. b. Schoolbesturen kunnen subsidie voor meerdere projecten aanvragen, mits het totaalbedrag per leerling voor de voorziening niet hoger is dan het vastgestelde subsidieplafond per ongewogen leerling zoals gesteld in artikel 10 van de verordening.

 

3. ToekenningsgrondslagenVoor de onderwerpen maatschappijleer, sociale omgangsvormen/ waarden en normen, leefgewoonten, cultuureducatie en burgerschap wordt door het college een maximale subsidie verleend van € 3,99 per ongewogen leerling voor het schooljaar 2009-2010.

 

Voor het onderwerp levensbeschouwing wordt een onderscheid gemaakt in bijzonder en openbaar onderwijs. Voor schoolbesturen van bijzonder onderwijs wordt door het college een maximale subsidie beschikbaar gesteld van € 6,01 per ongewogen leerling voor het schooljaar 2009-2010, mits de bijdrage van de parochie en de bijdrage van het schoolbestuur elk niet minder bedraagt dan het door de gemeente beschikbaar te stellen budget. Voor schoolbesturen van openbaar onderwijs wordt door het college een maximale subsidie beschikbaar gesteld van € 6,01 per ongewogen leerling voor het schooljaar 2009-2010, mits de bijdrage van het schoolbestuur niet minder bedraagt dan het door de gemeente beschikbaar te stellen budget.

 

Het aantal ongewogen leerlingen is voor elk van deze onderwerpen gebaseerd op het werkelijke aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober van schooljaar waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

 

 

B. Conciërgevoorzieningen

 

1. Aanduiding van de voorzieningEen subsidie in de kosten van conciërgevoorzieningen.

 

2. Toekenningscriteria a. Een schoolbestuur moet om voor subsidie in aanmerking te komen een beschrijving van de gewenste voorziening met kostenraming overleggen aan het college van B&W. Indien sprake is van het inhuren door derden dient het schoolbestuur een kopie van de arbeidsovereenkomst en/of detacheringsovereenkomst te overleggen. b. De conciërge dient vanuit de WSW of een andere (sociale) regeling werkzaam te zijn. 

3. ToekenningsgrondslagenVoor conciërgevoorzieningen wordt door het college een maximale subsidie verleend van € 5.968,- per school.

 

 

C. Leesbevordering

 

1. Aanduiding van de voorzieningEen subsidie in de kosten van leesbevordering. Dit betreft het geheel van activiteiten dat wordt ingezet om de kwaliteit en kwantiteit van het leesgedrag van jongeren te verbeteren. Het gaat om leesbevordering in de brede zin van het woord. Voor lezen en taal binnen het reguliere onderwijscurriculum kan geen subsidie worden aangevraagd.

 

2. Toekenningscriteria a. Een schoolbestuur moet om voor subsidie in aanmerking te komen een beschrijving van de gewenste voorziening met kostenraming overleggen aan het college van B&W. Indien sprake is van het inhuren door derden dient het schoolbestuur kopie-facturen van derden en/of een kopie van de overeenkomst met derden te overleggen. b. Schoolbesturen kunnen subsidie voor meerdere projecten aanvragen, mits het totaalbedrag per leerling voor de voorziening niet hoger is dan het vastgestelde subsidieplafond per ongewogen leerling zoals gesteld in artikel 10 van de verordening.

 

3. ToekenningsgrondslagenVoor de voorziening leesbevordering wordt door het college een maximale subsidie verleend van € 1,61 per ongewogen leerling voor het schooljaar 2009-2010, gebaseerd op het werkelijke aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober van het schooljaar waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.