Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oirschot

Verordening Langdurigheidstoeslag 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOirschot
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Langdurigheidstoeslag 2009
CiteertitelVerordening Langdurigheidstoeslag 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervangen door de Verordening Participatiewet 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2015intrekking

16-12-2014

Elektronisch Gemeenteblad, 14-01-2015

MLN
01-01-200901-01-2015Nieuwe verordening

29-09-2009

Weekjournaal

MLN

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag 2009

 

De raad van de gemeente Oirschot;

 

gezien het voorstel van 28 juli 2009;

 

gelet op de Wet werk en bijstand;

 

besluit :

 

vast te stellen de Verordening Langdurigheidstoeslag 2009.

 

 

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:  

a. wet: Wet werk en bijstand;  

b. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot;  

c. bijstandsnorm: de op de persoon of het gezin van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals bedoeld in artikel 21 en 23 van de wet vermeerderd met de volledige gemeentelijke toeslag, exclusief eventuele heffingskortingen (de bedragen in dit artikel zijn incl. vakantietoeslag);  

d. langdurigheidstoeslag: toeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de wet;  

e. vermogen: vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet;  

f. langdurig: gelijk aan de duur van de referteperiode;  

g. referteperiode: 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;  

h. peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat; 

i. gehuwden: gehuwden of daarmee gelijkgestelden conform artikel 3 van de wet. 

 

Hoofdstuk 2 VOORWAARDEN

Artikel 2 Doelgroep

  • 1

    Overeenkomstig het bepaalde in artikel 36 van de wet en met inachtneming van de bepalingen in deze verordening wordt een langdurigheidstoeslag op aanvraag verleend aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen, geen in aanmerking te nemen vermogen en geen uitzicht op inkomensverbetering heeft.

     

  • 2

    Geen recht op een langdurigheidstoeslag hebben personen die op de peildatum of in de referteperiode:a. een uitkering op grond van de Wet op de Studiefinanciering of de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten hebben of hebben genoten; 

    b. zich onvoldoende hebben ingespannen, naar het oordeel van het college, om hun inkomen te vermeerderen.

     

  • 3

    Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

     

Artikel 3 Laag inkomen

Als laag inkomen in de zin van artikel 36 van de wet wordt aangemerkt een netto inkomen dat zowel op de peildatum als gedurende de referteperiode gemiddeld niet meer bedraagt dan 105% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en de maximale gemeentelijke toeslag.

 

Artikel 4 Hoogte langdurigheidstoeslag

  • 1

    De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gelijk aan 40% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en de maximale gemeentelijke toeslag per maand.

  • 2

    Voor personen die verblijven in een inrichting zoals bedoeld in artikel 1 lid f. van de wet geldt de bijstandsnorm zoals beschreven in artikel 23 van de wet.

  • 3

    De onder lid 1 genoemde bijstandsnorm worden onderscheiden in die voor:a. gehuwdenb. alleenstaande oudersc. alleenstaanden

  • 4

    De hoogte van de langdurigheidstoeslag wordt op grond van de per 1 januari van elk kalenderjaar doorgevoerde norm berekend en geldt voor het gehele kalenderjaar.

     

Hoofdstuk 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 5 Uitvoering

Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

 

Artikel 6 Hardheidsclausule

Het college kan afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening naar het oordeel van het college tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2009.

 

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Langdurigheidstoeslag 2009.

 

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Oirschot in zijn openbare vergadering van 29 september 2009.

 

Han Struijs,               Ruud Severijns,griffier                        voorzitter 

1  

Algemene toelichting

Deze verordening is tot stand gekomen als gevolg van een wetswijziging in de Wet werk en bijstand waarin van de langdurigheidstoeslag een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand is gemaakt. Hiermee staat de regeling open voor eigen beleidsregels van de gemeente.Deze benadering sluit aan bij het uitgangspunt om, daar waar het kan, de gemeente de vrijheid en verantwoordelijkheid te geven zelf invulling te geven aan een regeling en op die manier optimaal maatwerk te kunnen leveren. Een aantal punten vult de wetgever zelf in, onder meer de wijziging van de minimale leeftijd van 23 jaar naar 21 jaar. De doelstelling van de langdurigheidstoeslag blijft onveranderd, te weten het op aanvraag bieden van financiële ondersteuning wanneer men langdurig op een laag inkomen is aangewezen.

 

De gemeente kan zelf de hoogte van de langdurigheidstoeslag vaststellen en de doelgroep bepalen. Een belanghebbende komt slechts eenmaal per 12 maanden voor de langdurigheidstoeslag in aanmerking. Om de doelgroep af te bakenen dient de gemeente een aantal criteria nader in te vullen, zoals het begrip ‘laag inkomen’ en welke termijn aan het begrip ‘langdurig’ verbonden wordt.

 

Op grond van artikel 8, in combinatie met artikel 36 van de Wet werk en bijstand, stelt de gemeenteraad de Verordening Langdurigheidstoeslag 2009 vast.

 

Artikelgewijze toelichting

In onderstaande toelichting wordt ingegaan op een aantal artikelen, dat toelichting behoeft.

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is. Gekozen is, de referteperiode vast te stellen op 3 jaar, ofwel 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Hiermee is meteen invulling gegeven aan het begrip ‘langdurig’. Dus over de duur van de referteperiode wordt bepaald of iemand langdurig een laag inkomen heeft.

 

Artikel 2 Doelgroep De doelgroep is in feite iedereen die aan de criteria voldoet welke in deze verordening nader zijn ingevuld.

 

Lid 1. Bij wet is de leeftijdscategorie reeds opgenomen. Deze is in de verordening overgenomen. In lid 1 zijn de algemene bepalingen met betrekking tot de doelgroep opgenomen. In de begripsbepalingen is “langdurig” gedefinieerd (de referteperiode) terwijl “laag” inartikel 3 is opgenomen.

 

Lid 2. Bepaalde groepen zijn uitgesloten van het recht op de langdurigheidstoeslag.  

a. Het gaat hier om personen die in principe wel aan de voorwaarden zouden voldoen maar van wie gesteld kan worden dat een recht op de langdurigheidstoeslag niet overeen zou komen met de aard en doelstelling ervan. Beschikt men over uitzicht op inkomensverbetering, dan ontbreekt recht op langdurigheidstoeslag. De intentie van de wetgever is om met deze voorwaarde vast te leggen dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking kunnen komen voor de langdurigheidstoeslag. De wetgever heeft daarbij vooral studenten op het oog. Ten aanzien van studenten is bepalend, dat zij gedurende de referteperiode studiefinanciering hebben genoten. Studiefinanciering is immers alleen mogelijk bij een dagstudie en bij studenten beneden een bepaalde leeftijd. Als het gaat om gehuwden, of degenen die daarmee gelijk te stellen zijn, waarvan één van beiden een uitkering op grond van de Wet op de Studiefinanciering heeft genoten in een periode waarin beiden niet als gehuwd zijn aan te merken, komt het recht de ander toe, voor zover aan de overige voorwaarden is voldaan.  

b. Ook personen die zich onvoldoende hebben ingespannen om hun inkomen te vermeerderen, en daarvoor een maatregel opgelegd hebben gekregen, worden uitgesloten. Nadere regels hiervoor worden in de beleidsregels uitgewerkt.

 

Lid 3. Hierin wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is.  

Artikel 3 Laag inkomen Onder laag inkomen wordt verstaan een netto maandinkomen tot 105% van de bijstandsnorm. “Gemiddeld” houdt in dat over de gehele referteperiode gezien aan het criterium 105% dient te worden voldaan. Dit geeft, eveneens over de hele periode, de mogelijkheid, dat schommelingen in het inkomen plaatsvinden, en er geen specifieke bedragen aan “vrijlating van tijdelijke inkomsten” behoeven te worden opgenomen. Op het moment van aanvraag moet de belanghebbende ook onder de norm zitten. Hiermee wordt voorkomen dat de belanghebbende al sinds een tijd een inkomen boven de 105% heeft, maar over de gehele referteperiode gemeten er nog steeds onder blijft. 

Artikel 4 Hoogte langdurigheidstoeslag

De langdurigheidstoeslag is een percentage (40%) van de van toepassing zijnde bijstandsnorm plus gemeentelijke toeslag. Het bedrag dat vervolgens uit de berekening volgt, wordt naar boven afgerond op hele bedragen. Het aangehouden percentage volgt in feite de landelijk aangehouden berekening. Voor mensen in een inrichting geldt dat zij lagere vervangingsuitgaven hebben. Omdat hun bijstandsnorm al lager is (alleen zak en kleedgeld) wordt hun langdurigheidstoeslag evenredig lager. De wet geeft niet de mogelijkheid de mensen die in een inrichting verblijven van de langdurigheidstoeslag uit te sluiten. In de praktijk zullen weinig mensen die in een inrichting verblijven voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking komen omdat mensen met een Wajong of Wia uitkering, waarvan de eigen bijdrage in het kader van de AWBZ wordt ingehouden, normaal gesproken boven de inkomensgrens van zak- en kleedgeld blijven.

 

Er worden drie normen onderscheiden: alleenstaanden, alleenstaande ouders, gehuwden. Het uit te keren bedrag aan toeslag wordt berekend op basis van de bijstandsnormen en de maximale toeslag, zoals deze op 1 januari van het lopend kalenderjaar van toepassing zijn. Voor het kalenderjaar blijven de bedragen dus dezelfde. Door de hoogte van de langdurigheidstoeslag af te leiden van de bijstandsnorm die op 1 januari van het kalenderjaar geldt, wordt jaarlijkse indexering geëffectueerd. 

Artikel 5 Uitvoering

Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot de uitvoering van deze regeling. 

Artikel 6 Hardheidsclausule

Dit artikel spreekt voor zichzelf. 

Artikel 7 Inwerkingtreding

Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de inwerkingtreding van de wetswijziging, namelijk 1 januari 2009. In de wet is een bepaling over overgangsrecht tot 1 januari 2010 opgenomen, zodat dit niet in deze verordening geregeld hoeft te worden.