Organisatie | Terschelling |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Terschelling |
Citeertitel | Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Terschelling 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen.
artikel 149 Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-01-2015 | nieuwe regeling | 23-11-2010 de Terschellinger 02-11-2010 | 2010 / 69 | ||
03-12-2010 | 08-11-2016 | nieuwe regeling | 23-11-2010 de Terschellinger 02-11-2010 | 2010 / 69 |
De raad van de gemeente Terschelling,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Terschelling d.d. 2 november 2010;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
overwegende dat het gewenst is in aanvulling op de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit peuterspeelzalen nadere eisen te stellen aan de inrichting van peuterspeelzalen;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Terschelling 2010
In deze verordening wordt verstaan onder peuterspeelzaal hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
1. In een peuterspeelzaal is voor ieder kind minimaal 3,5 m2 netto-oppervlakte aan groepsspeelruimte beschikbaar.
2. Elke ruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.
1. De peuterspeelzaal beschikt over aangrenzende buitenspeelruimte.
2. De buitenspeelruimte voldoet aan de volgende eisen:
a. voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar;
b. een oppervlakte van minimaal 3 m2 bruto-oppervlakte speelruimte per aanwezig kind;
c. ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen.
Artikel 4 Aanwijzing toezichthouders
1. Het college van burgemeester en wethouders ziet toe op de naleving van de bij deze verordening gestelde regels.
2. Het college van burgemeester en wethouders wijst de directeur van de GGD aan als toezichthouder.
Artikel 5 Onderzoek door de toezichthouder
1. De toezichthouder onderzoekt na een aanvraag als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen binnen 10 weken of de instandhouding redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de voorschriften uit deze verordening.
2. De toezichthouder onderzoekt jaarlijks of de exploitatie van een peuterspeelzaal plaatsvindt in overeenstemming met de voorschriften uit deze verordening.
3. Naast het onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan de toezichthouder incidenteel onderzoek verrichten naar de naleving van de bij deze verordening gestelde voorschriften.
Artikel 6 Vastleggen onderzoeksresultaten
1. De toezichthouder legt zijn oordeel, naar aanleiding van een onderzoek bij een peuterspeelzaal als bedoeld in artikel 5, schriftelijk vast in een inspectierapport.
2. De toezichthouder zendt het inspectierapport aan onverwijld de houder van de peuterspeelzaal, die een afschrift daarvan ter inzage legt op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.
3. De toezichthouder maakt het inspectierapport uiterlijk drie weken na ontvangst openbaar.
4. Indien bij een onderzoek, als bedoeld in het eerste lid, tekortkomingen zijn geconstateerd zendt de toezichthouder een afschrift van het inspectierapport aan het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan artikel 2 en 3 buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van kwalitatief verantwoorde opvang voor kinderen in een peuterspeelzaal leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Binnen twaalf maanden na inwerkingtreding van deze verordening voldoet de houder van een peuterspeelzaal aan de voorschriften uit deze verordening.