Organisatie | Terschelling |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Burgerinitiatief gemeente Terschelling |
Citeertitel | "Verordening burgerinitiatief gemeente Terschelling" |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Artikel 147 en artikel 149 Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-01-2015 | 07-02-2017 | nieuwe regeling | 17-12-2002 Gemeenteblad | 2002/113 | |
18-12-2002 | nieuwe regeling | 17-12-2002 Gemeenteblad | 2002/113 |
De raad van de gemeente Terschelling;
overwegende, dat het gewenst is de betrokkenheid van de bevolking bij de uitoefening van de taak van de gemeenteraad te vergroten door invoering van een zogenoemd burgerinitiatief;
gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;
vast te stellen de verordening burgerinitiatief gemeente Terschelling.
In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de raad te plaatsen.
1. De raad plaatst een burgerinitiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.
2. Ongeldig is een verzoek dat:
a. niet door tenminste 50 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;
b. een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevatc. niet voldoet aan de voorwaarden in artikel 5.
Artikel 3 Initiatiefgerechtigden.
1. Initiatiefgerechtigden zijn:
a. personen van 16 jaar en ouder die in de gemeente wonen;
b. personen die niet in de gemeente wonen maar wel onroerend goed in de gemeente in eigendom hebben;
2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigden is voldaan is de toestand op de dag van indiening bepalend.
Artikel 4 Uitgesloten onderwerpen.
Een burgerinitiatiefvoorstel kan niet betreffen:
a. een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;
b. een vraag over gemeentelijk beleid;
c. een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;
d. een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur;
e. onderwerpen waarover in de lopende raadsperiode een besluit is genomen;
Artikel 5 Wijze van indiening.
1. Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter.
2. Het verzoek bevat in ieder geval:
a. een omschrijving van het initiatiefvoorstel;
b. een toelichting op het voorstel;
c. de naam, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker;
d. een lijst met de namen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen;
e. bij toepassing van artikel 3, lid 1, sub b, een aanduiding van het eigendomsrecht;
Artikel 6 Wijze van behandeling.
1. De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat tenminste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag waarin op het verzoek wordt beslist.
2. Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 4, onder a, kan de raad het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders of aan de burgemeester.
3. Indien de raad het verzoek toewijst wordt het voorstel geagendeerd voor de eerstvolgende vergadering van de vaste raadscommissie.
4. De verzoeker wordt in de vergadering van de vaste raadscommissie in de gelegenheid gesteld zijn voorstel nader toe te lichten. De leden van de commissie kunnen vragen stellen aan de verzoeker ter verduidelijking.
5. De commissie kan besluiten tot nader onderzoek of tot nader overleg alvorens de commissie het voorstel rijp acht voor besluitvorming door de raad.
6. Het voorstel wordt geagendeerd voor de eerstvolgende raadsvergadering na de vergadering van de commissie waarin is geoordeeld dat het voorstel rijp is voor besluitvorming. Na de beraadslaging in eerste termijn door de raad wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.
7. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het voorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit algemeen bekend gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze.
8. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.
1 Toelichting Verordening burgerinitiatief gemeente Terschelling
Artikel 1 BegripsomschrijvingIn de verordening is er voor gekozen de term “burgerinitiatiefvoorstel” te hanteren voor de aanduiding van het voorstel dat door een burger bij de gemeenteraad kan worden ingediend. De omschrijving is ruim geformuleerd. Het kan een concreet voorstel betreffen, bijvoorbeeld een wijziging van een bepaling in de Algemene Plaatselijke Verordening. Het kan ook betrekking hebben op een onderwerp, zonder dat daarbij een concreet voorstel is gevoegd, bijvoorbeeld de wens om een bepaald probleem aan te pakken of op te lossen.
Artikel 2 Geldig initiatiefUit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich moeten uitspreken over het burgerinitiatiefvoorstel. Van een geldig verzoek is sprake als (a) het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, (b) het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd en (c) aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan.
In artikel 3 wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.Over het vereiste dat het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen. De hoogte van de benodigde steun kan worden ontleend aan de drempel die in de Tijdelijke referendumwet wordt gehanteerd bij het inleidend verzoek voor een raadgevend correctief referendum (artikel 4, tweede lid). Het staat de gemeente vrij een andere drempel vast te stellen. De omvang van de drempel zou van dien aard moeten zijn dat zij – zonder verhinderend te zijn – toch een zekere garantie biedt dat het desbetreffende verzoek gedragen wordt door een gedeelte van de bevolking.
Artikel 3 Initiatiefgerechtigden.Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan de inwoners van de gemeente Om de jeugd meer bij de gemeentelijke politiek te betrekken zijn personen van 16 jaar en ouder initiatiefgerechtigd.Ook mensen die niet in onze gemeente wonen maar hier wel onroerend goed in eigendom hebben zijn initiatiefgerechtigd. Dit is vooral gedaan met het oog op de eigenaren van recreatiewoningen.
Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5.
Artikel 4 Uitgesloten onderwerpen.De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open. Hij daarover een raadslid of een lid van het college aanspreken.Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop is bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen. Ten slotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Daarbij wordt een koppeling gelegd met de lopende raadsperiode.
Artikel 5 Wijze van indieningAan het verzoek zijn enkele minimumvereisten gesteld. Bij de omschrijving van het voorstel hoort een onderbouwing: wat is de reden van het voorstel en wat denkt men met overneming van het voorstel te bereiken.Om misbruik te voorkomen kan naar gegevens gevraagd worden als adressen, geboortedata en kadastrale informatie.
Artikel 6 Wijze van behandelingDe burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd, kan de raad doorzenden naar het college of naar de burgemeester als één van deze beide het bevoegde orgaan is. Met het vierde tot en met achtste lid wordt een transparante afhandeling beoogd door de raad. Daarbij is het een praktische werkwijze dat de verzoeker zijn voorstel mondeling toelicht in de vergadering van de vaste raadscommissie, alwaar ook gelegenheid is om vragen te stellen ter verduidelijking.De commissie kan oordelen dat eerst nader onderzoek of nader overleg nodig is voordat de zaak rijp is voor besluitvorming. Het ligt voor de hand dat de commissie de wijze waarop dit plaatsvindt afstemt met de indiener van het verzoek.Na de commissiebehandeling wordt het voorstel geagendeerd voor de raadsvergadering, waarbij de verzoeker na de bespreking in 1e termijn gelegenheid krijgt zijn 'verdediging' te voeren, waarna de raad, na een eventuele 2e termijn, tot besluitvorming overgaat.
Op grond van het achtste lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling zijn dat het verzoek wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad naar aanleiding van het burgerinitiatiefvoorstel besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb).
Artikel 7 VerslagleggingDe verslaglegging over het gebruik dat van het burgerinitiatief is gemaakt past goed in het door de burgemeester te maken burgerjaarverslag. Naast informatie over aantallen kan deze verslaglegging ook een beoordeling van het bestuurlijke rendement van dit instrument bevatten.