Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergeijk

Omgevingsvisie Bergeijk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergeijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingOmgevingsvisie Bergeijk
CiteertitelOmgevingsvisie Bergeijk
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp
Externe bijlageOmgevingsvisie Bergeijk

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-07-2022Beleid

24-02-2022

gmb-2022-344882

Tekst van de regeling

Intitulé

Omgevingsvisie Bergeijk

De gemeenteraad van Bergeijk,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 januari 2022,

gezien het advies van de commissie GZ d.d. 01 februari 2022,

besluit:

  • 1.

    de Bergeijkse Omgevingsvisie vast te stellen, conform de ontwerp Bergeijkse Omgevingsvisie en de aanpassingen in de Nota van zienswijzen en ambtshalve aanpassingen;

  • 2.

    de Nota van zienswijzen en ambtshalve aanpassingen vast te stellen;

  • 3.

    de structuurvisie ‘Bergeijk; Leven en Beleven; tussen bossen, beken en boerenland’, vastgesteld op 3 juni 2010, in te trekken.

Omgevingsvisie Bergeijk

1 Inleiding

 

1.1 Algemeen

In Bergeijk is het goed wonen. We hebben sterke, sociale, veilige en economisch robuuste dorpen. Onze inwoners voelen zich verbonden met hun leefomgeving en zijn hier over het algemeen zeer positief over. Bergeijk heeft dan ook veel te bieden: rust en ruimte op een steenworp afstand van de grote Brabantse steden en Brainport Eindhoven. Een gemeente met vitale bedrijven en een buitengewoon sterk verenigingsleven. Het zijn allemaal kernkwaliteiten van Bergeijk.

Die kernkwaliteiten willen we graag behouden. Tegelijkertijd verandert de wereld om ons heen in razend tempo. Er zijn nieuwe maatschappelijke opgaven en wensen. Deze moeten een plek krijgen. Natuurlijk gaat dat niet vanzelf. Alleen als we daar nu over nadenken, kunnen we dit met inbreng van inwoners, ondernemers en anderen bereiken.

Om vanuit de gemeente richting te geven aan de toekomstige ontwikkeling van onze gemeente stellen we deze omgevingsvisie op. Hierin kijken we tien tot twintig jaar vooruit. We bieden geen concrete antwoorden, maar geven richting aan wat we de komende decennia willen gaan doen, hoe we inwoners en ondernemers willen helpen bij hun plannen en hoe we de bestaande kernkwaliteiten in stand willen houden en invulling geven aan nieuwe opgaven. Deze omgevingsvisie biedt daarvoor een koers op hoofdlijnen, die via o.a. omgevingsplannen en programma’s nader uitgewerkt zal worden.

1.2 Waarom een omgevingsvisie?

De omgevingsvisie van onze gemeente geeft aan wat we belangrijk vinden in de fysieke leefomgeving. De fysieke leefomgeving is alles wat we buiten zien en voelen: bijvoorbeeld hoe onze gemeente eruit ziet, wat de kwaliteit is van de lucht en welke bedrijven er zijn. De omgevingsvisie gaat in op ambities, beleid en de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, wonen en werken en cultureel erfgoed.

Gemeenten zijn verplicht om voor hun grondgebied vóór 1 januari 2025 één omgevingsvisie vast te stellen. De omgevingsvisie bevat een beschrijving van wat we belangrijk vinden voor onze fysieke leefomgeving. De omgevingsvisie gaat in op ambities, doelen en de samenhang tussen de onderdelen van onze leefomgeving. De aspecten van onze omgeving waar we trots op zijn willen we graag beschermen en verbeteren. Maar we willen een antwoord geven op allerlei nieuwe opgaven die op ons afkomen. Zoals op het gebied van klimaat, vergrijzing, energie, landbouw, zorg en mobiliteit.

Samen met inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties hebben we de kaders die wij belangrijk vinden voor onze fysieke leefomgeving geschetst. De visie vormt daarmee de basis voor de invulling van andere instrumenten die de Omgevingswet ons als gemeente biedt: programma's, het omgevingsplan en omgevingsvergunningen.

De Omgevingswet kent 4 instrumenten waarmee gemeenten kunnen werken:

  • Omgevingsvisie: het gemeentelijk beleid;

  • Omgevingsprogramma: de uitwerking/ uitvoering van beleid;

  • Omgevingsplan: de regels voor de fysieke leefomgeving;

  • Omgevingsvergunningen: toestemming voor activiteiten (zoals bouwen).

1.3 Totstandkoming/verantwoording 

De Omgevingsvisie is géén startpunt. Sterker nog, we zijn al jaren bezig met het werken aan onze leefomgeving. Het bestaand beleid is daarom als vertrekpunt genomen. Wel is de omgevingsvisie een duidelijk moment om de klokken gelijk te zetten. De maatschappij kan zien waar de gemeente in de leefomgeving op in wil zetten.

Voor de totstandkoming hebben we hulp gezocht van eenieder die een steentje bij wil dragen aan de toekomst van onze dorpen. We hebben de dorpsraden en belangenverenigingen geïnterviewd om hun verhaal op te halen en mee te nemen in onze visie. We hebben ontmoetingen georganiseerd waarop iedereen welkom was om zijn of haar stem te laten horen en we hebben door een online tool (“de wijkprikker”) iedereen de gelegenheid gegeven om een bijdrage te leveren. Al die input hebben we meegenomen en -gewogen bij onze visie.

Tegelijkertijd hebben we ook inzichtelijk gemaakt hoe de Bergeijkse fysieke leefomgeving er op dit moment uitziet, welke ontwikkelingen er spelen en hoe het bestaand beleid hiermee verweven is. De fysieke leefomgeving is tekstueel en visueel in beeld gebracht via een ‘lagenbenadering’: er is een gebiedsanalyse* gemaakt, die de opbouw van onze gemeente in beeld brengt, alsook de functies die daar gebruik van maken. De verschillende ‘lagen’ bestaan bijvoorbeeld uit geomorfologie, natuur, landschap, cultuurhistorie en water. Deze analyse is de basis voor de opgaven. In aanvulling daarop is geïnventariseerd wat er allemaal op ons afkomt: klimaatverandering, vergrijzing, ontwikkelingen in de landbouw, het zijn allemaal veranderingen die ons als gemeente dwingen om keuzes te maken: waar willen we in de toekomst aan meewerken en waar niet? We hebben daarom een onafhankelijke analyse van onze leefomgeving laten maken die ons inzicht geeft in de huidige kwaliteiten van onze gemeente.

Dit is een aanpak die aansluit op de aanpak die gehanteerd wordt in milieueffectrapportages, waarbij we onze koers constant spiegelen aan het milieubelang. Wat betekent uitbreiding van onze kernen? Wat betekent aanleg van nieuwe infrastructuur? Hier hebben we een breed afwegingskader in gehanteerd, wat uiteenloopt van de “traditionele” milieuaspecten tot “nieuwe” omgevingsaspecten als leefbaarheid, sociale cohesie en welzijn. Het resultaat is een integraal afgewogen visie waarbinnen alle omgevingsaspecten een volwaardige en vroegtijdige rol gespeeld hebben. Daarmee voldoet de visie aan de kaders van de Omgevingswet:

De Omgevingsvisie is voor gemeenten het instrument waarin de strategische visie voor de fysieke leefomgeving voor de langere termijn is opgenomen. Op basis van de Omgevingswet bevat een Omgevingsvisie (art. 3.2 van de Omgevingswet) de volgende elementen:

  • de hoofdlijnen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving

  • de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van het grondgebied, en

  • de hoofdzaken van het beleid op alle relevante terreinen van de fysieke leefomgeving

Punt 1 is ondergebracht in hoofdstuk “de kernkwaliteiten van Bergeijk” en “de Opgaven van Bergeijk”, punt 2 en 3 onder “Onze Koers”. Hiermee is invulling gegeven aan de inhoudelijke eis uit de Omgevingswet om de hoofdlijnen van het strategische beleid vorm te geven.

In de gemeente Bergeijk is de afgelopen paar jaar voor veel onderwerpen het beleid geactualiseerd. Bij het opstellen van de visie is dit meegenomen en bezien of er knelpunten zijn wat betreft integraliteit. Daar waar nodig scherpen we het beleid in de visie aan of constateren we dat een nadere uitwerking nodig is. Bijvoorbeeld voor wonen, het vab-beleid en groen. Dit betekent dat grote onderdelen van het vigerend beleid in belangrijke mate geschikt zijn om invulling te geven aan onze visie op strategisch niveau en de concrete uitwerking parallel daaraan of als uitwerking daarvan kan blijven functioneren. Er zijn op dit moment daarom geen grote, nieuwe beleidsmatige instrumenten opgenomen in de visie. Dat betekent niet dat de gemeente geen integraal beleid voor de fysieke leefomgeving gaat voeren. De hoofdlijn van dit beleid is opgenomen in deze visie, specifieke uitwerking vindt voor een aantal onderwerpen plaats in andere documenten en/of instrumenten.

Om dit te verduidelijken zijn in de omgevingsvisie verwijzingen opgenomen naar het bestaand beleid. Daarnaast is een bronvermelding* opgenomen en is in een bijlage een overzicht van deze beleidstukken opgenomen . Ook is aan de omgevingsvisie een uitvoeringsparagraaf toegevoegd, waaruit blijkt aan welke uitvoeringsaspecten al via het bestaand beleid gewerkt wordt.

2 Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten beschrijven hoe wij naar onze gemeente kijken. Wat zijn positieve kwaliteiten? Wat kan er beter? Wat gaat er goed? We geven een korte beschrijving van de gemeente. We diepen de kernkwaliteiten vervolgens op drie thema’s verder uit: het groene, sociale en economische karakter van Bergeijk. Dit zijn dé kernkwaliteiten van onze gemeente.

De gemeente Bergeijk is een groene plattelandsgemeente in de oostelijke Kempen en hoort tot de Brainportregio. Het groene, sociale en economische karakter van Bergeijk ligt letterlijk en figuurlijk ingebed in het grotere geheel van de groene, sociale en economische aard van de Kempengemeenten. Bergeijk is een rustige, gemoedelijke, prettige woongemeente met een afwisselend landschap bestaande uit landbouwgronden, beekdalen en bossen. Bergeijk ligt ook in een regio met een uitgesproken landelijk karakter waarin, naast landbouw, natuur- en bosgebieden domineren. Deze bieden goede recreatieve mogelijkheden. De verstedelijkingsdruk is relatief klein, maar er is wel een groot tekort aan (betaalbare) woningen.

In onze dorpen, buurtschappen en linten is het aantrekkelijk wonen. Bedrijvigheid komt op de bedrijventerreinen en qua hoeveelheid voornamelijk in de kern Bergeijk ‘t Hof voor. De gemeente is in noordelijke en oost- en westelijke richting met de komst van de N69 en de Diepveldenweg goed ontsloten.

Bergeijk is natuurlijk ook onderdeel van de Brainportregio Eindhoven. Als landelijke gemeente draagt Bergeijk bij aan het goede vestigingsklimaat van Brainport. We zijn de tuin van het stedelijk gebied en bieden naast recreatiemogelijkheden ook de mogelijkheid voor aantrekkelijk landelijk wonen op korte afstand van de stad. Tegelijkertijd maken enkele grote Bergeijkse bedrijven deel uit van de Kempische slimme maakindustrie die onmisbaar is voor het functioneren van Brainport. Het maken van de verbinding tussen stad en land is ook regionaal een belangrijke opgave. Tenslotte is grensgemeente Bergeijk ook de schakel naar België: op recreatief toeristisch gebied, maar ook op het punt van mobiliteit. Dat betreft met name de N69-zuid, waar nog een verbeterslag nodig is.

Samengevat typeert Bergeijk zich in algemene zin als een gemeente die, hoewel dicht bij het stedelijk gebied van Eindhoven gelegen, volledig de sfeer ademt van ‘buiten’. Met als voornaamste kenmerken:

  • Landelijk, rust, ruimte, afwisselend landschap;

  • Groen (veel landbouw, bos, natuur);

  • Kempisch, gemoedelijk, Bourgondisch, sterke onderlinge verbondenheid;

  • Rustig wonen in dorpen en een levendige kleinschalige economie.

In de gebiedsanalyse[1] komen deze kenmerken naar voren.

[1] Bron; gebiedsanalyse omgevingsvisie Bergeijk, zie bijlage

2.1 Het groene karakter (tussen bossen, beken en boerenland)

Bergeijk is een groene landbouwgemeente waarin verschillende landschappen voorkomen. Samen met het karakter van de dorpen vormt het landschap de onderlegger voor het groene karakter.

Grofweg kan de gemeente onderverdeeld worden in:

  • bossen en oude heidegronden met vennen (ook de bossen zijn vaak op voormalige heidegronden gelegen);

  • akkercomplexen en

  • beekdalen.

Bos, heide en natuur

De gemeente Bergeijk is eigenaar van ongeveer 1.400 hectare bos en natuur. Verreweg het grootste deel is bos. Daarnaast is er wat heide en zijn er enkele vennen. Er is een aantal grotere eenheden te onderscheiden: het Postelsbos, de Einderheide, Stevensbergen, Kempervennen, Beek en Maaij, Venakkerbos en het Wandelbos. De bossen zijn haast zonder uitzondering heideontginningsbossen.

Grote bosgebieden, onder andere op dekzandruggen, hebben vaak een grote landschappelijke, ecologische en recreatieve waarde, zeker als het bos hierbij afgewisseld wordt door heidevelden, vennen en landbouwenclaves. Vele bos- en struweelvogels en kleine zoogdieren vinden hier een leefgebied, vooral in de structuurrijke delen. Op de droge, hoger gelegen dekzanden in het zuidwesten en zuidoosten van de gemeente komen uitgestrekte, besloten boscomplexen voor.

Akkercomplexen en boerenland

Een groot gedeelte van de gemeente Bergeijk bestaat uit landbouwontginningen. Er kan onderscheid gemaakt worden in jonge heideontginningen en oude heideontginningen. De oude heideontginningen bestaan overwegend uit half gesloten agrarische landschappen. Dit landschapstype typeert zich door de afwisseling van lange en korte zichtlijnen, coulissen in de vorm van lanen en bosjes, houtwallen en singelbeplantingen. Deze landschappen zijn zeer aantrekkelijk voor routegebonden recreatie. Oude heideontginningen zijn vooral gelegen rondom de kernen Bergeijk, Westerhoven, Riethoven en de Weebosch. Nabij de bossen ontstaat door de afwisseling van open en gesloten elementen een soort kamerstructuur. Met name de structuur nabij Riethoven is vrij uniek. Hier liggen vele bosjes en akkertjes in een sterk gemengd patroon.

Jonge ontginningsgebieden bestaan in het algemeen uit open agrarische landschappen. Het betreft hier zowel heide- als beekdalontginningen. Ook grote akkercomplexen kunnen tot dit landschapstype gerekend worden. Een belangrijk landschappelijk kenmerk van dit landschapstype is de (relatieve) openheid die zo’n gebied uitstraalt. Verder worden ontginningen gekenmerkt door grote kavels en lange, rechte wegen, open linten en laanbeplantingen. Beide typen ontginningen komen in Bergeijk voor. De Pielis is een bijzondere heideontginning vanwege het vrij recente karakter van de ontginning. Ten zuidoosten van Bergeijk ligt een grotere beekdalontginning/heideontginning. Tussen Riethoven, Westerhoven en Bergeijk ligt een fraai open akkercomplex dat doorsneden wordt door twee regionale verbindingswegen. Ook tussen Luyksgestel, de Weebosch en Bergeijk ligt een open gebied met akkers. De relatief grootschalige openheid voegt een gebiedseigen kwaliteit toe aan het landschap.

Groen in de dorpen

In de dorpen bestaat de groenstructuur uit bomen en hagen langs straten en kleine groenelementen en speelplekken. Daarnaast zijn er ook grotere groene gebieden in de kernen, zoals het Brouwersbos en Patersbos in Bergeijk en het Kloosterpark in Luyksgestel. Al dit groen tezamen zorgt voor het groene karakter van de woongebieden. Daarnaast is het buitengebied altijd dichtbij omdat de dorpen niet van grote omvang zijn. De groenstructuur die bijdraagt aan het typisch dorpse karakter staat wel onder druk als gevolg van inbreiding.

Water

De gemeente Bergeijk kent een natuurlijke afwatering via een aantal laaglandbekenstelsels. Dit betekent dat er geen sprake is van een bron maar van een oorsprongsgebied. Voeding vindt plaats door grondwater, regenwater en afstromend oppervlaktewater. Een bijzonderheid is dat zowel de Beekloop alsook de Plateaux water ontvangen uit het kanaal Bocholt-Herentals (België).

De gemeente maakt overwegend deel uit van de grotere beekstelsels van de Beerze en de Dommel. Een gedeelte van de Pielis maakt deel uit van het stroomgebied van de Nete (België). Binnen de gemeente zijn daarom deelstroomgebieden te onderscheiden, die begrensd worden door waterscheidingen. De Aa of Goorloop en het Dalemstroompje in het westen van de gemeente vormen de bovenlopen van de Groote Beerze. Het overige deel van de gemeente watert af op de Dommel. Daarin monden namelijk de Run, de Rijtjes, de Beekloop en de Keersop uit, die op hun beurt weer gevoed worden via de Zoeferloop, Bosscherweijerloop, Fortjeswaterloop en Elsenloop. Deze bovenlopen ontspringen deels in de gemeente Bergeijk en deels in België. De natuurlijke loop van de beken is in de loop der tijd op veel plaatsen aangepast. Delen zijn echter nog min of meer intact of worden weer ontwikkeld in de vorm van hermeanderingsprojecten. Een voorbeeld daarvan is de herinrichting van de Keersop ten zuiden van de kern Bergeijk. De waterkwaliteit van de beken en bovenlopen wordt onder meer beïnvloed door wateraanvoer uit bovenstrooms gelegen agrarische gebieden, zowel in Nederland als België, en lozing van overstorten van gemengde rioolstelsels uit de kernen.

De bovenstaande omgevingskenmerken worden in de gebiedsanalyse nader belicht.

Omgevingskwaliteit

De fysieke leefomgevingskwaliteit van de gemeente Bergeijk is hoog. Er bestaan geen hele grote milieuknelpunten als gevolg van geluid, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, geur, externe veiligheid of endotoxinen[2]. Dit neemt natuurlijk niet weg dat in sommige gevallen wel degelijk hinder ervaren kan worden[3]. We stippen hieronder kort actuele milieuthema’s aan.

  • In de gemeente Bergeijk doen zich geen grote bodemproblemen voor. In de gemeente komen zinkassen voor, maar veel is al gesaneerd. Op locaties waar nog zinkassen worden gevonden, worden deze opgeruimd als deze een gevaar vormen voor de gezondheid. In sommige gevallen mag de verontreiniging blijven liggen. Bijvoorbeeld bij graafwerkzaamheden voor kabels en leidingen (glasvezel) waar een tijdelijke uitname van de grond plaatsvindt. Deze wordt later weer teruggestort.

  • Op het gebied van luchtkwaliteit en gezondheid zijn vooral de effecten van veehouderijen van belang. Hierbij kunnen lokaal gezondheidsrisico’s optreden. Voor fijnstof (PM10) geldt dat in de nabijheid van enkele veehouderijen (en in mindere mate bij infrastructurele verbindingen) de concentratie PM10/m3 hoger is. Op vrijwel iedere plek in de gemeente wordt voldaan aan de WHO-advieswaarden.

  • Uit de studies naar Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (2016/2017) bleek een verhoogde kans op longontsteking bij mensen die binnen 2 km van een geitenhouderij wonen. De oorzaak daarvan is tot op heden onbekend en wordt onderzocht. In de gemeente Bergeijk zijn drie geitenhouderijen gelegen. Realisatie van gevoelige objecten (waaronder woningen) is niet zonder nadere afweging mogelijk. De gemeente heeft een afwegingskader opgesteld, dat gehanteerd wordt bij nieuwe ontwikkelingen binnen een afstand van 2 km tot een geitenhouderij[4].

  • Simpel gezegd zijn endotoxinen celwandresten van bacteriën. Als deze organismen afsterven komen de endotoxinen vrij. De endotoxinen binden zich aan bacterieresten, stofdeeltjes of waterdeeltjes. In deze toestand kunnen ze zich gemakkelijk in de omgeving verspreiden. Stallucht uit veehouderijen vormt de belangrijkste emissiebron van endotoxinen.[5]

  • Knelpunten rondom geluid doen zich voornamelijk vooral op industrieterrein De Waterlaat en langs de grotere wegen als bijvoorbeeld de Barrier De bedrijventerreinen in de kleinere kernen veroorzaken aanmerkelijk minder hinder Daarnaast wordt met name in Riethoven geluidsoverlast vanwege vliegverkeer van Eindhoven Airport ervaren.

  • De externe veiligheidsrisico’s in de gemeente zijn beperkt. In de gemeente bevinden zich verschillende lpg-stations. Daarnaast bestaat er een verscheidenheid aan andere stationaire risicobronnen. Door de gemeente Bergeijk lopen twee buisleidingen met een externe veiligheidsindicatie.

Klimaatadaptatie

Het klimaat verandert. De huidige staat van klimaatadaptiviteit is onderzocht in klimaatanalyses.[6] De klimaatanalyses brengen de kwetsbaarheid van Bergeijk voor wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen in kaart.

Figuur 2.1: klimaatadaptatieknelpunten in de gemeente Bergeijk

De conclusies uit de studie zijn als volgt:

Wateroverlast

  • De intensiteit van buien neemt tot 2050 met 12 tot 25 % toe;

  • De jaarlijkse neerslag neemt in klimaatscenario WH2050 met circa 6 % toe;

  • Delen van de gemeente Bergeijk worden hierdoor kwetsbaarder voor hemelwateroverlast, waaronder de kernen Bergeijk (’t Loo en ’t Hof), Luyksgestel en Weebosch. Ook in het buitengebied kan hemelwateroverlast ontstaan;

  • De kans op grondwateroverlast neemt op locaties langs oppervlaktewateren als de Keersop en de Run toe.

Figuur 2.2: Interimomgevingsverordening: aanduiding waterberging en reserveringsgebieden waterberging

Hitte

  • Van 3 tot 6 tropische (> 30° C) dagen nu naar 12 tot 15 tropische dagen in 2050;

  • De hittestress door warme nachten neemt toe van enkele dagen tot enkele weken per jaar in 2050;

  • Het oppervlaktewater warmt op, mogelijk met waterkwaliteitsproblemen tot gevolg;

  • Differentiatie binnen de kernen ontstaat met name door de aan- of afwezigheid van vegetatie en verschil in verhardingsgraad.

Droogte

  • In de helft van het grondgebied is de vegetatie gevoelig voor verdroging als gevolg van lage grondwaterstanden;

  • Het neerslagtekort stijgt van 210 tot 270 mm naar 300 tot 330 mm in 2050;

  • Bergeijk is niet gevoelig voor bodemdaling. Indien met zand is opgehoogd, kan deze laag door droogte iets zakken;

  • Bergeijk is niet gevoelig voor het optreden van funderingsschade als gevolg van paalrot.

Overstromingen

  • De plaatsgebonden overstromingskans is nul;

  • De waterdiepte in het geval van een overstroming varieert tussen 0 en 0,5 m;

  • Het overlijdensrisico als gevolg van overstroming is nul.

[2] Bron: Milieuvisie gemeente Bergeijk

[3] Bron: Plan van Aanpak Aandachtslocaties

[4] Bron: Afwegingskader Geitenhouderijen

[5] Bron: Endotoxinentoetsingskader

[6] Bron: Klimaatadaptatiestrategie

2.2 Het sociale karakter (een sterke verbondenheid)

De sociale samenhang in de kernen van de gemeente Bergeijk is groot. In vergelijking met andere gemeenten in Nederland kan gesteld worden dat de gemeenschapszin en de wil iets voor een ander te doen groot is in de gemeente Bergeijk. Dat komt tot uiting door de grote hoeveelheid actieve verenigingen en stichtingen. Ook op de aspecten bestrijding van eenzaamheid, verleende mantelzorg en sociale samenhang scoort de gemeente hoger dan het Nederlands gemiddelde.

De inclusiviteit in de gemeente Bergeijk scoort over het algemeen hoog. Jongeren hebben een relatief klein risico op een onderwijsachterstand, verzuimen weinig en verlaten de school minder vroegtijdig dan het Nederlands gemiddelde.

Om inzichtelijk te maken hoe het sociale weefsel van de gemeente in elkaar zit heeft de gemeente Bergeijk in 2018 het DNA Boek opgesteld . Het DNA Boek is een “paspoort van gevoelswaarden” en is vooral bedoeld om een goed en eerlijk beeld van de gemeente te geven. In het DNA boek is per kern opgenomen wat de sociale identiteit is. De belangrijkste beschrijvingen van de sociale structuur is hierna opgenomen.

Bergeijk ‘t Hof

Bergeijk ‘t Hof is een forensendorp. Autochtonen wonen hier samen met nieuwkomers. Het plein en de aansluitend gelegen winkelstraten en terrassen geven ‘t Hof een gezellig, kleinstedelijk karakter. Een veilige, voor jonge gezinnen en ouderen zeer geschikte omgeving.

’t Hof is het centrum van de Bergeijkse zorgvoorzieningen. De vergrijzing en de daarmee gepaard gaande problematiek gaan de nog midden in het leven staande inwoners aan het hart. De sociale impact van dementerende ouderen is groot. Inwoners voelen zich geroepen iets voor elkaar te betekenen. Dat is ook een uiting van hun DNA. Het er voor elkaar zijn zit al generaties lang in hun genen.

Bergeijk ’t Loo

Ondanks het feit dat de inwoners van ‘t Loo pal naast de buren van ‘t Hof wonen, voelen zij zich thuis in hun eigen kern. Het dorp heeft de voorzieningen stuk voor stuk zien verdwijnen, maar het gemoedelijke karakter is gebleven. Daar tegenover worden tegenwoordig verhoudingsgewijs veel nieuwe woningen gebouwd, dus wat betreft inwonersaantallen groeit ’t Loo flink. Het gaat hierbij vaak om jongeren: zij trekken, nu er geschikte woningen beschikbaar zijn, met hun jonge gezin naar hun geboortedorp terug. Ook is er een stevige instroom van arbeidsmigranten.

Luyksgestel

Luyksgestel is enigszins geïsoleerd gelegen in een rustige, groene omgeving. Luyksgestel leeft van alle kernen van Bergeijk het meest naar België toe, waar het tot 1818 formeel toe behoorde. De Vlaamse mentaliteit wordt hier het meest gevonden: de mensen voelen zich hier aan elkaar verwant en op elkaar aangewezen. Luyksgestel staat het meest “op zichzelf” van de dorpen, en het voorzieningenniveau past daarbij. Zo heeft Luyksgestel o.a. een eigen supermarkt en een eigen drogist en bakker.

De Weebosch

De Weebosch is wat betreft inwonersaantallen de kleinste kern van Bergeijk. Het dorp is geïsoleerd gelegen. Het DNA van de inwoners is gevormd vanuit een sterke agrarische cultuur. “Doe maar gewoon” is hier de norm. Iedereen kent iedereen en bijna dagelijks wordt er iets georganiseerd in het buurthuis. De gemeenschapszin is groot.

De grootste zorg is het in stand houden van de leefbaarheid. Dit heeft te maken met het behouden en liefst verhogen van de inwoneraantallen. De gemeenschap voelt zich hier, misschien wel meer dan in andere kernen, op elkaar aangewezen. Dat verbindt de mensen.

Westerhoven

De mensen van Westerhoven voelen een diepe band met het dorp waarin zij wonen.

Jongeren zijn vaak lid van meerdere verenigingen, fanfares, carnavals- en andere clubs. De saamhorigheid van Westerhoven is, in vergelijking met de andere kernen, misschien wel het sterkst. Westerhovenaren voelen zich uniek en anders. De inwoners van Westerhoven hebben de Kempische werkmentaliteit in hun DNA. Westerhoven vormt samen met de Kempervennen een belangrijk deel van de economische ruggengraat van gemeente Bergeijk.

Riethoven

Riethoven ademt de grandeur van een rijk dorp. Dat zie je aan de luxe woningen en excellente restaurants. Mensen kiezen er bewust voor hier te (gaan) wonen. Relatief veel mensen “van buiten” wonen in het dorp. Wie wil integreren zal daar zelf de eerste stappen voor moeten zetten. Is die horde genomen, dan zijn er geen belemmeringen om te worden geaccepteerd.

Het leefbaar houden van Riethoven is een veelbesproken onderwerp. De vergrijzing, het in stand houden van de basisschool, het medisch centrum, het gemeenschapshuis en de lokale supermarkt vormen een grote uitdaging. In deze problematiek uit zich het DNA van de inwoners.

2.3 Het economische karakter (Kempische maakindustrie)

De gemeente Bergeijk is een gemeente met een sterk, relatief kleinschalig MKB met wortels in het lokale dorpsleven. Tezamen met agrarische, toeristische en horecaondernemers vormen zij de basis voor het economische karakter van de gemeente.

Ondernemen in Bergeijk

In de gemeente Bergeijk liggen verschillende bedrijventerreinen: Loonsebaan, Mortakkers, De Rijt, Leemskuilen, Het Stoom en Waterlaat. Waterlaat wordt uitgebreid met Waterlaat fase 7. De bedrijventerreinen hebben alle een relatief kleinschalig karakter. Waterlaat is een uitzondering daarop, daar is ook enige grootschaligere bedrijvigheid gelegen.

Bergeijk is onderdeel van de Kempische maakindustrie en kent een aantal grotere bedrijven die toeleverancier zijn voor bijvoorbeeld ASML en DAF. De bedrijventerreinen zijn ook belangrijk voor de dorpen. Het MKB (bedrijven in de categorie midden- en kleinbedrijf) heeft een sterke relatie met de dorpen. Dat blijkt ook doordat de bedrijventerreinen er keurig bij liggen. Men voelt zich verantwoordelijk. Bergeijk kent geen gezoneerde industrieterreinen. Wel bestaat enige milieuhinder (voornamelijk door geluid, maar ook door geur) op de Waterlaat, Mortakkers en Leemskuilen. Hier zijn huizen dicht bij de bedrijven (met milieucategorie 3+) gelegen. Op de Waterlaat zijn de grootste knelpunten in het verleden al aangepakt. In Riethoven wordt de bestaande situatie maatschappelijk geaccepteerd.

Onderdeel van de bedrijventerreinprogrammering is een analyse van de vraag naar en het aanbod van bedrijfsruimte in de gemeenten in de Kempen.[7] De meeste bedrijventerreinen in de gemeente Bergeijk zijn op orde. Alleen bedrijventerrein de Mortakkers in Riethoven ligt volledig omsloten door woningbouw en heeft daardoor geen enkele mogelijkheid tot uitbreiding. Ook is het terrein moeilijk bereikbaar. Voor nu zijn er geen plannen voor transformatie van Mortakkers, maar wellicht dat op langere termijn vanuit de bedrijven zelf een vraag om transformatie ontstaat.

Er is op de bedrijventerreinen in de gemeente relatief weinig leegstand (3 procent). De vestigingslocatie wordt door veel ondernemers een hoog cijfer toegekend, een 7,7. Over het algemeen is de vraag naar en het aanbod van bedrijfslocaties in de regio en gemeente in balans.

Vestigingsklimaat

Voor het vestigingsklimaat is de bereikbaarheid van belang. De gemeente Bergeijk is goed bereikbaar per auto, fiets en openbaar vervoer. Met het gereedkomen van de Diepveldenweg en de N69 is het autonetwerk goed op orde. Wel ligt er nog een opgave voor de N69 zuid als het gaat om het verbeteren van deze internationale verbinding, de verkeersveiligheid en de ruimtelijke kwaliteit van met name de grensovergang.

Veilige en snelle fietsverbindingen tussen de kernen en naar grotere kernen als Veldhoven (stedelijk gebied) ontbreken nog, maar worden al wel voorbereid. Het openbaar vervoer is robuust genoeg, met twee busverbindingen die beide tweemaal per uur naar en vanuit Bergeijk rijden.

Op zowel provinciaal, regionaal als lokaal niveau wordt gewerkt aan een betere bereikbaarheid van het stedelijk gebied Eindhoven en een verandering van mobiliteitsgedrag. De Kempengemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel- de Mierden hebben hun visie op deze veranderende mobiliteit vastgelegd in de Mobiliteitsstrategie de Kempen. Deze mobiliteitsstrategie maakt onderdeel uit van de Bereikbaarheidsagenda welke door de gemeenten van de Metropoolregio Eindhoven en de Provincie is opgesteld. Hierbij valt onder andere te denken aan slimmere mobiliteitsoplossingen, de ontwikkeling van een regionale mobiliteitshub nabij de A67 in Eersel, goede fietsverbindingen van de Kempen naar het stedelijk gebied en een werkgeversaanpak waarbij samen met werkgevers wordt gekeken naar mogelijkheden voor ander mobiliteitsgedrag.

Agrarische ondernemers

Bergeijk is van oudsher een agrarische gemeente, met een groot aantal en verscheidenheid van typen bedrijven. De sector is sterk aan verandering onderhevig. De sector is in de 2de helft van de twintigste eeuw ook in Bergeijk op indrukwekkende wijze gegroeid. Schaalvergroting, specialisatie, product- en teeltinnovaties gecombineerd met hechte samenwerking tussen agrariërs, overheid en toeleverende en afnemende bedrijven maakten de sector sterker en sterker.

De laatste decennia hebben maatschappelijke veranderingen (bijvoorbeeld de toenemende aandacht voor voedsel en gezondheid, de stijgende ongerustheid over de afname van biodiversiteit en de gevolgen van klimaatverandering voor onze leefomgeving) het speelveld veranderd. Hierdoor is de sector sterk aan verandering onderhevig. Dit is heel goed merkbaar in Bergeijk. Tussen 2000 en 2020 is er veel veranderd (bron: visie ZLTO):

  • Het aantal agrarische bedrijven in de gemeente is met ruim 43% afgenomen, van ruim 300 naar een kleine 200. De verwachting is dat dit aantal tot 2030 nog eens zal halveren. Dit geldt voor zowel akkerbouw als veehouderijen. Oorzaken zijn verdienvermogen, toenemende druk door regelgeving en het aandeel agrarische bedrijven zonder opvolger.

  • Het areaal landbouwgrond is met 28% afgenomen. De verwachting is dat deze afnemende trend zich doorzet richting 2030. Oorzaken zijn druk op grond vanwege aanleg van wegen, natuur, woningbouw en grondgebruik voor opwekking van energie.

  • Het aantal landbouwdieren is in alle sectoren gedaald, met uitzondering van de geitenhouderij. De verwachting is dat de daling doorzet richting 2030, waarbij de sterkste krimp in de melkveehouderij te verwachten is.

De agrarische bedrijven in onze gemeente zijn veelal familiebedrijven, satellietlocaties van agrarische bedrijven die elders zijn gevestigd komen weinig voor. De binding van bedrijven met hun directe omgeving is daardoor nog zeker aanwezig. Dat maakt ook dat de sector betrokkenheid toont in maatschappelijke opgaven.

Recreatie en toerisme

De gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden vormen een toeristische eenheid in De Kempen. De heidevelden, vennen en bossen in combinatie met de aantrekkelijke dorpen en kernen maken de gemeente aantrekkelijk voor toerisme en recreatie. De toerismesector is een belangrijke sector voor de gemeente. Naast de grote campings en parken kent onze gemeente ook een divers aanbod aan kleinschalige verblijfsvoorzieningen, veelal gevestigd ten zuiden van Bergeijk ’t Hof en ’t Loo. Dagrecreatieve voorzieningen komen weinig voor, dagrecreatie is met name gericht op wandelen en fietsen. In de kern Bergeijk zijn verschillende kleinschalige voorzieningen aanwezig als het Cultuurhuis Bergeijk en De Kattendans.

Het aanbod aan wandel- en fietsroutes is groot. Op de eerste plaats bestaat het regionale knooppuntroutenetwerk. Daarnaast heeft gemeente Bergeijk in haar vastgestelde fietsambitie de wens om de toeristische fietsverbinding Postel – Eersel en Kempervennen Westerhoven op te waarderen. In aanvulling daarop heeft de gemeente een groot aantal aantrekkelijke wandelroutes, waaronder de Kunst en cultuur wandelroutes, de Rietveld-wandelroutes, het luchtkasteel of recenter aangelegd, het “ommetje Ganzenbroek”.

[7] Bron: Kempische Bedrijventerreinenvisie

3 De opgaven van Bergeijk

Bergeijk staat er goed voor. Onze gemeente is welvarend, aantrekkelijk, concurrerend, sociaal en gezellig. Voor een gedeelte komen die kwaliteiten voort uit dat we tegengesteld zijn aan het stedelijk gebied. Hier kun je nog in rust recreëren of genieten van het landschap. We zien echter wel opgaven om onze dorpen in de toekomst ook nog leefbaar en welvarend te houden. Welke opgaven dat zijn zetten we uiteen onder de opgaven. We onderscheiden daarbij drie centrale opgaven:

  • -

    Leefbare dorpen

  • -

    Vitaal buitengebied

  • -

    Sterke economische structuur

3.1 Leefbare dorpen

De dorpen van Bergeijk zijn sterke, leefbare dorpen. De waardering van inwoners maar ook bezoekers en recreanten is hoog. Tegelijkertijd zien we wel dat de leefbaarheid onder druk staat. Dat heeft vooral te maken met de individualisering en vergrijzing van de maatschappij, maar ook de krapte op de woningmarkt heeft effecten. Dat zien we onder meer terug bij sportverenigingen en gemeenschapshuizen: het wordt steeds moeilijker om de vaak al decennialang bestaande sociale structuren op dezelfde manier overeind te houden en daarmee ook de instandhouding van de bijbehorende voorzieningen.

Wonen

De afgelopen jaren heeft de woningmarkt grote veranderingen doorgemaakt. Van de crisis waarin de huizenmarkt zich tien jaar geleden bevond, is al lang geen sprake meer. Woningprijzen stijgen en nieuwbouwprojecten raken snel verkocht. De vraag naar woningen is zeer groot, niet alleen vanuit eigen inwoners maar ook omdat Bergeijk binnen Brainport een aantrekkelijke gemeente is om te wonen. Dit heeft ertoe geleid dat het woningaanbod in de bestaande voorraad sterk is afgenomen. Daarnaast sluit de bestaande woningvoorraad niet voldoende aan bij de vraag die er vanuit verschillende doelgroepen is. De sterke economische groei die de regio Eindhoven Brainport doormaakt, heeft dus zowel positieve als negatieve kanten voor de Bergeijkse woningmarkt.

De gemeente heeft een belangrijke rol op de woningmarkt. De Woonvisie uit 2013 heeft als uitgangspunt dat er flexibel gebouwd dient te worden voor de doelgroepen (senioren, starters, zorgbehoevenden, etc.). Daarbij geldt dat de gemeente terughoudend omgaat met nieuwe woningbouwontwikkelingen: nieuwbouw moet een groot maatschappelijk belang dienen. Wat het begrip “maatschappelijk belang” betekent is uitgewerkt in latere oplegnotities (2016 en 2017)[8]. Hierbij komt het erop neer dat nieuwbouw voornamelijk gericht moet zijn op de doelgroepen. De Kempische Visie op Wonen en de Brabantse Agenda Wonen hebben een groter accent op het versnellen van de woningbouwopgave, waarbij de focus ligt op het kwalitatief vergroten van het aanbod. We hebben als gemeente de ruimte om binnen die opgave zelf accenten te leggen. Het is duidelijk dat ook wij als gemeente een opgave hebben om de woningbouwopgave te versnellen.

Omdat de gemeente veel grote huizen in het duurdere segment kent, heeft de gemeente Bergeijk in 2020 besloten tot het versoepelen van de regelgeving door het beleid Beter benutten van de bestaande woningvoorraad. In dit pakket zitten maatregelen die het bewoners eenvoudiger maken om bestaande woningen op te splitsen of om tijdelijk in bijgebouwen te wonen.

De grote vraag naar woningen wijst op de noodzaak om nog meer te doen. Op welke manier faciliteren we vergrotingen van het woningaanbod? Hoeveel woningen bouwen we de komende decennia op welke plek? Houden we ons aan de provinciale toewijzing van 600 woningen voor de komende 10 jaar of willen we daar nog een plus bovenop zetten Wat is de typologie van de woningen? Hoe bedienen we onze doelgroepen het best? Waar willen we deze woningen plaatsen? Blijft inbreiding altijd voorkeur hebben boven uitbreiding of zien we noodzaak om uit te breiden (bijvoorbeeld om het groene karakter in onze dorpen overeind te houden en hittestress te voorkomen)?

Leefbaarheid

Bergeijk kent veel sportvoorzieningen en andere voorzieningen. Het aantal verenigingen is relatief hoog. In de gemeente bestaat een vrij robuust voorzieningennetwerk waarbij in iedere kern de basisvoorzieningen (basisschool, dorpshuis, sportverenigingen) aanwezig zijn. In de kleinere kernen zijn in de afgelopen decennia voorzieningen als de bakker, pinautomaten, banken, buurtsupers en slagers verdwenen. Ook de buslijn Eindhoven-Veldhoven-Bergeijk naar Luyksgestel rijdt sinds enige jaren vanwege een lage bezetting in avonduren en weekend minder frequent. In de Weebosch staan de basisvoorzieningen het meest onder druk (een sluiting van de basisschool is enige jaren geleden afgewend). Daarnaast is ook de positie van de supermarkt in Riethoven niet volledig zeker, hebben enkele van de dorpshuizen moeite het hoofd boven water te houden en zien de sportverenigingen dat zij hun jeugdafdelingen steeds lastiger gevuld krijgen: dit probleem manifesteert zich nadrukkelijk bij Bergeijkse korfbal- en voetbalverenigingen. Momenteel overstijgt het aanbod van deze sportvoorzieningen zelfs de vraag.

Naar de toekomst toe is met name de ontwikkeling van het voorzieningenniveau bepalend voor de leefbaarheidssituatie in de gemeente Bergeijk. Voorzieningen zijn steeds minder lokaal aanwezig; waardoor dorpen in het buitengebied steeds meer alleen gericht zijn op wonen. Voorzieningen worden op een andere manier geleverd, bijvoorbeeld digitaal, op afroep of op gemeentelijk of regionaal schaalniveau. Het in alle kernen overeind houden van de huidige voorzieningen is wel het uitgangspunt in het huidig beleid (dorpsontwikkelingsplannen) maar lijkt op langere termijn niet haalbaar. Het vraagt flinke investeringen om voorzieningen op niveau te houden. Daarnaast vragen gebouwde voorzieningen als gemeenschapshuizen en sporthallen om onderhoud en verduurzaming. Dat vraagt nu al om een handelingsperspectief. Gaan we als gemeente zo lang mogelijk vasthouden aan het huidige voorzieningenniveau (wetende dat op een bepaald moment in tijd het kantelpunt optreedt)? Of gaan we nu al actief sturen op alternatieven, bijvoorbeeld door concentratie of samenvoeging van voorzieningen?

Omgevingskwaliteit (groen, water en erfgoed)

De dorpen van Bergeijk zijn aantrekkelijke, groene dorpen. Niet voor niets was Bergeijk in 2013 “het groenste dorp van Europa”. Het vraagt om inspanning om deze kwaliteiten te behouden. Als gevolg van bijvoorbeeld inbreiding staat de hoeveelheid en kwaliteit van het groen onder druk, terwijl dit voor welbevinden en het beperken van hittestress juist belangrijk is. Ook in het buitengebied is aandacht nodig voor de bereikbaarheid van groen en natuur, bijvoorbeeld via bestaande zandpaden.

Naast groen, rust en ruimte heeft Bergeijk ook veel activiteiten te bieden op het gebied van cultuur en erfgoed. Bergeijk heeft een rijke historie die zichtbaar is in de fysieke leefomgeving. Veel oude woonhuizen en boerderijen zijn goed bewaard gebleven, en natuurlijk niet te vergeten: het erfgoed van Gerrit Rietveld. Nergens in Nederland staan op één vierkante kilometer meer ontwerpen van Rietvelds hand. De gemeente kent 49 rijksmonumenten (waarvan 11 archeologische) en 60 gemeentelijke monumenten. Tevens zijn er tal van historische bijzonderheden die niet tot het ‘bouwkundig’ erfgoed behoren maar die zeker het beschermen waard zijn zoals middeleeuwse bolle akkers en oude wegen- en groenstructuren. Opgaven zien we in het behoud en doorontwikkeling van deze historische kwaliteiten.

Door inbreidingen in de kernen kan de hoeveelheid groen of het historisch karakter onder druk komen te staan. Dat levert regelmatig spanning op. Dat levert ook de vraag op of we als gemeente nadrukkelijker in kunnen (of moeten) zetten op de ontwikkeling van groen in de kernen.

Het vraagt inspanning om de groene kwaliteiten te behouden. Ook moeten we actief aan de slag met klimaatbestendigheid. Onze openbare ruimte moet beter bestendig zijn voor de opvang van grote regenbuien, voor droogte en voor hitte. Voldoende groen en water(berging) zorgen voor het verminderen van hitte op warme dagen. Hier ligt een opgave voor zowel de openbare ruimte als voor particuliere gronden (minder verharding in tuinen). Bijkomend voordeel van meer groen is ook dat het zorgt voor een aantrekkelijke woonomgeving waar het gezond verblijven is.

Verduurzaming van de bebouwde omgeving

Om opwarming van de aarde en klimaatveranderingen tegen te gaan is wereldwijd afgesproken om het energieverbruik te verminderen en over te stappen op het gebruik van duurzame en hernieuwbare energiebronnen: de Energietransitie. Eén van de uitdagingen binnen die transitie is het verduurzamen van de gebouwde omgeving. Alle gebouwen in Nederland moeten uiteindelijk verwarmd worden zonder aardgas of andere fossiele brandstoffen. Dat heet de Warmtetransitie. De weg hiernaar toe is voor Bergeijk vastgelegd in de Transitievisie Warmte. Hierbij hebben we voor Bergeijk te maken met weinig warmtebronnen waar we uit kunnen putten en ook een boorbeperking om het grondwater te beschermen zodat het inzetten van bodemwarmte beperkt is.

In Nederland zijn de wereldwijde afspraken vertaald en vastgelegd in het Klimaatakkoord met als ambitie: een volledig duurzame energievoorziening in 2050. Het klimaatakkoord bestaat uit vijf tafels: elektriciteit, mobiliteit, industrie, landbouw en landgebruik en gebouwde omgeving. Gemeenten zijn de regisseur van de tafels ‘elektriciteit’ en ‘gebouwde omgeving’ (aardgasvrij maken, isoleren en aansluiten op een duurzame warmtebron).

Gezondheid

Schone lucht, een goede bodem- en waterkwaliteit, maar ook een groene omgeving heeft een bewezen gunstige invloed op de gezondheid en het welbevinden van mensen. Een gezonde, veilige en schone leefomgeving vraagt ook om circulair afvalbeheer, bescherming tegen geluidhinder en het zoveel mogelijk beperken van de risico's die worden veroorzaakt door gevaarlijke stoffen.

Ook de klimaatverandering heeft invloed op de leefomgeving. Hierom is vermindering van emissies van broeikasgassen nodig om onze wereld leefbaar te houden. De uitstoot van al deze gassen heeft effect op het klimaat. Daaraan moeten we ons aanpassen om hittestress, verdroging en wateroverlast te voorkomen. Dit zijn opgaven waar zowel op mondiaal, Europees en rijksniveau aan gewerkt moet worden, maar waar we als gemeente ook zelf een steentje kunnen en moeten bijdragen.

[8] Bron: Oplegnotitie actualisatie woonvisie 2013-2021 , 2016 en uitwerking begrip maatschappelijk belang – 30 november 2017

3.2 Vitaal buitengebied

Bergeijk is van oudsher een agrarische gemeente, met een groot aantal bedrijven en een grote verscheidenheid in typen bedrijven. Op basis van de maatschappelijke ‘Nooit meer honger’ oproep is na de Tweede Wereldoorlog de agrarische sector door schaalvergroting en specialisatie enorm gegroeid, ook in onze gemeente. De agrarische sector ontwikkelt zich continu en past zich aan naar aanleiding van veranderende opgaven en vragen uit de maatschappij. Deze zijn van invloed op de keuze van bedrijven die zij moeten maken om toekomstbestendig te zijn. Deze keuze wordt beïnvloed door de mogelijkheden in de markt, de persoonlijke ambities van de agrariër en de ligging van het bedrijf in de omgeving.

Als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen is het buitengebied in transitie. De transitie naar een landbouw die in harmonie en balans is met haar omgeving. Dit vraagt om mogelijkheden voor een economisch verdienmodel dat zorgt voor vitaliteit. Onze opgave is om de waarde van de agrarische sector breder te zien dan alleen het economisch perspectief. De agrarische sector kent ook een grote rol in de inrichting en het beheer van ons buitengebied en heeft daarmee ook sociale waarde in het kader van leefbaarheid. We moeten daarom binnen de speelruimte van wet- en regelgeving meebewegen met ontwikkelingen en ruimte bieden aan zowel toekomstbestendige bedrijven als aan de stoppende bedrijven. Ongeacht welke richting zij inslaan moeten deze inpasbaar zijn in de omgeving.

We zien dat door maatschappelijke ontwikkelingen er veel opgaven liggen in ons buitengebied: meer aandacht voor voedsel en gezondheid, gevolgen van klimaatverandering op onze leefomgeving, inzicht in de schade die emissies kunnen hebben op natuur en gezondheid en ongerustheid over de afname van biodiversiteit. Hiermee moeten we als maatschappij aan de slag, het is namelijk geen zaak van de agrarische sector alleen. Deze kan wel een belangrijke bijdrage leveren, maar willen we alle maatschappelijke opgaven laten bijdragen aan een vitaal en kwalitatief sterk buitengebied dan moeten we werken aan verbinding. Verbinding tussen landschap, natuur en landbouw, maar ook tussen omwonenden en consumenten.

De opgave is om de ontwikkeling van de agrarische sector te combineren met de aanpak van andere opgaven als op het gebied van water, natuur, energie. Zó dat de vitaliteit en de kwaliteit van de leefomgeving wordt versterkt. Het buitengebied in Bergeijk is namelijk een waardevolle combinatie van agrarisch landschap en natuurlijk landschap. Dit landschap vormt een tegenhanger van het stedelijk gebied binnen de Metropoolregio Eindhoven[9]. Onze opgave is de waarde van de natuur en het landschap te behouden en versterken. We moeten daarom blijven inzetten op de aanleg van ecologische verbindingszones, het stimuleren van de aanleg van bij het gebied passende landschapselementen en landschappelijke inpassing van gebouwen en erven en het versterken van landschapsstructuren en natuurgebieden. De uitdaging is hoe we dat, met zijn allen, gaan doen.

Naast agrarisch gebied kent onze gemeente grote oppervlaktes natuur. Een groot deel daarvan is bos, naast de beekdalen, de heide en de vennen. We constateren dat de kwaliteit van deze gebieden onder druk staat als gevolg van klimaatverandering en milieubelasting (zoals omschreven in de Beheervisie klimaatslim bos- en natuurbeheer). Het is een omvangrijke opgave om ervoor te zorgen dat de bos- en natuurgebieden een lager risico lopen op grootschalige negatieve gevolgen hiervan. Daarnaast is het wenselijk de bestaande natuur kwalitatief te versterken en vitaler te maken.

Grootschalige energieopwekking

Om opwarming van de aarde en klimaatveranderingen tegen te gaan is wereldwijd afgesproken om het energieverbruik te verminderen en over te stappen op het gebruik van duurzame en hernieuwbare energiebronnen: de Energietransitie. Eén van de uitdagingen binnen die transitie is het verduurzamen van de energieopwekking. Ook de Kempengemeenten hebben een opgave om grootschalig duurzame energie op te wekken en energieneutraal te worden [10]

[9] Bron: Subregionale ontwikkelstrategie De Kempen

[10] Bron: Beleid grootschalige opwek zonne- en windenergie

3.3 Weerbare economieën

Het is goed ondernemen in Bergeijk. Dat willen we graag zo houden. De afgelopen jaren hebben we daarom geïnvesteerd in de bereikbaarheid van Bergeijk, het mogelijk maken van uitbreidingen van onze werklocaties, het bestendigen van de detailhandel op ’t Hof en het profiteren van de toeristische potenties van de gemeente. Wel zien we uitdagingen: hoe gaan we om met verdere uitbreidingen van bedrijventerreinen? Hoe optimaliseren we het vestigingsklimaat? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de lokale ondernemer meer vruchten plukt van de grote hoeveelheid toeristische overnachtingen? Het zijn allemaal opgaven voor een weerbare Bergeijkse economie.

Werklocaties in balans

Onze bedrijven zijn over het algemeen gezond. We zijn als gemeente volwaardig onderdeel van de Brainport en een belangrijke schakel in vooral de toeleverende sector van bedrijven als ASML. Het MKB (midden- en kleinbedrijf) is sterk vertegenwoordigd in onze dorpen. Dat MKB is belangrijk, het MKB zorgt voor lokale werkgelegenheid en daarnaast zorgen de bedrijven voor “bindmiddel” in de kernen. Het behouden van die positie vinden we belangrijk. Onze bedrijven zijn honkvast en willen niet zomaar verplaatsen naar een ander dorp of zelfs buiten de gemeente. Anderzijds kan dit wel waardevolle schuifruimte opleveren waar kleinere bedrijven kunnen starten en doorgroeien.

De prognose voor werklocaties in de regio de Kempen laat voor twee scenario’s, hoog en laag, een vraag tussen de 12 en 42 hectare zien tot 2030[11]. Hierbinnen zijn vooral de sectoren logistiek, hightech en voeding verantwoordelijk voor het ruimtebeslag. Andere, meer traditionele, sectoren laten een daling in aantal zien. Er wordt ook een verschuiving verwacht in vraag naar verschillende soorten werkmilieus. Op dit moment bestaan de meeste bedrijventerreinen in de Kempen uit functioneel tot middelgroot terrein. De verwachting is dat er meer vraag zal ontstaan naar bedrijventerreinen met een functioneel grootschalig werkmilieu. Bedrijven hebben de voorkeur om binnen de eigen gemeente gevestigd te blijven.

Het huidige aanbod binnen het functioneel grootschalige werkmilieu is tot 2030 groot genoeg. Binnen het functioneel klein tot middelgroot werkmilieu bestaat er een extra behoefte aan ongeveer 8 hectare bedrijventerrein binnen de regio de Kempen. Binnen deze vergelijking is de ontwikkeling van Waterlaat 7 nog niet meegenomen. Dit betekent dat op dit moment de vraag naar en het aanbod van bedrijfsruimte binnen het functioneel klein tot middelgroot werkmilieu redelijk passend is. Dit neemt echter niet weg dat het van belang is om, ook op regionaal niveau, de beschikbaarheid van bedrijfslocaties voor zowel het grootschalig, als het klein en middelgroot werkmilieu te onderzoeken.

Het provinciaal beleid geeft aan dat bedrijven groter dan 5.000 m² in principe niet passen in een landelijke gemeente. Toch zijn er diverse bedrijven in de gemeente die groter willen groeien dan 5.000 m² en tegelijkertijd graag in Bergeijk willen blijven. De stap voor die bedrijven (vaak met sterke wortels in de dorpsgemeenschappen) naar een regionaal bedrijventerrein wordt door veel ondernemers als zeer onwenselijk gezien. Zij vragen ons als gemeente om ook groei boven de 5.000m² mogelijk te maken.

Vestigingsklimaat

Belangrijk voor het vestigingsklimaat in onze gemeente is het behoud van de bereikbaarheid en verbetering van de fietsbereikbaarheid. Daar zijn we al werk van aan het maken. Voor de fietsbereikbaarheid willen we veilige, snelle verbindingen creëren. We willen onder meer de ‘missing links’ aanvullen en bestaande fietsverbindingen die onderdeel uitmaken van de Fietsambitie van de gemeente Bergeijk opwaarderen. Het betreft:

  • 1.

    Fietsverbinding Bergeijk – Stedelijk gebied

  • 2.

    Fietsverbinding Eersel – Bergeijk

  • 3.

    Fietsverbinding Luyksgestel – Weebosch

  • 4.

    Fietsverbinding Walik – Steensel

  • 5.

    Fietsverbinding Kempervennen

  • 6.

    Fietsverbinding Witrijt

Detailhandel

De positie van de detailhandel is de afgelopen 20 jaar sterk veranderd. Waar voorheen nog in elke kern kleinschalige voorzieningen aanwezig waren, zijn deze na verloop van tijd verdwenen uit de kernen. Het profiel van commerciële voorzieningen in Bergeijk ’t Hof is ook veranderd. Door maatschappelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld internetverkoop, wordt de behoefte aan fysieke winkels steeds kleiner. Daarom heeft de gemeente al jaren geleden ingezet om de detailhandel te concentreren in het kernwinkelgebied. Daarmee verandert ook het beeld in de aanloopstraten (Burgemeester Magneestraat, Pankenstraat)). Opgaven liggen in het herkenbaar maken van het kernwinkelgebied als afgebakend “winkelgebied”, het voorkomen van leegstand (het gaat nu heel goed!), het benutten van kansen voor horeca, en de herinvulling van aanloopstraten[12]

Agrarische ondernemers

De positie van agrarische ondernemers is integraal onderdeel van de vitaliteit van het buitengebied. We behandelen de positie van agrarische ondernemers daarom onder “vitaal buitengebied”.

Recreatie en toerisme

Er bestaan geen grote opgaven voor recreatie en toerisme. We hebben de afgelopen jaren veel werk gemaakt van het nóg aantrekkelijker maken van onze gemeente voor toerisme, en met resultaat! Voor de grootschalige recreatieparken zien we nog kansen om meer gemeentebreed vruchten te plukken van de grote instroom van toeristen, bijvoorbeeld doordat bezoekers van De Kempervennen een bezoek brengen aan ’t Hof of de voorzieningen in Westerhoven. Of dat de bezoekers van het toekomstige Landal Forest Village de middenstand in Luyksgestel weten te vinden.

Tevens wordt ingezet op meer bezoekers (door mond-tot-mondreclame, herhaalbezoek, jaarrond bezoek en meergeneratievakanties) door in de Kempen meer dagrecreatie met beleving met hoge kwaliteit aan te bieden. Daarin ligt voor Bergeijk zeker een belangrijke opgave. Er is al relatief veel verblijfrecreatie, maar het aanbod aan dagrecreatieve voorzieningen blijft daarbij achter.[13]

Verduurzaming van de bebouwde omgeving

Om opwarming van de aarde en klimaatveranderingen tegen te gaan is wereldwijd afgesproken om het energieverbruik te verminderen en over te stappen op het gebruik van duurzame en hernieuwbare energiebronnen: de Energietransitie. Eén van de uitdagingen binnen die transitie is het verduurzamen van de gebouwde omgeving. Alle gebouwen in Nederland moeten uiteindelijk verwarmd worden zonder aardgas of andere fossiele brandstoffen. Dat heet de Warmtetransitie.

In Nederland zijn de wereldwijde afspraken vertaald en vastgelegd in het Klimaatakkoord met als ambitie: een volledig duurzame energievoorziening in 2050. Het klimaatakkoord bestaat uit vijf tafels: elektriciteit, mobiliteit, industrie, landbouw en landgebruik en gebouwde omgeving. Gemeenten zijn de regisseur van de tafels ‘elektriciteit’ en ‘gebouwde omgeving’ (aardgasvrij maken, isoleren en aansluiten op een duurzame warmtebron).

[11] Bron: Visie en programmering bedrijventerreinen de Kempen

[12] Bron: Actualisatie Centrumvisie Bergeijk 2015 en Update centrumvisie Bergeijk 2017

[13] Bron: Toetsingskader dag- en verblijfsrecreatie de Kempen

4 Onze koers

Uitgangspunten voor een veilige, gezonde en duurzame omgeving

Samen met alle betrokkenen (burgers, bedrijven, belangenorganisaties waaronder onze dorps- en kernraden, ketenpartners etc.) willen wij werken aan een veilige, gezonde en duurzame woon- en leefomgeving voor iedereen. Wij hanteren daarbij, zoals de Omgevingswet voorschrijft, het voorzorgsbeginsel, het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron bestreden moeten worden en het beginsel dat de vervuiler betaalt.

We werken hieraan door bij de besluiten die we als bevoegd gezag nemen, maar ook bij ontwikkelingen waar we zelf als ontwikkelende partij aan de lat staan, te zorgen dat de veiligheid en gezondheid van de leefomgeving aanvaardbaar zijn en blijven. Hier komt het voorzorgsbeginsel naar voren: ontwikkelingen met een onaanvaardbare negatieve impact sluiten we op voorhand uit. Daarnaast willen wij initiatiefnemers van alle ruimtelijke ontwikkelingen vragen om een bijdrage te leveren aan klimaatadaptatie, natuurontwikkeling, versterking van het landschap en/of de cultuurhistorische kwaliteiten van de bebouwde en onbebouwde omgeving. Hieruit blijkt het beginsel dat milieuaantastingen bij de bron bestreden moeten worden en dat de vervuiler (degene die een eventuele negatieve impact realiseert) betaalt. Maatregelen aan de bron zijn in de meeste gevallen de krachtigste manier om de negatieve gevolgen te beperken en hebben daarom de voorkeur. De kosten voor het beperken van de negatieve gevolgen of het vergoeden van nadeel zijn in principe voor de vervuiler/verstoorder.

Van opgaven naar koers

Voor alle drie de opgaven hebben we een koers die we als gemeente willen varen gedefinieerd. Hierbij houden we rekening met de centrale opgaven die op ons afkomen. De structuur van de koers is hetzelfde. We hebben een koers gedefinieerd voor:

  • -

    Leefbare dorpen

  • -

    Een vitaal buitengebied

  • -

    Een sterke economische structuur

4.1 Leefbare dorpen

De dorpen van Bergeijk zijn leefbare dorpen. Om ook in de toekomst onze dorpen leefbaar te houden, focussen we als gemeente op een aantal belangrijke pijlers: wonen, voorzieningen, omgevingskwaliteit en gezondheid.

4.1.1 Wonen

Wat willen we?

De grote behoefte aan wonen lossen we in Bergeijk op door ieder jaar maximaal in te zetten op de bouw van nieuwe woningen en door het toevoegen van woningen in bestaande woningen en bijgebouwen in bepaalde situaties toe te staan. In Bergeijk bouwden we de afgelopen jaren gemiddeld zo’n 100 woningen per jaar. Dat is ruim meer dan volgens de provinciale prognoses nodig was, maar we realiseren ons dat de extreem gestegen behoefte juist nu ook meer van ons vraagt. Daarom wordt er op dit moment volop gebouwd en zijn we bezig met het voorbereiden van nieuwe woningbouwlocaties in alle kernen.

Onze ambitie is om in alle dorpskernen woningen te bouwen voor alle doelgroepen: starters, jonge gezinnen, doorstromers en senioren. Daarnaast streven we ernaar om voldoende betaalbare woningen, sociale huurwoningen en woningen voor zorgbehoevenden in onze gemeente hebben.

Toch kan het probleem op de woningmarkt niet alleen opgelost worden met nieuwbouw. Het aandeel nieuwbouw ten opzichte van de bestaande voorraad woningen is relatief klein. Een deel van de oplossing moet dus ook gevonden worden in het beter benutten van de bestaande voorraad. Ook moeten we ons realiseren dat op langere termijn de groei van het aantal woningen eindig is. Des te belangrijker is het dat we nu de juiste woningen aan de voorraad toevoegen.

Hoe willen we deze ambitie bereiken?

De economie groeit sterk. Daarmee groeit de behoefte aan extra woonruimte in de hele Kempen, waaronder ook in Bergeijk. In de basis is het zaak dat er voldoende woningen zijn voor onze eigen inwoners. Maar we zien dat -net als elders in de Metropoolregio Eindhoven- de woningvraag verder wordt opgestuwd door mensen die hier in de buurt komen werken en vaak ook willen wonen). Ook de coronapandemie en de toename van het thuiswerken leidt tot een grotere druk op de woningmarkt in het landelijk gebied. Willen we in voldoende woonruimte voorzien, dan is bouwen voor enkel de lokale vraag onvoldoende. Uit het participatieproces is gebleken dat onze inwoners dit één van de belangrijkste opgaven voor de gemeente vinden.

We willen dus meer woningen bouwen. Daarbij stellen we onszelf als doel om binnen 10 jaar te versnellen tot 400 extra woningen boven de provinciale prognose van 600. Dus in totaal gaat het om 1000 woningen in 10 jaar. Dat is méér dan in de provinciale prognose wordt toegewezen, waarin de groei hoofdzakelijk in het stedelijk gebied nodig wordt geacht. Groei in Bergeijk en de overige Kempengemeenten is echter om meerdere redenen nodig:

Allereerst maakt Bergeijk, samen met de andere Kempengemeenten, deel uit van de Brainportregio. Het stedelijk gebied staat niet op zichzelf, het is onlosmakelijk verbonden met het achterland. We streven ernaar dat de mogelijkheden van het landelijk gebied, evenredig vertegenwoordigd zijn in de groei van de woningvoorraad. Bouwen van woningen ondersteunt de economie (aantrekkelijke vestiging voor arbeidskrachten in de Kempen en de rest van de Brainport) waardoor het een kans biedt voor de leefbaarheid van Bergeijk. En dat biedt daarmee een antwoord op vraagstukken als vergrijzing, het behoud van voorzieningen en verduurzaming. Daarom moet de grotere behoefte aan wonen ook in Bergeijk opgevangen worden, zodat Brainport kan groeien en wonen in Bergeijk ook voor de Bergeijkenaren mogelijk blijft.[14]

We willen deze woningen wel zorgvuldig bouwen, zoals ook in de Brabantse Agenda Wonen wordt verwoord: ‘zorgvuldig gaat boven zuinig’. Als inbreiding te zeer ten koste gaat van groen en openbare ruimte binnen de bebouwde kom, of van het realiseren van betaalbare woningen door de hoge kosten, is er weliswaar sprake van zuinig, maar niet van zorgvuldig ruimtegebruik. We ontkomen er daardoor niet aan om mee te werken aan uitbreidingslocaties onder voorwaarden. Uitgangspunt bij uitbreidingslocaties (maar ook bij inbreidingslocaties) is dat een kwaliteitsversterking op het gebied van landschap, natuur, klimaatadaptatie, toerisme of recreatie bewerkstelligd moet worden. Daarbij willen we initiatiefnemers ook zelf aan het denken zetten over onze leefomgeving: hoe kan bijgedragen worden aan het versterken van onze kernkwaliteiten?

Met zorgvuldig bouwen bedoelen we ook dat we bouwen voor de doelgroepen. Daarbij zetten we het huidige beleid voort. In beginsel willen we dat op elke locatie 60% van de woningen gebouwd wordt voor de doelgroepen starters, senioren en zorg. Natuurlijk kijken we daarbij ook welke locatie het meest geschikt is voor welke doelgroep. Omdat we al veel grotere woningen hebben, hebben we meer aandacht voor kleinere woningen voor 1-2 persoonshuishoudens.

Van deze 60% moet de helft (dus 30% van het totaal) gebouwd worden in de sociale huur. Alleen met een zware motivering kan van de opdracht om sociale huurwoningen te realiseren worden afgeweken. Bovendien vragen we dan wel een financiële bijdrage om op andere locaties sociale huur mogelijk te maken (via het Vereveningsfonds)[15].

Naast nieuwbouw in iedere kern blijven we inzetten op het beter benutten van de bestaande woningvoorraad. Zo kan binnen de kom een grote woning gesplitst worden, mogen er meerdere gezinnen in één woning wonen en kunnen kamers verhuurd worden. Ook mag een bijgebouw tijdelijk bewoond worden, bijvoorbeeld door er voor mantelzorg of een starter woonruimte te realiseren. Hiermee geven we ook invulling aan onze ambitie om de betaalbaarheid van de woning te vergroten. Door binnen de huidige voorraad meer ruimte te geven voor zorginitiatieven en initiatieven die de omvang van de woning verkleinen hopen we de betaalbaarheid te garanderen.

Daarnaast willen we ook meer mogelijkheden bieden in het kader van mantelzorg. Mantelzorg start niet op het moment dat de doktersverklaring in bezit is. Mantelzorg start al eerder en om goede mantelzorg te kunnen verlenen moet hier tijdig op ingespeeld kunnen worden. Daarom willen we ook meewerken aan ‘preventieve mantelzorg’: anticiperen op mantelzorg vanaf een leeftijd van 60 jaar.

Waar willen we dat?

Nieuwe woningen willen we in iedere kern naar rato toevoegen, gericht op een evenwichtige ontwikkeling van de gemeente.

Aandeel woningen % naar rato

Bergeijk

100

‘t Hof/’t Loo

55

Luyksgestel

16

Riethoven

13

Weebosch

5

Westerhoven

11

De gemeente is in de breedte bereid mee te denken over nieuwe woningbouwlocaties. Uitgangspunt dient te zijn dat de ontwikkeling van woningbouw in het kader van kwaliteitsversterking gekoppeld is aan het verbeteren van onze kernkwaliteiten én de ontwikkeling een bijdrage levert aan het voorzien van woningen voor onze doelgroepen.

[14] Bron: Subregionale ontwikkelstrategie de Kempen

[15] Bron: Woonvisie 2013, oplegnotitie Woonvisie 2016 en lokaal volkshuisvestingsprogramma 2020

4.1.2 Voorzieningen

Wat willen we?

Naar de toekomst zien we dat het voorzieningenniveau in onze dorpen verder onder druk komt te staan. Dit is een ontwikkeling die invloed kan hebben op de leefbaarheid van onze dorpen. We kiezen er als gemeente voor om ons binnen onze mogelijkheden te blijven inzetten voor de basisvoorzieningen in ieder dorp, dat wil zeggen: een peuterspeelzaal; een basisschool; speelvoorzieningen; een buitensportvoorziening; een gemeenschapshuis en een bibliotheekvoorziening.

Hoe willen we deze ambitie bereiken?

Voorzieningen houden in beginsel hun eigen broek omhoog. Omdat wij belang hechten aan het vasthouden aan de basisvoorzieningen willen we wel blijven investeren in onze voorzieningen.

Onze invloed daarin in is echter sommige gevallen beperkt. Voortzetting van de samenwerking met partners als onderwijsorganisaties, verenigingen en natuurlijk de dorps- en kernraden is dan ook nodig om deze doelstelling van behoud van voorzieningen te kunnen realiseren. Daarbij geldt:

  • -

    Eigen initiatieven die onze kernen aantrekkelijker en levendiger maken, worden ondersteund.

  • -

    We blijven investeren in gemeenschapshuizen. Er is ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.

  • -

    De gemeente blijft zich inzetten voor het behoud van een school in elke kern[16]. Daarin is dit streven aanvullend op koers voor Wonen: slechts wanneer voldoende jonge gezinnen in de kernen wonen is het behoud van scholen haalbaar.

  • -

    Speel- en ontmoetingsvoorzieningen zijn van groot belang. We zetten in op het ontwikkelen van speel- en ontmoetingsvoorzieningen op basis van onze richtlijnen uit het Beleidskader bewegen, spelen en ontmoeten uit 2020.

We realiseren ons ook dat het op langere termijn wellicht niet mogelijk zal zijn om het voorzieningenniveau overal op het huidig niveau te handhaven. Demografische ontwikkeling, (m.n. de vergrijzing) veranderende behoefte of het niet meer kunnen voldoen aan kwaliteitseisen kunnen hiervoor reden zijn. De gemeente zal hier niet op sturen, maar mochten zich hier van uit de samenleving vragen ontstaan, dan zullen wij daarbij faciliteren. Het zou dan bijvoorbeeld kunnen gaan om verenigingen die zich genoodzaakt zien te fuseren en daarbij de gemeente om hulp vragen.

Waar willen we dat?

We zoeken naar oplossingen in ieder dorp. Dat kan per dorp verschillen. Per kern is maatwerk nodig. Wij denken als gemeente mee en ondersteunen ontwikkelingen in iedere kern.

[16] Bron: Integraal Huisvestingsprogramma onderwijs

4.1.3 Omgevingskwaliteit (groen, water en erfgoed)

Wat willen we?

Het waardevolle groene en historische karakter van onze gemeente vormt de ruimtelijke karakteristiek. Deze karakteristiek vind je in verschillende dorpen terug. De dorpen hebben een groen, dorps karakter dat bestaat uit:

  • -

    Historische linten met waardevolle historische boerderijen;

  • -

    Kleinschalige, rustige dorpen die op de overgang van beekdalen naar hoger gelegen zandruggen liggen. Het landschap is afwisselend met bossen, beken en boerenland. Het groen is in elke kern belangrijk onderdeel van straten en wijken.

Het groen bepaalt niet alleen de identiteit van de dorpen maar is ook belangrijk voor de natuur, de gezondheid, uitnodigend voor ontmoeting en zorgt voor verkoeling. Daarnaast draagt het groene karakter van Bergeijk bij aan de aantrekkelijkheid voor toeristen en recreanten uit de hele Brainportregio. We hebben aandacht voor de bereikbaarheid van het groen in het buitengebied via wandel-, fiets- en zandpaden. Behoud, uitbreiding van het groenareaal in de dorpen staat voorop in de koers voor leefbare dorpen. We denken hierbij aan meer groen in de dorpscentra en schoolpleinen, op bedrijventerreinen en in privétuinen. Daarbij gaat het ook om groen dat op kwalitatieve wijze de biodiversiteit ondersteunt of past bij cultuurhistorische uitgangspunten van beplanting.

Hoe willen we deze ambitie bereiken?

Aan de ene kant willen we het groen en onze waardevolle historische leefomgeving beschermen voor aantastingen door nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Daarom gaan we niet langer uitsluitend uit van inbreiding. Maar ook als we kiezen voor inbreiding moet dat een meerwaarde hebben voor het groene, historische karakter.

Bij nieuwe ontwikkelingen vragen wij initiatiefnemers om mee te denken en mee te werken aan het realiseren van onze kernwaarden. Dat kan vaak op gebied van natuurontwikkeling, aanplant van ander groen, alsook door behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden en waardevolle structuren.

Ook binnen het openbaar gebied hebben we meer aandacht voor groen en biodiversiteit[17]. Bijvoorbeeld door het toepassen van natuurvriendelijke methoden bij beheer van de openbare ruimte (bijvoorbeeld het ecologisch maaien van bermen). Het beleid zal gericht zijn op uitbreiding van deze wijze van beheer.

Bij momenten van verandering (bijvoorbeeld het vervangen van de riolering) nemen we de groenopgave integraal mee in het ontwerp, bijvoorbeeld door water en groen een volwaardige plek te geven in de ontwerpen. Met succes pasten we dit principe in 2021 bijvoorbeeld in de Hoeverstraat toe, waar de vervanging van het riool aangewend werd om de waterhuishouding, de ruimtelijke kwaliteit van de straat, de verkeersveiligheid en de bestaande fruitboomgaard een kwaliteitsimpuls te geven[18].

Overigens gaat het niet alleen om de openbare ruimte: Iedereen kan op zijn of haar privéterrein bijdragen. Als gemeente willen we actiever inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties betrekken bij het verkrijgen en behouden van groene waarden en historische elementen[19].

Waar willen we dat?

De uitdaging om de kernen en het buitengebied groen en landelijk te houden, alsook de klimaatopgaven, spelen in de hele gemeente. We passen dit beleid overal in de gemeente toe.

[17] Bron: Bosbeheersplan

[18] Bron: Verbeterd Gemeentelijk Rioleringsplan

[19] Bron: Klimaatadaptatiestrategie

4.1.4 Gezonde dorpen

Wat willen we?

We zien de effecten van de veranderende maatschappij: ouderen wonen langer thuis, steeds meer kinderen kampen met overgewicht of obesitas, tieners zitten vaker binnen en eenzaamheid komt vaker voor bij ouderen. We willen door middel van bewegen, ontmoeten en spelen een bijdrage leveren om deze negatieve effecten op te vangen. Veel volwassenen hebben tegenwoordig meer aandacht voor gezond bewegen. Die aandacht heeft de gemeente Bergeijk ook. In juni 2020 is het Beleidskader Bewegen, Ontmoeten, Spelen vastgesteld waarin de gemeente haar zorg voor bewegen, ontmoeten en spelen integraal oppakt.

We werken aan ‘positieve gezondheid’[20]. Positieve gezondheid gaat over gezondheid op zes dimensies: mentaal welbevinden, de lichaamsfuncties, het dagelijks functioneren, meedoen, de kwaliteit van leven en zingeving. Positieve gezondheid gaat niet uit van wat niet goed gaat, maar juist naar wat wél goed gaat en hoe je dat kunt versterken. Hierbij wordt veerkracht en eigen regie van inwoners bevorderd. Daarnaast gaat het om meer dan lichamelijke gezondheid: er wordt gekeken naar gezondheid op zes verschillende onderwerpen: mentaal welbevinden, de lichaamsfuncties, zingeving, kwaliteit van leven, meedoen en het dagelijks functioneren.

Ook spelen we samen met de gemeenten Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden specifiek in op de jeugd als doelgroep, via de ontwikkeling van het programma #Kempenbranie: Een aanpak om het gebruik van alcohol en drugs terug te dringen door in te zetten op een positieve omgeving waarin jongeren gezond, veilig en kansrijk kunnen opgroeien.

In deze omgevingsvisie gaat het om de manier waarop de fysieke leefomgeving kan bijdragen aan gezondheid. Want een uitdagende en veilige openbare ruimte, ingericht met beweeg-, ontmoet- en speelplaatsen geeft jongeren de kans om gezamenlijk te kunnen opgroeien en bewegen in een gezonde omgeving.

We hopen te bereiken dat:

  • Ouderen fitter zijn en langer thuis kunnen wonen;

  • Kinderen een gezond gewicht hebben;

  • Tieners zich vaker buiten bevinden;

  • Inwoners van alle generaties en achtergronden elkaar vaker in de openbare ruimte ontmoeten;

  • Inwoners elkaar vaker in de natuur ontmoeten;

  • Alle inwoners de mogelijkheid hebben om op zijn of haar eigen niveau te bewegen, ontmoeten en spelen;

  • Nieuwe ontwikkelingen zorgen voor een afname van onwenselijke milieueffecten, zoals geur- of fijnstofoverlast.

Hoe willen we dat bereiken?

Wat we de komende vijf jaar gaan doen om de fysieke leefomgeving nog geschikter te maken voor ontmoeten, spelen en bewegen, hebben we verwoord in het Beleidskader bewegen, spelen en ontmoeten uit 2020. We hebben operationele plannen gekoppeld aan deze ambitie. Hierbij kan gedacht worden aan het creëren van ontmoetingsplekken voor iedereen (iedere kern moet er minstens één hebben), het creëren van verbindingen waarlangs bewogen kan worden of de natuur beleefd kan worden, het toevoegen van speelvoorzieningen die het speelaanbod in iedere kern laten voldoen aan onze “speelwaarden”.

Een ander belangrijk onderdeel van gezondheid betreft het gedeelte “bescherming” tegen milieueffecten zoals geluid, luchtkwaliteit, geur, straling, externe veiligheid etc. Het Rijk en de provincie Noord-Brabant stellen op veel gebieden kaders die leidend zijn voor een gezonde, veilige en schone leefomgeving. De gemeente Bergeijk volgt deze regelgeving. Maar binnen de mogelijkheden die de gemeente heeft om sturing te geven, wil de gemeente het signaal afgeven dat we veel waarde hechten aan een gezond, veilig en schoon Bergeijk. De instrumenten hiervoor zijn opgenomen in onze Milieuvisie.

Ook is het bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, op basis van de Milieuvisie, van belang om risico’s zoveel als mogelijk uit te sluiten[21]. Incidenten of overlast kunnen altijd voorkomen, denk aan branden in gebouwen, incidenten bij evenementen, geluid- of geurhinder. We denken als gemeente bewust na over de manier van inrichten van de omgeving en gebouwen, om zodoende risico’s zo klein mogelijk te houden. Daarbij vinden we het volgende van belang:

  • -

    Goede vluchtroutes;

  • -

    Toegankelijkheid van de gemeente voor hulpdiensten;

  • -

    Beperken van geluidhinder door wegverkeer;

  • -

    Beperken van geurhinder door veehouderijen en industrie;

  • -

    Voorkomen van problemen met de bodemkwaliteit;

  • -

    Beperken gezondheidsrisico’s door bedrijvigheid.

Deze aspecten vragen altijd maatwerk. In elk geval toetsen we, zoals beschreven in onze Milieuvisie, op deze aspecten bij nieuwe ontwikkelingen. Ons uitgangspunt is dat ontwikkelingen de situatie niet mogen verslechteren.

Waar willen we dat?

We streven een gelijkwaardig niveau na in elke kern. De operationele plannen zijn verwoord in het Beleidskader Bewegen, spelen en ontmoeten en de Milieuvisie.

[20] Bron: Lokaal Gezondheidsbeleid

[21] Bron: Milieuvisie

4.2 Vitaal buitengebied

We willen de vitaliteit en kwaliteit van ons buitengebied behouden en versterken. Het buitengebied in Bergeijk is een waardevolle combinatie van agrarisch landschap en natuurlijk landschap. Dit landschap vormt een tegenhanger van het stedelijk gebied binnen de Metropoolregio Eindhoven.

Wat willen we?

Ons landschap is waardevol en moet gekoesterd worden. We streven daarbij naar een vitale agrarische sector die in harmonie is met de omgeving, waar agrarisch landschap en natuur samengaan en elkaar aanvullen.

Onze uitdaging is deze verschillende opgaven met elkaar te combineren: hoe dragen ontwikkelingen op het gebied van (agrarische) bedrijvigheid, wonen en mobiliteit bij aan de natuurlijke rust en uitgestrektheid van het agrarisch en natuurlijk buitengebied? We willen meer landschappelijke en natuurlijke kwaliteit in het buitengebied, ook buiten de beekdalen. Dat betekent dat we nog meer moeten inzetten op landschap, klimaat en natuur. Met name water speel hierin een essentiële rol.

Hoe willen we deze ambitie bereiken?

We willen de vitaliteit en kwaliteit van ons buitengebied behouden en versterken. Dat betekent voor de vitaliteit dat:

  • -

    we streven naar behoud van ontwikkelperspectief voor blijvende agrariërs met een economisch maar ook maatschappelijk en milieutechnisch gezond bedrijfsmodel;

  • -

    we beseffen dat de trend van stoppende agrarische bedrijven de komende jaren zal doorzetten en dat daarom hergebruik van gebouwen en locaties zorgvuldig moet worden afgewogen;

  • -

    de groene (natuurlijke en agrarische) ruimte, als voedingsbodem voor vitale bedrijven en vitale inwoners, verzorgd en behouden moet blijven.

Voor het behoud en versterken van de kwaliteit van het buitengebied is het ook nodig dat:

  • -

    er sprake is van de juiste functie op de juiste plek;

  • -

    functies optimaal ingepast worden in het landschap;

  • -

    de natuurlijke, landschappelijke en hydrologische waarden niet worden aangetast maar versterkt.

We beseffen dat veranderingen in de agrarische sector een transitie zijn. Daarin hebben we als gemeente een rol en weten we dat we beperkt invloed hebben op de agrarische bedrijfsvoering. Maar we staan niet alleen in deze rol, alle schakels moeten meedoen. We zetten daarom in op een gezamenlijke inzet van alle betrokken partijen en een betere samenwerking tussen ondernemers, maatschappelijke organisaties en inwoners. Meer verbinding tussen stad en platteland, tussen natuurorganisaties, agrariërs en ook de gemeente. We willen structureel in contact met agrarische ondernemers, natuurorganisaties en andere partijen met een relatie met het buitengebied blijven investeren. De gemeente initieert en faciliteert hierbij. Ook bij realisatie van natuurontwikkeling door de provincie en het waterschap in bijvoorbeeld projecten ter realisatie van het Natuurnetwerk Brabant en de inrichting van ecologische verbindingszones willen wij faciliteren.

Daarnaast willen we ook bereiken dat de agrariërs die willen ontwikkelen actief meedenken en inzetten op de bijdrage die zij kunnen leveren aan behoud en versterking van onze kernkwaliteiten. Ook inwoners en omwonenden willen wij stimuleren om na te denken over hun rol: hoe kunnen Bergeijkse inwoners samen met de agrarische sector en de gemeente het vitale buitengebied, dat in het DNA verankerd is, behouden en verbeteren.

Voor stoppende agrarische bedrijven geldt dat de mogelijkheden voor hergebruik afgewogen worden aan de bijdrage die geleverd wordt aan de vitaliteit van het buitengebied. Vanzelfsprekend mogen zij passende bestaande functies niet verstoren of belemmeren.

Ook andere ontwikkelingen dienen bij te dragen aan de vitaliteit. Ongewenste activiteiten in de vorm van winning van schaliegas en opslag van kernafval passen hier niet bij. Andere ingrepen in de bodem worden zorgvuldig beoordeeld. Wij zijn niet op voorhand tegen initiatieven voor de winning van zand en grind door ontgrondingen als deze een bijdrage leveren aan gemeentelijke doelen zoals versterking van de ruimtelijke kwaliteit en versterking van de recreatieve functie. Zo nemen wij onze verantwoordelijkheid door mede te zorgen voor het vrijkomen van voldoende grondstoffen voor de bouw. Louter commerciële zandwinningen willen we verbieden.

Om de vitaliteit en kwaliteit te optimaliseren vragen we voor het hele grondgebied van onze gemeente bij ruimtelijke ontwikkeling initiatiefnemers om een bijdrage te leveren aan klimaatadaptatie, natuurontwikkeling, versterking van het landschap en/of de cultuurhistorische kwaliteiten van de bebouwde en onbebouwde omgeving.

Het optimaliseren van de waterhuishouding speelt daarbij ook een rol. We moeten inzetten op het ontvangen van voldoende water via de wateraanvoer vanuit België, alsook het vasthouden en infiltreren van voldoende water. In samenwerking met het Waterschap en grondeigenaren willen we dit optimaliseren.

Daarnaast dragen we zorg voor de bescherming van ons grondwater, met name in het grondwaterbeschermingsgebied nabij Luyksgestel. De drinkwaterwinning die hier plaatsvindt dient duurzaam veilig gesteld te worden, activiteiten die het grondwater vervuilen worden geweerd.

Een grote opgave voor het buitengebied is de opwekking van duurzame energie. Daarover hebben we in de Metropoolregio Eindhoven afspraken gemaakt in het verband van de Regionale Energiestrategie (RES). Een belangrijke afspraak in dat kader is dat we een voorkeursgebied voor grootschalige duurzame energieopwekking hebben aangewezen: zuidwest Bergeijk (De Pielis)[22]. In dit gebied staan we (onder strikte randvoorwaarden) initiatieven toe voor grootschalige energieopwekking. Deze initiatieven worden onder toezicht van de gemeente, bewoners en belangenverenigingen vormgegeven.

Waar willen we dat?

Agrarische bedrijvigheid ligt verspreid over ons hele grondgebied. Er zijn geen gebieden waar een sector of specifiek grondgebruik domineert of waar juist meer stoppende bedrijven gelegen zijn. De ontwikkelings- en hergebruiksmogelijkheden kunnen wél gebiedspecifiek zijn. Juist de waarden en kenmerken van de omgeving bepalen de mogelijkheden voor de toekomst. Deze worden daarop afgewogen en afgestemd. Omdat er veel maatschappelijke opgaven in ons buitengebied zijn op het vlak van transitie van de agrarische sector, klimaatbestendigheid, energieopwekking, versterking van natuur en landschap en cultuurhistorische kwaliteiten, moet er aandacht zijn voor de combinaties die hierin gemaakt worden. Hoe dragen ontwikkelingen op gebied van (agrarische) bedrijvigheid, wonen en mobiliteit bij aan de natuurlijke rust en uitgestrektheid van het agrarisch en natuurlijk buitengebied en de maatschappelijke opgaven?

Omdat we als gemeente behoorlijk wat gronden in het buitengebied bezitten kunnen we ook zelf meer doen voor landschap, klimaat en natuur. Dat deden we al en blijven we doen door via kavelruil gronden in de beoogde natuurgebieden (Natuurnetwerk Brabant) vrij te ruilen zodat deze voor natuur ingericht kunnen worden[23]. Maar we kunnen ook de lokale agrarische bedrijven helpen om meer grond rond het bedrijf te krijgen, goede landbouwgebieden beschermen en voorwaarden stellen om landbouw en natuur te combineren. Dat vraagt wellicht om een ander pachtbeleid. Daarnaast vragen we bij ruimtelijke ontwikkeling van initiatiefnemers om een bijdrage te leveren aan klimaatadaptatie, natuurontwikkeling, versterking van het landschap en/of cultuurhistorische kwaliteiten van bebouwde en onbebouwde omgeving. We streven ernaar ook buiten de beekdalen de landschappelijke en natuurlijke kwaliteit in ons buitengebied te versterken.

Voor grootschalige energieopwekking sluiten we aan bij de nota Grootschalige zonne- en windenergie in de Kempen; Bergeijk zuidwest (de Pielis) is hiervoor het aangewezen gebied.

[22] Bron: Grootschalig opwekken duurzame zonne- en windenergie

[23] Bron: Nota grondbeleid

4.3 Sterke economische structuur

Een sterke economische structuur bereiken we door ruimte te geven aan lokale bedrijvigheid, het vestigingsklimaat te versterken door de bereikbaarheid verder te optimaliseren en in te zetten op versterking van dagrecreatie, beleving, kunst en cultuurhistorie.

4.3.1 Bedrijventerreinen

Wat willen we?

We streven ernaar onze bedrijventerreinen vitaal te houden, van hoge ruimtelijke kwaliteit en passend bij de vraag en schaal van de dorpen. In de Kempische bedrijventerreinenafspraken 2020 zijn daarvoor 4 actielijnen opgenomen:

  • 1.

    Borging en bevordering van de toekomstige kwaliteit en aantrekkelijkheid van bedrijventerreinen

  • 2.

    Realiseren van toekomstig aanbod (grote en kleine kavels)

  • 3.

    Verduurzaming en vergroening van bedrijfspanden en bedrijventerreinen

  • 4.

    Samenwerking tussen gemeenten en ondernemers

Hoe willen we dat bereiken?

Omdat we vast kunnen stellen dat onze bedrijven erg honkvast zijn, is het belangrijk om lokaal in uitbreidingsruimte te voorzien. Volgens geluiden uit de markt zullen deze uitbreidingen snel vol zijn. Nieuwe uitbreidingen liggen dan voor de hand, maar ook het creëren van schuifruimte door verplaatsingen van grote bedrijven kan ruimte vrijspelen voor lokale (kleine) bedrijvigheid.

We krijgen verschillende vragen over de huidige (vanuit provinciaal beleid opgelegde) grens van maximaal 5.000m2 voor bedrijfskavels. We willen ruimte bieden aan reeds bestaande bedrijven die vanwege schaalvergroting of groei van hun bedrijf behoefte hebben aan lokale ruimte voor hun bedrijvigheid. We willen in dat soort gevallen minder strikt vasthouden aan de 5.000m2-grens. Hier verbinden we wel voorwaarden aan.

Op de eerste plaats dient iedere uitbreiding een kwaliteitsversterking voor natuur, milieu, klimaatadaptatie en/of landschap te betekenen. Ten tweede willen we bestaande grootschalige bedrijvigheid niet op een kleinschalig terrein laten uitbreiden. Dat betekent dat bedrijvigheid groter dan 5.000m2 eigenlijk alleen op de goed ontsloten, relatief grote bedrijventerreinen mogelijk is. Daarbij wordt de ruimte die boven de 5.000m² nodig is ingezet op al bestaande percelen. Per saldo komt er dus geen extra bebouwd oppervlak op bedrijventerreinen bij als een bestaand bedrijf groeit.

Naast het bovenstaande draait het op de bedrijventerreinen niet alleen om groter groeiende bedrijven. Aanwezige bedrijven onder de 5000m² moeten er ook goed vooruit kunnen en er moeten mogelijkheden zijn voor starters die hierbij kunnen helpen. Daarom willen we ondersteunende faciliteiten, zoals de oprichting van een bedrijfsverzamelgebouw faciliteren.

Nieuwe, grootschalige bedrijvigheid, zoals grootschalige logistieke bedrijven, is echter in Bergeijk niet gewenst.

Waar willen we dat?

Per kern kan het beleid voor de bedrijventerreinen wisselen. Voorop staat dat we passend bij de schaal en aard van de bedrijventerreinen uitbreidingen willen faciliteren, zolang dat geen negatieve gevolgen heeft voor het buitengebied of onze kernkwaliteiten. Uitbreidingen in Bergeijk, Westerhoven en Luyksgestel zijn ook ruimtelijk nog wel voorstelbaar. In Riethoven dienen we op zoek te gaan naar maatwerk bij aanvullende vraag en in de Weebosch is in de huidige situatie nauwelijks bedrijventerrein beschikbaar en dat blijft naar verwachting zo.

Een kanttekening bij deze lokale insteek over bedrijventerreinen is dat we ook regionaal afstemming zoeken. Naar aanleiding van de Kempische bedrijventerreinenafspraken uit 2020 zijn we op Kempenniveau bezig om de ambities en doelstellingen voor (nieuwe) bedrijventerreinen in kaart te brengen[24].

Naast vestiging op bedrijventerreinen is er ook op plekken in het buitengebied ruimte voor bedrijvigheid. Dat betreft de omschakeling van vrijkomende agrarische bedrijven (VAB’s) naar een andere functie onder de voorwaarde dat deze omschakeling bijdraagt aan het versterken van de kwaliteiten van het vitaal buitengebied. Deze plekken zijn geschikt voor kleinschalige bedrijvigheid met geringe effecten op de omgeving.

[24] Bron: Kempische bedrijventerreinenvisie

4.3.2 Vestigingsklimaat

Wat willen we?

Een goede mobiliteit draagt bij aan een goede economie als het gaat om werkgelegenheid en vrijetijdsbesteding. Daarnaast draagt mobiliteit bij aan een goede leefomgeving, zorgt het ervoor dat mensen langer mobiel kunnen blijven en heeft het effect op de vitaliteit van mensen. Een verbindend vervoersmiddel wat daarbij hoort is de fiets. De ambitie is om mensen meer op de fiets te krijgen en minder met de auto te laten gaan.

Uiteraard is de fiets niet de enige vervoersvorm die zorgt voor een goede mobiliteit. Met name de combinatie tussen de verschillende modaliteiten (auto, fiets, openbaar vervoer en andere slimme mobiliteitssystemen) zorgen voor een goede mobiliteit en een afwisseling aan keuzemogelijkheden voor de bewoner om zich te verplaatsen.

Hoe en waar willen we dat bereiken?

Als Kempengemeenten werken we binnen de Metropoolregio samen om de bereikbaarheid en leefbaarheid en daarmee ook het vestigingsklimaat te verbeteren. Dit is door de Kempische gemeenteraden vastgelegd in de Mobiliteitsstrategie de Kempen. Met de komst van de N69 en Diepveldenweg hebben we de autobereikbaarheid voor een belangrijk deel op orde. Wel ligt er nog een belangrijk knelpunt op de N69-zuid, tussen de Kempervennen en de Belgische grens. Hier willen we samen met de provincie, Valkenswaard, Lommel en ander gebiedspartijen zoeken naar een oplossing van de verkeersproblematiek in combinatie met een bredere gebiedsontwikkeling vooral gericht op versterking van natuur en recreatie in dit gebied.

Voor wat betreft fietsen is de ambitie hoog. Bij grote onderhoudswerkzaamheden streven we naar verbreding van de fietsvoorziening en verbetering van het comfort. Bij nieuwe fietsverbindingen willen we brede comfortabele fietsverbindingen voor grotere groepen fietsers en het stimuleren van meer verplaatsingen met de fiets. Bij de inrichting van deze verbindingen moet rekening gehouden worden met de opkomst van de e-bike. Daarbij zetten we in op de zes fietsverbindingen die we als opgave benoemd hebben in onze Fietsambitie.

Op het openbaar vervoer hebben we minder invloed, maar streven we er binnen onze mogelijkheden naar het huidige voorzieningenniveau te handhaven.

In het kader van de verkeersveiligheid treden we op de voorgrond als het gaat om gedragsmaatregelen en informatie over veiligheid en te hard rijden in de gemeente. Tijdens evenementen schenken we aandacht aan verkeersveiligheid en verkeersgedrag. We communiceren over verkeersveiligheid en blijven hier aandacht op vestigen. We ondersteunen de provinciale campagne “Nul verkeersdoden Brabant”. Gedragsverandering is van de lange adem en herhaling. Verkeersveiligheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Als gemeente trachten we een bijdrage te leveren aan de verkeersveiligheid en waar nodig de juiste partijen met elkaar in verbinding te brengen om zo de verkeersveiligheid te vergroten. Deze uitgangspunten zijn opgenomen in de Gemeentelijke Visie Mobiliteit. Daarnaast zal in de toekomst met een risico-gestuurde aanpak met maatregelen, gedragsbeïnvloeding en andere projecten getracht worden om de verkeersveiligheid te verbeteren en de risico’s op ongevallen te verkleinen.

Waar mogelijk dragen we bij aan de duurzaamheid binnen onze gemeente en de regio. Mobiliteit kan bijdragen aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente. Dit doen we onder andere door de realisatie van openbare laadvoorzieningen voor elektrische voertuigen en het meewerken aan openbare laadvoorzieningen op basis van aanvraag door burgers. In het kader hiervan heeft de gemeente beleid vastgesteld in de Nota en beleidsregels openbare laadinfrastructuur. Daarnaast trachten we met een goede mobiliteit onze burgers vitaal te houden en willen we met een goed leefklimaat, goede comfortabele fiets- en voetgangersvoorzieningen onze burgers langer zelfstandig laten wonen.

4.3.3 Detailhandel, horeca en toerisme

Wat willen we?

In principe hebben we weinig grip op de invulling van commerciële voorzieningen. Wel kunnen we met beleid sturen op waar we wel of geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken. We streven ernaar om het huidige detailhandelaanbod te bestendigen en verder te blijven concentreren in het kernwinkelgebied op t Hof[25]. Voor horeca zien we mogelijkheden in alle kernen, ook om het recreatieve en toeristische belang te dienen. Daarvoor zien we ook in het buitengebied kansen, in de vorm van ondergeschikte horeca, ten dienste van een andere hoofdfunctie, zoals bijvoorbeeld een dagrecreatieve activiteit of zorgboerderij. Nieuwe grootschalige horeca in het buitengebied willen we, indien de vraag zich voordoet, bij uitzondering faciliteren, maar alleen op plekken waar de draagkracht van het landschap en infrastructuur dit aan kan. En ook hier wordt gekeken naar kwaliteitsversterking voor natuur, milieu, klimaatadaptatie en/of landschap

Hoe en waar willen we dat bereiken?

In principe concentreren we detailhandel in het kernwinkelgebied op ’t Hof. Door winkels te concentreren versterken ze elkaar en wordt leegstand voorkomen. Om de levendigheid te vergroten ondersteunen we initiatieven die de ondernemers op ’t Hof helpen bij het levendiger maken van ’t Hof, zoals het initiatief ‘Belevingsboulevard’. Ook staan we in beginsel open voor blurring, waarbij ondernemersactiviteiten ondernemen die niet direct hun core business zijn, bijvoorbeeld het aanbieden van een biertje in een kledingzaak. Dat vergroot de aantrekkingskracht van het winkelaanbod en stimuleert innovatie.

Voor de horeca is samenwerking en de aanwezigheid van evenementen van belang. Wij faciliteren als gemeente de samenwerking van horecagelegenheden die hun handen ineenslaan om de levendigheid in onze kernen vergroten. Hierbij kan gedacht worden aan het gezamenlijk (door horecagelegenheden) organiseren van festiviteiten. Daarbij proberen wij ons als gemeente zo flexibel mogelijk naar ondernemers op te stellen. Wij zien bij initiatieven die de levendigheid vergroten ruimte voor maatwerk.

We hebben als gemeente al veel te bieden met betrekking tot verblijfsrecreatie. Naast de grote, toonaangevende parken (De Paal, Centerparcs Kempervennen, het toekomstige Landal Forest Village) zijn er in het buitengebied en in mindere mate in de dorpen ook kleinschalige verblijfsvoorzieningen. Al deze voorzieningen richten zich hoofdzakelijk op verblijf. We zien daarom vooral nog kansen voor dagrecreatie in de hele gemeente. Zowel in de kernen, met name in relatie tot kunst en cultuurhistorie, als in het buitengebied.

Het buitengebied heeft een belangrijke functie voor extensieve vormen van recreatie zoals wandelen, fietsen en paardrijden. Er is een netwerk van routes beschikbaar en verspreid treffen we ondersteunende voorzieningen aan. Het in stand houden en uitbreiden van de mogelijkheden zijn belangrijk voor de bevordering van het toerisme en de recreatie in zijn algemeenheid. Maar zeker ook voor de vrijetijdsbesteding en gezondheid van eigen inwoners. Er zijn bijvoorbeeld mogelijkheden om de verbinding tussen stedelijk en landelijk gebied en de dorpen te versterken. Het moet uitnodigen tot recreatief medegebruik van het buitengebied.

Kijken we naar extra voorzieningen, dan willen we ruimte bieden aan nieuwe kleinschalige voorzieningen die de netwerken versterken en aan functies die aanvullend zijn op dat wat er al is[26]. Bijvoorbeeld kleinschalige horeca (zoals een theetuin), maïsdoolhof, midgetgolf, een speelboerderij, routes met beleving, boerderij-appartementen. We streven daarbij naar kwaliteit, beleving en variatie in het aanbod. Vooral het dagrecreatief aanbod biedt nog kansen voor groei. Recreatief (mede)gebruik en kleinschalige voorzieningen moeten passend zijn en mogen geen afbreuk doen aan de waarden van het gebied. Ook een goede afstemming met onder andere het landbouwverkeer en waar nodig een passende infrastructuur vormen aandachtspunten.

Het aanbod op de vrijetijdsmarkt is een samengesteld product van talloze ondernemers en andere organisaties. Om dit goed te laten functioneren is samenwerking en verbinding nodig. Niet alleen binnen de gemeentegrens van Bergeijk, maar bijvoorbeeld ook over de landsgrens heen. Daar waar nodig kunnen we dit faciliteren.

[25] Bron: Update centrumvisie Bergeijk en Actualisatie Centrumvisie Bergeijk 

[26] Bron: Toetsingskader dag- en verblijfsrecreatie de Kempen

5 Werken met de omgevingsvisie

In deze omgevingsvisie zijn voor onze gemeente de richting en ambities bepaald. De uitvoering hiervan strekt zich uit van korte naar lange termijn, afhankelijk van het opstellen van concrete plannen, maatregelen en financiering. Het initiatief ligt daarbij zeker niet altijd bij de gemeente. De omgevingsvisie biedt een handvat voor vernieuwing en initiatieven vanuit de samenleving en nodigt hier nadrukkelijk toe uit.

5.1 Relatie met bestaand beleid

De Omgevingsvisie vormt geen nieuwe start. Bergeijk kent veel bestaand beleid. Wat goed is, is goed. Een deel van dit bestaande beleid zetten we daarom onverminderd voort, dit blijft als onderdeel van de Omgevingsvisie gehandhaafd. Dat komt omdat deze beleidsdocumenten:

  • -

    gedetailleerder zijn uitgewerkt dan de omgevingsvisie en daarmee beleidsmatig nog actueel zijn en blijven;

  • -

    beleid bevatten die in het nog op te stellen omgevingsplan moeten worden vertaald of relevant zijn voor toetsing van verzoeken;

  • -

    als (actie)programma gelden met een bijbehorend investeringsprogramma;

  • -

    gebiedsgericht en meer operationeel van aard zijn; waarvoor bijvoorbeeld een gebiedsprogramma de plek is waar dit beleid wordt ondergebracht;

  • -

    een evaluatie nodig is, voordat een definitieve afweging over het betreffende beleid kan worden gemaakt.

Bij de periodieke actualisatie van de omgevingsvisie vindt daarom telkens de afweging plaats over de nog bestaande beleidsdocumenten en de op te stellen programma’s.

In de bijlage vindt u het voor deze omgevingsvisie gebruikt bestaand beleid.

5.2 Relatie met andere instrumenten uit de Omgevingswet

De gemeente heeft 4 instrumenten uit de Omgevingswet ter beschikking:

  • -

    omgevingsvisie: deze bevat het strategisch gemeentelijk beleid;

  • -

    omgevingsprogramma: dit bevatten de uitwerking/ uitvoering van beleid;

  • -

    omgevingsplan: dit bevat de regels voor de fysieke leefomgeving;

  • -

    omgevingsvergunningen: deze bevatten toestemming voor activiteiten (zoals bouwen).

Van omgevingsvisie naar programma’s

De denkrichting en doelen in de omgevingsvisie zijn redelijk globaal gehouden en vragen om nadere uitwerking. Eén van de mogelijkheden daarvoor is het opstellen van programma’s.

De aard van het programma kan verschillen:

  • -

    programma’s gericht op bescherming, beheer of ontwikkeling;

  • -

    programma’s gericht op een specifiek gebied of project;

  • -

    programma’s over thema’s zoals mobiliteit, energie, klimaatadaptatie, maatschappelijke voorzieningen of gezondheid.

Zoals hierboven aangegeven blijft bestaand beleid voorlopig relevant. Veel beleidsstukken hebben al het karakter van een programma, bijvoorbeeld de nota grootschalige zonne- en windenergie en de fietsambitie. Bij actualisering daarvan wordt beoordeeld of we kiezen voor de vorm van het programma. Of ook voor nieuwe onderwerpen een programma noodzakelijk is nog punt van nadere afweging.

Uitvoeringsparagraaf

Voorbeelden van concrete projecten en beleidsactualisaties die op dit moment al uitvoering geven aan de ambities in deze omgevingsvisie zijn:

  • Wonen: realisatie div. woningbouwprojecten (o.a. Hooge Berkt II, Kapelledries III);

  • Uitvoering van de Klimaatadaptatiestrategie (o.a. bosbeheer);

  • Uitvoering van de Warmtetransitievisie , met bijv. de subsidieregeling BeEnergy;

  • Herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Bergeijk 2011 (aanpassingen in het VAB-beleid en herziening van de Gebiedsvisie Bebouwingsconcentraties);

  • Uitvoering beleid grootschalige zonne- en windenergie in de Kempen’ (o.a. projectvoorstellen Bergeijk Zuidwest)

  • Actualiseren participatiebeleid;

  • Vaststellen en hanteren Toetsingskader dag- en verblijfsrecreatie De Kempen;

  • Uitvoering Bedrijventerreinvisie de Kempen o.a. uitvoering onderzoek Nieuwe werklocaties De Kempen;

  • Uitvoering van het Economisch ActiePlan;

  • Faciliteren van het gesprek tussen de agrarische sector en andere stakeholders;

  • Actualisering van het pachtbeleid;

  • Deelname aan de gebiedsgerichte aanpak Grenscorridor;

  • Deelname aan de gebiedsgerichte aanpak Kempenland West via het project De Levende Run;

  • Actualiseren Gemeentelijke visie mobiliteit;

  • Uitvoering fietsambitie;

  • Uitvoering beleid bewegen, ontmoeten en spelen;

  • Uitvoering Integraal Huisvestingsprogramma Primair Onderwijs 2022-2037

  • Uitvoering Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2020-2024

Van Omgevingsvisie naar omgevingsplan

Bij in werking treden van de Omgevingswet vormen de geldende bestemmingsplannen, verordeningen en beleidsregels van rechtswege het omgevingsplan. Gemeenten hebben tot eind 2029 de tijd om dit plan om te vormen tot een omgevingsplan dat in overeenstemming is met de Omgevingswet. We pakken de omvorming gefaseerd en gebiedsgericht aan. Voorlopig blijven veel regels intact en zijn ook in de toekomst de regels nodig. Juist waar regels bescherming bieden aan de te handhaven belangen blijven regels nodig.

In andere gevallen is er ook ruimte om geleidelijk tot vereenvoudiging over te gaan en ruimte te bieden aan particulier initiatief en vernieuwing. Het einddoel is een beleid meer gericht op het behoud en versterken van kwaliteiten die er werkelijk toe doen.

5.3 Sturingsfilosofie en samenwerking

De omgevingsvisie bevat veel ambities en doelen. De gemeente zal niet altijd het voortouw nemen. Haar rol varieert van het nemen van regie, tot het scheppen van voorwaarden of faciliteren van acties. We werken daarbij samen met private partijen (bedrijven, particulieren, beleggers), corporaties, instellingen en andere overheden. De rol van de gemeente bij initiatieven van anderen is faciliterend alsook voorwaardenscheppend. De initiatieven moeten bijdragen aan het behalen van de ambities, een meerwaarde hebben voor onze samenleving, kansrijk zijn en voldoende draagvlak hebben. Initiatieven, activiteiten en projecten pakken we integraal aan. Op die manier brengen we alle relevante zaken in een vroegtijdig stadium in beeld en wegen we belangen tegelijk af. Want elke verandering of ingreep heeft gevolgen voor onze leefomgeving.

Graag gaan we in gesprek met initiatiefnemers, gemeenten en andere betrokken instanties. Graag gaan we in gesprek met initiatiefnemers, gemeenten en andere betrokken instanties. Bij het uitoefenen van activiteiten en het opstellen van plannen kunnen meerdere belangen van toepassing zijn. Soms zijn deze tegengesteld, soms kunnen deze leiden tot verbeterde of nieuwe plannen. Daarom vragen we initiatiefnemers om al in een heel vroeg stadium van hun plan in gesprek te gaan met andere betrokken personen en partijen. Dat kan via een schriftelijke of mondelinge ‘omgevingsdialoog’, zoals een brief bij eenvoudige plannen, of een inloop- of informatieavond voor meer complexe initiatieven. In het kader van verwachtingenmanagement is wel van belang dat initiatiefnemers vooraf nagaan hoe hun plan in de omgevingsvisie en ander gemeentelijk beleid past. Zo nodig kan de gemeente daarbij ondersteunen.

De Omgevingswet gaat uit van een integrale benadering van deze belangen. In sommige gevallen lukt het om meerwaarde te creëren door activiteiten of plannen te bundelen. Dit zal niet altijd mogelijk zijn. In het kader van een veilige en fysiek gezonde leefomgeving en een goede leefomgevingskwaliteit zijn keuzes onvermijdelijk.

5.4 Grondbeleid

Bij het uitvoeren van projecten van initiatiefnemers maken wij als gemeente kosten. Deze kosten betaalt de initiatiefnemer. Hiervoor leggen we in principe afspraken vast in een overeenkomst met de initiatiefnemer. Lukt dit niet, dan zullen we met een exploitatieplan de kosten alsnog (achteraf) verhalen.

Bij sommige projecten levert de initiatiefnemer een bijdrage aan bovenwijkse voorzieningen, bijvoorbeeld voor de aanleg van groen of infrastructuur binnen de gemeente. Op dit moment worden deze bijdragen in de reserve Ruimtelijke Ontwikkeling en Leefomgeving (ROL) gestort. De Omgevingswet stelt dat in de omgevingsvisie dan een onderbouwing van de zogenaamde functionele samenhang moet worden gegeven. Dit betekent dat inzicht moet worden gegeven in de doelen, de projecten die aan bijvoorbeeld een groenfonds moeten bijdragen en de toekenning van de gelden uit zo’n fonds. Dit vraagt om een zeker detailniveau van de omgevingsvisie. Voor deze omgevingsvisie is ervoor gekozen om het gemeentelijk beleid voor de fysieke leefomgeving meer op hoofdlijnen weer te geven en kaders te bieden voor ontwikkelingen. Hiermee sluit de visie onvoldoende aan op het vereiste detailniveau om de functionele samenhang te kunnen onderbouwen. Omdat wij het wel belangrijk vinden om deze fondsvorming te handhaven wordt hier bij de aankomende actualisatie van de Nota Grondbeleid rekening mee gehouden. Deze nota/programma kan voorts worden opgenomen in een herijking van de omgevingsvisie, nadat de Omgevingswet in werking is getreden.

Gemeenten kunnen via grondbeleid opgaven uit de omgevingsvisie realiseren. Juist vanuit maatschappelijk en ruimtelijk belang is soms een actieve rol van de gemeente gewenst. Het grondbeleid biedt kansen om de bouw en aanleg van infrastructurele en maatschappelijke voorzieningen mogelijk te maken. Maar niet in alle gevallen zal er sprake zijn van een actief grondbeleid. Samenwerken met andere partijen en faseren van plannen is nodig om de gezonde financiële basis te garanderen. Op dit moment heeft de gemeente een situationeel grondbeleid; per situatie wordt bekeken wat de beste grondstrategie is. Ook als er sprake is van faciliterende grondpolitiek neemt de gemeente echter een sterk regisserende rol op zich om de gewenste doelen te bereiken.

6. Perspectief per dorp

De Omgevingswet vraagt om gebiedsgericht handelen. Per Bergeijks deelgebied geven we aan welke ambities we hebben en hoe we de ontwikkeling van de kern voor ons zien. Daarbij hebben we kaarten opgesteld waarin we de huidige waarden gevisualiseerd hebben. Dit zijn de kaders voor toekomstige ontwikkelingen in dat gebied. De koers in combinatie met de waarden die zichtbaar zijn op de kaarten vormen samen het kader voor toekomstige ontwikkelingen. Bij de kaartjes geldt telkens dezelfde legenda, namelijk:

6.1 Bergeijk 't Hof

Bergeijk ’t Hof is ontstaan op een akkercomplex, dat aan de noordzijde wordt begrensd door een bosgordel aan de noordzijde en ten zuiden door het beekdal van de Keersop. De eerste bebouwing concentreerde zich rond ’t Hof, Mr. Pankenstraat en Eykereind waardoor een bebouwingslint ontstond. Bergeijk ’t Hof heeft mede door de vestiging van bedrijvigheid een grote ontwikkeling doorgemaakt. Ten opzichte van het oorspronkelijke lint vonden uitbreidingen van woongebieden plaats in alle windrichtingen. In het zuidwesten is een grote concentratie van bedrijvigheid ontstaan welke de afgelopen jaren verder is gegroeid. Door de recente komst van de Diepenveldenweg neemt de verkeersdruk van de bedrijventerreinen op lokale wegen af. Wel blijft de Enderakkers een drukke ontsluitingsweg voor personenverkeer. Bergeijk ’t Hof is de grootste kern van de gemeente geworden en heeft een groot voorzieningenaanbod met winkels, horeca en instellingen. Deze zijn hoofdzakelijk geclusterd in het centrum en in de Burgemeester Magneestraat.

Bergeijk ’t Hof ligt tamelijk ingeklemd tussen de bosgebieden, het beekdal, de bedrijventerreinen en de ontsluitingsweg Enderakkers. De afgelopen jaren is naast inbreiding ook ingezet op uitbreiding, onder meer op Terlo en meer recent op Hooge Berkt II. Ingezet wordt op herstructurering binnen de huidige contouren in combinatie met zoeklocaties aan de randen, waarbij inpasbaarheid in de omgeving zorgvuldig moet worden afgewogen. Het gebied gelegen in de hoek tussen de Dopheidedreef en Hooge Berkt, grenzend aan bestaande wijken, is een mogelijke zoeklocatie voor uitbreiding van ’t Hof. Bergeijk ’t Hof beschikt over het grootste voorzieningenaanbod in de gemeente. Het centrum van het dorp is levendig, de leegstand van winkels is laag en er wordt voortdurend naar gestreefd om de beleving te verbeteren. Hiervoor is inspanning nodig. Voortzetting van concentratiebeleid voor zowel winkels als andere bezoekersintensieve functies is noodzakelijk. Voor alle ontwikkelingen geldt dat de opgave ligt in het versterken van de kwaliteit en identiteit van het dorp.

6.2 Bergeijk 't Loo

Het Loo ligt op de rand van de akker Waterlaat naar het beekdal van de Keersop. Ook hier vond de eerste bebouwing plaats langs de belangrijkste ontsluitingsweg ’t Loo, dat het verlengde is van de hoofdontsluitingsweg van Bergeijk in westelijke richting. Het Loo heeft een bescheiden ontwikkeling doorgemaakt. Het oorspronkelijke lint heeft zich wat meer verdicht en er is een kleine concentratie van bebouwing rondom de Frater Romboutsstraat ontstaan. Een kleine planmatige uitbreiding is er te vinden tussen Het Loo en de Weebosserweg (de Breerijt). Buiten enkele bedrijven in het oude lint is er geen sprake van een concentratie van bedrijven. De kernen Bergeijk ’t Hof en Bergeijk t Loo zijn door de ontwikkelingen in het verleden wel min of meer aan elkaar gegroeid.

Door de ruimtelijke beperkingen van de kern Bergeijk ’t Hof zijn in het verleden enkele grotere bouwlocaties op ’t Loo gerealiseerd om de woonbehoefte van beide kernen op te vangen. De wijk Trilo is nagenoeg volgebouwd en de locatie Terlo is nog in aanbouw en biedt nog ruimte voor nieuwe woningen. Daarnaast is op de locatie van de voormalige Bernardusschool een woningbouwinitiatief in ontwikkeling. Hiermee is ’t Loo de afgelopen jaren het hardst gegroeid van de Bergeijkse kernen. Nieuwe woningbouw ontwikkelingen zijn op ’t Loo niet nodig en wenselijk. Wel kan een eerder aangewezen uitbreidingslocatie (Achterste Loo) in combinatie met groen extensief ontwikkeld worden.

Ruimtelijke opgaven voor ’t Loo liggen voornamelijk in behoud van de voorzieningen: de nieuwe school, het gemeenschapshuis en het verenigingsleven. Verder is op ’t Loo van belang dat het dorpse karakter behouden blijft. Daarbij hoort ook een positionering ten opzichte van Bergeijk ’t Hof.

6.3 Luyksgestel

De kern Luyksgestel is de meest zuidwestelijke kern van de gemeente en ligt aan de route naar Lommel (België). Luyksgestel is van de Bergeijkse dorpen het verst weg gelegen van Nederlandse stedelijke bebouwingsconcentraties. Het dorp is gelegen in de omgeving van een hoofdzakelijk groene en landelijke omgeving. Ten zuiden van de kern ligt het zuidwest-noodoostgerichte beekstelsel bestaande uit de Bosscherweijerloop en Fortjeswaterloop. Ten noorden van deze beken is een aantal akkercomplexen ontstaan. Op de rand van deze akkercomplexen is een drietal bebouwingsconcentraties ontstaan:

  • -

    Een bebouwingslint langs Boscheind en Dorpstraat;

  • -

    Een concentratie rondom de katholieke kerk (Kerkstraat);

  • -

    Een concentratie in het noorden bij de Hoge Rijt en Neerrijt.

De structuur van het dorp is geconcentreerd parallel aan de lijn van de Bosscherweijerloop. Latere uitbreidingen zijn vooral in het noorden gelegen. Mede hierdoor zijn de twee eerstgenoemde bebouwingsconcentraties langzaamaan aan elkaar gegroeid. De buurten zijn min of meer planmatig uitgebreid met kleinere ontwikkelingen.

Luyksgestel kent een redelijk zelfstandig voorzieningenniveau en is van alle dorpen het meest “op zichzelf gericht”. Daarnaast is deze kern van alle dorpen het meest gericht op België.

Nieuw ontwikkelingen zijn het meest logisch aansluitend op het historisch patroon van groei in noordoostelijke richting. In de afgelopen jaren is de wijk Tiliaans verder ontwikkeld. Logisch is dat verdere woningbouwontwikkeling op de akkerpercelen ten noorden of ten oosten hiervan worden uitgevoerd. Ook het gebied gelegen tussen Rijt en Neerrijt ten noorden van het sportpark en het gebied aansluitend op het Hoogeind, gelegen tussen Dorpsstraat en Kapellerweg zijn mogelijke zoeklocaties. Ook binnen de kern zijn er nog mogelijkheden voor woningbouw, o.a. op (voormalige) bedrijfslocaties, waarbij met name de voormalige Boerenbondlocatie een aandachtspunt is. Ontwikkeling van bedrijvigheid is mogelijk op De Rijt. Het bedrijventerrein Loonsebaan aan de oostzijde van Luyksgestel is tamelijk vol en wordt beperkt door de ligging tegen een woonwijk: herstructurering lijkt logisch.

De toekomstige ontwikkeling van Forest Village betekent, naast de kwaliteitsverbetering op die locatie zelf, ook een impuls op gebied van recreatie en economie.

Voor de bereikbaarheid van Luyksgestel zijn veilige fietsverbindingen van belang. De verbinding naar de kern Bergeijk ’t Loo is al eerder aangelegd. De fietsverbinding van Weebosch naar Luyksgestel staat op de planning.

Ten zuidwesten van Luyksgestel is buurtschap De Pielis gelegen. De Pielis is aangewezen als zoekgebied voor grootschalige duurzame energieopwekking. De gemeente is hier onder voorwaarden bereid mee te werken aan initiatieven voor de grootschalige opwekking van duurzame energie (wind en zon).

6.4 Riethoven en Walik

Riethoven is midden op het grote akkercomplex in het noordoosten van de gemeente gelegen. Het dorp is ontstaan op de kruising van een aantal wegen die dwars over het akkercomplex lopen. In eerste instantie heeft Riethoven zich dan ook langs deze wegen (Schoolstraat/Dorpsstraat en Gildestraat/Molenstraat) ontwikkeld. Uitbreiding van het dorp heeft daarna eerst langs lintvormige uitlopers als Tonterstraat en Willibrordusstraat plaatsgevonden. Naast de oude linten zijn de kenmerkende elementen in Riethoven de driehoekige ruimte van het Dorpsplein en met name de bosperceeltjes in en rond de kern. Vrijwel iedere weg die naar Riethoven leidt, gaat door bosgebieden die afgewisseld worden met open akkerpercelen. Riethoven is door de ligging nabij het stedelijk gebied gunstig gelegen voor forensen.

Ten noordwesten van Riethoven is in het bosgebied het buurtschap Walik gelegen. Walik bestaat uit een cluster van boerderijen en boswoningen op ruimere percelen. Ten zuiden van Riethoven ligt in oost-westrichting het beekje ’t Rijtje ,waaraan parallel de Boshovensestraat, de Voorderstraat, Eind en Heijereind met lintbebouwing zijn gelegen. Hier vindt men veel typerende boerderijen, die we graag willen behouden.

Ontwikkelingen in Riethoven zijn, na de grotere planmatige ontwikkelingen van Mortakkers en Galbergen in de afgelopen decennia, vooral gericht op inbreiding. Het nieuwbouwplan Achter de Sleutel is hier het meest recente voorbeeld van. Nieuwbouwontwikkelingen zijn logisch op akkerbouwpercelen aan de oostzijde van Riethoven waarbij de Molenstraat of Eind ontsluitingen zouden zijn. Aan de noordzijde van de Schoolstraat is een beperkte ontwikkeling als afronding van de kom mogelijk. Ontwikkeling van bedrijventerreinen is in Riethoven een knelpunt. Het huidige bedrijventerrein is vol, ligt volledig omsloten door woningen en heeft geen uitbreidingsruimte. De nabijheid van woningen maakt herstructurering logisch, maar dit is vooral afhankelijk van de ontwikkeling en wensen van de hier aanwezige bedrijven. Mocht blijken dat een herstructurering richting woningbouw (op verzoek van bedrijven) aan de orde is, dan zal op dat moment worden bepaald of er behoefte is aan een nieuw bedrijventerrein in Riethoven. Ook hiervoor geldt dat uitbreiding in oostelijke richting het meest voor de hand ligt. Infrastructurele ontwikkeling ligt vooral in de fietsbereikbaarheid. De wegen van en naar Riethoven zijn voor fietsers matig veilig. De gemeente zet in op het aanleggen van vrijliggende fietsverbindingen vanuit Bergeijk via Eikestraat - Walik - Broekhoven naar het stedelijk gebied. Vanaf Walik wordt ook een fietsverbinding naar Steensel voorzien. Daarnaast wordt de fietsverbinding met Westerhoven gerealiseerd. De verwachting is dat door de realisatie van de N69 het sluipverkeer door Riethoven zal afnemen. Dit zal worden gemonitord.

Riethoven

Walik

6.5 Weebosch

Weebosch is gelegen op de westelijke rand van het akkercomplex De Weebossche Akkers , op de overgang van het beekdal van de Run aan de westzijde van het dorp. De Run vindt haar oorsprong ten zuiden van de Weebosch. De eerste bebouwingslinten zijn langs de Weebosch (straat) gesitueerd. Later zijn er ook beperkte uitlopers langs de Spaanrijt, Gerardusweg en Witrijtseweg ontstaan.

Weebosch is van alle dorpen in de gemeente het kleinst en meest geïsoleerd gelegen. Bij het “klein zijn” horen ook de uitdagingen: het basisvoorzieningenniveau passend bij het dorp overeind houden, jongeren in het dorp houden en veilige verkeersverbindingen naar andere kernen. Om te voorzien in de vraag naar woningen wordt de wijk Kapelledries planmatig aangelegd. Daarmee is vooralsnog ook de langetermijn vraag naar woningen in de Weebosch goed voorzien.

In de Weebosch is geen bedrijventerrein. Er is enige bedrijvigheid te vinden in de oude bebouwingslinten. Die positie wordt gehandhaafd.

6.6 Westerhoven

Westerhoven ligt op de overgang van het grootschalige akkercomplex Rijtakkers, Lange Akkers en Daalakkers enerzijds en het beekdal van de Keersop anderzijds. De oorsprong van het dorp (en de eerste bebouwing) is gelegen aan de ontsluiting Heijerstraat-Dorpstraat-Hoeverstraat, parallel aan de Keersop. In eerste instantie was Westerhoven een langgerekt straatdorp. De eerste bebouwingsconcentraties ontstonden bij de Dorpstraat, van waaruit de Aarperstraat, Kerkstraat en Heuvel richting de akkers lopen. De groei van het dorp heeft zich voornamelijk langs deze wegen (richting het noorden) voorgedaan, waarbij in eerste instantie sprake was van natuurlijke groei en later van planmatige uitbreidingen in de “oksels” van het oude lint en de Heuvel.

Westerhoven ligt ingeklemd tussen de oude provinciale weg (die gedeeltelijk op en gedeeltelijk parallel aan de oude ontginningslijn is gelegen) en de nieuwe provinciale weg N397. Voor nieuwe ontwikkelingen zijn ook het beekdal van de Keersop en de bosgebieden aan de noordzijde belemmerende factoren. Ruimte voor nieuwe ontwikkelingen dient gezocht te worden op de akkergebieden die direct aan de kern gelegen zijn, of op grootschaligere inbreidingslocaties (te denken valt aan voormalige bedrijfslocaties en akkergebieden in de nabijheid van het sportcomplex). Voor eventuele uitbreiding van bedrijventerrein wordt gekeken naar de aan de bestaande terreinen grenzende akkergebieden. Een “sprong” over de provinciale weg N397 of naar het zuiden toe ligt minder voor de hand.

6.7 Buitengebied

Bergeijk is van oudsher een agrarische gemeente, met een groot aantal bedrijven en een grote verscheidenheid in typen bedrijven. Op basis van de maatschappelijke ‘Nooit meer honger’ oproep is na de Tweede Wereldoorlog de agrarische sector door schaalvergroting en specialisatie enorm gegroeid, ook in onze gemeente. De agrarische sector ontwikkelt zich continu en past zich aan naar aanleiding van veranderende opgaven en vragen uit de maatschappij. Deze zijn van invloed op de keuze van bedrijven die zij moeten maken om toekomstbestendig te zijn. Deze keuze wordt beïnvloed door de mogelijkheden in de markt, de persoonlijke ambities van de agrariër en de ligging van het bedrijf in de omgeving. Zie ook: Vitaal buitengebied.

Dit beleid (benoemd in besluit 1) treedt in werking op de dag na bekendmaking.

De structuurvisie ‘Bergeijk; Leven en Beleven; tussen bossen, beken en boerenland’, vastgesteld op 3 juni 2010, wordt ingetrokken op de dag na bekendmaking van dit beleid.

Zoals besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Bergeijk van 24 februari 2022.

 

De gemeenteraad,

H.L.M.van Leersum

Plaatsvervangend griffier

A. Callewaert-de Groot

Voorzitter

Bijlage 1. Leefomgevingsanalyse

1 Inleiding

 

1.1 Wat vind je in deze bijlage

De gemeente heeft een Omgevingsvisie. Deze is toegankelijk gepresenteerd op de gemeentelijke website. De Omgevingsvisie bevat hét integrale beeld voor de toekomst van de gemeente Bergeijk.

Bij zo’n beeld past een toegankelijke vorm en inhoud. Dat betekent: geen lappen tekst, geen blauwdruk van de toekomstige inrichting en geen gedetailleerde beschrijving van wat wel en niet mag. Voor de totstandkoming hebben we hulp gezocht van eenieder die een steentje bij wil dragen aan de toekomst van onze dorpen. We hebben de dorpsraden en belangenverenigingen geïnterviewd om hun verhaal op te halen en mee te nemen in onze visie. We hebben ontmoetingen georganiseerd waarop iedereen welkom was om zijn of haar stem te laten horen en we hebben door een online tool (“de wijkprikker”) iedereen de gelegenheid gegeven om een bijdrage te leveren. Al die input hebben we meegenomen en -gewogen bij onze visie.

Tegelijkertijd hebben we ook inzichtelijk gemaakt wat er allemaal op ons afkomt: klimaatverandering, vergrijzing, ontwikkelingen in de landbouw, het zijn allemaal veranderingen die ons als gemeente dwingen om keuzes te maken: waar willen we in de toekomst aan meewerken en waar niet? We hebben daarom een onafhankelijke analyse van onze leefomgeving gemaakt die ons inzicht geeft in de huidige kwaliteiten van onze gemeente.

Dit document bevat die analyse van de huidige kwaliteiten. De basis van deze analyse ligt in onze vorige structuurvisie. De beschrijvingen die nog actueel zijn, hebben we ook nu benut om inzichtelijk te maken hoe wij naar onze gemeente kijken.

1.2 Opzet van deze bijlage

De analyse is vormgegeven volgens de zogenaamde ‘lagen-benadering’, waarbij drie lagen onderscheiden worden:

  • De ‘onderste’ laag wordt gevormd door enerzijds de geomorfologie, de bodemtypologie en het watersysteem, en anderzijds door de natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden die hiermee samenhangen. Dit is de ‘onvervangbare’ basis van het gebied.

  • De ‘middelste’ laag is die van de infrastructuur, wegen, waterwegen en leidingen, die ook leidend kunnen zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen.

  • De ‘bovenste’ laag bevat de gebruikspatronen (occupatie) die door de verschillende gebruikers, zoals bewoners, agrariërs, recreanten en toeristen bepaald worden, waarbij de functies landbouw, wonen, voorzieningen, werken en recreatie en toerisme aan bod komen. Ook de milieudruk van deze activiteitenkomt hier aan de orde.

Ten behoeve van leesbaarheid zijn enkele samenhangende thema’s geclusterd. Op deze manier zijn de volgende zes raamwerken ontstaan:

  • bruin raamwerk (geomorfologie);

  • geel raamwerk (cultuurhistorie);

  • blauw raamwerk (water);

  • groen raamwerk (natuur, landschap en landbouw);

  • oranje raamwerk (recreatie, toerisme en sport);

  • grijs raamwerk (bodem, luchtkwaliteit, geluidhinder, geurhinder, veiligheid).

2 De Raamwerken

 

2.1 Bruin raamwerk (geomorfologie)

Geologie

De gemeente Bergeijk behoort tot de Brabantse zandgebieden waarin oude aardbreuken de ontwikkeling van het landschap hebben beïnvloed. De zogenaamde Feldbissbreuk op de lijn Vessem-Knegsel-Dommelen, scheidt de centrale slenk ten noordoosten van het Kempisch Hoog ten zuidwesten hiervan. De gemeente Bergeijk ligt grotendeels op de hoge zijde van deze breuk. Geologisch oude bodemlagen zoals grove, al dan niet grindhoudende zandpakketten liggen hier relatief ondiep. Even oude formaties liggen in de centrale slenk, door bodemdaling en opvulling met sedimenten, veel dieper.

Geomorfologie

De geomorfologische structuur binnen de gemeente Bergeijk wordt in hoofdzaak gekenmerkt door de zuidwest-noordoostgerichte beken en de daartussen gelegen hogere dekzanden of terrasafzettingen. Een uitzondering hierop vormt de beek de Aa of Goorloop die in noordwestelijke richting in de Beerze uitstroomt. De beken betreffen de Keersop met diverse bovenlopen en de Run die beiden in de Dommel uitstromen. De beken liggen in smalle dalvormige laagten en vormen in het algemeen rechte lijnen in het landschap die zich niet zo duidelijk onderscheiden in het heideontginningslandschap. Dekzandruggen en stuifduincomplexen betreffen de rug waar Bergeijk, Westerhoven en Riethoven op liggen en de rug aan de westzijde van Weebosch. Met name in het zuidwesten van de gemeente komen de dekzandruggen in de landschapsstructuur tot uiting door besloten boscomplexen en natuurgebieden. De zuidkant van het plangebied bestaat overwegend uit terrasafzettingsvlakten namelijk ten zuidwesten van Luyksgestel en ten zuidwesten en zuidoosten van Bergeijk langs de (bovenlopen van de) Keersop.

Reliëf

Bergeijk en omgeving kennen relatief grote reliëfverschillen. Het maaiveld loopt in noordoostelijk richting af van ongeveer 45 m (+NAP) tot circa 20 m (+NAP). Het hoogste punt in de regio en tegelijkertijd hoogste punt van de provincie Noord-Brabant is gelegen nabij de zuidelijke gemeentegrens en rijksgrens. Het laagste punt ligt richting het noorden van de gemeente. De insnijdingen van de verschillende beeksystemen leiden lokaal tot aanzienlijke maaiveldverschillen, tot circa 5 m.

Figuur 2.1: Maaiveldhoogten gemeente Bergeijk en omgeving (bron: AHN3)

Bodem In de gemeente Bergeijk zijn vier typen bodems te onderscheiden, namelijk:

  • Moerige gronden: Deze komen zeer beperkt op drie plaatsen voor, namelijk in de bovenloop van de Keersop bij Westerhoven en ten zuiden van Bergeijk en van de Run ten noorden van Weebosch. Deze gronden zijn zeer nat.

  • Podzolgronden: Dit zijn over het algemeen hoog gelegen gronden die voor een belangrijk deel bebost zijn. De lager gelegen podzolgronden hebben een dik humeus dek en zijn in gebruik als gras- of bouwland. Deze komen vooral in het zuidwestelijk en zuidoostelijk deel van de gemeente voor.

  • Dikke (enk)eerdgronden: Eeuwenlange bemesting heeft gezorgd voor een dikke humeuze bovenlaag. Ze komen voor op de dekzandruggen, de dekzandvlakten en in de beekdalen rond de kernen. In de gemeente Bergeijk treft men de gronden aan in het centrale deel van de gemeente rond Luyksgestel, Bergeijk, Riethoven en Westerhoven.

  • Kalkloze zandgronden: Deze groep bestaat overwegend uit vaaggronden. Dit zijn zeer droge arme zandgronden zonder bodemprofiel. Ze zijn waarschijnlijk door plaggen- en strooiselwinning en vervolgens winderosie gevormd en komen voor ten westen van Luyksgestel en rond Riethoven.

2.2 Geel raamwerk (cultuurhistorie)

Cultuurhistorisch waardevol oud akkercomplex

In het open agrarische landschap van de gemeente Bergeijk komen verschillende cultuurhistorisch waardevol oude akkercomplexen voor. Het gaat dan om de Kapelakkers, Riethovensche akkers, Rijtakkers, Lange Akkers, Daalakkers, De Rijtjes en de akkers bij Walik.

Figuur 2.2: voorbeeld historisch waardevol akkercomplex (Hoekerbeemden, foto: auteur)

De waardevolle akkercomplexen zijn gelegen rondom de oude nederzettingen en vertegenwoordigen een historisch-landschappelijke waarde (bijvoorbeeld als wezenlijk onderdeel van het historische landschap op de zandgronden en als historischlandschappelijke context voor waardevolle buurtschappen en boerderijen), maar ook een archeologische waarde. Onder de oude akkers bevinden zich relatief veel relicten van nederzettingen en begraafplaatsen.

Historisch landschappelijk vlak met hoge waarde

Historische geografie is de ruimtelijke neerslag van de aanpassingen die de mens in de loop der eeuwen heeft gedaan aan de natuurlijke omgeving. Het hedendaagse Brabantse landschap is het historisch gegroeide resultaat van een eeuwenlange ontwikkeling. De vlakken met hoge historische landschappelijke waarde zijn de akkercomplexen Witrijt en de jonge ontginningen rondom de Beekloop.

Figuur 2.3: Erfgoedkaart gemeente Bergeijk (bron: atlas odzob)

2.3 Blauw raamwerk (water)

Waterlopen

De gemeente Bergeijk kent een natuurlijke afwatering via een aantal laaglandbekenstelsels. Dit betekent dat er geen sprake is van een bron maar van een oorspronggebied en dat voeding plaatsvindt door grondwater, regenwater en afstromend oppervlaktewater. De gemeente maakt overwegend deel uit van de grotere beekstelsels van de Beerze (in het westen van de gemeente) en de Dommel. Een gedeelte van de Pielis maakt deel uit van het stroomgebied van de Nete (België).

Binnen de gemeente zijn zodoende deelstroomgebieden te onderscheiden, die begrensd worden door waterscheidingen. De Aa of Goorloop en het Dalemstroompje in het westen van de gemeente vormen de bovenlopen van de Groote Beerze. Het overige deel van de gemeente watert af op de Dommel via de Run, de Rijtjes, de Beekloop en de Keersop met zijn bovenlopen Zoeferloop, Bosscherweijerloop, Fortjeswaterloop en Elsenloop, die deels in de gemeente en deels in het aangrenzende België ontspringen. Bijzonder aan delen van het beeksysteem (Plateaux Beekloop) is de invloed van de watering. Hier vindt infiltratie van gebiedsvreemd water (uit de Maas via Kanaal Bocholt Herentals in België) plaats, met een unieke flora en fauna als gevolg. De natuurlijke loop van de beken is in de loop van de tijd op veel plaatsen aangepast.

Delen zijn echter nog min of meer intact of worden weer ontwikkeld in de vorm van hermeanderingsprojecten. De waterkwaliteit van de beken en bovenlopen wordt ondermeer beïnvloed door wateraanvoer uit bovenstrooms gelegen agrarische gebieden, zowel in Nederland als België, en lozing van overstorten van gemengde rioolstelsels uit de kernen.

Figuur 2.4: Beeklopen in de gemeente (links: Keunensloop, rechts: Beekloop. Foto's: auteur)

Kwel- en infiltratiegebied

Op grond van de maaiveldhoogte en de grondwaterstand kan onderscheid gemaakt worden tussen kwelgebieden en infiltratiegebieden. Een kwelgebied is een gebied waar grondwater vanuit diepere grondlagen richting het maaiveld stroomt. Het neerslagoverschot en de kwel worden grotendeels afgevoerd via drainagesystemen naar het oppervlaktewater. Onderscheid kan worden gemaakt tussen diepe kwel en ondiepe kwel. Een infiltratiegebied is een gebied waar het neerslagoverschot het diepere grondwater voedt. In infiltratiegebieden ontbreken drainagesystemen. Kwelgebieden zijn met name te vinden langs de Beekloop, Keersop en Run. Daarnaast zijn ook veel infiltratiegebieden aanwezig in de hoge delen van het plangebied. Tussen de Beekloop en Keersop komen daarnaast hydrologisch geïsoleerde gebieden voor.

Waterwingebied

In de gemeente Bergeijk ligt een beschermingszone kwetsbare waterwinning rond het waterwingebied ten westen van Luyksgestel. In de beschermingszone wil de provincie nieuwe functies of uitbreiding van bestaande functies, die een hoger vervuilingrisico opleveren dan de huidige bestemming, tegen gaan.

Waterberging

De Interim-Omgevingsverordening Noord-Brabant kent twee soorten gebieden die zich richten op de overstroming van beekdalen; regionale waterberging en reservering waterberging. Deze gebieden hebben samen een oppervlakte van ongeveer 12.700 hectare. Het zijn de laagste gebieden binnen het beheergebied van het waterschap en daarmee vormen ze de ‘uiterwaarden’ van het bekenstelsel. Omdat er bijna geen dijken aanwezig zijn volgen overstromingsgebieden de buitenste randen van het beekdal. De begrenzing wordt regelmatig aangepast aan de meest laatste klimaatscenario’s.

Figuur 2.5: Relevante planologische regimes voor water(berging) (Bron: Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (2021)

2.4 Groen raamwerk

Bos- en oude heidegebieden met vennen

Bossen zijn duurzame structuren. Grote bosgebieden, onder andere op dekzandruggen, hebben vaak een grote landschappelijke, ecologische en recreatieve waarde, zeker als het bos hierbij afgewisseld wordt door heidevelden, vennen en landbouwenclaves. Vele bos- en struweelvogels en kleine zoogdieren vinden hier een leefgebied, met name in de structuurrijke delen. Op de droge, hoger gelegen dekzanden in het zuidwesten en zuidoosten van de gemeente komen uitgestrekte, besloten boscomplexen voor. Het gaat hierbij onder andere om de Postelsche Heide/Postels Bos en De Maaij/De Plateaux. Ze maken deel uit van het grenspark De Kempen. Rondom de kern Riethoven ligt een aantal grote en kleine bossen. Boslandschappen bieden mogelijkheden tot behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden, met name door zogenaamd geïntegreerd bosbeheer. Ze zijn verder geschikt om de infiltratie van regenwater te bevorderen. Verder bieden ze mogelijkheden om te komen tot robuuste eenheden bos en natuur.

Half gesloten agrarisch landschap

In de nabijheid van de kernen treffen we de wat oudere landbouwontginningen aan in de vorm van half gesloten agrarische landschappen. Dit landschapstype typeert zich door de afwisseling van lange en korte zichtlijnen, coulissen in de vorm van lanen en bosjes, houtwallen en singelbeplantingen. Deze cultuurhistorische landschappen herbergen vaak hoge kwaliteiten. Op de overgang van nat naar droog vinden we de verschillende buurtschappen, linten en akkercomplexen met hun bolle akkers, houtwallen en geriefhoutbosjes. Half gesloten landschappen zijn zeer aantrekkelijk voor routegebonden recreatie. In Bergeijk liggen deze landschappen rondom de kernen Bergeijk, Westerhoven, Riethoven en Weebosch. Nabij de bossen ontstaat door de afwisseling van open en gesloten elementen een soort kamerstructuur. Met name de structuur nabij Riethoven is vrij uniek. Hier liggen vele bosjes en akkertjes in een sterk gemengd patroon.

Open agrarisch landschap

Jonge ontginningsgebieden bestaan in het algemeen uit open agrarische landschappen. Het betreft hier zowel heide- als beekdalontginningen. Ook grote akkercomplexen kunnen tot dit landschapstype gerekend worden. Een belangrijk landschappelijk kenmerk van dit landschapstype is de (relatieve) openheid, die zo’n gebied uitstraalt. Verder worden ontginningen gekenmerkt door grote kavels en lange, rechte wegen, open linten en laanbeplantingen. Beide type ontginningen komen in Bergeijk voor. De Pielis is een bijzondere heideontginning vanwege het vrij recente karakter van de ontginning. Ten zuidoosten van Bergeijk ligt een grotere beekdalontginning/heideontginning. Tussen Riethoven, Westerhoven en Bergeijk ligt een fraai open akkercomplex dat doorsneden wordt door twee interlokale wegen. Ook tussen Luyksgestel, Weebosch en Bergeijk ligt een open gebied met akkers. De relatief grootschalige openheid voegt een gebiedseigen kwaliteit toe aan het landschap.

Beekdal

De beekdalen vertegenwoordigen belangrijke waarden wanneer het gaat om natuur, landschap en water, maar hebben ook betekenis voor landbouw en recreatie. Deze functies zijn echter nevengeschikt aan de waarden uit de onderste lagen. In het licht van de koers om meer aandacht te schenken aan waarden uit de onderste lagen wordt in de beekdalen behoud en versterking van een robuust water- en bodemsysteem nagestreefd. In de beekdalen worden de natuurwaarden vooral bepaald door de aanwezigheid van kleine en grote vochtige loofbossen (zoals elzenbroekbossen) en kleine landschapselementen zoals houtsingels en poelen. De beekdalen van de Aa of Goorloop, het Dalemstroompje, de Beekloop, de Run, de Keersop en zijn bovenlopen zijn ecologische gezien, zowel actueel als potentieel, van grote betekenis.

Ze sluiten aan op natuurgebieden ten zuiden van Veldhoven en hebben verder een ecologische relatie met omliggende gebieden.

Figuur 2.6: Illustratie beekdal met elzenbroekbos (Keersop, foto: auteur)

Beschermde natuur In Bergeijk is veel van het groen buiten de bebouwde kom beschemd als onderdeel van het NatuurNetwerk Brabant (NNB). Het Natuurnetwerk Brabant is een netwerk van deels bestaande en deels nieuwe natuurgebieden die door ecologische verbindingszones met elkaar verbonden zijn. Hierdoor kunnen dieren zich makkelijker verplaatsen tussen verschillende natuurgebieden. Zo wordt de biodiversiteit (het totaal aan planten en dieren) bevorderd.

Het Natuurnetwerk Brabant is onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland. Het Natuurbeheerplan geeft aan waar bestaande en nieuw te ontwikkelen natuur ligt. Daarnaast worden de concrete ambities hierin beschreven. De kaarten van het Natuurbeheerplan worden 3x per jaar aangepast.

 

Figuur 2.7: Natuurbeheerplan provincie Noord-Brabant (2021). Met kleuren zijn de verschillende 'natuurdoeltypen' weergegeven

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In deze Natura 2000-gebieden worden bepaalde dieren, planten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd om de biodiversiteit (soortenrijkdom) te behouden. De biodiversiteit staat in Europa al jaren onder druk. Duurzame bescherming van flora en fauna is hard nodig. Planten en dieren trekken zich weinig aan van landsgrenzen en het is daarom belangrijk om natuurbescherming in Europees verband aan te pakken. Zo voorkomen we dat de natuur in Europa en in Nederland steeds meer van hetzelfde wordt. In 1979 is de Vogelrichtlijn opgesteld en in 1992 de Habitatrichtlijn. Deze richtlijnen bestaan uit twee delen: soortenbescherming en gebiedsbescherming. Alle EU-lidstaten wijzen beschermde gebieden aan voor specifieke (leefgebieden van) (vogel-)soorten. De onder beide richtlijnen aangewezen beschermde gebieden vormen het Natura 2000-netwerk.

In het plangebied liggen delen van het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote heide & de Plateaux. Dit Natura 2000-gebied bestaat uit twee delen. Het oostelijk deel omvat de Groote Heide in het noorden, de gemeentebossen van Heeze, de landgoederen Valkenhorst en Heezerheide en de boswachterij Leende. Het gebied is onderdeel van het Kempisch landschap dat gekenmerkt wordt door hoogteverschillen die tijdens de laatste ijstijd zijn ontstaan door dekzandafzettingen.

Het gebied is onderdeel van het Kempisch landschap dat gekenmerkt wordt door hoogteverschillen die tijdens de laatste ijstijd zijn ontstaan door dekzandafzettingen. Over het algemeen is het landschap glooiend, maar plaatselijk is het dekzandlandschap verstoven, waardoor een sterker reliëf aanwezig is. Tot het begin van de twintigste eeuw was de dekzandrug bedekt met onafzienbare heide. Grote delen zijn in de crisisjaren van de vorige eeuw op grote schaal bebost. Delen van het heidelandschap zijn echter gespaard gebleven, zoals ook een aantal vennen in de heide en de bossen.

Het heidelandschap wordt doorsneden door -deels gekanaliseerde- laaglandbeken, die plaatselijk omzoomd zijn door hooilanden, beekbegeleidende bossen en hakhoutpercelen. Op de overgang naar de beken is sprake van een hogere grondwaterstand en uittredende kwel. Het westelijk deel betreft De Plateaux, het dal van de Dommel en gedeelten van de beeklopen van de Run en de Keersop. De Plateaux is een deels bebost heidegebied. Tegen de Belgische grens aan liggen vloeivelden: hooilanden die al sinds lange tijd bevloeid worden met (kalkrijk) Maaswater door middel van een lang stelsel van geulen en kanaaltjes. In de heide van de Malpie ligt een aantal grote vennen. Op meerdere locaties zijn kleine jeneverbesstruwelen aanwezig. Langs de Dommel liggen vochtige en natte graslanden en bossen.

Aangrenzend aan het plangebied liggen in België enkele habitatrichtlijngebieden en vogelrichtlijngebieden. Het betreft de volgende Vogelrichtlijngebieden:

  • De Ronde Put;

  • Hamonterheide, Hageven, Buitenheide, Stamprooierbroek en Mariahof.

Daarnaast zijn er nog de volgende Habitatrichtlijngebieden:

  • Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden;

  • Hageven met Dommelvallei, Beverbeekse heide, Warmbeek en Wateringen.

Figuur 2.7: Natuurnetwerk Brabant en Natura 2000-gebieden

2.5 Oranje raamwerk (recreatie, toerisme en sport)

Algemeen

De gemeente Bergeijk is een echte plattelandsgemeente met omvangrijk buitengebied. De gemeente heeft zes, in omvang beperkte dorpen. Bergeijk is de grootste kern. In onderstaande kaart is het landgebruik in de gemeente weergegeven. Te zien is dat verreweg het grootste gedeelte van de gemeente als landbouwgrond in gebruik is, afgewisseld met bos en kernen langs de linten. Het recreatieve aanbod (waaronder sport) is goed vertegenwoordigd op de kaart.

Figuur 2.8: Landgebruik in de gemeente Bergeijk

De gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden vormen een toeristische eenheid in De Kempen. De Kempen, gelegen in Nederland en België, bestaan uit heidevelden, vennen en bossen waarin aantrekkelijke dorpen en kernen zijn gelegen. De Kempen zijn al geruime tijd ontdekt door de toerist. De toeristische infrastructuur in het gebied is op hoog kwalitatief niveau. Vakantieparken waaronder, bungalowpark De Kempervennen (Centerparcs), en camping De Paal in Bergeijk, camping de Volmolen en het toekomstige, Landal Forest Village, trekken gasten op landelijk niveau aan. In de Kempen zijn tevens een groot aantal kleinere campings, bed and breakfasts en groepsaccommodaties, sommige met een bijzondere doelgroep – een seniorenhotel of een eetcaféhotel. Wandel- en fietsroutes, verbonden aan horeca en musea in arrangementen, versterken de interne samenhang in het gebied.

Detailhandel

De positie van de detailhandel is de afgelopen 20 jaar sterk veranderd. Waar voorheen nog in elke kern kleinschalige voorzieningen aanwezig waren, zijn deze na verloop van tijd verdwenen uit de kernen. Het profiel van commerciële voorzieningen in Bergeijk ’t Hof is ook veranderd. Door maatschappelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld internetverkoop, wordt de behoefte aan fysieke winkels steeds kleiner. Daarom heeft de gemeente al jaren geleden ingezet om de detailhandel te concentreren in het kernwinkelgebied. Daarmee verandert ook het beeld in de aanloopstraten (Burgemeester Magneestraat, Pankenstraat). Opgaven liggen in het herkenbaar maken van het kernwinkelgebied als afgebakend “winkelgebied”, het voorkomen van leegstand (het gaat nu heel goed!), het benutten van kansen voor horeca, en de herinvulling van aanloopstraten.

Figuur 2.9: Een aantrekkelijk kernwinkelgebied en belevingsboulevard (foto: auteur)

Sport

Binnen de verschillende kernen van Bergeijk zijn diverse buitensportcomplexen aanwezig. Buitensporten hebben een belangrijke sociale functie, met name voor de jeugd. Iedere kern heeft een eigen buitensportvoorziening en (op Weebosch na) een sporthal.

Woongebieden en voorzieningen

De gemeente Bergeijk beschikt over een redelijk voorzieningenaanbod. Er is een tiental basisscholen, een behoorlijk compleet winkelaanbod, een bibliotheek, ouderenzorgcentra in Bergeijk en Luyksgestel, elk dorp heeft zijn eigen gemeenschapshuis, sporthal en sportparken. Dat maakt het prettig wonen in Bergeijk.

Figuur 2.10: Nieuwbouw met ruimte voor groen en water, 't Loo (foto: auteur)

Bijlage 2. Overzicht beleid t.b.v. omgevingsvisie Bergeijk

Algemeen

  • 1.

    DNA Bergeijk

  • 2.

    Bergeijk Toekomstvisie

  • 3.

    Coalitie akkoord/ bestuursakkoord 2018-2022

  • 4.

    Subregionale samenwerking de Kempen

  • 5.

    Subregionale ontwikkelstrategie de Kempen

  • 6.

    Strategische Kempenagenda

  • 7.

    Streefbeeld Metropool Regio Eindhoven (2020)

  • 8.

    Samenwerkingsakkoord MRE

  • 9.

    Participatiebeleid

  • 10.

    Nota grondbeleid (inc.l pachtbeleid) 2018-2022

Welzijn

  • 11.

    Beleidskader bewegen_ ontmoeten en spelen

  • 12.

    Lokaal gezondheidsbeleid 2021-2025

  • 13.

    Kadernota Focus op Jeugd 2008

  • 14.

    Kempenmanifest

  • 15.

    Integraal Huisvestingsprogramma Onderwijs

  • 16.

    Kempenbranie

Mobiliteit

  • 17.

    Gemeentelijke Visie Mobiliteit Versie 2019-2022

  • 18.

    Mobiliteitsstrategie De Kempen

  • 19.

    Samenwerkingsovereenkomst bereikbaarheidsagenda

  • 20.

    Fietsambitie Bergeijk

  • 21.

    Beleidsplan openbare laadinfrastructuur 2019-2022

Milieu en duurzaamheid

  • 22.

    Rapport Gebiedsvisie Wet geurhinder en veehouderijen Bergeijk

  • 23.

    Transitievisie Warmte gemeente Bergeijk

  • 24.

    RES 1.0

  • 25.

    Beleid grootschalige zonne- en windenergie in de Kempen

  • 26.

    Bodemvisie/kaart

  • 27.

    Klimaatvisie Kempengemeenten Energieneutraal in 2025

  • 28.

    Milieuvisie 2020-2029 Bergeijk

  • 29.

    Programmaplan BErgeijkENERGY

  • 30.

    Kadernota grondstoffen

  • 31.

    Klimaatadaptatiestrategie

Ruimte en wonen

  • 32.

    Update centrumvisie Bergeijk

  • 33.

    Actualisatie Centrumvisie Bergeijk

  • 34.

    Woonvisie Bergeijk 2013-2021 versie 22-5-2013

  • 35.

    Oplegnotitie actualisatie woonvisie 2013-2021

  • 36.

    Kempische visie op wonen 2019-2023

  • 37.

    Lokaal volkshuisvestingsprogramma

  • 38.

    Werkwijze vereveningsfonds voor sociale woningbouw

  • 39.

    Vereveningsfonds voor sociale woningbouw

  • 40.

    Richtlijnen huisvesting arbeidsmigranten

  • 41.

    Beleid wonen en zorg 2015

  • 42.

    Uitwerking begrip maatschappelijk belang

  • 43.

    Gebiedsvisie bebouwingsconcentraties 2011

  • 44.

    Plan van Aanpak aandachtslocaties (urgentiegebieden)

  • 45.

    Afwegingskader geitenhouderijen

  • 46.

    Groenstructuurplan hoofdrapport

Economie en Toerisme

  • 47.

    Visie en programmering bedrijventerreinen de Kempen regionale detailhandelsvisie

  • 48.

    Toetsingskader dag- en verblijfsrecreatie 2022

  • 49.

    Kempenvisie Vrijetijdseconomie

  • 50.

    Economisch ActiePlan

Beheer openbaar gebied

  • 51.

    Verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2020-2024

  • 52.

    Hemelwaterbeleid

  • 53.

    Bosbeheersplan