Organisatie | Vlieland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Vlieland 2001 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-12-2001 | Onbekend | 17-12-2001 Uit het Kastje 2001, 22-12-2001 | Onbekend |
De raad der gemeente Vlieland;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders, d.d. 6 december 2001;
gelet de Huisvestingswet, in het bijzonder de artikelen 2 en 30 en artikel 149 van de Gemeentewet;
vast te stellen de volgende verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad.
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
b besluit: het Huisvestingsbesluit;
c huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;
d woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, sub 1.b van de wet bepaalde;
e eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2 van de wet bepaalde;
f huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;
g standplaats: een standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet (Stb. 1968,98), of een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h van de Woningwet (Stb. 1991, 439);
h woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder e van de Woonwagenwet;
i onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30, eerste lid van de wet;
j onttrekken van woonruimte: het gebruiken, in gebruik geven of doen gebruiken van een tot bewoning bestemde woonruimte als tweede woning of voor andere recreatieve doeleinden en/of andere doeleinden, niet zijnde bewoning;
k gebruik als tweede woning: het beschikbaar hebben, geven of houden van woonruimte ten behoeve van zichzelf of een ander, zonder dat men of die ander de desbetreffende woonruimte gebruikt voor bewoning;
l bewoning: het permanent hoofdverblijf houden in een woonruimte, zoals bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie.
Als criterium voor de vaststelling of iemand de bedoelde woonruimte gebruikt voor permanente bewoning geldt dat hij de woonruimte tenminste 2/3 van de tijd als woonruimte in gebruik heeft, in een aaneengesloten periode van 180 dagen en minimaal 50 overnachtingen in de maanden december, januari en februari.
Als permanente bewoning wordt tevens gezien het hebben van een pand voor bewoning door personeel, volgens een (langdurige) huurovereenkomst voor minimaal 4 dagen per week. De duur van deze overeenkomst moet voor minimaal 1 jaar worden aangegaan.
m inkomen:onder "inkomen" wordt verstaan het rekeninkomen zoals bedoeld in artikel 3 van de Huursubsidiewet
n ingezetene: degene die zowel in het bevolkingsregister van de gemeente is opgenomen als daadwerkelijk in de gemeente hoofdverblijf heeft in een voor bewoning aangewezen woonruimte;
HOOFDSTUK 2 Verdeling van woonruimte
Artikel 2.1 Huurprijs- en koopprijsgrens
Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:
a woonruimten met een huurprijs beneden de maximale huurprijs genoemd in artikel 13, lid 1a van de Huursubsidiewet en
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op:
a woonruimten, zoals pensions en woonruimten als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de wet;
b woonruimten, die krachtens het bestemmingsplan zijn bestemd voor zomerhuizen, recreatieverblijven en recreatieve appartementen;
c woonruimten, in eigendom van een instelling, toegelaten krachtens artikel 70 of 72 van de Woningwet (Stb. 1991, 439);
d woonruimten, in eigendom van een eigenaar waarmee een overeenkomst is gesloten, als bedoeld in artikel 2.11.
Artikel 2.4 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
1De aanvraag voor een huisvestingsvergunning geschiedt door indiening van een daartoe door of namens het college van burgemeester en wethouders verkrijgbaar te stellen en door de aanvrager in te vullen formulier.
De aanvrager dient, ter beoordeling van de aanvraag, gegevens te overleggen omtrent zijn identiteit, zijn huidige woonsituatie, zijn gewenste woonsituatie en zijn economische en/of maatschappelijke binding met de gemeente.
Het overleggen van deze gegevens geschiedt door invulling van het door burgemeester en wethouders te verstrekken formulier alsmede, voorzover van toepassing, door indiening van de in dat formulier aangegeven bewijsstukken.
Het college van burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet verder te behandelen, indien de aanvrager niet aannemelijk kan maken dat hij, indien hij een huisvestingsvergunning voor de in de aanvraag aangegeven woonruimte krijgt, die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen, één en ander echter met uitzondering van de gevallen, genoemd in artikel 23, derde lid van de wet (medehuurderschap).
Artikel 2.5 Criteria voor vergunningverlening
Het college van burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt behoort tot de ingevolge artikel 2.7, artikel 2.8 en 2.9 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;
b de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.10 passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt.
Artikel 2.6 Vruchteloze aanbieding
In afwijking van het in artikel 2.5 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in de leden 2 en 3 weergegeven procedure gedurende dertien weken vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het eerste lid van artikel 2.5 voor die woonruimte in aanmerking komen.
De huurwoningen, behorende tot het Gemeentelijk Woningbedrijf Vlieland, worden door middel van de daarvoor ingestelde toewijzingscommissie toegewezen;
De eigenaren van overige huurwoningen moeten binnen de in het eerste lid genoemde termijn tenminste tweemaal door middel van een advertentie, geplaatst in een op Vlieland verschijnend huis-aan-huisblad, te huur hebben aangeboden.
De eigenaar moet de woonruimte in de in het eerste lid genoemde termijn ten minste drie maal door middel van een advertentie, geplaatst in een op Vlieland verschijnend huis-aan-huisblad te koop hebben aangeboden.
Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:
a het adres van de woonruimte;
b de overeenkomstig artikel 26, tweede lid, onder c van de wet bepaalde koopprijs van de woonruimte;
c de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 2.5, eerste lid, de voorkeur genieten.
De in het eerste lid genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde.
Artikel 2.8 Economische en maatschappelijke binding
Ten minste één der volwassen leden van het huishouden moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan de gemeente Vlieland, dan wel in een positie verkeren als aangegeven in artikel 6 van het besluit.
De leden van het huishouden moeten of de Nederlandse nationaliteit bezitten of over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken.
Artikel 2.10 Verhouding inkomen-huurprijs
a. De huurprijs van de toe te wijzen woning moet in een redelijke verhouding staan tot het inkomen van het huishouden waaraan de woning wordt toegewezen.
Bij het verhuren van woningen wordt zoveel mogelijk voorrang gegeven aan woningzoekenden die een beroep kunnen doen op huursubsidie, voor woningen met een rekenhuur als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Huursubsidiewet, die gelijk is of lager dan de aftoppingsgrens.
b. Voor de bepaling van het inkomen wordt het rekeninkomen gehanteerd zoals is bepaald in artikel 3 van de Huursubsidiewet;
c. De gemeente kan het meest recente inkomen van de woningzoekende betrekken bij het bepalen van het rekeninkomen.
Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte, welke overeenkomsten voor het bezit van deze eigenaren in de plaats treden van hoofdstuk 2 van deze verordening. De overeenkomsten dienen een evenwichige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen.
De overeenkomsten worden ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekendgemaakt aan de inwoners van de gemeente Vlieland en aan andere belanghebbenden.
HOOFDSTUK 3 Wijziging van de samenstelling van de woningruimte-voorraad
Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op alle woonruimte binnen de gemeente met uitzondering van de woningen die krachtens het bestemmingsplan zijn bestemd voor zomerhuizen, recreatiewoonverblijven en recreatieve appartementen.
Artikel 3.2 Vergunningvereiste
1.Het is verboden om zonder een onttrekkingsvergunning een woonruimte, als bedoeld in artikel 3.1, geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken.
Artikel 3.3 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning
De aanvraag voor een onttrekkingsvergunning wordt schriftelijk ingediend bij het college van burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken:
Artikel 3.5 Verplichte vergunningverlening
Het college van burgemeester en wethouders is gebonden, op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek, vergunning te verlenen aan de eigenaar, die zijn recht op de woning heeft verkregen door erfopvolging in de rechte lijn en in de eerste graad van degene, die in de woning zijn hoofdverblijf had, voor de duur van ten hoogste drie jaar.
Indien sprake is van het gebruik van woonruimte zonder onttrekkingsvergunning anders dan door permanente bewoning, kan het college van burgemeester en wethouders de woonruimte verzegelen. Deze verzegeling wordt opgeheven op het moment dat de woonruimte in gebruik genomen wordt voor permanente bewoning, of dat de woonruimte door verhuur of verkoop opnieuw voor permanente bewoning wordt bestemd, of indien alsnog een onttrekkingsvergunning wordt verleend.
HOOFDSTUK 4 Verdere bepalingen
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Degene die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.3 en artikel 3.2 wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.
Artikel 4.5 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening pleegt het college van burgemeester en wethouders overleg met alle in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet toegelaten instelling en met anderen daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.