Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlieland

Gemeentelijke Verordening Waddenzeegebied

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlieland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeentelijke Verordening Waddenzeegebied
CiteertitelGemeentelijke Verordening Waddenzeegebied
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht
  2. Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-05-199401-07-2011Onbekend

25-04-1994

Uit het Kastje 1994

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeentelke Verordening Waddenzeegebied

De raad van de gemeente Vlieland

overwegende, dat het wenselijk is om regelen is om regelen te stellen met betrekking tot en andere in de Waddenzee en de daarbij behorende Dollard, Eems en Noordzee met de buitendelta’s, zulks met het oogmerk om de belangen van de en andere in relatie met de natuurlijke waarden van dit gebied te beschermen;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 april

gelet op de Algemene Wet bestuursrecht, de Gemeentewet en de Natuurbeschermingswet;

BESLUIT:

vast te stellen de: Gemeentelke Verordening Waddenzeegebied

Artikel 1 Begripsomschrijving

a. Waddenzee het gebied, behorende bij de Waddenzee, Dollard en Eems, één en ander zoals is aangegeven op de bij deze verordening behorende gewaarmerkte kaart en daarop aangeduid als zone A.

b. Noordzeehet gebied, behorende tot de Noordzee met de daarbij behorende buitendelta’s, één en ander zoals is aangegeven op de bij verordening behorende kaart en aangeduid als zone B.

c. schip elk vaartuig met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als een middel van vervoer te water.

d. motorschip een schip dat gebruik maakt van zijn mechanische middelen tot voortbeweging, met uitzondering van een schip waarvan de motor slechts wordt gebruikt voor het zich verplaatsen over een kleine afstand of ter verbetering van zijn bestuurbaarheid wanneer het wordt gesleept of geduwd.

e. schipper degene die een schip of een samenstel voert dan wel degene die de leiding heeft over een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting. f. van schepen het doen of laten liggen van een schip anders dan op een daartoe bij bestemmingsplan of door burgemeester en wethouders aangewezen ankerplaats, jachthaven of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander schip.

g. ligplaats innemen het afmeren aan een daartoe bestemde inrichting en het vervolgens doen of laten liggen van een schip.

h. vliegtuig een luchtvaartuig, zwaarder dan lucht en voorzien van een voortstuwingsinrichting. i. platen onder platen worden verstaan die gedeelten van Waddenzee, Eems, Dollard en Noordzee, die bij gemiddeld laag water geheel of grotendeels droogvallen.

 

Voorschriften voor de Waddenzee, Eens en Dollard, zone A

 

Artikel 2 Droogvallen c.q. ligplaats innemen van schepen

  • 1.

    Het is de schipper van een schip verboden daarmee droog te vallen of ligplaats in te nemen.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing voor:

    a. een daartoe bij bestemmingsplan of door burgemeester en wethouders aangewezen ankerplaats, jachthaven of een voor dit doel aangebrachte voorziening;

    b. een gebied van 200 meter ter weerszijden van de betonde en beprikte vaargeulen.

Artikel 3 Snelvaren met motorschepen

  • 1.

    Het is de schipper van een motorschip verboden om daarmee sneller te varen dan 15 kin per uur.

  • 2.

    Het in lid 1 gestelde verbod is niet van toepassing voor de betonde vaargeulen.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1, kunnen burgemeester en wethouders voor zones gelegen in de onmiddellijke nabijheid van jachthavens en/of aanlegplaatsen, het snelvaren van motorschepen onder het stellen van voorwaarden, toestaan.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij de aanwijzing als bedoeld in het vorige lid nadere eisen stellen ten aanzien van dagen en tijden.

Artikel 4 Afstand van schepen tot kwetsbare gebieden

  • 1.

    Het is de schipper van een schip, behoudens het bepaalde in artikel 2, lid 2b, verboden zich daarmee te bevinden op een afstand van minder dan 250 meter vanaf de op de bij deze verordening behorende gewaarmerkte kaart aangegeven:

    a - hoogwatervluchtplaatsen;

    b. broedgebieden;

    c. fourageergebieden;

    d. zeehondenligplaatsen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in lid 1 vermelde gewaarmerkte kaart jaarlijks aan te passen.

  • 3.

    Het verbod in lid 1 is niet van toepassing ingeval de schipper zich bevindt in een betonde of beprikte vaargeul die is gelegen binnen een afstand van 250 meter van de aangegeven gebieden.

Artikel 5 Vliegbewegingen

  • 1.

    Het vliegen met sportvlïegtuigen, reclamevliegtuigen, ultra lichte vliegtuigen, zweefvliegtuigen, helikopter, luchtballonnen en delta’s is verboden.

  • 2.

    Het verbod in lid 1 is eveneens van toepassing voor radiografisch bestuurde vliegtuigen en daarmee gelijk te stellen toestellen.

  • 3.

    Het verbod in lid 1 is niet van toepassing voor vliegtuigen en helikopters die hoger vliegen dan 300 meter vanaf de grond

Artikel 6 Maatregelen ter bescherming van de natuurlijke vaarden

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze los te laten lopen

  • 2.

    Het is verboden om vuilnis en afvalstoffen in het gebied weg te werpen, te brengen of achter te laten

  • 3.

    Het is verboden om, met al dan niet gemotoriseerde voertuigen over platen te rijden.

  • 4.

    Het is verboden om verf af te steken van in het gebied aanwezige schepen.

Artikel 7 Steken van pieren

Het is verboden om, in door burgemeester en wethouders aangewezen gebieden, met de hand pieren te steken.

Artikel 8 Houden van evenementen, rondvaarten en excursies

  • 1.

    Het houden van excursies, rondvaarten, wedstrijden of evenementen, buiten de betonde en beprikte vaargeulen is verboden.

  • 2.

    Het in lid 1 gestelde verbod is niet van toepassing voor georganiseerde wadlooptochten waarvoor op grond van de provinciale wadloopverordening een vergunning is verleend.

  • 3.

    De burgemeester is bevoegd om ontheffing te verlenen van het in lid 1 gestelde verbod en daaraan voorwaarden te verbinden.

  • 4.

    De burgemeester is bevoegd om aan de ontheffingen, vermeld in het vorige lid, nadere eisen te stellen.

Artikel 9 Tijdelijk afsluiten van gebieden

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, in het belang van de bescherming van de natuurlijke waarden van het gebied, over te gaan tot tijdelijke afsluiting van kwetsbare gebieden.

  • 2.

    De burgemeester Naakt een besluit tot tijdelijke afsluiting bekend.

  • 3.

    Door het plaatsen van daartoe bestemde borden, boeien of tonnen wordt het afgesloten gebied gemarkeerd.

  • 4.

    Het is verboden om zich in het gebied te bevinden dat krachtens bepaalde in het eerste lid is afgesloten.

Artikel 10 Voorschriften voor de Noordzee en de Buitendelta's, zone B

Voor het gebied, behorende tot de Noordzee en de buitendelta’s vallende onder de zone B, zijn de artikelen 2, 3, 4, 5, 6, lid 1, 7 en 8 niet toepassing.

Artikel 11 Ontheffingen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de verboden genoemd in de artikelen: 2, lid 1; 3, lid 1; 4, lid 1; 5, lid 1 en 2 6, lid 1 en 3

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een besluit tot verlening van een ontheffing nadere voorwaarden verbinden.

  • 3.

    De ontheffing wordt geacht te zijn verleend voor: a. de instanties die zijn belast met de uitvoering van de voor het waddenzeegebied vastgestelde beheersplannen; b. de ambtenaren die, ingevolge artikel 15 van deze verordening, zijn belast met het toezicht op en de naleving van de verordening.

Artikel 12 Hoorbepaling

  • 1.

    1.Alvorens de ontheffing bedoeld in artikel 11 te verlenen, wordt de Directeur Landbouw, Natuur en in de provincie gehoord.

  • 2.

    2. De in lid 1 gestelde verplichting geld eveneens ten aanzien van de gebieden genoemd in de artikelen 7 en 9 van de verordening.

Artikel 13 Relatie met de natuurbeschermingswet

  • 1.

    Het gestelde in deze verordening is niet van toepassing ten aanzien van die gebieden, die krachtens artikel 17 van de Natuurbeschermingswet zijn afgesloten

Artikel 14 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in artikel 2 , lid 2, artikel 3, lid 1, artikel 4, lid 1, artikel 5, lid 1 en 2, artikel 6, lid 1, 2 en 3, artikel 7, artikel 8, lid 1 en artikel 9 lid 3 van deze verordening wordt gestraft een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 15 Zorg voor naleving van de verordening

  • 1.

    1.genoemde ambtenaren, de door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren.

  • 2.

    2. Ten aanzien van de zorg voor de naleving van deze verordening is artikel 16 van overeenkomstig toepassing

Artikel 16 vervallen

 

Administratieve bepalingen

Artikel 17 Vorm en karakter van de ontheffing

  • 1.

    Een op grond van deze verordening gegeven ontheffing is slechts van kracht indien deze schriftelijk is gegeven.

  • 2.

    De in het eerste lid vermelde ontheffing is persoonsgebonden tenzij in de ontheffing anders is bepaald.

Artikel 18 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Aan een op grond van deze verordening verleende ontheffing kunnen voorschriften en beperking worden verbonden.

  • 2.

    Degene- aan wie krachtens deze verordening een ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen na te komen.

Artikel 19 Intrekking of wijziging van de ontheffing

De ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b.indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de ontheffing is vereist;

c. indien de aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet of worden nagekomen.

d. indien van de ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn.

e. indien de houder of zijn dit verzoekt.

Artikel 20 Inzage ontheffing

De houder van een ontheffing is verplicht deze bij zich te hebben op eerste vordering van een ambtenaar, belast met de zorg voor de naleving van deze verordening, deze terstond ter inzage aan hem af te geven.

Artikel 21 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Gemeentelijke verordening Waddenzeegebied”.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na bekendmaking.

  • 3.

    Met ingang van de dag, als bedoeld in het tweede lid, wordt de “Gemeentelijke Verordening Waddenzeegebied”, vastgesteld bij raadsbesluit van 23 april 1990, ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare 24 april 1994

,voorzitter.

,secretaris.