Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Baarn

Verordening op de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Baarn 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBaarn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Baarn 2022
CiteertitelVerordening op de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpVerordening op de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 2022
Externe bijlageInformatieve bijlage

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-05-2022Verordening op de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 2022

23-02-2022

gmb-2022-225225

335908

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Baarn 2022

Besluit van de raad van de gemeente Baarn tot vaststelling van de Verordening op de gemeentelijke Commissie Ruimelijke Kwaliteit Baarn 2022.

De raad van de gemeente Baarn;

 

  • 1.

    gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 januari 2022, nr. 340144;

  • 2.

    gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet en afdeling 17.2 van de Omgevingswet;

heeft op 23 februari 2022 besloten vast te stellen, de volgende verordening:

Verordening op de gemeentelijke adviescommissie Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 2022

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

- commissie: gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de wet, genaamd Commissie Ruimtelijke Kwaliteit;

- wet: de Omgevingswet;

- goede omgevingskwaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.3 van de wet;

- cultureel erfgoed: cultureel erfgoed als bepaald in art 1.1 van de wet, met uizondering van archeologische rijksmonumenten.

 

Paragraaf 2. Adviestaak

 

Artikel 2. Taak en werkzaamheden

 

  • 1.

    De commissie heeft als taak de raad en burgemeester en wethouders te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. [Daaronder wordt in elk geval begrepen het geven van voorlichting over de doelstelling van een goede omgevingskwaliteit en over de werkzaamheden van de commissie.]

2. Ter uitvoering van haar taak:

a. adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over een aanvraag om of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning voor:

1 ̊. een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument;

2 ̊. een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een (voorbeschermd) gemeentelijk monument of een gemeentelijk monument;

3 ̊. een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op het cultureel erfgoed;

4 ̊. een omgevingsplanactiviteit in geval de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen;

5 ̊. een andere activiteit in geval burgemeester en wethouders een advies nodig achten met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit;

b. adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de wet;

c. adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het ontwikkelen van beleid inclusief omgevingsvisie, omgevingsplan en maatwerkregels voor de omgevingskwaliteit;

d. adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders in een geval van een verkenning als bedoeld in artikel 5.48, tweede lid, van de wet en in andere gevallen waarin burgemeester en wethouders een advies nodig achten in verband met een verkenning van een mogelijk bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving;

e. adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders in een geval van een

verkenning als bedoeld in artikel 5.48, tweede lid, van de wet en in andere gevallen waarin

burgemeester en wethouders een advies nodig achten in verband met een verkenning van

een mogelijk bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving;

f. informeert en begeleidt de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders planindieners en ontwerpers gedurende het ontwerpproces;

g. voert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders vooroverleg met planindieners over een in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning;

h. adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het stellen van maatwerkvoorschriften in verband met het uiterlijk van bouwwerken, de zorg voor cultureel erfgoed [en werelderfgoed] en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen;

i. adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het geven van beschikkingen op grond van regels in verordeningen op grond van artikel 149 van de Gemeentewet die betrekking hebben op de omgevingskwaliteit en het cultureel erfgoed.

 

Paragraaf 3. Aanwijzing van besluiten waarover verplicht advies moet worden gevraagd

 

Artikel 3. Verplichte advisering

Burgemeester en wethouders winnen advies van de commissie in omtrent een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen 1 ̊tot en met 4 ̊, en onder b en c.

 

Paragraaf 4. Samenstelling en inrichting

 

Artikel 4. Samenstelling

1. De commissie bestaat uit minimaal 4 en maximaal 6 leden, de secretaris en de voorzitter daaronder begrepen.

2. De leden worden benoemd op persoonlijke titel op grond van de professionele deskundigheid die nodig is voor de advisering, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.

3. In afwijking van het tweede lid kunnen aanvullend maximaal 2 burgerleden en hun plaatsvervangers worden benoemd. Zij worden benoemd op persoonlijke titel op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.]

4. De commissie telt gelet op artikel 17.9, eerste lid, van de wet enkele leden deskundig op het gebied van de monumentenzorg.

5. De leden vertegenwoordigen in gezamenlijkheid een gebalanceerde samenstelling van disciplines

zoals: cultuur-, bouw- en architectuurhistorie, restauratiebouwkunde en (restauratie-)architectuur,

landschap, stedenbouw en architectuur.

6. Een lid kan zich in overleg met de commissie laten vervangen door een plaatsvervanger die over professionele deskundigheid beschikt in dezelfde discipline of elke andere discipline als nodig geacht.

7. De leden en de plaatsvervangers zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur.

 

Artikel 5. Benoeming

1. De leden en de plaatsvervangers kunnen voor een termijn van ten hoogste 4 jaar worden benoemd.

2. Herbenoeming van leden kan eenmaal voor ten hoogste 4 jaar plaatsvinden. Dit is niet van toepassing op de plaatsvervangers.

3. De leden worden op eigen aanvraag ontslagen. Zij kunnen voorts door burgemeester en wethouders worden geschorst en door de raad worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

4. De leden worden door de gemeenteraad benoemd, nadat hij de commissie gevraagd heeft om een selectie en voordracht van kandidaat-leden.

 

Artikel 6. Ondersteuning van de commissie

1. Het secretariaat van de commissie berust bij de commissie;

2. Het secretariaat voert zijn taken zelfstandig uit en in afstemming met de voorzitter.

 

Paragraaf 5. Advisering en standpuntbepaling

 

Artikel 7. Adviestermijn

1. Burgemeester en wethouders kunnen aangeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht.

2. In geval burgemeester en wethouders geen termijn hebben gesteld brengt de commissie advies uit binnen een termijn van vier weken.

3. In geval de commissie niet tijdig binnen de termijn, als bedoeld in het eerste en tweede lid, een advies uitbrengt en de aanvraag heeft betrekking op het cultureel erfgoed, dan moet in beginsel niet uitgegaan worden van een positief advies van de commissie.

 

Artikel 8. Beraadslaging en standpuntbepaling

1. De vergaderingen waarin een of meer adviezen over aanvragen om omgevingsvergunning door of namens de commissie worden vastgesteld zijn openbaar. De agenda voor de vergadering van de commissie wordt tijdig op een geschikte wijze bekendgemaakt. Indien burgemeester en wethouders – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

2. De aanvrager van de omgevingsvergunning of zijn gemachtigde heeft de mogelijkheid tot toelichting van de aanvraag ten overstaan van de commissie. Tijdens de beraadslagingen is er geen spreekrecht. In het geval dat de aanvrager een verzoek tot het geven van een toelichting heeft gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie waarin de aanvraag wordt behandeld.

3. Over de uit te brengen adviezen wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste twee leden, de voorzitter daaronder niet inbegrepen. De voorzitter maakt geen deel uit van de besluitvorming. Over een advies over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste twee leden met deskundigheid op het gebied van de monumentenzorg.

4. Leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie adviseert, onthouden zich van medewerking aan het desbetreffende advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig.

5. De geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de commissie en de daarvoor werkzame personen.

 

Artikel 9. Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie

1. De commissie kan onverminderd het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de wet de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of ander besluit onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meer daartoe aangewezen leden, de secretaris of andere daartoe aangewezen personen.

2. De commissie kan zich door een of meer daartoe aangewezen leden, de secretaris of andere daartoe aangewezen personen laten vertegenwoordigen in kwaliteitsteams, omgevingsoverleggen en -tafels, regionaal bouwplanoverleg of enig ander overleg.

3. De aangewezen personen in geval van het eerste en tweede lid adviseren over zaken waarvan volgens hen het oordeel van de commissie als bekend mag worden verondersteld of waarbij de aangewezen personen beschikken over de relevante deskundigheid benodigd in de specifieke situatie. In geval van twijfel wordt de advisering alsnog overgelaten aan de commissie.

 

Artikel 10. Adviseurs

1. De commissie kan zich voor het inwinnen van inlichtingen wenden tot daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

2. De commissie kan zich doen bijstaan door [burgemeester en wethouders aangewezen] andere personen, voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

3. De in het eerste en tweede lid bedoelde personen kunnen op uitnodiging van de commissie als adviseur deelnemen aan de beraadslagingen.

 

Artikel 11. Verwerking van het advies

1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmaal per activiteit een second opinion inwinnen bij een gemeentelijke adviescommissie van een andere gemeente. Zij stellen de commissie van het voornemen tot het plaatsen van die opdracht op de hoogte.

2. In geval burgemeester en wethouders een beschikking geven in afwijking van het door de commissie uitgebrachte advies verzenden zij een afschrift van die beschikking aan de commissie.

 

Paragraaf 6. Werkwijze

 

Artikel 12. Reglement van orde

1. De commissie stelt haar werkwijze binnen de kaders van deze verordening nader vast in een reglement van orde.

2. In het reglement van orde komt ten minste aan de orde:

a. de wijze waarop de agenda openbaar wordt gemaakt en belanghebbenden worden uitgenodigd;

b.De vergaderorde en orde van de beraadslaging, waarbij er een onderscheid wordt aangebracht tussen de toelichtende fase en de beraadslagingen;

c. de notulering en dossiervorming;

d. de wijze waarop de adviezen openbaar worden gemaakt;

e. de selectie en voordracht van kandidaat-leden.

3. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor bekendmaking van het door de commissie vastgestelde reglement van orde in het gemeenteblad.

 

Artikel 13. Relatie met andere adviseurs

Bij het aanstellen van een adviescommissie, supervisor, kwaliteitsteam of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit, niet zijnde een lid of een adviseur van de commissie dragen burgemeester en wethouders zorg voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de commissie.

 

Artikel 14. Vergoeding

De commissie ontvangt een vergoeding voor de advisering en de inzet van de leden van de commissie en de adviseurs als bedoeld in artikel 10, tweede lid met uitzondering van de burgerleden als bedoeld in artikel 4 derde lid op basis van de onderling afgesloten overeenkomst en de jaarlijks aan burgemeester en wethouders kenbaar te maken tarieven.

 

Paragraaf 7. Jaarverslag

 

Artikel 15. Jaarverslag

1. De commissie brengt jaarlijks voor 1 mei verslag als bedoeld in artikel 17.9, zesde lid, van de wet uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

2. In het jaarverslag komt ten minste aan de orde:

a. de wijze waarop toepassing is gegeven aan de kaders als bedoeld in artikel 17.9, derde lid, van de wet;

b. de wijze waarop uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen.

 

Paragraaf 8. Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 16. Overgangsrecht

1. De op grond van de Bouwverdening Baarn 2012 benoemde leden worden geacht te zijn benoemd op grond van dit besluit. De termijn van ten hoogste 4 jaar als bedoeld in artikel 5, eerste lid, loopt vanaf de datum van de benoeming op grond van de Bouwverordening Baarn 2012.

2. Als voor de inwerkingtreding van de wet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de commissies op het gebied van welstand en monumentenzorg van kracht, met dien verstande dat de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Baarn 2022 wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 bedoelde commissie te zijn.

 

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt tegelijk met de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) in werking.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 2022.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 februari 2022.

 

De voorzitter,

De griffier