Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kampen

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Kampen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKampen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bijzondere bijstand gemeente Kampen
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand gemeente Kampen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze beleidsregels vervangen de Beleidsregels armoedebestrijding gemeente Kampen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 35 van de Participatiewet
  2. Verordening sociaal domein

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-04-2022nieuwe regeling

12-04-2022

gmb-2022-170206

26765-2022

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Kampen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen,

gelezen het advies van 17 maart 2022, kenmerk 26765-2022,

gelet op de artikelen 35 Participatiewet en artikel 2.1.7 Wmo 2015,

gelet op de Verordening sociaal domein en het beleidsplan Actieprogramma Aanpak Armoede

besluit vast te stellen, de

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Kampen

 

1. Wat kan de gemeente doen?

1.1 Regels

De gemeente heeft regels gemaakt om te kunnen beoordelen welke hulp ze kan geven. Het zijn regels op hoofdlijnen. Per situatie onderzoekt de gemeente wat de beste oplossing is voor het probleem van de inwoner. Belangrijk is dat de oplossing past bij de doelen van de gemeente. Soms leveren de regels geen goed resultaat op. De regels lossen het probleem van de inwoner niet op terwijl dat wel hard nodig is. De gemeente kan dan van de regels afwijken en bijstand geven, als de persoonlijke situatie zwaarwegend genoeg is en er geen andere oplossing voor het probleem is.

In de gemeente Kampen ondersteunen wij inwoners die dat nodig hebben. Wij hanteren de methodiek van de omgekeerde toets. De omgekeerde toets maakt maatwerk mogelijk.

1.2 Bijzondere bijstand

De gemeente kan bijzondere bijstand verstrekken. Bijzondere bijstand werkt als een vangnet. Het is ervoor bedoeld om inwoners te helpen hun noodzakelijke kosten te betalen als ze dat zelf niet meer kunnen. De mogelijkheden tot bijzondere bijstand staan in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 staan de regels voor veel voorkomende kosten. Soms gelden daarvoor speciale regels.

 

2. Bijzondere bijstand- het vangnet voor bijzondere kosten

2.1 Vangnet

  • 1.

    De gemeente biedt bijzondere bijstand aan als een financieel vangnet voor inwoners die geen beroep kunnen doen op eigen mogelijkheden of op andere voorzieningen. Bijzondere bijstand is ervoor bedoeld dat inwoners met een laag inkomen en zonder voldoende financiële middelen bijzonder noodzakelijke kosten kunnen betalen. Het gaat dan om kosten die niet uit het maandelijkse inkomen kunnen worden betaald.

  • 2.

    Bij het beoordelen van een aanvraag voor bijzondere bijstand betrekt de gemeente de kernwaarden en de doelen van het gemeentelijke armoedebeleid die in hoofdstuk 7 van de Verordening sociaal domein gemeente Kampen beschreven zijn.

  • 3.

    De gemeente maakt zo weinig mogelijk gebruik van bijzondere bijstand in de vorm van een lening.

2.2 Voorwaarden bijzondere bijstand

Soms moet een inwoner bepaalde kosten maken waarvoor hij geen geld heeft. Een inkomensconsulent van de gemeente kan dan samen met de inwoner nagaan hoe dat probleem het beste kan worden opgelost. De inkomensconsulent bespreekt met de inwoner het volgende om te bekijken of de inwoner recht kan hebben op bijzondere bijstand:

 

Stap 1: Wat is de hulpvraag van de inwoner precies?

Samen met de inwoner brengt de inkomensconsulent van de gemeente in kaart welk effect de inwoner wil bereiken. Wat vraagt de inwoner precies en wat is er nodig? Hoe groot en hoe ‘urgent’ is de hulpvraag van de inwoner? De inkomensconsulent betrekt daarbij de persoonlijke situatie van de inwoner. Soms is informatie van andere instanties nodig om een goed beeld te krijgen. Belangrijke vraag is: wat gebeurt er als het probleem niet wordt opgelost? Wat zijn dan de gevolgen voor de inwoner én voor zijn omgeving?

 

Stap 2: Wat is er nodig om het probleem op te lossen?

De inkomensconsulent beoordeelt samen met de inwoner hoe het beoogde effect bereikt kan worden: Wat is er echt nodig, wat kan de inwoner zelf doen (eigen kracht) en welke rol kunnen andere personen of organisaties spelen. Het past bij de grondwaarden van de Participatiewet om eerst te onderzoeken of de kosten via een andere organisatie of via het sociale netwerk kunnen worden vergoed. Als de inwoner via een andere regeling een vergoeding kan krijgen voor de kosten, dan gaat die voor. Zo’n regeling wordt ook wel een voorliggende voorziening genoemd. Bekende voorliggende voorzieningen zijn:

  • a.

    Zorgtoeslag: voor de kosten van de zorgverzekering

  • b.

    Huurtoeslag: voor de kosten van huur

  • c.

    Wmo: voor maatschappelijke zelfredzaamheid en/of participatie, zoals het kunnen voeren van een huishouding of voor mobiliteit in de directe omgeving.

Soms heeft de inwoner hulp nodig om een andere voorziening aan te vragen. FinoK (Financiën op koers) kan helpen met het aanvragen van toeslagen en kwijtschelding van belastingen (Zie: https://FINOK.nl). Gaat het om een voorziening van de gemeente, zoals in het kader van de Wmo, dan zorgt de inkomensconsulent ervoor dat de vraag van de inwoner bij het juiste ‘loket’ terechtkomt.

Als er een voorziening is die de kosten voldoende vergoedt, dan hoeft de gemeente geen bijzondere bijstand te verstrekken. De voorziening is dan ‘passend en toereikend’. Als een voorliggende voorziening de kosten niet (voldoende) vergoedt, beoordeelt de inkomensconsulent of bijzondere bijstand kan worden ingezet.

 

Stap 3: Maakt de inwoner de kosten daadwerkelijk?

Bijzondere bijstand is alleen mogelijk als de inwoner de kosten ook echt gemaakt heeft of moet maken. De inwoner moet kunnen aantonen dat hij de kosten daadwerkelijk heeft gemaakt of moet betalen.

 

Stap 4: Zijn de kosten noodzakelijk?

Kosten die niet noodzakelijk zijn, blijven voor rekening van de inwoner. Het ligt op de weg van de inwoner om de noodzaak aannemelijk te maken. Noodzakelijke kosten moet de inwoner normaal gesproken uit het inkomen betalen. Soms wordt van een kostensoort aangenomen dat deze noodzakelijk is en bijdraagt aan het behalen van de doelen van de gemeente. De inkomensconsulent bepaalt of de kosten noodzakelijk zijn. In hoofdstuk 3 zijn kosten beschreven die veel voorkomen. Voor een aantal kosten zijn er normbedragen, bijvoorbeeld vastgesteld door het NIBUD. In principe zijn dat maximumbedragen, maar er kan van af worden geweken als dat nodig is (maatwerk).

 

Stap 5: Zijn de kosten bijzonder?

Bijzondere bijstand kan alleen verstrekt worden als een inwoner bijzondere kosten moet maken. Dat is mogelijk het geval als er iets bijzonders aan de hand is. Bijzondere bijstand is bedoeld voor noodzakelijke kosten die het gevolg zijn van bijzondere omstandigheden. De inkomensconsulent bepaalt of de kosten bijzonder zijn.

 

Stap 6: Wat is de draagkracht van de inwoner?

Bijzondere bijstand kan alleen worden verstrekt als de inwoner niet voldoende draagkracht heeft en daardoor de kosten niet zelf kan betalen. Zie hiervoor hoofdstuk 2.3.

 

Stap 7: Welke bijstand is er echt nodig?

De gemeente bepaalt uiteindelijk wat nodig is. De gemeente verstrekt niet meer bijstand dan echt nodig is. De consulent bespreekt dit met de inwoner. Belangrijk is daarbij de vraag: wat is het effect voor de inwoner als de gemeente de kosten wel/niet betaalt uit de bijstand? De bijstand vergoedt in principe de goedkoopste en meest eenvoudige uitvoering. Deze uitgangspunten vloeien voort uit de grondwaarden van de Participatiewet. Voor een aantal kosten zijn er normbedragen opgesteld, bijvoorbeeld door het NIBUD.

 

Stap 8: Welke vorm heeft de bijzondere bijstand?

Bijzondere bijstand betaalt de gemeente in principe ‘om niet’ (als gift). Soms kan bijzondere bijstand als lening worden verstrekt. Uitgangspunt is dat kosten van duurzame gebruiksgoederen als lening worden verstrekt. Een voorbeeld hiervan is bijzondere bijstand voor de aanschaf van huishoudelijke zaken als een wasmachine of koelkast. Bijzondere bijstand kan ook een lening zijn als er op korte termijn voldoende geld voor de inwoner beschikbaar komt. Ten slotte kan de bijstand ook een lening zijn als de inwoner schuld heeft aan het ontstaan van de kosten of als de inwoner de kosten had kunnen voorkomen.

 

Stap 9: Hoe kan bijzondere bijstand worden aangevraagd?

De gemeente heeft een aanvraagformulier vastgesteld waarmee de inwoner bijzondere bijstand kan aanvragen (Balie inkomen en zorg en online). Bijzondere bijstand kan alleen worden verstrekt als de aanvraag binnen 2 maanden na het ontstaan van de kosten is ingediend. Het is namelijk lastig om met terugwerkende kracht te beoordelen hoe de situatie precies was. De datum waarop de kosten zijn ontstaan is vaak terug te vinden op de factuur. Op de aanvraagdatum moet dan nog wel kunnen worden beoordeeld of aan de andere voorwaarden voor bijzondere bijstand is voldaan. Zo moet bijvoorbeeld nog steeds vastgesteld kunnen worden of de kosten noodzakelijk en bijzonder waren.

2.3 Hoe telt het inkomen en het vermogen mee?

Als een inwoner bijzondere bijstand vraagt, dan wordt (naast bovenstaande voorwaarden) beoordeeld of de inwoner (een deel van) de kosten zelf kan betalen uit zijn/haar inkomen en/of vermogen. Het deel van het inkomen en/ of vermogen dat door de inwoner kan worden betaald om zelf de kosten te betalen heet ‘draagkracht’. Alleen als een inwoner niet voldoende draagkracht heeft om de kosten te betalen, kan hij recht hebben op bijzondere bijstand. Heeft een inwoner deels voldoende draagkracht, dan kan er, met aftrek van de draagkracht, bijzondere bijstand worden vergoed. Een hoger inkomen en/of vermogen leidt dus tot meer draagkracht. Hoe hoger de draagkracht is, hoe lager de bijzondere bijstand wordt. Als de draagkracht van de inwoner heel hoog is, kan er geen bijzondere bijstand meer worden verstrekt.

 

Welk inkomen telt mee?

Voor het vaststellen van de draagkracht gelden de volgende uitgangspunten:

De gemeente sluit aan bij de Participatiewet om te beoordelen wat wel of geen inkomen/middel is. Het inkomen boven de bijstandsnorm wordt meegenomen bij het vaststellen van de draagkracht. Verder kijkt de gemeente alleen naar inkomen dat echt beschikbaar is. Heeft de inwoner een inkomen op bijstandsniveau en geen vermogen, dan wordt de inwoner niet gevraagd om mee te betalen. Er is dan geen draagkracht. Is het inkomen hoger dan de bijstandsnorm, dan kan het zijn dat een bijdrage in de kosten wordt verlangd. Er is dan wel draagkracht.

 

Noodzakelijke uitgaven

Bij het vaststellen van het inkomen kan de gemeente bepaalde noodzakelijke uitgaven soms aftrekken van het inkomen. Het gaat in ieder geval om de eigen bijdrage die inwoners aan het CAK betalen voor zorg. Per situatie beoordeelt de inkomensconsulent dit.

 

Welk vermogen telt mee?

De vermogensgrens wordt bepaald volgens art. 34 lid 3 van de Participatiewet. Het vermogen telt niet mee voor de berekening van de draagkracht als het onder de vermogensgrenzen uit de Participatiewet blijft. Het vermogen boven de vermogensgrens uit artikel 34 lid 3 Participatiewet wordt gezien als draagkracht en dient volledig te worden aangewend voor de bijzondere kosten. Ligt het vermogen boven de vermogensgrens dan kan soms rekening worden gehouden met hoge noodzakelijke kosten die de inwoner op korte termijn moet maken, waardoor het vermogen onder de vermogensgrens zal dalen.

 

Vermogen in de woning

Als de inwoner in een eigen huis woont, kijken we of er overwaarde is. Overwaarde telt niet mee als het onder de speciale vrijlatingsgrens voor de eigen woning in de Participatiewet valt (artikel 34 lid 2 sub d Participatiewet). Is de overwaarde in de woning hoger, dan hangt het van de situatie af of we bijstand kunnen toekennen (maatwerk).

We gaan er vanuit, dat als de gevraagde bijstand lager is dan € 1.200,-, de overwaarde niet meetelt. Daarboven kan het anders liggen. Dat is onder meer afhankelijk van de hoogte van de overwaarde, de leeftijd van de inwoner, de gezinssituatie, de aard en verkoopbaarheid van de woning, etc.

 

Draagkracht bij beslag of schuldregeling

Bij een aanvraag bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind, curatele en/of mentorschap wordt geen rekening gehouden met een (lopende) schuldenregeling. Dit geldt voor minnelijke en wettelijke schuldenregelingen. Dit betekent dat bij elke aanvraag voor deze kosten beoordeeld wordt of er sprake is van draagkracht.

Bij een schuldenregelingsaanvraag wordt het vrij te laten bedrag (VTLB) berekend. Naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (9-4-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1304) is vanaf 1 juli 2019 in het VTLB rapport de correctiepost beschermingsbewind/budgetbeheer opgenomen. In deze berekening kan rekening worden gehouden met de maandelijkse kosten van beschermingsbewind, curatele en/of mentorschap. De kosten kunnen dus worden meegenomen in de VTLB berekening.

 

Afloopregeling lopende schuldenregeling

Bij de cliënten waar sprake is van een schuldenregeling (fase 2) die gestart is voor 1 januari 2021, zal er op basis van dit gewijzigde beleid geen aanpassing plaatsvinden.

 

Draagkracht

Voor de kosten van beschermingsbewind, curatele, mentorschap, beheer PGB en bijbehorende incidentele kosten zoals griffierecht, intake- en afsluitkosten wordt voor wat betreft het inkomen met een draagkracht van 75% gerekend. Dat betekent dat van de inwoner wordt verwacht, dat hij/zij van elke euro inkomen boven de bijstandsnorm een bijdrage van 0,75 euro (75% draagkracht) aan de kosten bijdraagt.

Voor de overige kosten waarvoor bijzondere bijstand kan worden aangevraagd, geldt voor wat betreft het inkomen een draagkracht van 25%. Dat betekent dat van de inwoner wordt verwacht, dat hij/zij van elke euro inkomen boven de bijstandsnorm een bijdrage van 0,25 euro (25% draagkracht) aan de kosten bijdraagt.

Voor alle kosten waarvoor bijzondere bijstand kan worden aangevraagd, geldt dat het vermogen boven de vermogensgrens uit artikel 34 lid 3 Participatiewet wordt gezien als draagkracht en volledig dient te worden aangewend voor de bijzondere kosten.

 

Over welke periode wordt de draagkracht van de inwoner berekend?

De draagkracht wordt in principe berekend over de drie kalendermaanden die voorafgaand aan de maand waarin de kosten zijn gemaakt. Is het inkomen inmiddels sterk gewijzigd, dan kan van een latere kalendermaand worden uitgegaan (bijv. de maand van aanvraag of de huidige maand). In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode van 12 maanden in beginsel voor die periode definitief is. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in beginsel niet meer aangepast. Slechts bij sterk gewijzigde omstandigheden/ inkomen kan de draagkrachtperiode opnieuw worden vastgesteld.

 

Voorbeeldberekening:

Een inwoner vraagt bijzondere bijstand aan voor reiskosten naar een partner in een inrichting. De reiskosten bedragen € 40,- per maand. Er is aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand voldaan, alleen de draagkracht moet nog worden berekend. Het inkomen ligt € 100,- boven de bijstandsnorm. Er zijn geen bijzondere uitgaven. Er is geen vermogen.

- maandinkomen (incl. v.t.):

€ 1.000,-

- bijstandsnorm (incl. v.t.):

€ 900,- -/-

---------------------------

--------------------

- Meerinkomen per maand:

€ 100,-

draagkracht inwoner:

25% van € 100,-

- Inbreng (draagkracht) per maand:

€ 25,-

- Reiskosten per maand:

€ 40,-

- Bijstand per maand:

€ 15,-

- Overblijvende draagkracht

€ 0,-

 

Bij een volgende aanvraag voor bijzondere bijstand die binnen 12 maanden wordt ingediend, houden we rekening met de draagkracht die de inwoner over die periode al heeft betaald. In bovenstaand voorbeeld heeft de inwoner al een bedrag betaald en is er geen overblijvende draagkracht meer voor andere kosten. Als het inkomen (en het vermogen) of de omstandigheden inmiddels sterk veranderd zijn, kan een nieuwe berekening van de draagkracht worden gemaakt. Dit is ter beoordeling van de inkomensconsulent.

 

3 Veel voorkomende kostensoorten voor bijzondere bijstand

 

In dit hoofdstuk staan kostensoorten die veel voorkomen. Voor al deze kosten geldt dat de algemene voorwaarden voor bijzondere bijstand van toepassing zijn (hoofdstuk 2). Soms gelden er bijzondere regels. Deze staan hieronder.

3.1 Woonkosten

Voor het betalen van de huur is er vaak een voorliggende voorziening: de huurtoeslag. De wetgever gaat ervan uit dat deze toeslag voldoende is. Bijzondere bijstand voor de huur is niet mogelijk, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Dat kan het geval zijn, als een huurder over een deel van de eerste maand huur moet betalen. Daarover wordt geen huurtoeslag verstrekt. De bijstand is dan gelijk aan het evenredige deel van de huurtoeslag die de inwoner over die maand had kunnen. ontvangen. Bijstand voor woonkosten heet woonkostentoeslag.

Als de inwoner geen huurtoeslag krijgt omdat de huur te hoog is, kan er ook een bijzondere situatie zijn. De inkomensconsulent bespreekt met de inwoner de oorzaak van de hoge woonlasten en de mogelijkheden om goedkopere woonruimte te zoeken en te verhuizen.

De woonkostentoeslag berekenen we als volgt:

  • -

    Welke huurtoeslag zou de inwoner maximaal kunnen krijgen voor deze woning? Dat bedrag kan als bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • -

    In hoeverre zijn de woonkosten hoger dan de maximale huurgrens voor de betreffende woning in de situatie van de inwoner? Voor die hogere woonlasten kan dan ook bijzondere bijstand worden verstrekt.

Onder woonkosten verstaan we de ‘kale’ huur. Dat is de huur die we voor de huurtoeslag meetellen. Daarnaast kunnen we servicekosten meenemen. Het gaat om de servicekosten waarvoor huurtoeslag kan worden verstrekt. Zie ook: www.toeslagen.nl. De woonkostentoeslag betalen we voor een afgebakende periode uit (in principe maximaal één jaar). De inwoner zet zich in om goedkopere woonruimte te zoeken.

Voor de huur van een kamer of voor kostgeld wordt geen bijzondere bijstand verleend. Voor de huur van een woonwagen is wel bijstand mogelijk.

 

Woonkostentoeslag bij eigen woning

Een inwoner met een eigen huis kan geen huurtoeslag krijgen. De inkomensconsulent bespreekt met de inwoner wat er nodig is. Dat hangt af van de omstandigheden en kan betekenen dat de inwoner de woning te koop zet en andere woonruimte zoekt. Als woonkostentoeslag nodig is, kan deze beperkt worden tot de periode die nodig is voor de verkoop, maar in principe voor maximaal één jaar. Is het nodig dat er woonkostentoeslag wordt verstrekt, dan geldt het volgende: de kosten van de hypotheekrente, de zakelijke lasten en een bedrag voor onderhoud tellen we mee voor de hoogte van de woonkosten. We houden ook rekening met de (voorlopige) belastingteruggaaf. Op basis van deze woonkosten berekenen we de woonkostentoeslag op dezelfde manier als voor een huurwoning.

 

Waarborgsom, administratiekosten en eerste huur

Bij een noodzakelijke huisvesting of verhuizing, kan er sprake zijn van een bijzondere situatie. Als er geen andere mogelijkheden zijn om een waarborgsom, administratiekosten en/of de eerste huur te betalen, kunnen we bijzondere bijstand verstrekken. De bijstand voor een waarborgsom wordt verstrekt als een lening. Met de inwoner worden afspraken gemaakt over terugbetaling. Indien er zowel bijzondere bijstand voor een waarborgsom, administratiekosten en/of de eerste huur als ok bijzondere bijstand voor de inrichting van de woning nodig is, dan heeft dit gevolgen voor de maximale hoogte van de bijzondere bijstand voor de woninginrichting. Zie punt 3.9.

 

Woonlasten bij tijdelijke opname in een inrichting of bij detentie

Tijdens een opname in een inrichting zullen de woonlasten vaak doorlopen. Soms is het ook nodig dat het huisraad wordt opgeslagen. Voor deze kosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt als er geen andere mogelijkheden zijn. Gaat het om een langere opname dan beoordeelt de inkomensconsulent of het verstandig is om de huur op te zeggen. In de praktijk houden we een periode van maximaal één jaar als richtlijn aan.

Tijdens detentie verstrekken we in principe geen bijstand voor doorlopende woonlasten. In bijzondere situaties kunnen we een uitzondering maken. We kijken hierbij goed naar de gevolgen in het geval er geen bijstand wordt verstrekt.

3.2 Medische kosten

Voor medische kosten (Met ‘medisch’ bedoelen we ook: psychosociaal. ) kan iedereen zich verzekeren met een zorgverzekering. De gemeente gaat ervan uit dat inwoners zich adequaat verzekeren. Dit houdt in dat naast de basisverzekering in ieder geval een aanvullende verzekering wordt afgesloten als inwoners incidentele medische kosten niet kunnen betalen. Ook kan er vaak een beroep worden gedaan op de Wet langdurige zorg en de Wmo. Wanneer bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor kosten die met een aanvullende zorgverzekering (gedeeltelijk) vergoed zouden worden, dan wordt conform artikel 15 Participatiewet in principe geen bijzondere bijstand verleend voor deze kosten.

Bij wijze van uitzondering kan bijzondere bijstand soms noodzakelijk zijn omdat de genoemde regelingen de kosten niet (voldoende) vergoeden.

 

Aanvullende bijstand mogelijk?

Voor overige medische kosten kunnen we bijzondere bijstand verstrekken zolang het gaat om kosten die noodzakelijk zijn. Die noodzaak nemen we aan bij eigen bijdragen die door de wetgever zijn vastgesteld, zoals voor zittend ziekenvervoer. Voor medicijnen geldt dat eigen bijdragen voor rekening van de inwoner blijven, als ook een goedkoper geneesmiddel gebruikt kan worden en er geen dringende medische noodzaak voor het duurdere middel is. De eigen bijdrage voor thuiszorg blijft voor eigen rekening van de inwoner. Dat geldt ook voor het eigen risico in de Zorgverzekeringswet.

Voor medische kosten die niet in het basispakket van de Zorgverzekeringswet zijn opgenomen, gaat de gemeente ervan uit dat deze niet noodzakelijk zijn of zo algemeen gebruikelijk dat ze voor rekening van de inwoner blijven. Dit is bijvoorbeeld het geval bij brillen en contactlenzen of bij de huisapotheek. In bijzondere situaties kunnen we anders besluiten op basis van een medische indicatie. Voor tandartskosten is bijzondere bijstand mogelijk als de kosten noodzakelijk zijn. Per situatie beoordelen we dit.

Voor bepaalde medische kosten is in het basispakket van de zorgverzekering een maximum aantal behandelingen of een maximale vergoeding vastgesteld. Voor extra kosten verstrekken we dan in principe geen bijstand. Voor sommige kosten geldt een eigen bijdrage vanuit de Zvw. Dat is bijvoorbeeld zo voor orthopedisch schoeisel. Er kan geen bijstand worden verleend voor het deel dat de inwoner bespaart vanuit de Zwv. De NIBUD-prijzengids geeft daarvoor geschikte normen. Medische kosten die zijn uitgesloten van vergoeding op grond van de Zvw of Wlz (bijvoorbeeld de kosten van alternatieve geneeswijzen zoals acupunctuur en kosten van diverse farmaceutische middelen) komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Zij worden immers niet noodzakelijk geacht.

 

Hoogte van de bijstand?

Ook voor medische kosten geldt: de goedkoopste behandeling of uitvoering bepaalt de maximale hoogte van de bijstand.

3.3 Andere kosten als gevolg van ziekte of handicap

Voor kosten, die raakvlakken hebben met medische kosten, kunnen we bijzondere bijstand geven als de medische of sociale noodzaak is vastgesteld en de kosten niet op een andere manier kunnen worden vergoed.

Het gaat bijvoorbeeld om de kosten van batterijen bij gehoortoestellen, kosten van extra slijtage en bewassing van beddengoed en kleding als gevolg van chronische ziekte of handicap en extra stookkosten als gevolg van chronische ziekte of handicap. Om te bepalen welke extra stookkosten er zijn, gaan we uit van de vuistregel, dat elke graad verhoging van de temperatuur een extra verbruik met zich meebrengt van 7%.

Voor al deze kosten geldt, dat we alleen de extra kosten kunnen vergoeden via de bijzondere bijstand. Om te bepalen hoe hoog die extra kosten zijn, maken we gebruik van de meest recente NIBUD-prijzengids.

Sommige kosten zijn ook aftrekbaar voor de Inkomstenbelasting. Met die (mogelijke) aftrekbaarheid houden we geen rekening.

3.4 Kosten van bewindvoerder, curator en mentor

Soms heeft iemand een bewindvoerder, curator of mentor nodig. Een bewindvoerder kan nodig zijn als inwoners probleemschulden hebben of niet goed in staat zijn hun financiële huishouding zelf te voeren. De gemeente zet zich ervoor in dat deze inwoners goed worden ondersteund, bijvoorbeeld met budgetbeheer en schulddienstverlening. Als de rechter beschermingsbewind, curatele of mentorschap oplegt, dan zijn de kosten die daaraan zijn verbonden noodzakelijk. Voor deze kosten is bijzondere bijstand mogelijk. Dit geldt ook voor de bijbehorende incidentele kosten zoals griffierecht, intake- en afsluitkosten. Het bedrag dat maximaal verstrekken wordt berekend volgens de Regeling curatoren, bewindvoerders en mentoren (zie http://wetten.overheid.nl/BWBR0035730/2016-10-01),tenzij de rechter in zijn beschikking iets anders aangeeft. De bijstand duurt in principe een jaar.

 

Toekenning voor 3 jaar voor mensen met een vast inkomen

Voor inwoners die te maken hebben met een vast inkomen (waaronder; bijstandsuitkering, Wajong, WAO, WIA, AOW) geldt een toekenning van 3 jaar. Daarbij kan jaarlijks een heronderzoek plaatsvinden waarbij aan de bewindvoerder, curator of mentor worden verzocht om te rapporteren over de huidige stand van zaken.

 

Draagkracht

In situaties waarbij er sprake is van draagkracht geldt voor deze kosten een draagkracht van 75%, zoals omschreven in hoofdstuk 2.3.

3.5 Rechtsbijstand

Als een inwoner rechtsbijstand nodig heeft, dan kan de inkomensconsulent met de inwoner mogelijke oplossingen bespreken. Is er een goedkope manier mogelijk, zoals een rechtsbijstandverzekering of iemand uit het eigen netwerk met juridische kennis, dan gaat dit voor. Ook hier geldt, dat we de goedkoopste passende manier vergoeden. Krijgt de inwoner een advocaat toegevoegd, dan kunnen we voor de eigen bijdrage en griffiekosten bijstand verstrekken. Het maakt daarbij niet uit of de inwoner wel of niet eerst bij het juridisch loket is geweest. De eigen bijdrage en de griffiekosten kunnen volledig worden vergoed. Heeft de inwoner een advocaat die niet door de Raad voor de rechtsbijstand is toegevoegd, dan blijven de kosten in principe voor eigen rekening.

3.6 Reiskosten

Kosten voor vervoer moet de inwoner in principe zelf betalen als het gaat om privé-activiteiten. Dat kan anders liggen als het gaat om noodzakelijke reiskosten naar een bestemming buiten de gemeente Kampen. Denk daarbij aan reiskosten voor een bezoek aan een gedetineerd of ernstig ziek gezinslid elders in Nederland. Als er geen andere voorziening in de kosten is en de inwoner geen andere (gratis) oplossingen heeft weten te vinden voor het vervoer (carpooling, beroep op vrienden en familie) kunnen we bijstand geven. Als de inwoner geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, kunnen we de kosten voor het gebruik van de auto vergoeden voor maximaal € 0,19 per km. In overleg met de inwoner bepaalt de inkomensconsulent hoe vaak een bezoek moet worden gebracht. Vuistregel is dat hoe inniger de relatie, hoe vaker de reis noodzakelijk is.

3.7 Begrafenis- of crematiekosten

De kosten van een begrafenis of crematie moet de inwoner betalen uit de nalatenschap en een evt. uitvaartverzekering. Soms kan de inwoner een beroep doen op andere bronnen, zoals het sociaal netwerk. Als de inwoner de kosten niet kan betalen, kan die inwoner in aanmerking komen voor bijstand, als hij erfgenaam is en heeft meebetaald aan de uitvaart. Vuistregel is dat we bijstand verlenen tot maximaal het erfrechtelijk deel dat de erfgenaam aan kosten heeft, na aftrek van de uitkering van een uitvaartverzekering. Voor een crematie vergoeden we maximaal € 4.750,- en voor een begrafenis maximaal € 6.500,-. Dit bedrag delen we door het aantal erfgenamen. De bijstand betalen we op basis van de nota’s die de inwoner heeft opgestuurd.

Als de inwoner geen erfgenaam is, maar een andere verhouding tot de overledene had, dan beoordelen we per situatie of er bijstand kan worden verleend. Dit is afhankelijk van de aard van de relatie tot de overledene (partner, vriend, collega, etc.), de aanwezigheid en houding van erfgenamen, andere mogelijkheden om in de kosten te voorzien en eigen middelen, zoals een erfenis.

3.8 Legeskosten voor verblijfsvergunning

Voor het aanvragen van een verblijfsvergunning moet een inwoner meestal kosten maken. Het gaat dan om legeskosten voor de behandeling van de aanvraag. Alleen bij een verlenging van de vergunning kan bijstand worden verstrekt voor deze kosten. De bijstand is ‘om niet’ (als gift) en verlagen we met het bedrag dat een Nederlander moet betalen voor een identiteitsbewijs. Bij een vervolgaanvraag binnen een periode van tien jaar (of vijf jaar voor een minderjarige) brengen we dit bedrag niet meer in mindering.

3.9 Huishoudelijke apparaten en verhuizing

Spullen die voor een huishouding noodzakelijk zijn komen in principe voor rekening van de inwoner. Heeft de inwoner geen andere mogelijkheden om reparatie, aanschaf of vervanging te kunnen betalen, dan kunnen we in bijzondere gevallen bijzondere bijstand geven. Het moet dan gaan om goederen die in een huishouden noodzakelijk zijn, zoals een wasmachine, koelkast of eettafel. Gaat het om vervanging van een noodzakelijk apparaat, dan beoordeelt de inkomensconsulent eerst of reparatie mogelijk is. Als dit een passende oplossing is, gaat dat voor. Om te beoordelen of de vervanging noodzakelijk is, kan de consulent een huisbezoek afleggen.

De hoogte van de bijzondere bijstand is in principe maximaal het bedrag dat in de NIBUD-prijzengids staat. Zijn de kosten lager, dan verstrekken we maximaal het lagere bedrag. De bijstand heeft de vorm van een lening, tenzij dit niet zinvol is door de bijzondere omstandigheden in de individuele situatie. Dat is in ieder geval zo, als er een schuldregeling loopt, of als de inwoner in de wettelijke schuldsanering zit.

De bijstand wordt betaald op basis van een nota. Dit kan ook een nota zijn waarop het bedrag staat dat het gebruiksgoed gaat kosten (pro-formanota). De kosten worden zoveel mogelijk rechtstreeks aan de leverancier betaald.

Voor de volledige inrichting van een woning geldt hetzelfde als voor huishoudelijke apparaten. Er zijn enkele verschillen: De hoogte van de bijzondere bijstand berekenen we aan de hand van de door Nibud vastgestelde tabellen, die verschillen per type huishouden en aantal personen.

Gaat het om andere kosten, zoals verf en behang, dan kunnen we per huishouding een bedrag ‘om niet’ (als gift) geven. Daarvoor hebben we de volgende vuistregel: voor deze kosten geven we bij een éénpersoonshuishouden € 200,- en bij grotere huishoudens voor iedere extra bewoner € 25,- meer. De inwoner die deze bijstand krijgt, moet rekeningen bewaren, zodat we deze achteraf kunnen controleren.

Voor de kosten van een verhuizing verstrekken we mogelijk bijzondere bijstand voor transportkosten van de inboedel, als de verhuizing op medische of sociale gronden noodzakelijk is en er geen andere oplossingen mogelijk zijn. Een voorliggende voorziening voor deze kosten is in ieder geval: een maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo door een medisch noodzakelijke verhuizing of een tegemoetkoming van de werkgever waarop de inwoner aanspraak kan maken.

3.10 Baby-uitzet

De kosten van een kraampakket/baby-uitzet zijn in principe voor eigen rekening. De inwoner kan zich op de bevalling voorbereiden en daarvoor geld opzij leggen of een andere oplossing zoeken. Het kan zijn dat de inwoner een beroep kan doen op anderen of op andere organisaties. Denk bijvoorbeeld aan Stichting babyspullen (zie: https://www.signalenkaartarmoede.nl/organisatie/babyspullen). In bijzondere situaties is er toch bijstand mogelijk. Voorbeelden zijn: geboorte meerling, hogere kosten bij medische complicaties, geboorte ten gevolge van een zedenmisdrijf.

Voor de hoogte van de bijstand sluiten we aan bij de NIBUD-prijzengids. Bijstand wordt als lening verstrekt, tenzij dit niet zinvol is door de bijzondere omstandigheden in de individuele situatie.

Een inwoner kan een aanvraag doen na de 6e maand van de zwangerschap. Dient de inwoner een aanvraag in voor die tijd, dan kan de consulent wachten tot na de 6e maand met het nemen van een besluit. De inkomensconsulent kan de inwoner vragen om een zwangerschapsverklaring van de verloskundige over de vermoedelijke datum van bevalling.

3.11 Aanvullende uitkering voor jongeren

Bijzondere bijstand is het vangnet van de sociale zekerheid. Soms is het overduidelijk dat het inkomen van de inwoner te laag is om de kosten van levensonderhoud te betalen, maar zijn er geen andere voorzieningen om het inkomen aan te vullen. Dan kan bijzondere bijstand in beeld komen.

 

Bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor jongeren van 18-21 jaar

Voor jongeren van 18 tot 21 jaar geldt dat zij bijzondere bijstand voor levensonderhoud kunnen krijgen als de noodzakelijke kosten van het bestaan van de jongere uitgaan boven de bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders of op een andere manier in het levensonderhoud kunnen voorzien. De inkomensconsulent kan dan nagaan of er aanvullende bijzondere bijstand nodig is.

Dat is pas mogelijk als de jongere geen beroep kan doen op zijn ouder(s). Tot 21-jarige leeftijd valt de jongere nog onder de wettelijke onderhoudsplicht van de ouder(s). De gemeente onderzoekt dan of de jongere daar geen (of maar gedeeltelijke) aanspraak op kan maken. De gemeente gaat ervan uit, dat de onderhoudsplicht van de ouder(s) in ieder geval niet kan worden aangesproken, als:

  • a.

    De ouder(s) in het (verre) buitenland woont of zijn overleden;

  • b.

    De jongere buiten het gezin is geplaatst op grond van de Jeugdwet, of

  • c.

    Er een noodsituatie is, waarin de jongere zelf geen verandering kan brengen. Er is dan een indicatie van een hulpverlenende organisatie nodig.

  • d.

    Er een ernstig verstoorde relatie is tussen de jongere en zijn ouders.

Dat een van de hierboven genoemde situaties aan de orde is zal de jongere bij de aanvraag om bijzondere bijstand aannemelijk moeten maken.

De totale bijstand (algemene bijstand + aanvulling vanuit bijzondere bijstand) is niet hoger dan de norm mbo studiefinanciering voor uitwonenden.

 

Bijzondere bijstand voor jongeren van 18-21 jaar in een inrichting

Jongeren van 18 tot 21 jaar die in een instelling wonen hebben geen recht op algemene bijstand. Wel kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Ook daarvoor geldt dat de gemeente eerst moet beoordelen of de onderhoudsplicht van de ouder(s) aangesproken kan worden. De bijzondere bijstand is in principe beperkt tot de normen die gelden voor 21-plussers die in een inrichting verblijven.

Als de ouder(s) niet willen bijdragen in de kosten, dan onderzoekt de gemeente de mogelijkheden om de verstrekte bijstand te verhalen op de ouders.

3.12 Stapeling van kosten

Inwoners die gebruik maken van voorzieningen van de gemeente of van andere instanties hebben vaak te maken met eigen bijdragen. De kosten worden dan maar voor een deel vergoed en een ander deel blijft voor rekening van de inwoner. Het gaat vaak om medische kosten, maar ook bij andere kosten kan dit aan de hand zijn, bijv. bij leerlingenvervoer of kinderopvang.

De gemeente heeft geen standaard beleid vastgesteld over stapeling van eigen bijdragen. Er zijn zoveel verschillende soorten situaties denkbaar dat het niet goed mogelijk is om daarop beleid te voeren. Wel geldt voor medische kosten dat de fiscale aftrekbaarheid (buitengewone uitgaven) en de regeling hoge zorgkosten een zekere compensatie bieden voor eigen bijdragen. Daarnaast geldt, dat als de inwoner te maken heeft met een aantal eigen bijdragen, de gemeente kan beoordelen of in de individuele situatie bijzondere bijstand kan worden verleend (maatwerk).

 

4. Wettelijke basis

 

Deze beleidsregels zijn gebaseerd op de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en op de Verordening sociaal domein gemeente Kampen.

4.1 Intrekking en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 2.

    De Beleidsregels armoedebestrijding gemeente Kampen, vastgesteld op 4 december 2018, worden ingetrokken.

4.2 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Kampen.

 

 

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 12 april 2022.

Burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen,

N.J. Middelbos,

secretaris

S. de Rouwe,

burgemeester