Organisatie | Zeewolde |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Organisatieverordening gemeente Zeewolde 2002 |
Citeertitel | Organisatieverordening gemeente Zeewolde 2002 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de op 22 december 1994 vastgestelde Organisatieverordening gemeente Zeewolde.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2002 | nieuwe regeling | 29-11-2001 Onbekend. | V022 |
De raad van de gemeente Zeewolde,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 november 2001;
gelezen de nota "3D: Denken, durven, doen";
dat ter uitvoering daarvan de "Organisatieverordening gemeente Zeewolde" dient te worden herzien;
gelet op de artikelen 103, tweede lid, en 159 van de Gemeentewet;
vast te stellen de volgende Organisatieverordening gemeente Zeewolde 2002.
Hoofdstuk 1. De structuur van het ambtelijk apparaat
De raad van de gemeente Zeewolde,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 november 2001;
gelezen de nota "3D: Denken, durven, doen";
dat ter uitvoering daarvan de "Organisatieverordening gemeente Zeewolde" dient te worden herzien;
gelet op de artikelen 103, tweede lid, en 159 van de Gemeentewet;
vast te stellen de volgende "Organisatieverordening gemeente Zeewolde 2002":
De directie kan besluiten tot het instellen van tijdelijke organisatorische verbanden tussen afdelingen, ter voorbereiding en/of uitvoering van beleid dat meerdere afdelingen aangaat. Het beheer van zo'n verband wordt opgedragen aan een projectleider. Tot het instellen van zo'n verband wordt niet besloten dan nadat de Ondernemingsraad is gehoord.
en verder voor zover het aangelegenheden betreft die binnen de bevoegdheden van burgemeester en wethouders als bestuursorgaan vallen.
Burgemeester en wethouders kunnen voor elk directielid, onder wie de secretaris, een nadere instructie vaststellen. Daarnaast kunnen zij taakopdrachten voor elk directielid, onder wie de secretaris, vaststellen, waarin de op het beheer en de ontwikkeling van de ambtelijke organisatie betrekking hebbende taken voor een bepaalde periode worden vastgesteld.
Tot het doen van een aanbeveling tot benoeming van de secretaris door de gemeenteraad, respectievelijk voordracht tot benoeming van de overige directieleden wordt niet overgegaan dan nadat, op basis van de door de raad vastgestelde verordening inzake de medezeggenschap, het personeel bij de selectie is betrokken.
Hoofdstuk 2. Het ambtelijk apparaat in relatie tot de bestuursorganen
Paragraaf 1: Secretaris in relatie tot de bestuursorganen
Hij draagt er desgevraagd of eigener beweging zorg voor dat de leden van de raad informatie wordt verstrekt omtrent onder het gemeentebestuur berustende documenten, waarvan het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester kennis heeft genomen en voor zover bedoelde leden, in hun hoedanigheid van raadslid daarover beschikking behoeven.
De secretaris draagt er zorg voor dat de leden van de raad desgevraagd technische bijstand krijgen bij het formuleren van moties, amendementen en voorstellen, het voorbereiden van interpellaties, het stellen van vragen en in het Reglement van orde voor de gemeenteraad voorziene initiatieven van leden van de raad.
Tenzij bij afzonderlijke verordening of besluit anders is geregeld, is het bepaalde in de artikelen 5 en 6 voor zover het betreft de daarin opgedragen taken ten aanzien van door de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester ingestelde commissies van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het stellen van nadere regels en richtlijnen als bedoeld in voornoemde artikelen geschiedt door burgemeester en wethouders, casu quo de burgemeester.
Paragraaf 2: Ambtelijk apparaat en uitoefening van bestuursbevoegdheid
Mandatering vindt niet plaats zonder instemming van de betrokken ambtenaar en voor zover van toepassing van diens afdelingshoofd. De gemandateerde bevoegdheid wordt uit naam en onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders uitgeoefend. Zij geven te dien aanzien zo nodig nadere aanwijzingen.
Het bepaalde in artikel 10 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de burgemeester als bestuursorgaan.
Paragraaf 3: Uitvoerende bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het ambtelijk apparaat
Hoofdstuk 3. Werkwijze van het ambtelijk apparaat
De directieleden streven in hun besluitvorming zoveel mogelijk unanimiteit na. Indien consensus in de directie ontbreekt, wordt de besluitvorming tot de eerstvolgende directievergadering aangehouden. In bedoelde vergadering wordt bij meerderheid van stemmen besloten. Bij het staken van de stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.
De voorzitter van de directie stelt de vergaderdata en de agenda voor de directievergaderingen vast. De directieleden kunnen zaken voor agendering indienen bij de voorzitter. De voorzitter zorgt ervoor dat de agenda en bijbehorende stukken worden gereedgemaakt en, zo mogelijk, ten minste twee dagen voor de vergadering in het bezit zijn van de directieleden.
Paragraaf 2: De voorzitter van de directie
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 12 bevordert de voorzitter van de directie een goede samenwerking en samenhang tussen de afdelingen.
Hij doet, indien noodzakelijk en met inachtneming van het bepaalde in artikel 16, voorstellen aan burgemeester en wethouders tot het geven van richtlijnen aan de directieleden om de samenwerking en samenhang te verzekeren.
De voorzitter van de directie is bevoegd maatregelen te nemen die de bevoegdheden van de overige directieleden doorkruisen dan wel inperken. Hij kan deze bevoegdheden alleen maar uitoefenen nadat:
Voor zover hij zulks in aanvulling op hetgeen daaromtrent in deze verordening is bepaald nodig acht, stelt de voorzitter van de directie in overleg met de overige directieleden procedures vast voor de behandeling van zaken die door het bestuur aan de ambtelijke organisatie ter voorbereiding of uitvoering zijn opgedragen.
Paragraaf 3: Procedures/spelregels
1.Ten aanzien van zaken waarin dit gewenst wordt, geven burgemeester en wethouders een kader aan voor de inbreng van het ambtelijk apparaat bij het ontwikkelen van beleid.
Dit kader wordt aangeduid met de benaming 'bestuursopdracht'. Burgemeester en wethouders stellen nadere regels vast waaraan de inhoud van bestuursopdrachten moet voldoen.
Indien een zaak zich over het taakgebied van meer dan een afdeling uitstrekt, en ten aanzien van die zaak geen toepassing is gegeven aan artikel 1, lid 2, wijst de directie een afdeling aan die primair verantwoordelijk is voor de voorbereiding of de uitvoering alsmede voor de tijdsplanning en de bewaking van de voortgang.
Paragraaf 5: Hoofden van de afdelingen
Met inachtneming van door de directie gestelde regels treft het afdelingshoofd de maatregelen en voorzieningen, die hij omwille van een doelmatige uitvoering van de aan zijn afdeling opgedragen taken nodig acht. Indien daartoe maatregelen door de directie zijn te nemen, rapporteert hij daaromtrent aan de directie.
Hoofdstuk 4. Financieel management en de administratieve organisatie van de gemeente
Hoofdstuk 5. Deelneming in gemeenschappelijke regelingen en overige rechtspersonen
Bij raadsbesluit waarin wordt besloten een gemeenschappelijke regeling te treffen tot oprichting van of deelneming in rechtspersonen als bedoeld in artikel 155 van de Gemeentewet, wordt bepaald welke afdeling(en) ten behoeve van de vertegenwoordigers van het gemeentebestuur, ondersteunende werkzaamheden verricht(en).
De vertegenwoordigers van het gemeentebestuur en de op grond van artikel 27 aangewezen afdeling(en) bevorderen voor zover mogelijk dat het beheer van de door het gemeentebestuur opgerichte rechtspersonen plaatsvindt alsof die rechtspersonen afdelingen zijn in de zin van deze verordening.
Zij, die als vertegenwoordiger van het gemeentebestuur deel uitmaken van enig bestuur of raad van rechtspersonen, zijn verplicht om op nader door het orgaan, dat de betreffende vertegenwoordiger heeft benoemd of aangewezen, te bepalen wijze regelmatig verslag uit te brengen omtrent hun werkzaamheden in dat bestuur.
Hoofdstuk 6. Slot- en overgangsbepalingen
Voor 1 januari 2003, of zoveel eerder als hij redenen daartoe aanwezig acht, brengt de voorzitter van de directie aan burgemeester en wethouders een rapport uit inzake het functioneren van het bij of krachtens deze verordening bepaalde. Vervolgens rapporteert hij om de twee jaar en voorts op ieder tijdstip, wanneer hij dit nodig acht. In zijn rapport besteedt hij bijzondere aandacht aan de vraag of de organisatie aanpassing behoeft bij voorbeeld ten gevolge van de maatschappelijke ontwikkelingen en/of het door de raad vastgestelde beleid.
De in het eerste lid bedoelde rapporten en het standpunt van burgemeester en wethouders als bedoeld in het tweede lid vormen, voordat zij ter kennis van de raad worden gebracht, onderwerp van bespreking in de medezeggenschapscommissie(s) en in de commissie voor Georganiseerd Overleg in ambtenarenzaken.
Voor zover dit nodig is, kunnen door burgemeester en wethouders voor bepaalde aangewezen afdelingen of delen daarvan afwijkende en/of aanvullende regels worden vastgesteld.
Voor zover uit hoofdstuk 4 van deze verordening taken en verantwoordelijkheden voortvloeien die betrekking hebben op dienstjaren voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, berusten deze bij de functionarissen die voor dat tijdstip met overeenkomstige taken en verantwoordelijkheden waren belast, tenzij hiervoor in onderling overleg een andere regeling wordt getroffen.
Tot het tijdstip van inwerkingtreding van op grond van deze verordening te nemen nadere besluiten, blijven op de daarin nader te regelen aangelegenheden betrekking hebbende regelen en instructies, die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn vastgesteld, zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.