Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergeijk

Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang SMI 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergeijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels tegemoetkoming kinderopvang SMI 2022
CiteertitelGemeente Bergeijk - Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang SMI 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
  3. Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk
  4. Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang
  5. Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-04-2022Nieuwe beleidsregels

29-03-2022

gmb-2022-155331

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang SMI 2022

Burgemeester en wethouders van de gemeente Bergeijk,

gelet op het artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 149 Gemeentewet, de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang en de Participatiewet;

besluiten vast te stellen de:

Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang SMI 2022

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels worden verstaan onder:

 

a. college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergeijk.

 

b. CJG+ de Kempen:

uitvoeringsorganisatie van de Kempengemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden voor de toegang tot jeugdhulp en de uitvoering van de algemene jeugdhulpvoorzieningen.

 

c. deskundigeL:

een professional die beschikt over adequate deskundigheid om een sociaal of medisch oordeel te vormen over de ouder of het kind en in het kader van de aanvraag een schriftelijke verklaring kan afgeven ter onderbouwing voor de noodzaak van een sociaal-medische indicatie voor kinderopvang, alsmede de duur ervan. Dit betreft huisartsen, medisch specialisten, (ortho)pedagogen, psychologen, psychiaters en jeugdhulpverleners.

 

d. hulpvraag:

vraag van een jeugdige of ouder(s) in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen

 

e. kinderopvang:

het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

 

f. LRK:

landelijk register kinderopvang als bedoeld in artikel 1.5 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

 

g. ouder:

de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of er sprake is van pleegouderschap, een subsidie op grond van Jeugdwet buiten beschouwing blijft.

 

h. sociaal medische indicatie (SMI):

een indicatie afgegeven door een deskundige die recht geeft op een tijdelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op basis van sociale of medische situatie die kinderopvang noodzakelijk maakt.

 

i. voorliggende voorziening:

elke adequate (opvang)voorziening buiten deze beleidsregel waarop belanghebbende aanspraak kan maken of een beroep kan doen voor de bekostiging van de noodzakelijke kinderopvang.

Hoofdstuk 2. Recht op een tijdelijke tegemoetkoming kinderopvang

Artikel 2. Doelgroep

Deze regeling is van toepassing op personen van wie is vastgesteld dat:

  • Er sprake is van een tijdelijke situatie waarin als gevolg van één of meer lichamelijke, psychische of sociale beperkingen van het betreffende kind of de betrokken ouder opvang van het kind of kinderen noodzakelijk is.

  • Ouders door de tijdelijke tegemoetkoming in de positie komen dat zij weer mee kunnen doen aan het arbeidsproces en/of er voor het kind weer een opvoedsituatie in het gezin ontstaat die de SMI overbodig maakt.

  • Er geen recht op kinderopvangtoeslag bestaat.

  • De betreffende kinderen voor wie opvang nodig is, thuiswonend zijn en niet ouder zijn dan twaalf jaar.

  • Er geen andere adequate (opvang)voorziening is waarop een beroep kan worden gedaan.

  • Ze zijn ingeschreven zijn in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Bergeijk, woonachtig zijn in de gemeente Bergeijk en rechtmatig in Nederland verblijven.

Artikel 3. Voorwaarden tijdelijke tegemoetkoming kosten kinderopvang

Lid 1

Het college verstrekt een tijdelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang aan de ouder die op grond van een sociaal medische indicatie kinderopvang nodig heeft en een individuele aanvraag hiervoor heeft ingediend bij de gemeente.

Lid 2

Het college baseert het besluit om een tijdelijke tegemoetkoming toe te kennen op basis van een indicatie afgegeven door het CJG+ de Kempen of een andere deskundige. Het college kan bij twijfel over de noodzaak of als de situatie van de jeugdige of de ouders daar aanleiding toe geeft een medisch of sociaal advies vragen aan een onafhankelijke deskundige.

Lid 3

In geval van lichamelijke, psychische of sociale beperkingen van de ouder(s) dient er sprake te zijn van een medisch behandeltraject en/of professionele begeleiding om de problematiek weg te nemen.

Lid 4

Voor het verkrijgen van een tijdelijke tegemoetkoming moet de ouder gebruik maken van een kinderopvanginstelling (dagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang) welke is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK).

Lid 5

Het college verleent de tijdelijke tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat op grond van de indicatie dan wel dat naar haar oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is, maar nooit meer dan zes dagdelen per week met daarbinnen een maximum van 10,5 uur op één dag. Voor buitenschoolse opvang geldt een maximum van drie dagen per week.

Lid 6

De tijdelijke tegemoetkoming wordt verleend vanaf dag één van de maand waarin de ouder de tegemoetkoming schriftelijk aanvraagt bij het college. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming vastgesteld met ingang van de dag waarop de kinderopvang een aanvang neemt én indien van toepassing aanpalende hulp voor ouders start.

Lid 7

De geldigheidsduur van het besluit wordt bepaald door het college, maar is nooit langer dan zes maanden.

Lid 8

Iedere aanvraag kan eenmalig worden gedaan voor elk kind.

Lid 9

Het college kan per kind eenmalig een verlenging van maximaal drie maanden afgeven. Hiervoor dient een nieuwe aanvraag te worden ingediend. Een tegemoetkoming voor een sociaal medische indicatie wordt niet meer dan éénmaal verlengd.

Artikel 4. Weigeringsgronden

Het college weigert de tijdelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie in ieder geval indien:

  • a.

    De ouder of het kind niet behoort tot de doelgroep in artikel 2 van deze beleidsregels.

  • b.

    De ouder niet voldoet aan de voorwaarden voor tegemoetkoming zoals opgenomen in artikel 3 van deze beleidsregels.

  • c.

    De ouder niet de inlichtingen verstrekt of medewerking verleent als bedoeld in artikel 6 van deze beleidsregels.

  • d.

    De ouder op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de hulpvraag kan wegnemen.

  • e.

    Er een andere voorliggende (opvang)voorziening kan worden ingezet vanuit de Jeugdwet, Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg. Deze wetten zijn voorliggend op SMI.

  • f.

    Het een plaatsing bij een peuterprogramma betreft. Een plaatsing bij een peuterprogramma is een voorliggende voorziening en wordt niet bekostigd op grond van een sociaal medische indicatie.

  • g.

    De kinderopvanglocatie wordt geëxploiteerd zonder toestemming van het college als bedoeld in artikel 1.46 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en niet is opgenomen in het LRK.

  • h.

    De opvang wordt uitgevoerd door een gastouder zonder tussenkomst van een gastouderbureau of met tussenkomst van gastouderbureau dat niet is opgenomen in het LRK.

Artikel 5. Hoogte van de tegemoetkoming

Lid 1

Het college gaat bij het bepalen van de tegemoetkoming uit van het uurtarief van de betreffende kinderopvangorganisatie met een maximum van het maximale uurtarief van het betreffende jaar waarover een ouder kinderopvangtoeslag kan ontvangen.

Lid 2

De draagkrachtregels, zoals geldend bij een aanvraag individuele bijzondere bijstand, zijn van toepassing.

Lid 3

In afwijking van artikel 1 lid 1, onder sub h en i van de beleidsregels Bijzondere Bijstand Kempengemeenten 2022, wordt bij een aanvraag op grond van een Sociaal Medische Indicatie het draagkrachtinkomen gesteld op tweemaal de van toepassing zijnde norm bedoeld in artikel 21 van de Participatiewet en het draagkrachtvermogen gesteld op tweemaal de van toepassing zijnde vermogensgrens bedoeld in artikel 34 lid 3 van de Participatiewet.

Lid 4

Wanneer het draagkrachtinkomen de norm van tweemaal de van toepassing zijnde norm bedoeld in artikel 21 van de Participatiewet overstijgt, wordt een bedrag dat gelijk is aan 100% van dit inkomen gezien als draagkracht.

Lid 5

  • 1.

    De tegemoetkoming op grond van een Sociaal Medische Indicatie tot aan het draagkrachtinkomen en draagkrachtvermogen uit lid 3 betreft 100% van de gemaakte kosten met in achtneming van het maximum uit lid 1.

  • 2.

    De tegemoetkoming op grond van een Sociaal Medische Indicatie boven het draagkrachtinkomen en draagkrachtvermogen uit lid 3 is analoog aan de regeling kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, waarbij er sprake is van een inkomensafhankelijke eigen bijdrage.

Hoofdstuk 3. Verplichting

Artikel 6. Inlichtingenplicht

Lid1

De ouder doet aan het college uit eigen beweging of op verzoek direct mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem / haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een tegemoetkoming.

Lid 2

Een ouder is verplicht aan het college, daarnaar gevraagd, medewerking te verlenen aan uitvoering van deze beleidsregels.

Artikel 7. Aanvraag, besluit en betaalbaarstelling

Lid 1

  • a.

    De ouders van een jeugdige melden zich bij een kinderopvanginstelling die is opgenomen in het LRK.

  • b.

    Indien er overeenstemming is tussen ouders en kinderopvanginstelling over de plaatsing van het kind en er een indicatie voor kinderopvang benodigd is, meldt de ouder zich bij het college middels het schriftelijk indienen van een door het college ter beschikking gesteld format (aanvraagformulier).

  • c.

    Alle op dit formulier gevraagde gegevens moeten worden ingevuld en door de ouder worden ondertekend.

  • d.

    Bij dit formulier dient te worden toegevoegd door de ouder:

    • -

      offerte / plaatsingsbewijs van de kinderopvang of het gastouderbureau waar de tijdelijke opvang plaats gaat vinden. Hierin moet in ieder geval worden vermeld: het aantal uren opvang, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang.

    • -

      een schriftelijke verklaring welke is afgegeven door een deskundige professional die een sociaal of medisch oordeel kan vormen over de ouder of het kind met betrekking tot de noodzaak van een sociaal-medische indicatie voor kinderopvang, alsmede de duur ervan.

Lid 2

Bij een verlenging van de periode zoals vermeld in artikel 3 lid 9 moet opnieuw een aanvraag worden ingediend zoals beschreven in lid 1 van dit artikel. Na ontvangst van de aanvraag vindt er een herbeoordeling van de indicatie plaats door het CJG+ de Kempen of een andere deskundige.

Lid 3

Herbeoordeling vindt in ieder geval plaats wanneer de jeugdige vier jaar wordt.

Lid 4

De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen rechtstreeks aan de kinderopvangorganisatie uitbetaald op basis van een ingediende declaratie. De declaratie bevat in ieder geval de volgende gegevens en bewijsstukken:

  • a.

    de naam, geboortedatum en Burgerservicenummer van het kind op wie de aanvraag betrekking heeft;

  • b.

    de aanvangsdatum kinderopvang op basis van een sociaal medische indicatie, voor zover het een eerste declaratie betreft;

  • c.

    het aantal uren kinderopvang op basis van een sociaal medische indicatie;

  • d.

    de verschuldigde uurprijs van de kinderopvang op basis van een sociaal medische indicatie.

Lid 5

Het college kan nadere voorschriften stellen aan de wijze van uitbetaling.

Artikel 8. Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van de tijdelijke tegemoetkoming kosten kinderopvang door de gemeente op grond van een sociaal medische indicatie bevat in ieder geval:

  • a.

    De verwijzing naar deze beleidsregels.

  • b.

    Naam en adres van de ouder en indien van toepassing naam en adres van de partner.

  • c.

    Naam, adres en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de verlening van de tijdelijke tegemoetkoming betrekking heeft.

  • d.

    Het aantal uren kinderopvang per maand dat op grond van de sociaal medische indicatie noodzakelijk is.

  • e.

    De hoogte van de tijdelijke tegemoetkoming van de gemeente.

  • f.

    De wijze waarop de bijdrage wordt uitbetaald.

  • g.

    De periode waarover de tijdelijke tegemoetkoming zal worden verleend.

  • h.

    De verplichtingen van de ouder waaronder in elk geval de verplichtingen genoemd in artikel 6 van deze beleidsregels.

Artikel 9. Definitieve vaststelling

Lid 1

Na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend stelt het college de definitieve tegemoetkoming vast. De ouder verstrekt daartoe desgevraagd binnen twaalf weken een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

Artikel 10. Herziening en intrekking

Het college kan het recht op tegemoetkoming herzien of intrekken als:

  • a.

    Het niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 6 geleid heeft tot een onterechte of een te hoog verstrekte tegemoetkoming.

  • b.

    Als de ouder niet voldoet aan de in de verleningsbeschikking vermelde inhoudsvereisten en de hieraan gekoppelde verplichtingen.

  • c.

    De kinderopvang niet meer plaatsvindt of niet langer adequaat is.

  • d.

    De ouder of het kind niet meer woonachtig is in de gemeente Bergeijk.

  • e.

    De ouder aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening.

  • f.

    Anderszins een tegemoetkoming ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekt is.

Artikel 11. Terugvordering

Als het college een besluit tot herziening of intrekking als bedoeld in artikel 10 genomen heeft, kan het een ten onrechte of te hoog verstrekte tegemoetkoming terugvorderen als:

  • a.

    De hoogte van de bijdrage is vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledig verstrekte inlichtingen door de ouder en de ouder had redelijkerwijs kunnen begrijpen dat de bijdrage geheel of gedeeltelijk ten onrechte is uitbetaald.

  • b.

    De ouder zonder geldige reden en toestemming van het college niet of niet volledig gebruik heeft gemaakt van de kinderopvang.

Hoofdstuk 5. Slotbepaling

Artikel 12. Overgangsrecht

Lid 1

Op aanvragen welke na vaststelling van deze beleidsregel door de gemeente zijn ontvangen is deze beleidsregel onverkort van toepassing.

Lid 2

Op aanvragen welke na vaststelling van deze beleidsregel door de gemeente zijn ontvangen worden eerder verstrekte tegemoetkomingen die reeds vóór vaststelling van deze beleidsregel zijn gedaan meegenomen in de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 13. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen een artikel of artikelen van deze beleidsregel buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing ervan, gelet op het belang van de betrokken ouder, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 15 april 2022.

Artikel 15. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang SMI 2022.

Bergeijk, 29 maart 2022

Burgemeester en wethouders van Bergeijk,

H.A.J.Loos

Secretaris

A. Callewaert-de Groot

Burgemeester