Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lelystad

Besluit van de burgemeester van de gemeente Lelystad houdende regels met betrekking tot de vestiging van een coffeeshop in Lelystad ( Coffeeshopbeleid gemeente Lelystad 2013)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLelystad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van de burgemeester van de gemeente Lelystad houdende regels met betrekking tot de vestiging van een coffeeshop in Lelystad ( Coffeeshopbeleid gemeente Lelystad 2013)
CiteertitelCoffeeshopbeleid gemeente Lelystad 2013
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-02-2013nieuwe regeling

20-12-2012

Flevopost 2-1-2013

Z12-253716

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van de burgemeester van de gemeente Lelystad houdende regels met betrekking tot de vestiging van een coffeeshop in Lelystad ( Coffeeshopbeleid gemeente Lelystad 2013)

Collegebesluit

 

Krachtens artikel 4:81 e.v. van de algemene wet bestuursrecht

 

B E S L U I T:

 

  • 1.

    Het 'Coffeeshopbeleid gemeente Lelystad 2007' zoals vastgesteld in 2007 in te trekken en

  • 2.

    het daarbij behorende handhavingsarrangement;

  • 3.

    Het 'Coffeeshopbeleid gemeente Lelystad 2013' vast te stellen;

  • 4.

    Het Handhavingarrangement coffeeshopbeleid gemeente Lelystad 2013' vast te stellen.

  • 5.

    Te bepalen dat dit besluit op 1 januari 2013 in werking treedt.Het ‘Coffeeshopbeleid gemeente Lelystad 2013’ vast te stellen:

     

  •  

COFFEESHOPBELEID GEMEENTE LELYSTAD 2013

 

 

INHOUDSOPGAVE

 

 

  • 1.

    Inleiding

  • 2.

    Het landelijk beleid

    • 2.1

      Aanvulling van AHOJG richtlijnen

  • 3.

    Het Lelystadse coffeeshopbeleid

    • 3.1

      Wijzigingen beleid

    • 3.2

      Doel van het beleid

    • 3.3

      Drugsgebruik en overlast

    • 3.4

      Locatie coffeeshop

  • 4.

    Juridisch Instrumentarium

  • 5.

    Handhaving

  • 9.

    Vaststelling coffeeshopbeleid en het bevoegd gezag

 

Bijlagen:

  • 1.

    Voorwaarden voor het toestaan van een coffeeshop in Lelystad

  • 2.

    Kaartje van het centrumgebied van Lelystad

  • 3.

    Overzichtkaart met cirkels van 250 m rond de scholen en jongeren centrum “Underground”

 

 

1. Inleiding.

 

Vanaf 2002 geldt er in de gemeente Lelystad een coffeeshopbeleid. Het coffeeshopbeleid van de gemeente Lelystad bevat de lokale uitwerking van het landelijke cannabisbeleid. Dit beleid heeft primair tot doel het reguleren van het gebruik van en de handel in softdrugs, om daarmee de effecten daarvan voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat in deze gemeente beheersbaar te houden.

 

Het drugsbeleid, waaronder het cannabisbeleid met betrekking tot de coffeeshops, wordt binnen de kaders van het landelijke beleid en wet- en regelgeving, waaronder de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie, ingevuld door de burgemeester in afstemming met de lokale driehoek.

 

Het coffeeshopbeleid van de gemeente Lelystad is in februari 2007 herzien. Per 1 januari 2012 is de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie (OM) gewijzigd en aangevuld met een ingezetencriterium (I-criterium) waardoor er sprake is van een wijziging van het landelijk gedoogbeleid. Dit geeft inmiddels aanleiding het lokaal coffeeshopbeleid 2007 en het handhavingsarrangement te herzien.

 

1.1 Opzet notitie

In eerste instantie zal een beeld worden geschetst van het huidige landelijke beleid en de herziening van het lokale coffeeshopbeleid. Daarna komt het juridisch kader en de handhaving aan de orde. In bijlage 1 wordt een overzicht gegeven van de vestigingsvereisten en de aan een gedoogbeschikking verbonden voorschriften. Het handhavingarrangement wordt afzonderlijk vastgesteld.

 

2. Het landelijk beleid

 

Het landelijke drugsbeleid is gericht op preventie en beheersing van de risico's van het gebruik van drugs. Vanuit deze benadering is een onderscheid gemaakt tussen drugs met onaanvaardbare risico's voor de gezondheid en drugs waarvan de risico's minder groot worden geacht, kortweg het onderscheid in harddrugs en softdrugs.

 

Op grond van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet is het bereiden, bewerken, verkopen en aanwezig hebben van zowel harddrugs als softdrugs verboden. Op grond van het zogenaamde opportuniteitsbeginsel kan het Openbaar Ministerie echter een gedoogbeleid voeren. Aan de opsporing van de verkoop van softdrugs wordt een lage prioriteit toegekend. Door in beperkte mate de verkoop van softdrugs voor eigen gebruik te gedogen wordt beoogd de markten van softdrugs en harddrugs te scheiden teneinde te voorkomen dat softdruggebruikers gemakkelijk in aanraking komen met het criminele milieu van harddrugs.

 

2.1 Aanvulling van AHOJG richtlijnen

Eind jaren tachtig bleek dat de verkoop van softdrugs vooral in coffeeshops plaatsvond. Het College van procureurs-generaal besloot in 1991 tot de landelijke invoering van de zogenaamde AHOJG criteria.

 

Na enkele aanscherpingen in de jaren negentig werden de AHOJG criteria in december 2000 als volgt vastgesteld:

  • Geen Affichering; behalve een summiere aanduiding van de lokaliteit mag géén reclame worden gemaakt.

  • Geen Harddrugs; in een coffeeshop mogen geen harddrugs aanwezig zijn en/of worden verkocht.

  • Geen Overlast; een coffeeshop mag geen overlast veroorzaken. Onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast, geluidhinder, vervuiling en rondhangende klanten.

  • Geen Jeugdigen; geen verkoop en geen toegang aan jeugdigen beneden de 18 jaar.

  • Geen Grote hoeveelheden; niet meer dan 5 gram te verhandelen per transactie (per klant, per dag) en niet meer dan 500 gram op voorraad.

 

Om drugstoerisme, overlast en criminaliteit die verband houden met coffeeshops en de handel in verdovende middelen tegen te gaan, is per 1 januari 2012 de aangepaste Aanwijzing Opiumwet van het OM van kracht geworden. De Aanwijzing is aangevuld met het besloten clubcriterium (B-criterium), een ingezetencriterium (I-criterium) en het afstandscriterium (A-criterium). Het aangescherpte coffeeshopbeleid is gefaseerd ingevoerd en zou vanaf 2013 in het hele land van kracht worden. De invoering is gestart in de drie zuidelijke provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland. Er is met deze gemeenten gestart gezien de acute problematiek die zich in het zuiden voordoet; het drugstoerisme al dan niet gepaard gaande met overlast in de grensgemeenten en de problematiek in relatie tot georganiseerde criminaliteit. De toevoeging van de drie criteria had toen doel een einde te maken aan het "open-deur-beleid" van de coffeeshops. Coffeeshops zouden klein en besloten worden en zich in hun toegangsbeleid en verkoop moeten gaan richten op de lokale markt.

 

Op basis van de ervaringen in de zuidelijke provincies zijn er een aantal wijzigingen aangebracht in de Aanwijzing Opiumwet van 1 januari 2012. Het beslotenheidscriterium vervalt waardoor er geen maximun gesteld wordt aan het bezoeker van de coffeeshop. Daarnaast vervalt het voorgenomen afstandscriterium. Dit criterium houdt in dat de minimale afstand tussen coffeeshops en scholen (voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs) 350 meter is. De toegang tot coffeeshops blijft wel voorbehouden aan ingezetenen van Nederland (I-criterium). Het afstandscriterium wordt per 1 januari 2013 in de Aanwijzing Opiumwet van het OM opgenomen.

 

3. Het Lelystadse coffeeshopbeleid

 

Het gemeentelijk coffeeshopbeleid is een lokale invulling van hetgeen op basis van internationale verdragen, de Opiumwet en het nationale drugsbeleid kan worden gedoogd. De burgemeester stelt het coffeeshopbeleid binnen het landelijke kader (de Opiumwet en de gedoogcriteria zoals vastgelegd in de Aanwijzing Opiumwet) vast en voert de regie. De burgemeester staat het vrij om -

binnen het landelijke kader - een coffeeshopbeleid met eigen accenten te voeren. Deze nota heeft uitsluitend betrekking op de regulering van de verkoop van softdrugs in onze gemeente.

 

In 2002 is vastgesteld dat er uit oogpunt van verslavingsbeleid, én uit optiek van overlast, in de Lelystadse situatie geen zwaarwegende argumenten vóór of tegen een coffeeshop zijn. Het gebruik van softdrugs is min of meer een maatschappelijk gegeven. In veel steden leeft de opvatting dat een coffeeshop, net als een café, dient te worden beschouwd als een voorziening, die thuishoort in het centrum van een stad. De coffeeshop zal er daarnaast in zekere mate toe bijdragen dat gebruikers minder gemakkelijk overstappen van soft- naar harddrugs. In de gemeente Lelystad is gekozen voor het toelaten van de vestiging van maximaal één coffeeshop. De belangrijkste reden hiervoor was, dat, indien er geen coffeeshop toegestaan wordt, het zicht op de illegale handel in softdrugs niet goed mogelijk is. In de praktijk is gebleken dat de feitelijke vestiging van een coffeeshop in Lelystad werd bemoeilijkt door de te hanteren vestigingscriteria (afstand van scholen en jongerenvoorzieningen tot de coffeeshop, nabijheid woningen, en beperkingen in bestemmingsplannen). Inmiddels is de coffeeshop in augustus 2011 gevestigd op een tijdelijke locatie.

 

Ten opzichte van het coffeeshopbeleid, zoals vastgesteld in 2002, zijn een aantal wijzigingen opgenomen in het coffeeshopbeleid 2007. De belangrijkste wijzigingen zijn dat de afstand van de coffeeshop ten opzicht van scholen en voorzieningen voor jongeren (onder de 18 jaar) niet minder dan 250 meter mocht zijn. Daarnaast is toegevoegd dat er pas sprake is van een gedoogde coffeeshop indien de exploitant in het bezit is van een gedoogbeschikking van de burgemeester.

 

3.1. Wijzigingen beleid

Het landelijk coffeeshopbeleid geeft inmiddels aanleiding het lokaal coffeeshopbeleid te herzien.

Per 2013 worden de AHOJG criteria van de Aanwijzing Opiumwet aangevuld met een ingezetenencriterium (I-criterium).

 

Invoering van het ingezetenencriterium.

Het I-criterium bepaalt dat alleen ingezetenen van Nederland van achttien jaar of ouder toegang hebben tot de coffeeshop. Ingezetenen dienen een identiteitsbewijs of verblijfsvergunning, samen met een uittreksel uit het bevolkingsregister te kunnen tonen dat niet ouder is dan vier weken. De handhaving van dit ingezetenencriterium geschiedt in overleg met betrokken gemeenten en zonodig gefaseerd, waarbij wordt aangesloten bij het lokale coffeeshop- en veiligheidsbeleid zodat er sprake is van lokaal maatwerk.

 

3.2. Doel van het beleid

Het doel van het lokaal beleid bestaat uit vier punten:

 

  • 1.

    Het Lelystads coffeeshopbeleid dient met de nieuwe landelijke regelgeving in overeenstemming te worden gebracht. Het spreekt voor zich dat hierbij meteen de mogelijkheid is aangegrepen om het beleid te actualiseren.

 

  • 2.

    De gemeenten in Nederland kennen verschillende varianten coffeeshopbeleid. Zo kunnen gemeenten kiezen voor een stelsel zonder maximum, een maximumstelsel en een nulstelsel. In 2002 is in het coffeeshopbeleid van de gemeente Lelystad niet gekozen voor de nuloptie, maar voor vestiging van maximaal één coffeeshop. Het geeft duidelijkheid aan alle betrokken partijen dit op te nemen in het beleid.

 

  • 3.

    Naast de norm van maximaal één coffeeshop in de gemeente Lelystad en de IAHOJG criteria worden aan zowel de vestiging als aan de exploitatie van een coffeeshop de uitgebreide voorwaarden gesteld. Deze voorwaarden en vestigingscriteria zijn in bijlage 1 nader uitgewerkt. Het geeft duidelijkheid aan alle betrokken partijen dit op te nemen in het beleid.

 

  • 4.

    In dit coffeeshopbeleid ligt de nadruk op de voorwaarden waaraan een coffeeshop in de gemeente moet voldoen. Dit met als doel het woon- en leefklimaat te beschermen door overlast en aantasting van de openbare orde tegen te gaan en te bestrijden. Daarnaast wil de gemeente Lelystad aandacht besteden aan het beperken van de gezondheidsrisico's van (soft)drugs gebruik. Voorkomen moet worden dat het gebruik van (soft)drugs resulteert in problematisch gebruik. Mede daarom is het van belang dat de doelstellingen van het beleid ook gericht zijn op ontmoediging van het gebruik.

 

3.2 Drugsgebruik en overlast

 

Ontmoediging van het gebruik.

De gemeente Lelystad besteed aan het beperken van de gezondheidsrisico's van (soft)drugs gebruik. De exploitant van de coffeeshop wordt daarom verplicht actief mee te werken aan het signaleren en zonodig doorverwijzen van probleemgebruikers. Goede samenwerking met relevante organisaties is hiervoor noodzakelijk. De gemeente Lelystad maakt jaarlijks afspraken met Tactus verslavingszorg betreffende uitvoering van preventie-activiteiten op scholen voor basis- en voortgezet onderwijs. Deze activiteiten richten zich nadrukkelijk op het ontmoedigen van gebruik van (soft)drugs en alcohol.

 

Overlast

Door het gedogen van één coffeeshop in de gemeente Lelystad kan worden voorkomen dat personen, vaak jongvolwassenen, die, in een bepaalde levenswijze, softdrugs willen gebruiken in aanraking komen met harddrugs en criminaliteit. Deze scheiding der markten wordt niet bereikt als er naast de coffeeshops ook andere verkooppunten bestaan. Naast het coffeeshopbeleid moet er ook blijvend aandacht zijn voor de bestrijding van de handel in (soft)drugs vanuit woningen of op straat en de aanpak van overige verkooppunten.

 

Drugsoverlast op straat.

In artikel 2:74 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Lelystad is het "Verbod om te begeven op de weg om drugs te verhandelen" opgenomen. Hiermee kan bestuursrechtelijk worden opgetreden tegen drugsoverlast op straat. Dit kan door de burgemeester worden toegepast als er sprake is van aantasting van de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat. Nadruk zal echter liggen op strafrechtelijke handhaving.

 

Drugsoverlast vanuit woningen.

Op grond van artikel 174a Gemeentewet kan de burgemeester bij gedragingen in een woning waarbij de openbare orde rond die woning wordt verstoord, overgaan tot sluiting van de woning.

 

3.3 Locatie coffeeshop

In augustus 2011 is de coffeeshop in Lelystad geopend. De locatie voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in het coffeeshopbeleid van 2007. Daarnaast ligt de coffeeshop meer dan 350 meter van de dichtstbijzijnde school. Hierbij wordt opgemerkt dat er bij deze locatie sprake is van een tijdelijke voorziening, gelet op de verwachte ontwikkelingen van dit gebied. Te zijner tijd zal er - met inachtneming van de vestigingseisen, zoals aangegeven in bijlage 1 en 2 een nieuwe locatie gezocht moeten worden. Hierbij wordt opgemerkt dat voor al deze locaties geldt dat een procedure op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening moet worden doorlopen.

 

4 Juridisch kader lokaal coffeeshopbeleid

 

Het juridisch instrumentarium met betrekking tot het coffeeshopbeleid in de gemeente Lelystad kenmerkt zich door een viertal regelingen:

 

  • 1.

    Bevoegdheid burgemeester

Op grond van artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een aan hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Op basis van artikel 174 van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op openbare inrichtingen en met de uitvoering van verordeningen die betrekking hebben op dat toezicht. Hieruit volgt dat de bevoegdheid om tegen de vestiging van coffeeshops op te treden en ten aanzien hiervan beleid te voeren expliciet bij de burgemeester ligt. Dit betekent dat niet de gemeenteraad en het college, maar de burgemeester bevoegd is het coffeeshopbeleid vast te stellen.

 

  • 2.

    Artikel 13b opiumwet

Het coffeeshopbeleid is gebaseerd op artikel 13b van de Opiumwet. Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Hierbij wordt uitgegaan van een actieve bestuurlijke handhaving door toepassing van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. De situaties waarin de burgemeester gebruik maakt van deze bevoegdheid, zijn neergelegd in de beleidsregels vervat in deze notitie.

 

  • 3.

    Verplichting tot verkrijgen exploitatievergunning

Voor de vestiging van een coffeeshop geldt de verplichting tot het verkrijgen van een exploitatievergunning. De verplichting hiertoe is opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Lelystad. De exploitatievergunning biedt de mogelijkheid om preventief te toetsen, of de exploitatie van een horecabedrijf zich al niet verdraagt met het woon- en leefklimaat en de openbare orde ter plaatsen.

 

In de gemeente Lelystad is gekozen voor het werken met gedoogbeschikkingen, ter uitvoering van de in de artikel 13b van de Opiumwet beoogde sluitingsbevoegdheid, met daarnaast de vergunningplicht voor de exploitatie van een horecabedrijf zoals wordt opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Lelystad. Belangrijk bij de keuze voor dit bestuurlijk-juridisch instrument is dat de exploitatie van een coffeeshop is toegestaan als gebleken is dat zowel de vestiging als ook de ondernemer ervan aan alle criteria van het coffeeshopbeleid en het beleid met betrekking tot de exploitatie van een horecabedrijf kan voldoen. Door koppeling van beide vereisten ontstaat er tegelijkertijd een intrekkings- respectievelijk sluitingsgrond indien de gedoogvoorwaarden worden overtreden.

 

  • 4.

    Wet BIBOB

Sinds 1 juni 2003 is de Wet BIBOB van kracht. BIBOB staat voor Bevordering Integriteitsbeoordeling door het Openbaar Bestuur. De wet geeft gemeenten meer mogelijkheden bij het verlenen van vergunningen of bij wijziging van de ondernemersvorm eventuele criminele activiteiten van de aanvragers van de vergunningen mee te wegen.

 

Op grond van artikel 3 van de Wet BIBOB kan een vergunning geweigerd of ingetrokken worden wanneer:

  • sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten;

  • sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het plegen van strafbare feiten;

  • een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd (bv. Valsheid in geschrifte of omkoping).

 

De keuze om artikel 3 al dan niet toe te passen is een discretionaire bevoegdheid. Gezien de zwaarte van de BIBOB-instrumenten zijn bestuursorganen bij wet verplicht beleid op te stellen, waarin op basis van algemene termen wordt geformuleerd in welke situaties een advies wordt aangevraagd bij het landelijk bureau BIBOB. Gemeente Lelystad heeft haar beleid reeds geïmplementeerd.

 

5. Handhaving.

 

De keuze voor het systeem van gedoogbeschikkingen hangt samen met een actieve handhaving. Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen. In de praktijk draagt de gemeente samen met het OM en de politie zorg voor de handhaving van het coffeeshopbeleid. Om een effectieve inzet van artikel 13b Opiumwet ter handhaving van het coffeeshopbeleid te realiseren zijn tussen gemeente, OM en politie handhavingafspraken gemaakt. Niet alleen op beleidsmatig, maar ook op operationeel niveau: wie doet wat bij welke overtreding?

 

In dit 'handhavingarrangement' gaat het er vooral om dat de afspraken expliciet zijn vastgesteld, zodat de verschillende partners elkaar er ook op aan kunnen spreken. Zo zijn er afspraken over hoe er per type overtreding strafrechtelijk en hoe er bestuursrechtelijk wordt gereageerd en ook over het onderscheid dat wordt gemaakt in het geval er voor de eerste keer een overtreding wordt begaan, dan wel of dit voor een tweede of een derde keer is vastgesteld. Het handhavingarrangement wordt afzonderlijk vastgesteld. De twee nieuwe criteria zijn hierin opgenomen.

 

8. Vaststelling coffeeshopbeleid en het bevoegd gezag.

 

Op basis van artikel 174 van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op openbare inrichtingen en met de uitvoering van verordeningen die betrekking hebben op dat toezicht. Coffeeshops zijn 'voor het publiek openstaande gebouwen', zoals bedoeld in artikel 174. De burgemeester is daarom bevoegd het beleid ten aanzien van coffeeshops vast te stellen. Artikel 4:81 Awb bepaalt namelijk dat beleidsregels worden vastgesteld door het bevoegde bestuursorgaan zelf. Dit neemt niet weg dat de burgemeester de gemeenteraad er zo veel mogelijk bij betrekt. De burgemeester is de raad op basis van artikel 180 van de Gemeentewet immers wel verantwoording verschuldigd over het door haar gevoerde beleid.

 

Dit coffeeshopbeleid is op 20 december 2012 door de burgemeester van Lelystad vastgesteld en treedt op de dag na de openbare afkondiging ervan in werking.

 

 

Vastgesteld door de burgemeester

van Lelystad op 20 december 2012

BIJLAGE 1  

 

Voorwaarden voor het toestaan van een coffeeshop in Lelystad

 

I. Begrippen

A. Verkooppunt:

Onder 'verkooppunt' wordt in deze notitie verstaan: alle plekken en locaties, gedoogd en illegaal, waar of van waaruit op enig moment feitelijk handel in softdrugs plaatsvindt: coffeeshops, woningen, horecabedrijven, de straat, etc.

 

B. Coffeeshop:

Onder 'coffeeshop' wordt in deze notitie verstaan: een alcoholvrije horecagelegenheid (voor publiek toegankelijk, openbare inrichting waar de handel in en het gebruik van softdrugs zal worden toegestaan en de exploitant in het bezit is van een gedoogbeschikking.

 

C. Overlast:

In het kader van de rechtsbescherming worden er hoge eisen gesteld aan de onderbouwing van juridische maatregelen tegen bijvoorbeeld een coffeeshop. De bewijsvoering van overlast moet bestaan uit politierapporten die berusten op feitelijk, objectieve en controleerbare gegevens over parkeeroverlast, geluidshinder, vervuiling, etc. Maar ook (dreigende) aantasting van de openbare orde door criminele activiteiten zoals heling, geweldsdelicten, handel in vuurwapens of harddrugsgebruik of -handel kunnen reden zijn om tot sluiting over te gaan. Klachten van omwonenden en anderen moeten worden geregistreerd en geverifieerd en worden meegenomen bij de opbouw van een dossier, dat uiteindelijk als basis dient voor het hanteren van juridische maatregelen. Gevoelens van onveiligheid die niet worden ondersteund door objectieve feiten, zijn in juridische procedures niet bruikbaar.

 

D. Exploitant:

De 'exploitant' is degene die de coffeeshop exploiteert en op wiens naam de coffeeshop geëxploiteerd wordt.

 

E. Exploitatievergunning

Een vergunning zoals opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Lelystad.

 

F. Personeel:

Het 'personeel' omvat al degenen die feitelijk in de coffeeshop werkzaam zijn of werkzaamheden verrichten: de beheerder (degene die de dagelijkse en directe leiding van de coffeeshop heeft), andere werknemers van de exploitant en alle anderen die in de praktijk in de coffeeshop werkzaamheden verrichten.

 

G. Gedoogbeschikking:

Besluit met voorschriften waartegen niet wordt opgetreden tegen het exploiteren van een coffeeshop, indien aan de voorschriften wordt voldaan.

Besluit met voorschriften van de burgemeester waardoor, indien aan de voorschriften wordt voldaan, tegen het exploiteren van een coffeeshop niet wordt opgetreden. De beschikking wordt op naam van de exploitant verleend en geldt voor slechts één locatie; de beschikking is niet overdraagbaar.

 

II. Vestigingseisen

A. Maximumstelsel:

Bij de vestiging van een coffeeshop mag het maximum aantal van één niet worden overschreden.

 

B. Niet in strijd met geldende bestemmingsplan:

Onverminderd het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening mag de vestiging van een coffeeshop niet in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan. De inrichting kan, zonodig, planologisch mogelijk worden gemaakt.

 

C. Woon-en leefklimaat:

De vestiging van een coffeeshop mag noch het woon- en leefklimaat in een straat of wijk noch het karakter van een straat op onaanvaardbare wijze aantasten. Bij de vestiging van een coffeeshop in een woonwijk is zonder meer sprake van overlast en aantasting van het woon- en leefklimaat.

 

D. Winkelklimaat:

Het winkelklimaat in de naaste omgeving mag door de aanwezigheid van de coffeeshop niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed of dreigen te worden beïnvloed.

 

E. Alleen in het centrumgebied van Lelystad:

Vestiging van een coffeeshop is alleen mogelijk in het centrumgebied van Lelystad (Gordiaan en Lelycentre) of in de directe omgeving daarvan. In straten waar de woonfunctie dominant aanwezig is, is de vestiging van een coffeeshop niet mogelijk (het gebied is aangegeven in bijlage 2.)

 

F. Coffeeshop bij scholen c.a.

De coffeeshop mag niet worden gevestigd binnen een straal van 350 meter van een school (voorgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs) en 250 meter van jongerencentrum of andere locatie waar jongeren beneden de 18 jaar bijeenkomen. Ook vestiging van een coffeeshop binnen een straal van 250 meter rond het psychiatrisch ziekenhuis “Meerkanten”, gelegen aan de Gordiaandreef, is niet toegestaan.

 

G. Exploitatievergunning:

Van de gedoogbeschikking mag alleen dan gebruik worden gemaakt indien de ondernemer voor de exploitatie van de coffeeshop tevens beschikt over een exploitatievergunning zoals opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Lelystad.

 

III. Verlening gedoogbeschikking.

 

A. Gedoogbeschikking:

  • 1.

    Het is niet toegestaan een coffeeshop te exploiteren zonder een daartoe door de burgemeester afgegeven gedoogbeschikking.

  • 2.

    De gedoogbeschikking is aan de locatie van het verkooppunt en aan de persoon van de exploitant gebonden en is niet overdraagbaar.

 

B. Aanvraag gedoogbeschikking:

De gedoogbeschikking dient schriftelijk te worden aangevraagd bij de burgemeester van Lelystad.

 

C. Te overleggen documenten bij aanvraag:

Bij de aanvraag dienen in ieder geval de volgende documenten te worden meegezonden:

  • a.

    een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van het pand/ de ruimte bestemd voor de coffeeshop.

  • b.

    een verklaring omtrent gedrag van exploitant, beheerder en personeel;

  • c.

    een bewijs van opneming in de basis administratie persoonsgegevens van exploitant, beheerder en personeel;

  • d.

    een bewijs van inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel

 

D. Verleningsduur gedoogbeschikking:

  • 1.

    1.De gedoogbeschikking als bedoeld onder "III Verlening gedoogbeschikking" bij A, wordt verleend voor de periode van 2 jaar, met ingang van de dag na die waarop de beschikking is toegezonden aan de exploitant.

  • 2.

    De eerste gedoogbeschikking na inwerkingtreding van het beleid heeft een looptijd van één jaar.

 

E. Advies politie:

Bij een aanvraag voor de vestiging van een coffeeshop kan de burgemeester advies vragen aan de districtschef van de politie Lelystad. Dit advies wordt meegenomen bij de beoordeling van de aanvraag.

 

F. Verbinden van voorschriften aan gedoogbeschikking:

De burgemeester verbindt aan de gedoogbeschikking voorschriften ter bescherming van de belangen van het onderhavige coffeeshopbeleid.

 

IV. Exploitatie-eisen

A. Exploitant en personeel:

  • 1.

    Zowel de exploitant, beheerder als overig personeel mogen in de afgelopen vijf jaar niet onherroepelijk veroordeeld zijn geweest. Het betreft hier veroordelingen ter zake misdrijven uit de Opiumwet, heling, geweldsdelicten of gebruik van en/of handel in vuurwapens.

  • 2.

    De exploitant is verantwoordelijk voor de naleving van alle eisen en voorwaarden; deze verantwoordelijkheid omvat tevens het handelen en nalaten van het personeel.

  • 3.

    De politie moet te allen tijde beschikken over een actuele personeelslijst, dat wil zeggen een lijst met de persoonsgegevens van al het personeel van de exploitant. De exploitant is verantwoordelijk voor het verschaffen van deze lijst aan de politie en voor het tijdig actualiseren van de lijst.

  • 4.

    De exploitant, de beheerder en het personeel moeten de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.

 

B. Open karakter:

Er moet sprake zijn van een open inrichting.

 

C. Alcoholvrije inrichting:

De coffeeshop is een alcoholvrije horecagelegenheid. Er mag geen alcohol worden geschonken, genuttigd of verkocht. Het is toegestaan niet alcoholhoudende dranken te verkrijgen voor gebruik ter plaatse. Het is een horeca-inrichting waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt.

 

D. Geen exploitatie van een coffeeshop uit woning:

Exploitatie van een coffeeshop in of vanuit een woning is niet toegestaan.

 

E. Geen combinatie verkoop van smart/ecodrugs en softdrugs:

Het is verboden om in de coffeeshop naast softdrugs ook smart- en /of ecodrugs

te verkopen.

 

F. Overlast:

De exploitatie van de coffeeshop mag op geen enkele wijze hinder of overlast voor de omgeving veroorzaken of anderszins met zich meebrengen. In dat kader worden adequate maatregelen en inspanningen van de exploitant verwacht, die niet beperkt hoeven te blijven tot (bezoekers van) de coffeeshop zelf. De zorgplicht strekt zich ook uit tot de directe omgeving van de coffeeshop zodra

sprake is van vormen van overlast die direct dan wel indirect te maken hebben met (bezoekers van) de coffeeshop.

 

G. Geen terras en kansspelautomaten:

Zowel om ongecontroleerde handel buiten te voorkomen alsook om ongewenste en onbedoelde confrontaties tussen coffeeshopbezoekers en anderen te vermijden, is het niet mogelijk om bij een coffeeshop een terras te exploiteren.

Conform het gestelde in de Drugsnota is de plaatsing van kansspelautomaten zoals bedoeld in de Wet op de Kansspelen niet toegestaan. Daarnaast dienen drempelverlagende activiteiten te worden voorkomen.

 

H. Sluitingstijden en geen ontheffing sluitingsuur:

Coffeeshops dienen gesloten te zijn op:

  • maandag tot en met vrijdag van 22.00 tot 16.00 uur;

  • zaterdag en zondag van 22.00 tot 12.00 uur

Ontheffing van het sluitingsuur is niet mogelijk.

 

I. Controle en toezicht:

Politieambtenaren en daartoe door de burgemeester aangewezen toezichthouders hebben te allen tijde onbelemmerd en ongehinderd toegang tot de coffeeshop.

 

J. Afstemming en samenwerking:

De exploitant moet medewerking verlenen aan activiteiten op het gebied van voorlichting, preventie, signalering en doorverwijzing. Tevens moet voldoende informatie- en voorlichtingsmateriaal aanwezig zijn. Tactus verslavingszorg onderhoud structureel contact met de coffeeshop. Zij voeren activiteiten (bijvoorbeeld training en folders verspreiding) uit in samenspraak met de coffeeshophouders ten behoeve van preventie van problematisch cannabisgebruik.

 

K. Exploitatievergunning:

Van een gedoogbeschikking mag geen gebruik worden gemaakt indien de ondernemer van de coffeeshop niet tevens beschikt over en door de burgemeester op grond van artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening vereiste exploitatievergunning voor de exploitatie van een horecabedrijf. Bij de behandeling van een verzoek om een exploitatievergunning zal te allen tijde een toetsing op grond van de Wet BIBOB (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) plaatsvinden.

 

V. Nadere toelichting verlening gedoogbeschikking.

 

A. Gedoogbeschikking:

Coffeeshops in Lelystad dienen te beschikken over een gedoogbeschikking die door dé burgemeester is afgegeven. In de gedoogbeschikking staan de voorwaarden opgenomen waaraan de exploitant moet voldoen. De gedoogbeschikking is niet overdraagbaar, is gebonden aan het verkooppunt en aan de persoon van de exploitant.

 

B. Aanvraag gedoogbeschikking:

Omdat, gelet op artikel 4:81 Awb en artikel 174 Gemeentewet, de burgemeester het bevoegd gezag is als het gaat om de toezicht op openbare inrichtingen en met de uitvoering van verordeningen die betrekken hebben op dat toezicht, dient een aanvraag voor een gedoogbeschikking gericht te worden aan de burgemeester van Lelystad.

 

C. Te overleggen documenten bij aanvraag.

Een belangrijk document daarbij is "een bewijs gerechtigdheid tot gebruik pand voor coffeeshops". Hiervoor is gekozen om te voorkomen dat er gedoogbeschikkingen worden afgegeven aan exploitanten die dan niet over het pand, waarvoor de aanvraag is ingediend, kunnen beschikken bijvoorbeeld omdat de zakelijk gerechtigde (veelal de eigenaar) van het pand op het laatste moment toch afziet van het beschikbaar stellen

van het pand voor een coffeeshop. Een dergelijk document geeft zekerheid voor de zakelijk gerechtigde van het pand, de potentiële coffeeshophouder en de burgemeester als verlener van de gedoogbeschikking.

 

D. Afstemming en samenwerking:

Op basis van dit coffeeshopbeleid moet de exploitant medewerking verlenen aan activiteiten op het gebied van voorlichting, preventie, signalering en doorverwijzing.

Van exploitant, beheerder en personeel wordt een actieve houding verwacht bij de hierboven genoemde activiteiten. De exploitant dient samen te werken met andere partners die betrokken zijn bij het voorkomen van bijvoorbeeld overlast of verslaving.

 

 

BIJLAGE 2

 

Overzicht van het centrum van Lelystad. Vestiging van een coffeeshop is toegestaan in het gearceerde gedeelte.

 

BIJLAGE 3

 

Overzichtskaart van het centrum van Lelystad, met daarop de cirkels van 250 meter rond scholen voor voortgezet onderwijs en jongerencentrum “Underground”