Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Fryske Marren

Beleidsregels vrijlating giften en schadevergoedingen Participatiewet De Fryske Marren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Fryske Marren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels vrijlating giften en schadevergoedingen Participatiewet De Fryske Marren
CiteertitelBeleidsregels vrijlating giften en schadevergoedingen Participatiewet De Fryske Marren
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet
  2. artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-03-2022nieuwe regeling

10-03-2022

gmb-2022-113224

Z.689371

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels vrijlating giften en schadevergoedingen Participatiewet De Fryske Marren

Inhoud

 

Algemeen

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 2 Giften met een eenmalig karakter

Artikel 3 Giften met een periodiek karakter

Artikel 4 Giften voor bijzondere kosten

Artikel 5 Giften in natura

Artikel 6 Giften of geldleningen in afwachting van de afhandeling van een bijstandsaanvraag

Artikel 7 Giften voor schulden

Artikel 8 Materiële en immateriële schadevergoeding

Artikel 9 Hardheidsclausule

Artikel 10 Inwerkingtreding

 

 

Algemeen

 

Artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet regelt dat een belanghebbende uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed zijn op het recht op bijstand. Giften moeten in beginsel altijd worden gemeld, ook als deze onder de vrijgelaten bedragen blijven. Artikel 31, tweede lid, onderdeel m, van de Participatiewet bepaalt dat niet tot middelen van de belanghebbende worden gerekend: giften en daar genoemde uitkeringen en vergoedingen voor schade, voor zover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn.

 

In dit kader heeft het college de volgende beleidsregels vastgesteld:

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven worden hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • b.

      Gift: een betaling van geld of schenking in natura uit vrijgevigheid door een natuurlijke persoon of instelling waarbij geen sprake is van een tegenprestatie, wederdienst of verplichtend karakter;

    • c.

      De wet: Participatiewet.

 

Artikel 2. Giften met een eenmalig karakter

  • 1.

    Giften met een eenmalig karakter worden vrijgelaten voor zover het totaal van de giften per kalenderjaar niet meer bedraagt dan de vrijstelling op grond van artikel 33 lid 7 Successiewet (in 2022 € 2.274,00). Het meerdere van de gift wordt in aanmerking genomen als vermogen.

  • 2.

    De giften als vermeld in artikel 4, 5, 6 en 7 tellen niet mee voor de maximale bedragen.

 

Artikel 3. Giften met een periodiek karakter

  • 1.

    Giften met een periodiek karakter worden beschouwd als inkomen. Met deze giften wordt geen rekening gehouden als het totaal van de giften per kalenderjaar niet meer is dan:

  • Voor gehuwden: 10% norm gehuwden op jaarbasis

  • Voor een alleenstaande: 10% norm alleenstaande op jaarbasis

  • Het meerdere van de gift wordt als inkomen verrekend met de uitkering in de maand dat het bedrag wordt ontvangen.

  • 2.

    De giften als vermeld in artikel 4, 5, 6 en 7 tellen niet mee voor de maximale bedragen.

 

Artikel 4. Giften voor bijzondere kosten

  • 1.

    Giften worden niet als middel voor de bijstand aangemerkt voor zover deze worden ontvangen voor kosten waarvoor anders bijzondere bijstand verstrekt had kunnen worden.

  • 2.

    Giften worden niet als middel voor de bijstand aangemerkt voor zover deze worden ontvangen voor kosten die vanuit medisch oogpunt wenselijk of noodzakelijk zijn, voor zover de gift de levensstandaard niet verhoogd.

 

Artikel 5. Giften in natura

Giften in de vorm van verstrekkingen van de voedselbank, kledingbank, speelgoedbank, stichting leergeld en dergelijke charitatieve instellingen worden niet als middel aangemerkt.

 

Artikel 6.Giften of geldleningen in afwachting van de afhandeling van eenbijstandsaanvraag

Een gift of lening die wordt verstrekt in afwachting van de afhandeling van een bijstandsaanvraag wordt niet als middel aangemerkt, voor zover dit bedrag lager of gelijk is aan het bedrag van een overbruggingsuitkering.

 

Artikel 7. Giften voor schulden

  • 1.

    Een gift die wordt verstrekt ter aflossing van een problematische schuld, ontstaan in een periode vóór aanvang van de bijstandsverlening, wordt vrijgelaten.

  • 2.

    Een schuld is in ieder geval problematisch als op het moment van aanvang van de bijstand een negatief vermogen is vastgesteld en er een aantoonbare terugbetalingsverplichting rust op deze schulden, waarvan de termijn is overschreden.

 

Artikel 8. Materiële en immateriële schadevergoeding

  • 1.

    Schadevergoedingen voor immateriële en materiële schade die bij ministeriële regeling zijn aangewezen worden niet tot de middelen gerekend. Zie hiervoor artikel 31 lid 2 onder l Participatiewet en de Regeling WWB zoals gepubliceerd in Staatscourant 2007,249. In de regeling WWB artikel 7 en 7a zijn de uitkeringen/vergoedingen die worden vrijgelaten gespecificeerd.

  • 2.

    Schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen, wordt aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de vergoeding betrekking heeft.

 

Artikel 9. Hardheidsclausule

Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze beleidsregels naar zijn oordeel tot een bijzondere en onvoorzienbare hardheid leidt, ten gunste van de belanghebbende af te wijken van deze beleidsregels.

 

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking één dag na bekendmaking.

 

 

 

 

Aldus vastgesteld op 10 maart 2022.

Burgemeester en wethouders van De Fryske Marren,

de secretaris, de burgemeester,

D. Cazemier F. Veenstra