Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Elburg

De gewijzigde notitie Doelgroepenbeleid gemeente Elburg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieElburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingDe gewijzigde notitie Doelgroepenbeleid gemeente Elburg
CiteertitelDe gewijzigde notitie Doelgroepenbeleid gemeente Elburg
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp
Externe bijlageNotitie doelgroepenbeleid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 4:83 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  4. artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening
  5. artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-2022gewijzigd beleid

27-09-2021

gmb-2022-89199

Tekst van de regeling

Intitulé

De gewijzigde notitie Doelgroepenbeleid gemeente Elburg

De gemeenteraad van de gemeente Elburg;

 

gelezen het voorstel van 12 juli 2021;

 

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht,

artikel 3.1 van de Wet Ruimtelijke Ordening en artikel 2.27 van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

 

b e s l u i t vast te stellen de volgende beleidsregel: De gewijzigde notitie Doelgroepenbeleid gemeente Elburg

Hoofdstuk 1. Randvoorwaarden op hoofdlijnen

Artikel 1. Algemeen.

Het is zaak om samen met de belanghouders en onder regie van de gemeente Elburg op zoek te gaan naar een optimale mix van oplossingen, rekening houdend met de verschillende belangen die ermee gediend zijn. Op basis van de input die we tijdens de diverse sessies hebben opgehaald, kunnen we een aantal randvoorwaarden formuleren:

Artikel 2.  

Veiligheid voorop: duidelijkheid over samenstelling en aantal te huisvesten mensen, in optimale afstemming en heldere afspraken met partijen als uitzendbureaus, bedrijven, GGZ-instellingen, politie, etcetera (veiligheid).

Artikel 3.  

1. In verband met het borgen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, in de eerste plaats voor de doelgroepen zelf, is het een voorwaarde dat de doelgroepen niet op dezelfde locatie gemengd worden gehuisvest en evenmin in de nabijheid van elkaar. Arbeidsmigranten, mensen met onbegrepen gedrag en spoedzoekers hebben vaak een ander levensritme en geven over het algemeen een andere invulling aan een dag. Zij stellen over het algemeen ook wat andere eisen aan woonomstandigheden. Zeker daar waar onder deze doelgroepen personen gehuisvest moeten worden die op dat moment (psychisch (zeer)) kwetsbaar zijn, is gemengde huisvesting van verschillende doelgroepen niet wenselijk in het kader van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

2. Anders gezegd, voorkomen moet worden dat daar waar woon- en leefsituaties van elkaar afwijken, er over en weer fricties en/of overlastsituaties ontstaan, die afbreuk doen aan het woon- en leefklimaat. Ook voor omwonenden dan wel omliggende bedrijven is het van belang dat de verschillende doelgroepen niet op dezelfde locatie worden gehuisvest. Voorkomen moet worden dat omwonenden/omliggende bedrijven worden geconfronteerd met verschillende woon- en leefsituaties van verschillende doelgroepen. Het risico op fricties, overlast en/of een gevoel van sociale onveiligheid wordt beperkt indien de verschillende doelgroepen niet op één en dezelfde locatie worden gehuisvest. Daarmee kan ook voor omwonenden/omliggende bedrijven een aanvaardbaar woon- en leefklimaat/vestigingsklimaat worden geborgd. Met “niet in elkaars nabijheid” wordt bedoeld een minimale afstand tussen de locaties van ten minste 500 meter. Waarbij met “locatie” het te bewonen object wordt bedoeld.

Artikel 4.  

Een passende schaal en omvang. Op basis van ervaringen elders kunnen we een aantal uitgangspunten benoemen, maar dit zal in een proces met betrokken belanghebbers per initiatief verder moeten worden afgetast.

Artikel 5.  

Voorkom een te grote concentratie, streef naar een goede verspreide huisvesting.

Artikel 6.  

Er moet voldaan worden aan de minimale eisen zoals gesteld door de Stichting Normering Flexwonen (SNF) (bijlage 1).

Hoofdstuk 2. Procesmatig

Artikel 7.  

Werk samen aan goede keuzes en oplossingen. Als initiatieven uitgewerkt worden, zorg dan voor een goede procesarchitectuur, met betrokkenheid van direct belanghebbenden.

Artikel 8.  

Zorg voor een goede communicatie tijdens het proces van totstandkoming van dit beleid, uitvoering en uitwerking in concrete initiatieven, met alle belanghebbenden.

Artikel 9.  

Zorg voor goede, eenduidige afspraken tussen partijen over zaken die van belang worden geacht.

Artikel 10.  

Zorg voor blijvende communicatie, terugkoppeling en evaluatie van beleid en initiatieven. Waarschijnlijk kan niet alles vooraf geheel geborgd worden. Blijvende afstemming en zonodig bijstelling van afspraken is cruciaal.

Artikel 11.  

Zorg voor een jaarlijkse monitoring en actualisatie van de (regionale/lokale) opgaven.

Artikel 12.  

Bestaande en toekomstige initiatieven voor locaties waar meer dan 9 personen behorende tot de doelgroep spoedzoekers, arbeidsmigranten en personen met onbegrepen gedrag (gaan) verblijven of gehuisvest zijn/worden, worden in een vroegtijdig stadium ter kennisgeving aan de gemeenteraad voorgelegd.

Artikel 13.  

Voordat een besluit wordt genomen op een vergunningaanvraag voor het huisvesten van bovengenoemde doelgroepen vallende onder de zogenaamde kruimelgevallenregeling zal de raad daarover worden geïnformeerd. Gelet op de wettelijke beslistermijnen van maximaal 8 weken van de Wabo, dient de raad z.s.m. geïnformeerd te worden. Bij een vergunningaanvraag welke behandeld wordt met de uitgebreide procedure (zogenaamde projectafwijkingsbesluit) wordt de raad op grond van de Wabo gevraagd om een verklaring van geen bedenkingen af te geven. Dit gebeurt binnen de daarvoor geldende termijnen.

Hoofdstuk 3. Specifieke uitgangspunten en randvoorwaarden voor huisvesting van doelgroepen

Artikel 14 Inleiding

1. Het is helder, dat voorgaande constateringen nog niet leiden tot de conclusie dat zomaar met ieder initiatief akkoord gegaan moet worden. Mede op basis van ervaringen elders en de input die inwoners van de gemeente Elburg geleverd hebben, formuleren we per doelgroep uitgangspunten en randvoorwaarden waar initiatieven aan getoetst worden.

2. Daarbij gaan we vooral uitgebreid in op de regulering van de huisvesting van arbeidsmigranten, omdat dat een relatief nieuwe en zeer specifieke groep is waarvoor nog weinig beleid, regelgeving en beheersafspraken bestaan en waar we met nieuwe partners te maken krijgen. Goede regulering is nodig om de huisvestingstaak beheersbaar te maken, te zorgen voor fatsoenlijke huisvesting van de mensen zelf én optimale garanties voor goede woon- en leefomstandigheden van omwonenden.

Paragraaf 1. Arbeidsmigranten

Artikel 15. Algemeen

We gaan uit van een opgave voor (legalisering van) huisvesting van maximaal 75-100 arbeidsmigranten. Dit beschouwen we voorlopig als een maximum.

Artikel 15a.  

We blijven in regionaal verband in gesprek over voortgang, ervaringen en opgave met betrekking tot de huisvesting van arbeidsmigranten, op basis van de gemaakte afspraken. We verkennen of actualisering van die afspraken aan de orde is.

Artikel 15b.  

We hanteren de in deze notitie opgenomen indicatie van aantallen als nulmeting. Door verplicht stellen van registratie (in de bevolkingsadministratie of nachtregisters, zie hieronder) en afspraken met huisvesters over het delen van beschikbare informatie, monitoren we de ontwikkelingen.

Artikel 15c.  

We richten ons op de logieswijze huisvesting van arbeidsmigranten die hier niet-permanent verblijven (short- en midstay). Permanente vestigers zijn aangewezen op de reguliere woningmarkt. Via de Woonvisie moet geregeld worden dat de woningvoorraad kwantitatief en kwalitatief op peil is voor verschillende doelgroepen, zonder dat verdringing plaatsvindt.

Artikel 15d.  

Door in te zetten op passende huisvesting in de vorm van logies ontstaat er geen extra druk op de reguliere woningmarkt in de gemeente Elburg. Ook wordt door het bieden van legale alternatieve huisvestingsvormen voorkomen dat arbeidsmigranten door o.a. uitzendbureaus (illegaal) op vakantieparken worden gehuisvest.

Artikel 15e.  

De gemeente is medeverantwoordelijk voor het op een goede manier huisvesten van de arbeidsmigranten. Deze gedeelde verantwoordelijkheid dient in de huisvestingsinitiatieven terug te komen: het initiatief ligt bij de werkgever, de gemeente pakt de te volgen planologische procedure voortvarend op. Om een goede, integrale afweging te kunnen maken, hanteert de gemeente een afwegingskader (zie bijlage 2).

Artikel 15f.  

De gemeente Elburg wil primair arbeidsmigranten huisvesten die aantoonbaar werkzaam zijn in de gemeente of de regio. Dit lijkt echter gezien de aard van het vraagstuk lastig houdbaar. Flexwerk is naar zijn aard altijd wisselend in volume en locatie. Daarom is het belangrijk om op regionale schaal te blijven afstemmen.

Artikel 15g.  

We staan huisvesting (niet zijnde huisvesting op een recreatiepark) toe voor een periode van maximaal 15 jaar (via verlenen omgevingsvergunning). Dit is zowel van toepassing op tijdelijke bewoning van een permanent gebouw als op tijdelijke (al dan niet verplaatsbare) gebouwen. Op huisvesting op een recreatiepark is het Beleidsplan Vitale Vakantieparken van toepassing.

Artikel 15h.  

Huisvesting kan bestaan uit (transformatie van) bestaande bouw of uit nieuwbouw en is kleinschalig.

Paragraaf 2. Uitgangspunten proces en uitvoering

Artikel 16.  

Binnen de gemeente wordt de burgerparticipatie nader uitgewerkt. Hiervoor zijn speciale schema Klantreizen opgesteld. Deze reizen hebben betrekking op drie fasen: Verkennen initiatief, Vergunningen en Toezicht & Handhaving. Elke reis wordt apart beschreven. De ingediende initiatieven dienen aan de hand van deze Klantreizen en de burgerparticipatie doorlopen en getoetst te worden. Bij initiatieven in het kader van dit doelgroepenbeleid is de initiatiefnemer verplicht het burgerparticipatietraject, zoals omschreven in de klantreizen, te doorlopen.

Artikel 17.  

Indien de initiatiefnemer niet kan aantonen dat hij op adequate wijze invulling heeft gegeven aan deze stappen, dan kan dit een reden zijn om planologische medewerking te ontzeggen.

Paragraaf 3. Uitgangspunten locatie

Artikel 18.  

Uitgangpunt is dat de arbeidsmigranten zoveel mogelijk op korte afstand van de werklocatie worden gehuisvest.

Artikel 19.  

Locaties komen niet zonder meer in aanmerking voor huisvesting voor arbeidsmigranten, maar worden afzonderlijk getoetst op ruimtelijke en maatschappelijke wenselijkheid (zie afwegingskader bijlage 2).

Artikel 20.  

Huisvesting van arbeidsmigranten wordt niet toegestaan indien naar het oordeel van het college één of meerdere van de volgende aspecten in onevenredige mate worden aangetast of belemmerd:

  • a.

    het woon- en leefklimaat van een nabijgelegen woonwijk of gemengd gebied en/of die van de huisvestingsvoorziening zelf;

  • b.

    de gebruiksmogelijkheden van omliggende functies;

  • c.

    verkeersontsluiting en parkeersituatie;

  • d.

    milieu hygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid.

Artikel 21.  

De locatie moet goed ontsloten zijn. Bij nieuwe locaties wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande ontsluitingswegen.

Paragraaf 4. Uitgangspunten huisvesting

Artikel 22.  

Huisvesting is altijd onzelfstandig en op logiesbasis, behalve voor longstay arbeidsmigranten en eventueel gereguleerde kamergewijze verhuur.

Artikel 23.  

De gemeente maakt onderscheid in typen gebied: (monofunctionele) woonwijk, gemengde gebieden (gebieden met een gemengde bestemming) en bedrijventerreinen.

Artikel 24.  

De gemeente staat huisvesting van arbeidsmigranten niet toe op recreatieparken, tenzij hier in het kader van het project Vitale Vakantieparken expliciete afspraken over gemaakt worden.

Artikel 25.  

Kleinschalige huisvesting vindt bij voorkeur plaats in gemengde gebieden/bestemmingen. Grootschaliger huisvesting kan in gemengd gebied/bestemming of op (aan de rand van) bedrijventerreinen.

Artikel 26.  

De accommodatie dient in situering, schaal, vormgeving en (waar van toepassing) landschappelijke inpassing te passen binnen de karakteristiek van de omgeving.

Artikel 27.  

Op de locatie moet voldoende parkeergelegenheid zijn. Hierbij moet worden voldaan aan het gemeentelijk parkeerbeleid.

Artikel 28.  

De huisvesting voldoet aan de voorwaarden van het Bouwbesluit voor tijdelijke panden.

Artikel 29.  

De normering van de stichting Normering Flexwonen (SNF) is de minimale norm voor huisvesting van arbeidsmigranten (zie bijlage 1).

Artikel 30.  

Op het terrein van de locatie moet binnen en buiten gelegenheid zijn voor samenkomst en ontspanning, aangeboden door de exploitant van het gebouw.

Artikel 31.  

De gemeente reguleert kamergewijze huisvesting van arbeidsmigranten en andere doelgroepen in gewone woningen in (monofunctionele) woonwijken.

Artikel 32.  

De arbeidsmigranten dienen te worden ingeschreven bij het BRP van de gemeente (bij een beoogd verblijf van 4 maanden of langer).

Artikel 33.  

Er wordt een nachtregister bijgehouden per locatie waarin minimaal wordt opgenomen: personalia en contactgegevens, datum aanvang huisvesting en datum beëindiging huisvesting.

Artikel 34.  

Het betrokken uitzendbureau of het bedrijf dat de exploitatie voor haar rekening neemt dient te beschikken over het keurmerk c.q. te zijn aangesloten bij ABU, NBBU, SNA of gelijkwaardig. Deze keurmerken vertegenwoordigen kwaliteitseisen, onder andere op het gebied van arbeidsvoorwaarden, afdracht van sociale premies, veiligheid op de werkvloer en gedragsregels.

Artikel 35.  

In het pand of op het terrein is voldoende ruimte voor het stallen van (brom- en snor-) fietsen en containers voor huishoudelijk afval ten behoeve van de bewoners van het pand.

Artikel 36.  

Om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de arbeidsmigranten zelf te borgen, overbewoning te voorkomen, en daarmee een risico op fricties, overlast en/of een gevoel van sociale onveiligheid onderling en naar omwonenden/omliggende bedrijven zo veel mogelijk te beperken, is het van belang dat een te huisvesten arbeidsmigrant de beschikking heeft over een minimale gebruiksoppervlakte. De normering van de stichting Normering Flexwonen (SNF) is de minimale norm voor huisvesting van arbeidsmigranten (zoals opgenomen in bijlage 1).

Paragraaf 5. Eigenaar verantwoordelijk

Artikel 37.  

Wat betreft de samenstelling van de groep arbeidsmigranten is de beheerder verantwoordelijk voor een passende mix van nationaliteiten, waarbij het voorkomen van overlast centraal staat.

Artikel 38.  

De locatie beschikt over goede voorzieningen voor het wassen en drogen van kleding en beddengoed of de beheerder maakt dit op een andere manier voor alle gebruikers van het pand mogelijk.

Artikel 39.  

Bij huisvesting van arbeidsmigranten dient de huisvester te zorgen voor goede voorzorgsmaatregelen en handhaving op leefbaarheid, veiligheid en het voorkomen van overlast. Per locatie worden daar afspraken over gemaakt.

Artikel 40.  

Het bijhouden van het nachtregister en het inschrijven en uitschrijven in het BRP is de verantwoordelijkheid van de beheerder.

Paragraaf 6. Uitgangspunten beheer

Artikel 41.  

Voor iedere locatie waarop deze uitgangspunten van toepassing zijn, dient een beheerder te worden aangewezen.

Artikel 42.  

Bij een logiesgebouw met een capaciteit van 30 personen of meer grotere omvang dient minimaal één beheerder continu aanwezig te zijn. In overleg met partijen zal de haalbaarheid hiervan (of van een acceptabel alternatief) verkend worden.

Artikel 43.  

De beheerder moet naast Nederlands in ieder geval ook de taal beheersen van de meest voorkomende groepen arbeidsmigranten.

Artikel 44.  

De beheerder is 24 uur per dag bereikbaar en/of aanwezig, zorgt voor het dagelijkse onderhoud van de huisvesting en is de contactpersoon voor bewoners, omgeving en instanties (waaronder de gemeente). Binnen het beheer valt onder andere het toezien op de veiligheid van de bewoners en bijhouden van een adequate financiële en huuradministratie.

Artikel 45.  

Voor iedere locatie wordt door de beheerder een klachtenreglement opgesteld waarin staat hoe de communicatie met de omgeving verloopt (vast aanspreekpunt), hoe de omgeving kan reageren op overlastsituaties en hoe daar mee wordt omgegaan.

Artikel 46.  

Op de locatie biedt de huisvester voorlichting en informatie aan de bewoners, bij voorkeur in de taal van de bewoners maar in ieder geval ook in de Nederlandse en Engelse taal. Naast de informatie als opgenomen in de SNF-norm dient ook informatie ter beschikking te zijn over (de samenvatting van) cao voor uitzendkrachten, informatie over scholing, gezondheidszorg en sociale voorzieningen in de gemeente.

Artikel 47.  

Per locatie wordt een beheerplan opgesteld dat tenminste voldoet aan de normen van de SNF. In het beheerplan wordt aandacht besteed aan een goede oplossing voor de verwerking van het afval en het voorzien in cameratoezicht.

Artikel 48.  

Onderdeel van het beheerplan is een huisreglement die in de juiste talen aanwezig is op iedere locatie. In het regelement moet duidelijk gemaakt worden hoe wordt omgegaan met overlast en verstoring van de openbare orde en veiligheid (maatregelen, aanpak, sancties). Ook de onderwerpen drugsgebruik, alcoholgebruik, parkeren van voertuigen, geluidsoverlast en zwerfafval dienen minimaal in het reglement te worden opgenomen.

Artikel 49.  

Als onderdeel van een goede communicatie met de omgeving is er een communicatieplan nodig en wordt vanaf de start van het realisatietraject een klankbordgroep in het leven geroepen, waarin tenminste de initiatiefnemer en een vertegenwoordiging van de omgeving participeren.

Paragraaf 7. Overige bepalingen, evaluatie

Artikel 50.  

Deze uitgangspunten zijn een aanvulling op vigerende landelijke en plaatselijke regelgeving (WABO, Bouwbesluit, Burgerlijk Wetboek, BRP, Parkeerbeleid etc).

Artikel 51.  

Alle geldende - plaatselijke - ruimtelijke procedures, beleidskaders en verordeningen met wettelijke bepalingen ten aanzien van woon- en leefklimaat, ontheffingsmogelijkheden, bezwaar en beroepstermijnen blijven onverminderd van kracht.

Artikel 52.  

De uitgangspunten verbinden we aan het verstrekken van een omgevingsvergunning voor zover daarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan c.q. het herzien van een bestemmingsplan.

Artikel 53.  

Het bevoegd gezag zal indien en voor zover vereist ter bestrijding van overlast en onveiligheid, gebruik maken van zijn bevoegdheid om handhavend op te treden.

Artikel 54.  

Deze uitgangspunten worden een jaar na invoering geëvalueerd.

Hoofdstuk 4. Maatwerk voor mensen met onbegrepen gedrag

Artikel 55. Uitgangspunten

Het evaluatierapport Skaeve Huse (2010) heeft een aantal tips/criteria opgesteld voor een succesvol project. Deze punten zijn besproken in de regio Noord Veluwe en worden meegegeven als aandachtspunten om een locatie te beoordelen op geschiktheid:

  • 1.

    Een permanente locatie voor bij voorkeur 8 woonunits, of 2 maal 4 woonunits (om herhaalde onrust te voorkomen vanwege stress van verplaatsing).

  • 2.

    Een woonunit is 30-50m2 groot. Daarnaast wordt geadviseerd de woonunits zo ver mogelijk uit elkaar te plaatsen om de bewoners wat buitenruimte te bieden en de overlast tussen te bewoners te vermijden.

  • 3.

    Om overlast voor de omgeving en de bewoners te beperken moet de locatie op minimaal 75 à 100 meter van woonbebouwing of andere gevoelige functies liggen. Daarnaast kan het afschermen van het terrein met groen of een schutting ook helpen om de overlast te beperken en de privacy van de bewoners te bevorderen.

  • 4.

    Voorzieningen in de buurt. De bewoners zijn in staat om zelfstandig een huishouden te voeren, al dan niet met begeleiding op afstand. Het is dus verstandig om de bewoners de mogelijkheid te bieden om vanuit hun locatie te voorzien in haar eigen basisbehoeften en dus ook de basisvoorzieningen, zoals een supermarkt/ winkelcentrum in de nabijheid (0-3km) te hebben.

  • 5.

    Route naar voorzieningen langs hoofdroutes. De route waarlangs bewoners zich zullen bewegen van en naar basisvoorzieningen (winkels) zou bij voorkeur langs hoofdroutes leiden en niet door woonwijken, buurten of speelparken, om overlast zoveel mogelijk te vermijden.

  • 6.

    Voorts moet gedacht worden aan:

    • a.

      -Eigen keuken en sanitair

    • b.

      -Robuuste uitvoering zodat het goed schoon te houden is

    • c.

      -Goed geïsoleerd

    • d.

      -Eigen buitenruimte (geen tuin maar bestrating)

  • 7.

    Zorg, begeleiding, toezicht en handhaving moeten optimaal geborgd zijn. Hierover worden van begin af aan goede beheersafspraken gemaakt. Daarbij zijn initiatiefnemers, zorg-hulpverleningsinstanties, Veluwse Nachtdienst, gemeente (BOA’s), politie en omwonenden direct betrokken.

  • 8.

    Wat betreft de doelgroep: over de samenstelling van de te huisvesten personen worden met betrokken partijen en personen per initiatief nadere afspraken gemaakt. Hierbij gaat aandacht uit naar een passende mix, ter beoordeling door een deskundige zorginstelling. De Centrale Toegang speelt hierbij een belangrijke rol. Onderdeel van de afspraken is in ieder geval, dat zedendelinquenten niet tot de beoogde doelgroep behoren.

  • 9.

    Voorts geldt bij deze doelgroep nadrukkelijk dat huisvesting in de directe nabijheid van andere doelgroepen, zoals arbeidsmigranten en spoedzoekers, op een locatie niet mogelijk is.

Hoofdstuk 5. Spoedzoekers

Artikel 56. Inleiding

Zoals eerder beschreven, onderscheidt het rapport ‘Kansenverkenning flexwonen in Elburg’ een aantal doelgroepen die we onder de noemer ‘spoedzoeker’ kunnen scharen: echtscheidingsgevallen/relatieverbreking, huisuitzetting/gedwongen verkoop (beide beperkte aantallen) en overige spoedzoekers (jongeren die zelfstandig willen wonen maar (nog) niet in aanmerking komen voor een huur- of koopwoning, personen die een tijdelijke oplossing nodig hebben ter overbrugging naar een (andere) reguliere woning, mensen met tijdelijk werk elders en mensen die als mantelzorger in de nabijheid van hun familie of vrienden willen wonen. In totaal zou het gaan om het extra realiseren van 60-100 plaatsen voor tijdelijke bewoning.

Artikel 57. Uitgangspunten

In het algemeen zal de reguliere voorraad kleine en betaalbare huurwoningen uitgebreid moeten worden om slaagkansen voor jongeren in de reguliere huursector te verhogen (nader afwegen in Woonvisie).

Artikel 57a.  

Aanvullend gaan we gaan uit van het realiseren van 60-100 plaatsen voor tijdelijke bewoning.

Artikel 57b.  

Voorts geldt bij deze doelgroep ook dat huisvesting in de directe nabijheid van de doelgroepen arbeidsmigranten en personen met onbegrepen gedrag niet wordt toegestaan.

Artikel 57c.  

Daarnaast kan in het kader van het Beleidsplan Vitale Vakantieparken bezien worden of gedogen c.q. reguleren van tijdelijke huisvesting op recreatieparken een deel van de oplossing kan bieden.

Artikel 57d.  

Tot slot zou een alternatief kunnen zijn het realiseren van een aantal pauzewoningen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 58 Intrekking oude beleidsregel

De Notitie Doelgroepenbeleid gemeente Elburg wordt ingetrokken met ingang van de datum waarop deze beleidsregel in werking treedt.

Artikel 59. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze beleidsregel treedt in werking op de dag dat hij wordt gepubliceerd.

2. Deze beleidsregel wordt aangehaald als: De gewijzigde notitie Doelgroepenbeleid gemeente Elburg.

 

 

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Elburg in de vergadering van 27 september 2021.

Burgemeester: ir. J.N. Rozendaal

Griffier: mr. D.H.A.A. Kassing

Bijlage 1 Normen voor huisvesting arbeidsmigranten, SNF

Normenset volgens SNF

Bron: Norm voor huisvesting van arbeidsmigranten, versie 8.0, geldig vanaf 1 september 2019

Ruimte en privacy

1. Toegestane verblijfsvormen:

a. reguliere woning

b. hotel/pension

c. wooneenheden in gebouwencomplex

d. woonunits

e. huisvesting op recreatieterrein

2. Bewoners hebben minimaal 10m2 gebruiksoppervlak wonen (GBO) per persoon.

3. Bewoners van een reguliere woning (a.) en wooneenheden (c.) hebben minimaal 12m2 gebruiksoppervlak wonen (GBO)

4. Dit geldt ook voor woonunits (d.) wanneer er sprake is van een bestemming “wonen”. Dit is inclusief 3,5 m2 slaapvertrek per persoon.

5. Alle voorzieningen (sanitair, keuken, slaapvertrek en woonkamer of ontspanningsruimte) dienen onder één dak en inpandig bereikbaar te zijn.

6. Bij alle woonvormen hebben bewoners in hun slaapvertrek per persoon minimaal 3,5 m2 vloeroppervlakte ter beschikking.

7. Tot uiterlijk 31-12-2023 geldt dat voor bestaande huisvesting in woonvormen (huisvesting op recreatieterrein) bewoners in hun slaapvertrek per persoon minimaal 2,7 m2 vloeroppervlak ter beschikking hebben. Als de slaapruimte in woonvorm e minder dan 3,5m2 vloeroppervlakte per persoon is, mag de slaapruimte maximaal voor 2 personen gebruikt mag worden. Vanaf 1- 1-2024 vervalt deze uitzondering en geldt de eis dat in alle woonvormen bewoners in hun slaapvertrek per persoon minimaal 3,5m2 vloeroppervlakte ter beschikking hebben.

8. Voor alle woonvormen geldt dat voor elke bewoner in het slaapvertrek een bed beschikbaar is met een matras van tenminste 80x200cm en kledingkast van tenminste 0,36m3 plus een stoel. Indien de kledingkast niet in het slaapvertrek staat, dient deze op slot te kunnen.

9. Tijdens de inspectie wordt gecontroleerd of de daadwerkelijke bezetting klopt met wat er uit de administratie blijkt.

 

Sanitair, veiligheid en hygiëne

1. Er is minimaal 1 toilet per 8 personen.

2. Er is minimaal 1 douche per 8 personen.

3. Er is geen sprake van zichtbare overbelasting van het elektriciteitsnet (controle op o.a. op dubbelstekkers en kookplaatjes)

4. De verlichting en elektriciteitsvoorziening in natte ruimten is spatwaterdicht geschikt voor gebruik in natte ruimtes.

5. Er is geen sprake van omstandigheden die tot gevaar of verwondingen kunnen leiden.

6. Hygiëne in en om de woonlocatie veroorzaakt geen gevaar voor de volksgezondheid.

7. Er is een deugdelijke en aantoonbaar onderhouden mechanische installatie of natuurlijke ventilatie, dit in combinatie met voldoende beluchting.

8. Er is geen sprake van schimmelvorming in de badkamers, keukens en/of andere ruimtes.

9. CV, gaskachel en geiser dienen tweejaarlijks aantoonbaar gecontroleerd te zijn.

10. Op locaties met bestemming ‘wonen’ heeft elke verblijfsruimte minimaal 0,5 m2 daglichtoppervlakte.

11. Op locaties met bestemming ‘logies’ heeft elke verblijfsruimte directe daglichttoetreding.

12. Verblijfsruimten dienen verwarmd te kunnen worden.

 

Voorzieningen

1. Koelkast(en), 30 liter koel-/vriesruimte per persoon.

2. Kookplaat/platen, minimaal 4 pitten.

3. Specifieke norm bij grotere aantallen bewoners: bij meer dan 8 personen 1 pit per 2 personen, bij meer dan 30 personen minimaal 16 pitten.

4. Kookplaat/platen in studio’s voor maximaal 2 bewoners dienen minimaal 2 pitten plus een magnetron of oven aanwezig te zijn.

 

Informatievoorziening en overige eisen

1. Er moet een informatiekaart aanwezig zijn die opgehangen is op een centrale plaats, De informatiekaart is opgesteld in het Engels of het Duits of de landstaal van de bewoners en deze bevat ten minste telefoonnummers van:

a. beheerder/contactpersoon verhuurder

b. regiopolitie

c. brandweer

d. 112 (in levensbedreigende situaties)

e. verkorte huis- en leefregels in landstaal van de bewoners

f. ontruimingsplan en noodprocedure

g. Als de inspecteur gesloten slaapkamers aantreft dient hij/zij een herinspectie van de locatie te gelasten.

 

Brandveiligheid

Maatregelen in de woning

1. Brandblusser:

Een brandblusser moet voldoen aan het besluit draagbare blustoestellen 1997 en in het bijzonder de vigerende NEN-EN 3- 7. De plaatsing van brandblussers en keuze van de blusstof in relatie tot de brandklasse moet voldoen aan de vigerende NEN 4001+C1.

Een draagbaar blustoestel moet bij nieuwe levering worden voorzien van de aanduiding van de uiterste datum (jaar en maand) waarop het eerstvolgende onderhoud moet worden uitgevoerd dit conform de vigerende NEN 2559.

Het preventief onderhoud dient jaarlijks te worden uitgevoerd conform de vigerende NEN 2559 door een gecertificeerd REOB bedrijf. De onderhoudsgegevens moeten worden geregistreerd op een etiket op basis van de vigerende NEN 2559 dat duurzaam is bevestigd op het blustoestel. Er is in totaal 6 liter / 6 kilogram blusmiddel aanwezig

Er is een brandblusser van minimaal 2 liter / 2 kilogram binnen 5 meter van iedere plaats waar gekookt wordt en op plaatsen met open vuur (direct onder handbereik, dus niet in een andere eenheid en niet buiten).

Er staat een instructie voor gebruik op elke brandblusser

2. Er is een blusdeken bij iedere kookgelegenheid.

3. Er zijn werkende rook- en CO-melders op voorgeschreven plaats gemonteerd. Gecombineerde CO- en rookmelders zijn niet toegestaan.

 

Goed werkgeverschap

1. Om goed werkgeverschap te verzekeren geldt voor uitzendondernemingen als voorwaarde dat zij staan ingeschreven in het register van gecertificeerde ondernemingen van SNA.

2. Uitzendondernemingen die te werk stellen in de sector waar de cao vlees van toepassing is dienen te beschikken over het SNA-keurmerk.

3. Om goed werkgeverschap te verzekeren geldt voor agrarische ondernemingen in de sector ‘open teelten’ en in de sector ‘glastuinbouw’ die eigen werknemers huisvesten, dat zij bij het secretariaat de verklaring goed werkgeverschap zoals in de cao open teelten dan wel de cao glastuinbouw is voorgeschreven en beschikbaar via de SNF-website moeten indienen.

4. Ondernemingen die geregistreerd zijn bij Fair Produce kunnen daarmee aantonen aan de eisen voor goed werkgeverschap te voldoen.

5. Om goed werkgeverschap te verzekeren geldt voor ondernemingen die eigen werknemers huisvesten in sectoren waarmee SNF nog géén afspraken heeft gemaakt over de invulling van goed werkgeverschap, dat zij bij het secretariaat een accountantsverklaring volgens het voorgeschreven format waaruit blijkt dat de van toepassing zijnde cao wordt nageleefd.

6. Ondernemingen die geen eigen werknemers huisvesten hoeven niet aan deze normeis te voldoen. Zie reglement registratie voor de voorwaarden.

Bijlage 2 Afwegingskader Initiatieven Huisvesting Arbeidsmigranten

De bestemming van de locatie

1. Staat de actuele bestemming van deze locatie wonen of logies (van arbeidsmigranten) toe?

2. Is een wijziging van de bestemming te overwegen?

A. Zijn op voorhand, zonder uitgebreid nader onderzoek, al feitelijke belemmeringen bekend, waarbij gedacht kan worden aan:

a. Gevaar, geluid- of geuroverlast door omliggende bedrijven

b. Infrastructuur zoals drukleidingen

c. Bedrijven die in hun toekomstige bedrijfsvoering belemmerd zouden worden (planschade)

d. Onaanvaardbare toename verkeersdruk (afhankelijk van omvang, zie 4)

e. Andere belemmeringen

B. Zijn er beleidsmatige belemmeringen tegen zo’n wijziging, zoals:

a. Er speelt al een ander verzoek/initiatief op die locatie

b. Belemmeringen vanuit omgevingsvisie

c. Andere belemmeringen

3. Is een tijdelijk afwijking van de bestemming (max. 10 jaar) te overwegen?

A. Zijn op voorhand, zonder uitgebreid nader onderzoek, al feitelijke belemmeringen bekend tegen een tijdelijke afwijking, waarbij gedacht kan worden aan:

a. Gevaar, geluid- of geuroverlast door omliggende bedrijven

b. Infrastructuur zoals drukleidingen

c. Bedrijven die in de komende 10 jaar in (wijziging van) hun bedrijfsvoering belemmerd zouden worden (planschade)

d. Onaanvaardbare toename verkeersdruk (afhankelijk van omvang, zie 4)

e. Andere belemmeringen

B. Zijn er beleidsmatige belemmeringen tegen zo’n tijdelijke afwijking, zoals:

a. Er speelt al een ander verzoek/initiatief op die locatie;

b. Belemmeringen vanuit omgevingsvisie;

c. Andere belemmeringen.

 

De aard en omvang

1. Welke omvang kan een voorziening maximaal hebben op een locatie?

Er moet worden voldaan aan de normering van de Stichting Normering Flexwonen.

Het gebruik van de locatie binnen de (al dan niet gewijzigde) bestemming.

 

Geschiktheid van de locatie

1. Is de locatie gelegen binnen de bebouwde kom of periferie?

2. Beschikt de locatie over voldoende parkeermogelijkheden op eigen terrein?

3. Is er sprake van een goede ontsluiting naar de provinciale weg?

4. Ligt de locatie op loopafstand van de dagelijkse voorzieningen?

 

Kwaliteit

1. Kan de voorziening aan de eisen van het Bouwbesluit en de eisen van welstand voldoen?

2. Kan de exploitant over een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik (gaan) beschikken?

3. Beschikt de huisvester over het SNF-keurmerk en zal de voorziening dus tenminste aan de eisen van dat keurmerk voldoen?

 

Exploitatie en beheer

1. Is er voldoende zekerheid dat aan de wettelijke eisen van registratie en het bijhouden van een nachtregister (bij logies) voldaan zal worden?

2. Is er een beheerplan dat in voldoende mate tegemoet komt aan de eisen die redelijkerwijs door bewoners, omgeving en gemeente gesteld worden?

 

Eisen aan de exploitant c.q. gebruiker

1. Is bekend wie de exploitant c.q. feitelijke gebruiker van de voorziening is?

2. Is er aanleiding om vanuit ervaringen elders met deze exploitant of gebruiker bijzondere aandacht te geven aan afspraken over exploitatie en beheer?

3. Is er aanleiding om nader onderzoek te doen o.g.v. de wet Bibob?

 

Draagvlak voor de voorziening in de omgeving

1. Is de initiatiefnemer bereid en in staat om zijn aandeel te nemen in een zorgvuldige communicatie met de omgeving en bij de planvoorbereiding te luisteren naar en eventueel tegemoet te komen aan bezwaren van omwonenden?