Organisatie | Veere |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Veere 2022 |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Veere 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Veere 2022 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-02-2022 | Nieuwe regeling | 10-02-2022 | 21B.13670 |
De raad van de gemeente Veere;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 januari 2022, 21B.13670.
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet, de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;
gezien het advies van de Wmo-raad Veere, Sociale Cliëntenraad Walcheren en Orionis Walcheren;
besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Veere 2022 en besluit deze te laten ingaan per 1 maart 2022:
Hoofdstuk 1 – algemene bepalingen
Artikel 1. Zorgplicht college voor integrale toegang en intake
Het college zorgt er in ieder geval voor dat ingezetenen die daar om verzoeken:
a. kosteloos en op laagdrempelige wijze worden ondersteund bij het verhelderen van een mogelijke ondersteuningsvraag;
b. kosteloos worden voorzien van relevante informatie in begrijpelijke taal en vorm ten aanzien van:
1°. het gemeentelijk beleid en de wijze waarop uitvoering wordt geven aan de wettelijke taken in het sociaal domein, en
2°. hoe de toegang tot de diverse voorzieningen is georganiseerd;
a. worden doorverwezen en -geleid naar de passende instanties voor verdere ondersteuning, en
b. dat degene die een melding, aanvraag of verzoek indient, wordt gewezen op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning.
Paragraaf 1 – Algemene bepalingen jeugdhulp
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Jeugdige: indien mogelijk algemeen aangeduid als ‘jeugdigen en ouders’ en specifiek veelal als ‘de jeugdige of hun ouders’. Gebruik van ‘of’ impliceert ook de betekenis ‘en’. Met de aanduiding ‘de jeugdige of hun ouders’ bedoelen we dus: de jeugdige (van bijvoorbeeld 16 jaar of ouder) zelfstandig, de jeugdige met een of beide ouders (in de definitie van artikel 1 van de wet: de gezaghebbend ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot het gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder) (bij een jeugdige tussen de 12 en de 16 jaar), of de ouders namens de jeugdige (bij een jeugdige jonger dan 12 jaar).
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3. Vormen van jeugdhulp
De volgende vormen van algemene en vrij toegankelijke voorzieningen zijn beschikbaar: preventie, vroegsignalering, versterken opvoedkundig klimaat, bevorderen opvoedvaardigheden, het versterken van het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en hun ouders en het uitvoeren van familiegroepsplannen.
De volgende vormen van individuele voorzieningen of niet vrij toegankelijke voorzieningen zijn beschikbaar: ambulante jeugdhulp, ambulante behandeling, vaktherapie, begeleiding dagelijks leven, dagbesteding en logeeropvang (respijtzorg), pleegzorg, residentiële jeugdhulp, dyslexiezorg (EED), gesloten jeugdzorg, crisiszorg, JeugdzorgPlus, jeugdreclassering, jeugdbescherming, jeugd geestelijke gezondheidszorg en zorg voor jeugdigen met een (licht) verstandelijke beperking.
Paragraaf 2 – Toegang tot jeugdhulp
Artikel 5. Toegang niet vrij toegankelijke jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
Artikel 6. Toegang jeugdhulp via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting
Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Tevens draagt het college zorg voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, de officier van justitie, de directeur van de justitiële jeugdinrichting (JJI) of de selectiefunctionaris van de JJI nodig acht bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing.
Artikel 7. Toegang jeugdhulp via het college
Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Het college geeft daarbij aan op welke wijze het jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.
Artikel 8. Criteria voor een individuele voorziening
Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:
a. binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:
i. op eigen kracht van ouders en/of hulp van andere personen uit het sociale netwerk;
ii. het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten.
b. door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een algemene voorziening, of
c. door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.
Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouder voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:
a. als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en
b. voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.
Artikel 9. Deskundig oordeel en advies
Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.
Artikel 10. Inhoud beschikking
Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:
a. welke de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan zijn;
b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;
c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en
d. indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:
a. voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;
b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
d. welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;
e. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en
f. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
Artikel 11. Regels voor persoonsgebonden budget
Als een jeugdige of een ouder in aanmerking wenst te komen voor een pgb, dient de jeugdige of ouder daartoe een budgetplan in. In het budgetplan is in ieder geval opgenomen:
a. De motivering waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is;
b. De voorgenomen uitvoerder van de individuele voorzieningen en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;
c. Op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp gewaarborgd is;
d. De kosten van de uitvoering, uitgedrukt in eenheden en tarief.
De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp, uitgezonderd ggz-behandeling, betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, mits deze persoon:
• veilige, doelmatige en cliëntgerichte jeugdhulp verleent, die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of de ouder;
• deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de jeugdige of ouder niet tot overbelasting leidt.
Artikel 12. Onderscheid formele en informele hulp
Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:
a. personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
b. personen die aangemerkt zijn als Zelfstandigen zonder personeel, die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
c. personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van Jeugdhulp.
Artikel 13. De hoogte van het persoonsgebonden budget
De hoogte van het pgb voor dienstverlening kan opgebouwd zijn uit verschillende kostencomponenten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie en verzekeringen. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:
b. Kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers
c. Kosten voor het voeren van een pgb-administratie
d. Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb
e. Kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering
De hoogte van een pgb voor informele hulp bedraagt het minimumuurloon + 50 cent, inclusief vakantietoeslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag voor een persoon van 21 jaar of ouder met een 36-urige werkweek tenzij de aanvrager met bewijsstukken kan onderbouwen dat het hierboven bedoelde minimumuurloon ontoereikend is om zorg en ondersteuning in te kopen. De hoogte van het PGB is in ieder geval niet hoger dan de kostprijs van zorg in natura.
Artikel 14. Opschorting betaling uit het pgb
Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van de persoon aan wie het pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e, van de Jeugdwet.
Paragraaf 4 – Overige bepalingen jeugdhulp
Artikel 15. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet
Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet doen de jeugdige of de ouders aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.
Onverminderd artikel 8.1.4 van de Jeugdwet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
a. de jeugdige of de ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
b. de jeugdige of de ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;
c. de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;
d. de jeugdige langer dan 8 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of
e. de jeugdige of de ouders niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening of het pgb.
f. de jeugdige of de ouders de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.
Artikel 17. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
Hoofdstuk 3 – maatschappelijke ondersteuning
Paragraaf 1 – Algemene bepalingen maatschappelijke ondersteuning
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is, niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten, diensten, activiteiten of andere maatregelen en voor de cliënt daadwerkelijk beschikbaar is, financieel gedragen kan worden en adequate compensatie biedt;
Cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;
Maatschappelijke ondersteuning:
1°. bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,
2°. ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,
1. op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:
a. ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,
b. ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,
c. ten behoeve van beschermd wonen en opvang.
2. onder een maatwerkvoorziening wordt, met inachtneming van hetgeen bepaald in deze verordening, tevens een financiële tegemoetkoming verstaan;
Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.
Paragraaf 2 – Toegang tot maatschappelijke ondersteuning
Artikel 23. Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning
Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de wet bij nadere regeling op welke wijze in samenspraak met de cliënt wordt vastgesteld of de cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.
Artikel 24. Criteria voor een maatwerkvoorziening
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
a. ter compensatie van de beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen, als gevolg waarvan cliënt niet voldoende in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen
IV. met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;
V. met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of
VI. met gebruikmaking van algemene voorzieningen.
De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het gesprek als bedoeld in artikel 2.3.2., eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en/of
b. ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen
IV. met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;
V. met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of
VI. met gebruikmaking van algemene voorzieningen.
De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2. van de wet maatschappelijke ondersteuning, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk, naar vermogen, weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Een cliënt komt enkel in aanmerking voor een financiële maatwerkvoorziening voor zover:
a. hiermee naar oordeel van het college een passende bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en
b. het betreft een voorziening waarvoor niet tijdig een passende voorziening in natura of middels een pgb beschikbaar is.
Als het college van oordeel is dat een cliënt zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de cliënt niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid of participatie.
Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,
a. tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;
b. tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of
c. als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.
Artikel 25. Weigeringsgronden voor maatwerkvoorziening
Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:
a. voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;
b. voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;
c. voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;
d. indien de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;
e. indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;
f. voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;
Het college weigert een maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie als:
a. de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Veere;
b. de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs vermijdbaar was;
c. de voorziening voorzienbaar was, en van de cliënt redelijkerwijs verwacht kon worden dat de cliënt zelf maatregelen had getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.
Het college verstrekt geen woonvoorziening:
a. voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;
b. ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;
c. voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft;
d. indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;
e. indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.
Als een maatwerkvoorziening in de vorm van hulpmiddelen noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,
a. tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;
b. tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of
c. als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.
Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.
Artikel 27. Inhoud beschikking
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:
a. welke de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan zijn;
b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;
c. hoe de voorziening wordt verstrekt;
d. indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:
a. voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;
b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
d. welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;
e. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en
f. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
Paragraaf 3 – Pgb en eigen bijdrage maatschappelijke ondersteuning
Bij het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget worden de volgende criteria gehanteerd:
a. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en woningaanpassingen wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de situatie van de cliënt goedkoopst adequate voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan.
b. Voor zover dit geen onderdeel is van het persoonsgebonden budget, kan het bedrag worden aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.
c. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten is afgeleid van de tarieven waarvoor het college deze diensten heeft gecontracteerd bij verstrekking in natura.
d. Bij diensten – met uitzondering van huishoudelijke verzorging – is sprake van een gedifferentieerde tariefstelling voor inkoop via een pgb bij erkende zorginstellingen, een zelfstandige zonder personeel (ZZP) of eenmansbedrijf en niet-professionals. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:
i. Een budgethouder die een zorgorganisatie inschakelt met medewerkers in loondienst met een voor de sector toepasselijk cao, kan het maximum (100%) pgb-tarief ontvangen.
ii. Inschakeling van een zzp’er of zorgorganisatie die arbeidsvoorwaarden met lagere loonschalen hanteert, leidt als gevolg van aannemelijke minderkosten, tot een verlaging van het maximum pgb-tarief met 15%.
iii. Wordt de ondersteuning geleverd door een persoon uit het netwerk van de cliënt (die al dan niet een professionele hulpverlener is) dan bedraagt het pgb-tarief het minimumuurloon + 50 cent, inclusief vakantietoeslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag voor een persoon van 21 jaar of ouder met een 36-urige werkweek. Hier kan alleen van worden afgeweken als de aanvrager met bewijsstukken kan onderbouwen dat het hierboven bedoelde minimumuurloon ontoereikend is om zorg en ondersteuning in te kopen. De hoogte van het PGB is in ieder geval niet hoger dan de kostprijs van zorg in natura.
e. De vaststelling van een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging vindt plaats door de aandachtsgebieden waarbij ondersteuning nodig is en de tarieven zoals vermeld in het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning. Op basis van individueel maatwerk kan een pgb hoger of lager dan de normbedragen worden vastgesteld.
f. Het college kan de hoogte van het pgb als bedoeld in a t/m c vaststellen op basis van een door de cliënt aan te leveren offerte.
g. In het persoonsgebonden budget is geen ruimte voor een vrij besteedbaar bedrag.
Aan het persoonsgebonden budget zijn de volgende verplichtingen en voorwaarden verbonden:
a. De budgethouder maakt met de hulpverlener of aanbieder in een schriftelijke overeenkomst tenminste afspraken over het resultaat van de maatschappelijke ondersteuning, de kwaliteit en de wijze van declareren.
b. Als uit de gegevens van de SVB blijkt dat binnen een half jaar geen besteding heeft plaatsgevonden, kan in overleg met de cliënt beëindiging of omzetting naar hulp in natura plaatsvinden.
c. Een persoonsgebonden budget voor het sociaal netwerk is mogelijk als de hulp:
i. de gebruikelijke hulp overstijgt en in alle redelijkheid en billijkheid niet verwacht kan worden dat iemand dit in het kader van mantelzorg doet;
ii. aantoonbaar aan dezelfde eisen van doelmatigheid en efficiency voldoet als de maatwerkvoorziening in natura voor de betreffende diensten.
Artikel 29. De hoogte van een pgb beschermd wonen
Het pgb voor beschermd wonen bedraagt:
a. maximaal 90% van het dagtarief voor beschermd wonen indien de ondersteuning beroepsmatig wordt geboden;
b. maximaal 75% van het dagtarief voor beschermd wonen indien de ondersteuning niet beroepsmatig wordt geboden, dan wel wanneer niet wordt voldaan aan de eisen die zijn gesteld aan beroepsmatige ondersteuning;
c. maximaal 50% van het dagtarief voor beschermd wonen indien de voorziening wordt geleverd door iemand uit het sociale netwerk, dan wel door een mantelzorger.
Artikel 30. Aanvullende regels voor pgb individuele vervoersvoorzieningen
In het uitzonderlijke geval dat enkel vervoer met de eigen auto voldoet wordt de hoogte van een pgb eveneens vastgesteld op 19 cent per kilometer. Hiervoor geldt een maximum van 20 kilometer enkele reis vanaf het huis van de cliënt. Uitzonderingen hierop zijn de puntbestemmingen genoemd in artikel 32, lid 7 van deze verordening.
Artikel 31. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen
Een cliënt is geen bijdrage verschuldigd voor alle algemene voorzieningen.
Artikel 32. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en pgb’s
De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of pgb’s, zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste het landelijk geldende abonnementstarief per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de wet of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 of het volgende lid geen bijdrage is verschuldigd.
In het kader van het minimabeleid:
a. Stelt CAK het (verzamel)inkomen vast van een cliënt op wie het gemeentelijk minimabeleid van toepassing is.
b. Bepaalt de gemeente de inkomensgrens waaronder geen bijdrage verschuldigd is (0-factuur). Deze inkomensgrens wordt door de gemeente jaarlijks doorgegeven aan CAK.
c. Indien het (verzamel)inkomen van cliënt (zoals berekend door CAK) beneden de inkomensgrens ligt dan wordt de bijdrage op nihil gesteld.
Een cliënt is een bijdrage verschuldigd in de kosten voor het gebruik van de maatwerkvoorziening collectief vervoer, dat bestaat uit een daltarief van € 0,12 per kilometer en een piektarief van € 0,15 per kilometer. Boven 25 kilometer komt daar een toeslag van €1,50 per kilometer bij. Het instaptarief bedraagt voor het daltarief € 0,80 en het piektarief € 1,00. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van vaststelling van dit tarief.
Wanneer op Veere wonende vervoersgerechtigden voor medische doeleinden de volgende bestemmingen moeten bezoeken, geldt steeds het kilometertarief (dal- dan wel piektarief) zonder de kilometertoeslag van € 1,50: ADRZ Ziekenhuis (Goes), Emergis (Kloetinge), Visio (Goes), Gardeslen (Goes), revalidatiecentrum (Kloetinge), Zorgsaam Ziekenhuis (Terneuzen) of een hospice. De reiziger betaalt het tarief van de toltunnel voor het bezoek aan het ziekenhuis Terneuzen.
Een bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.
Artikel 33. Opschorting betaling uit het pgb
Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Paragraaf 4 – Overige bepalingen maatschappelijke ondersteuning
Artikel 34. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:
a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;
b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;
c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;
d. voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.
Artikel 36. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015
Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Onverminderd artikel 2.3.8 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan de cliënt redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;
c. de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;
d. de cliënt langer dan 8 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;
e. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of
f. de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.
Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.
Artikel 37. Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s
Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.
Artikel 38. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden
Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:
a. een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde; of
b. een reële prijs die geldt als ondergrens voor:
1°. een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en
Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:
a. overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, en
b. rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.
Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:
a. de kosten van de beroepskracht;
c. kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;
e. indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;
f. overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.
Hoofdstuk 5 – Inspraak en cliëntenparticipatie
Artikel 40. Betrekken van verschillende doelgroepen bij de uitvoering van de verschillende wetten en het beleid
Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende de uitvoering van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over de betreffende verordeningen en beleidsvoorstellen en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Volwassenen en jeugdigen die vanwege medische gronden een grotere hoeveelheid restafval aanbieden, kunnen een beroep doen op een uitzonderingspositie. Het (extra) restafval kan dan worden aangeboden middels een ondergrondse container in hun woonkern. Dit is aanvullend op het aanbieden van de container voor restafval. Voorbeelden van mensen die voor deze uitzonderingspositie in aanmerking komen zijn personen met incontinentie, een stoma, thuisdialyse of chronische wondverzorging. Zij dienen een schriftelijke verklaring van bijvoorbeeld een huisarts of medisch specialist óf kopieën van facturen of recepten die hierop betrekking hebben te kunnen overleggen.
Het college kan in bijzondere gevallen en ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, als toepassing van deze verordening naar het oordeel van het college tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
De werking van de verordening wordt doorlopend in de praktijk getoetst. Indien blijkt dat er aanpassingen noodzakelijk zijn, zal er een wijzigingsvoorstel worden ingediend.
Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Veere 2021, wordt beslist met inachtneming van de verordening Maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2021, mits dit voor de belanghebbende(n) geen onevenredige nadelige gevolgen oplevert.