Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wierden

Nota vaste activabeleid 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWierden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota vaste activabeleid 2022
CiteertitelNota vaste activabeleid 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022wijziging

01-02-2022

gmb-2022-55603

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota vaste activabeleid 2022

 

1. Begripsbepaling

Investering: een uitgave waarvan het nut zich uitstrekt over meerdere jaren. Investeringen kunnen we onderscheiden in o.a. vervangingsinvesteringen, ter vervanging van een reeds afgeschreven investering, en (nieuwe) uitbreidingsinvesteringen die passen binnen het nieuw gevoerde beleid.

 

Activeren: De investering wordt in dat geval opgenomen op de balans en de lasten van deze uitgave worden gespreid over een aantal jaren en middels de jaarlijkse afschrijving ten laste gebracht van de exploitatie.

 

Afschrijving: het jaarlijks tot uitdrukking brengen van de waardevermindering van de investering ten gevolge van de veroudering. Uitgangspunt hiervoor is de historische kostprijs en de economische of de technische levensduur van het actief.

 

Technische levensduur: periode waarin activa technisch in staat zijn om gebruikt te worden.

 

Economische levensduur: periode waarin activa naar schatting economisch gebruikt kunnen worden (bijv. voldoet niet meer aan eisen van de tijd / veroudering, te hoge onderhoudskosten).

 

Afschrijvingstermijn: aantal jaren waarin een actief wordt afgeschreven. De gekozen afschrijvingstermijn dient niet langer te zijn dan de kortste termijn van de economische en/of technische levensduur.

 

Boekwaarde: de historische kostprijs verminderd met de afschrijvingen.

 

Rente-omslagpercentage: dit interne rentepercentage is het resultaat van de rente over de gemeentelijk financieringsmiddelen en de totale boekwaarde van de vaste activa nadat de boekwaardes en de daaraan toe te rekenen vaste rente hierop in mindering zijn gebracht.

 

Kapitaallasten: het totaal van de afschrijvingslasten en de toe te rekenen rentelasten aan een actief.

 

2. Verschillende soorten vaste activa

De BBV maakt voor de vaste activa een onderverdeling in de volgende hoofdgroepen:

 

• Immateriële vaste activa: activa waar tegenover geen bezittingen staan.

  • Hieronder worden opgenomen kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen, het saldo van agio en disagio. Dis)agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een geldlening is aangegaan en het bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. De BBV laat de keuze om het (dis)agio te activeren, waarbij de afschrijvingsduur maximaal gelijk is aan de looptijd van de geldlening, of het (dis)agio volledig te verantwoorden in het jaar van sluiten van de geldlening. Het huidig beleid van de gemeente is om deze kosten ten laste of tengunste te brengen van het desbetreffende dienstjaar. Dit beleid behoeft geen wijziging.

o Kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief.

Deze kosten mogen worden geactiveerd wanneer het voornemen bestaat om het actief te gebruiken/te verkopen, de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat, het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

o Bijdragen aan activa in eigendom van derden.

Deze bijdragen kunnen worden geactiveerd als er wordt voldaan aan 3 voorwaarden:

- er is sprake van een investering door een derde,

- de investering bijdraagt aan de publieke taak,

- de derde zich verplicht tot het daadwerkelijk investeren en de bijdrage kan worden teruggevorderd, als de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

• Materiële vaste activa: activa waar tegenover bezittingen staan met een meerjarig nut.

 

Deze groep dient in de toelichting op de balans te worden onderverdeeld in:

o Investeringen met economisch nut

Van activa met een economisch nut is sprake indien het actief bijdraagt aan de mogelijkheid om middelen te verwerven of verhandelbaar is. Investeringen met economisch nut moeten worden geactiveerd. Uitzonderingen hierop zijn kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde.

o Investeringen met economisch nut ,waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven. Dit betreffen investeringen in rioleringswerken en het inzamelen van afval. Deze investeringen zijn tenminste rendabel omdat de kapitaallasten jaarlijks worden meegenomen in de tariefsbepaling.

o Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

Er wordt gesproken van activa met een maatschappelijk nut indien er geen baten in bedrijfseconomische zin uit deze activa kunnen worden gegenereerd. Deze activa leveren gedurende een aantal jaren een bijdrage aan het maatschappelijke nut (bijv. wegen, bruggen, openbaar groen). Deze investeringen moeten geactiveerd worden krachtens het BBV. Wel mogen bijdragen van derden ineens ten gunste van de investering worden gebracht.

 

Deze onderverdeling wordt op deze wijze gehanteerd in de jaarstukken. Daarnaast moet van de vaste activa worden aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven.

 

• Financiële vaste activa: activa die een financiële waarde vertegenwoordigen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in:

o Aandelenbezit (uitsluitend ten behoeve van de publieke taak)

o Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen

o Leningen aan woningcorporaties, deelnemingen en overige verbonden partijen

o Overige uitzettingen met een looptijd van meer dan 1 jaar

 

3 Waarderen van activa

3.1 Waarderingsregels activa

 

Voor een juiste weergave van de vermogenspositie van de gemeente spelen de waarderingsregels voor de waardebepaling van een activa een belangrijke rol.

 

De hoogte van de te activeren investeringskosten wordt bepaald door de (directe) investeringskosten en de bijkomende kosten. Bijkomende kosten zijn kosten zoals specifieke opleidingskosten, implementatiekosten, e.d. die verband houden met een investering. In zijn algemeenheid geldt dat wanneer deze kosten onlosmakelijk verbonden zijn met de desbetreffende investering, deze geactiveerd mogen worden en op dezelfde wijze afgeschreven kunnen worden als de onderhavige investering. Verder worden geen interne uren toegerekend aan een investering, deze zijn structureel afgedekt in de begroting. Dit beleid kan gehandhaafd worden.

 

Met in achtneming van de BBV kunnen de volgende regels worden gesteld voor de waardering van vaste activa:

• Activa wordt gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs (dus de

historische kostprijs);

• Bijdragen van derden, die in een directe relatie staan met een actief worden in de waardering daarvan in mindering gebracht;

• Bijdragen van reserves of uit de exploitatie worden niet in mindering gebracht op de

waardering van investeringen. Deze investeringen moeten volgens het BBV bruto worden gewaardeerd;

• In beginsel dienen de kapitaallasten van investeringen met beschikbare structurele middelen te worden afgedekt. Indien hiervoor in bijzondere gevallen geen structurele middelen aanwezig zijn, zou als laatste optie gekozen kunnen worden om reserves aan te wenden ter dekking van de kapitaallasten. Aan deze investeringen waarvan de jaarlijkse kapitaallasten gedekt worden door een jaarlijkse onttrekking aan een reserve wordt geen rente toegerekend. De reserve valt dan vrij gedurende de afschrijvingstermijn van het desbetreffende actief ten gunste van de exploitatie. Het verdient aanbeveling om hiervoor per taakveld een aparte reserve in te stellen. De raad zal hier met vaststelling van het desbetreffende raadsbesluit specifiek toe moeten besluiten.

• Deelnemingen (in m.n. aandelenkapitaal) vanuit de publieke taak en voorraden (m.n.

gronden binnen de grondexploitatie) worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs. De intrinsieke waarde van een deelneming is niet van belang zolang verkoop niet aan de orde is. Voor beide geldt dat wanneer de marktwaarde beneden de verkrijgingsprijs komt te liggen, waardering tegen de marktwaarde moet plaatsvinden. Dit past binnen het bedrijfseconomisch uitgangspunt dat verliezen worden genomen op het moment dat deze te voorzien zijn. Dit beleid wordt momenteel reeds gevoerd.

 

3.2 Afbakening van Grondexploitatie (Bouwgronden In Exploitatie ( zgn. BIE’s))

Binnen grondcomplexen zijn elementen te onderscheiden die gekwalificeerd worden als investeringen met maatschappelijk nut in de openbare ruimte, zoals bruggen, wegen en openbaar groen. Riolering wordt aangemerkt als een investering met een economisch nut. Al deze investeringen worden meegenomen in de kostprijscalculaties van grondexploitatie en als zodanig verwerkt in de exploitatieopzetten en in de jaarrekening. Deze investeringen worden dan ook niet geactiveerd onder de vaste activa. Bij overdracht van deze voorzieningen na afsluiting van een exploitatiegebied aan de algemene dienst zal binnen de begroting het onderhoud moeten worden gewaarborgd.

 

3.3 Overige gronden

Gronden en de daarop staande bebouwing die strategisch zijn verworven en/of nog niet in exploitatie zijn genomen worden opgenomen onder de materiële vaste activa tegen de laagste van de 2: of de verkrijgingsprijs of de marktwaarde. Daarmee samenhangende bebouwing wordt gewaardeerd tegen de WOZ waarde.

 

4 Onderhoud

4.1 Klein en groot onderhoud

Met de Notitie verkrijging/vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen van de commissie BBV, is het begrip ‘onderhoud’ nader omschreven. Onderhoud is ‘het uitvoeren van preventieve dan wel correctieve maatregelen om een object in goede staat te houden of te brengen’ (op een vooraf door de raad vastgesteld kwaliteitsniveau).

 

Klein onderhoud wordt jaarlijks gedekt uit de jaarlijks beschikbaar gestelde budgetten hiervoor. Groot onderhoud als gevolg van een langere periode van gebruik van bijvoorbeeld een gebouw of een weg is veelal van ingrijpende aard en wordt planmatig uitgevoerd.

Dekking van deze kosten vindt plaats uit de gevormde onderhoudsvoorzieningen.

Klein en groot onderhoud houdt of brengt een object in een goede, oorspronkelijke staat en is niet van invloed op de gebruiksduur van het object. Kosten van onderhoud mogen krachtens het BBV niet geactiveerd worden.

 

4.2 Levensduur verlengende investeringen

 

Hiervoor geldt expliciet dat ze bijdragen aan een verlenging van de levensduur van het betreffende actief, zoals het renoveren van een gebouw, een nieuw dak, milieu-investeringen of uitbreiding. Deze investeringen worden geactiveerd.

Levensduur verlengende investeringen die leiden tot een significante kwaliteitsverbetering, aanpassingen om te voldoen aan wet- en regelgeving (bijvoorbeeld veiligheidsvoorschriften of duurzaamheidsmaatregelen) of functiewijziging worden geactiveerd.

 

5 Kapitaallasten

Kapitaallasten bestaan uit afschrijvingslasten en rentelasten die op de financiering van investeringen betrekking hebben. De berekening van kapitaallasten is afhankelijk van de waarde van een investering, de afschrijvingstermijn, de afschrijvingsmethode en de rentelasten die aan een investering worden toegerekend.

 

5.1 Afschrijvingsbeleid

Afschrijven is bedrijfseconomisch gezien het tot uitdrukking brengen van de vermindering van de waarde van de activa en de verdeling daarvan over de geschatte technische gebruiksduur dan wel de economische levensduur als deze korter is. De afschrijvingstermijn dient op 1 van deze 2 te zijn afgestemd. Het hanteren van de juiste afschrijvingstermijnen is van belang voor de juiste presentatie in begroting en jaarrekening van de met de gemeentelijke producten samenhangende kosten en een juiste presentatie van de vermogenspositie.

 

De technische levensduur is de periode dat het actief technisch gezien kan worden gebruikt. De economische levensduur ligt daar waar de totale kosten per jaar het laagst zijn. Hoe langer een actief in bedrijf kan worden gehouden des te lager zullen de kapitaallasten zijn.

De overige exploitatielasten (bijv. brandstof, onderhoud, personele kosten) zullen ten gevolge van veroudering toenemen. Zolang de daling van de afschrijvingslasten groter is dan de stijging van de overige exploitatielasten daalt de kostprijs en is voortgezet gebruik economisch verantwoord.

Per soort actief kan de keuze voor de levensduur verschillend zijn. Zo ligt voor gemeentelijke voertuigen de keuze voor de economische levensduur voor de hand en bij de aanleg van riolering de technische levensduur. In bijlage 1 zijn voor nieuwe investeringen de te hanteren afschrijvingstermijnen opgenomen.

 

Met in achtneming van de BBV kunnen de volgende regels worden gesteld voor de afschrijving van vaste activa:

• Afschrijving gebeurt onafhankelijk van het exploitatieresultaat in enig boekjaar;

• Afschrijving hangt samen met de ingebruikneming van het actief. Afschrijving start in het eerstvolgend begrotingsjaar na het jaar van oplevering;

• Wanneer er sprake is van deelkredieten (componentenbenadering) waarbinnen afwijkende afschrijvingstermijnen gelden, dan wordt begonnen met afschrijving in het begrotingsjaar volgend op het jaar van gereedkomen. Hierbij kan gedacht worden aan installaties die in gebruik worden genomen voordat het bouwkundig werk is opgeleverd.

• Bij het afschrijven wordt geen rekening gehouden met een restwaarde van het actief ten tijde van de mogelijke vervanging. In een enkel geval zal er wel sprake zijn van een restwaarde (m.n. vervoersmiddelen). Dit leidt in dat geval tot een voordeel in het desbetreffende jaar;

• De afschrijvingswijze moet consistent zijn. Slechts in uitzonderlijke gevallen en om gegronde redenen mag de afschrijving gebeuren op een andere wijze, dan die welke in het voorafgaand jaar is toegepast. Bij de samenstelling van de jaarstukken dient dit afzonderlijk te worden toegelicht;

• Op vaste activa met een beperkte levensduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur;

• Op kosten verbonden aan geldleningen en (dis)agio (zie ook beschrijving immateriële vaste activa) wordt niet afgeschreven. Deze kosten worden namelijk niet geactiveerd maar in het jaar dat deze zich voordoen ten laste of ten gunste gebracht van het exploitatieresultaat;

• Op activa met een economisch nut wordt afgeschreven;

• Op activa met maatschappelijk nut wordt afgeschreven;

• Een actief, waarvan de afschrijvingstermijn nog niet is verlopen, maar toch buiten gebruik wordt gesteld, wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling. De afwaardering kan budgettair neutraal verlopen door een onttrekking aan de reserve opvang boekverliezen, die voor dergelijke gevallen is ingesteld. Indien bij het afstoten van het actief een boekwinst wordt gerealiseerd wordt deze boekwinst als incidentele bate verantwoord in de jaarrekening en voor bepaling van het jaarresultaat ten gunste gebracht van de reserve boekverliezen.

• Vervroegd afschrijven op investeringen met economisch nut is alleen toegestaan wanneer de boekwaarde van het actief hoger is dan het toekomstig verwacht economisch nut.

 

De BBV laat de gemeente vrij in de te kiezen afschrijvingsmethodiek. We kennen in onze begroting en jaarrekening de lineaire en annuïtaire afschrijvingsmethode.

 

De lineaire afschrijving is een afschrijving op basis van een vast percentage van de oorspronkelijke investering. De afschrijvingslast blijft gedurende de afschrijvingstermijn constant, terwijl de jaarlijkse kapitaallasten afnemen door de afname van de toe te rekenen

 

rentelast. De bedrijfseconomische gedachte hierachter is dat tegenover de lagere kapitaallasten hogere onderhoudskosten vanwege veroudering komen te staan. Afschrijving op basis van de economische levensduur speelt hier met name op in.

Bij annuïtaire afschrijving worden de jaarlijkse kapitaallasten gelijk gehouden. Alleen de verhouding tussen afschrijvingslasten en rentelasten verandert jaarlijks.

Om dat er bij de methode geen sprake is van een jaarlijkse vrijval van kapitaallasten door een lagere rentelast is het noodzakelijk dat ook de onderhoudslasten gelijkmatig verlopen. Als dat niet verwacht wordt, verdient het aanbeveling een voorziening te vormen met jaarlijks gelijke stortingen. Hierdoor wordt de exploitatierekening elk jaar met hetzelfde bedrag belast.

 

Op dit moment wordt in de gemeente in hoofdzaak de lineaire methode gehanteerd. Reden hiervoor is dat indien annuïtair wordt afgeschreven de kans dat bij vervreemding tekorten op de boekwaarde ontstaan groter is dan bij lineaire afschrijving en het risico van een te lang ingeschatte levensduur heeft bij annuïteitsgewijze afschrijving veel grotere nadelige gevolgen. Daarnaast is de lineaire administratief eenvoudiger toe te passen. Een nadeel is dat de kapitaallasten in de eerste jaren in verhouding erg hoog zijn.

 

De annuïtaire methode wordt thans m.n. gehanteerd in de navolgende gevallen:

• wanneer tegen over de exploitatielasten een extern tarief staat (te denken valt aan markten, afvalstoffenheffing, rioolrechten en begraafplaatsen);

• wanneer gelet op de omvang van het bedrag het gewenst is om de kapitaallastendruk in de begroting constant te houden vanwege de noodzakelijke vervanging op termijn (bijv. grote tractiemiddelen zoals vrachtwagens, veegwagen en wegenschaaf).

 

Bij vervanging wordt de hogere jaarlast bij lineaire afschrijving in met name de eerste jaren ondervangen door het gegeven dat het totale gemeentelijk investeringsvolume dat lineair wordt en zal worden afgeschreven redelijk constant is. Er kan grofweg worden gesteld dat de jaarlijkse vrijval van dit investeringsvolume weer ter beschikking komt als dekkingsmiddel voor de kapitaallasten van nieuwe investeringen.

 

Het beleid ten aanzien van de keuze voor lineaire of annuïtaire afschrijvingsmethode is in bijlage 1 weergegeven.

 

5.2 Niet afschrijven op grond

 

De BBV stellen dat wanneer er geen sprake is van duurzame waardevermindering van een actief de afschrijving op nihil kan worden gesteld.

 

Volgens de BBV dient de regel te zijn dat er niet afgeschreven wordt op grond. Alleen wanneer aanwijsbaar sprake is van waardevermindering (wanneer bijvoorbeeld vervuiling optreedt) of regelmatig investeringen moeten worden gedaan om de oorspronkelijke gewenste eigenschappen te behouden kan afschrijving gerechtvaardigd zijn. Op dit moment is hier geen sprake van in de gemeente.

 

Wel moet worden opgemerkt dat door het niet afschrijven op grond de (bestuurlijke) vrijheid om in de toekomst de bestemming van de grond te wijzigen afneemt. Immers er blijft door het niet meer afschrijven op grond tot in eeuwigheid van dagen een boekwaarde op de grond zitten.

 

5.3 Beleid toe te rekenen rente

 

Aan alle geactiveerde bedragen wordt rente toegerekend. Hiervoor worden de volgende twee methodes gehanteerd:

 

a) een vast rentepercentage

Voor bepaalde soorten vaste activa (verstrekte langlopende geldleningen) wordt een vaste rente gehanteerd. Daarnaast wordt voor boekwaarden die op annuïtaire basis worden afgeschreven uiteraard een vast rentepercentage gehanteerd. Aan investeringen waarvan de jaarlijkse kapitaallasten gedekt worden door een jaarlijkse onttrekking aan een reserve wordt geen rente toegerekend.

b) het rente-omslagpercentage

Voor de overige investeringen wordt het rente-omslagpercentage gehanteerd (zie ook begripsbepaling).

Regel is dat in het jaar van beschikbaar stellen van een krediet al een volledig jaar rente op begrotingsbasis aan het actief wordt toegerekend. Zo wordt bereikt dat bij het voteren van het krediet ook in de volledige structurele dekking wordt voorzien. Als tegenhanger wordt nog vermeld dat in de begroting een structurele stelpost onderuitputting is ingeboekt, die onder meer inspeelt op het gegeven dat in werkelijkheid investeringen niet volledig worden besteed in het jaar dat ze het beschikbaar gesteld zijn. Dit beleid behoeft geen aanpassing.

 

6. Overige aandachtspunten

6.1 Nieuwe en vervangingsinvesteringen

 

In onze gemeente wordt voor nieuwe en vervangingsinvesteringen gewerkt met een mogelijke prioritering, welke voortvloeit uit de jaarlijks op te stellen Nota Meerjarenbeleid. In deze nota worden de wensen/investeringen bij bestaand en nieuw beleid voor de komende 4 jaar in beeld gebracht. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in investeringen met structurele dekking en investeringen met eenmalige dekking. Tevens wordt op dat moment een inschatting gemaakt met behulp van de dan ter beschikking zijnde financiële informatie welke investeringen met structurele dekking en welke investeringen met eenmalige dekking in het komende begrotingsjaar vermoedelijk gehonoreerd kunnen worden.

Op deze wijze kunnen de verschillende wensen/investeringen integraal tegen elkaar worden afgewogen.

 

De lasten van deze investeringen worden in zijn geheel in de primitieve begroting geraamd. Er worden geen interne uren aan investeringen toegerekend. Bij de samenstelling van de jaarbegroting; de eerste jaarschijf van de Nota Meerjarenbeleid; wordt bekeken welke investeringen met de dan ter beschikking staande financiële middelen daadwerkelijk kunnen worden gehonoreerd. Vervolgens kunnen in de nota van aanbieding bij de jaarlijkse begroting hierin nog wijzigingen en/of aanvullingen worden aangebracht.

 

6.2 Afsluiten kredieten

 

Ten behoeve van het beschikbaar stellen van een krediet door de gemeenteraad wordt een raming opgesteld. Afwijkingen met betrekking tot de realisatie van een investering worden in principe in de bestuursrapportage en de jaarrekening gerapporteerd aan het gemeentebestuur. Treden tussentijds belangrijke ontwikkelingen op dan wordt hierover afzonderlijk gerapporteerd.

Beschikbaar gestelde kredieten worden vervolgens zo snel mogelijk afgesloten. Regel is dat een beschikbaar gesteld krediet na maximaal 2 jaar wordt afgesloten. Het niet (volledig) benutte deel komt in beginsel ten gunste van de algemene middelen. Een krediet kan alleen langer “open” blijven indien de noodzaak daartoe voldoende is beargumenteerd.

 

6.3 Instellen grensbedrag voor te activeren uitgaven

 

De praktijk in de gemeente Wierden is dat de aanschaf van klein materieel en andere uitgaven van geringe omvang ten behoeve van de bedrijfsvoering in de verschillende exploitatiebudgetten is opgenomen en dus in één keer als last opgenomen worden in de exploitatie. Daarnaast wordt er met name materieel aangeschaft waarvan het zinvol en minder bewerkelijk is om deze niet te activeren. Daarom wordt voorgesteld om de ondergrens voor investeringen van € 5.000,- te handhaven. Investeringen met een volume daarboven worden geactiveerd.

 

7. Inwerkingtreding

Voorgesteld wordt om het gewijzigde vaste activabeleid geldend voor 4 jaar (uitgezonderd de wettelijke bepalingen) met ingang van 1 januari 2022 van kracht te laten worden.

 

8. Slotbepaling

 

Met het vaststellen van deze nota wordt de Nota vaste activabeleid 2018 vastgesteld op 30 januari 2018 vervangen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BIJLAGE 1 OVERZICHT AFSCHRIJVINGSMETHODEN EN –TERMIJNEN

 

Omschrijving investering

 

Methode

Vorige Termijn (jaren)

 

Termijn (jaren)

afschrijving 2022

 

Immaterieel actief

 

Kosten van onderzoek en ontwikkeling van een actief Lineair (voorkeur niet activeren)

Maximaal 5

Maximaal 5

 

Materieel actief

 

Gronden

Gronden Geen, wel activeren 0 0

 

Bedrijfsgebouwen

Gebouwen (permanent), niet ten behoeve van onderwijs

Lineair

40

40

Groot onderhoud / renovatie gebouwen Lineair 25 t/m 40 25 t/m 40

Groot onderhoud bij functiewijziging gebouw Lineair 10/15 10/15

Niet permanente huisvesting Lineair 20 10/20

(Nood)Verlichting in gebouwen Lineair 25 25

(Pellet) kachels Lineair geen 20

Lift Lineair 20 20

PV installaties ( zonnepanelen) Lineair geen 25

Maatregelen verduurzaming gebouwen Lineair geen 20

 

Gymlokalen,bouwkundig Lineair 40 40

Onderwijshuisvesting (permanent) Lineair 40 40

Onderwijshuisvesting voortgezet onderwijs(Passie) Annuïtair geen 40

Beveiligingsmaatregelen onderwijs Lineair 15 15

Diverse voorzieningen schoolgebouwen Lineair 20/25/40 15/20/25/40

 

Inventaris

Inventaris gymlokalen (diverse toestellen) Lineair 5/10/15/20 5/10/15/20

Inrichting, inventaris etc. (w.o. materialen / inrichting t.b.v.bedrijfsvoering, meubilair, beveiliging)

Lineair

10

10

Vaatwasmachine Lineair 7 7

Automaten koffievoorziening Lineair 6 6

 

Afvalinzameling

Afvalcontainers Annuïtair 15 10

Ondergrondse verzamelcontainers Annuïtair Geen 25

Papierbrengpunten / weegbruggen Annuïtair 20 20

Gebouw op ’t Exoo (semipermanent) Annuïtair 20 20

 

Riolering

Riolering, infiltratieriolering (1e aanleg) Annuïtair 60 60

Riolering (gemalen etc.) Annuïtair 15 15

Riolering (gemalen bouwkundig) Annuïtair geen 40

Klimaatadaptieve maatregelen bovengronds Annuïtair geen 25

Afkoppelingsprojecten Annuïtair 60 60

 

Begraafplaatsen

 

 

Aanleg/uitbreiding begraafplaatsen Annuïtair 40 40

Urnenmuur Annuïtair 40 40

Verharde paden begraafplaatsen Annuïtair 20 20

Grafliften Annuïtair 7 7

 

 

 

Wegen, openbare ruimte

 

Wegen aanleg( incl. verharden puin- en zandwegen)

Lineair

25

25

Wegen reconstructies Lineair 25 25

Overige reconstructie openbare ruimte Lineair 25 25

Openbare verlichting, lichtmasten Lineair 40 40

Openbare verlichting armaturen Lineair 20 20

Fiets- en voetpaden Lineair 25 25

Fietspaden, betonuitvoering, recreatief Lineair Geen 40

Bruggen (civiel-technische kunstwerken) Lineair 60 60

Viaducten, tunnels Lineair Geen 60

Parkeerplaatsen Lineair 25 25

 

Verkeer, verkeersmeubilair

Verkeerslichten (VRI) Lineair 20 20

Verkeerstellers Lineair 10 10

Banken toeristische routes Lineair 10 10

 

Vervoermiddelen

Vrachtwagen Annuïtair 10 10

Bestelauto / Pick-up Lineair 10 10

Compact trekker (plantsoenen) Lineair 10 10

Trekker Lineair 10 10

Schaftwagen Lineair 10 10

Aanhangwagens Lineair 10 10

Actiewagens Lineair 10 10

Sneeuwschuivers Lineair 15 15

Zoutstrooiers Lineair 15 15

Menginstallatie “nat “strooien Lineair 15 15

Veegmachine Annuïtair 5 7

Rioolvoertuig/zuig-perscombinatie Annuïtair 7 10

Graaflaadcombinatie Annuïtair 10 10

Kniklader Lineair 10 10

Minigraver Lineair 7 7

Klepelmaaier COMBI Annuïtair 8 8

Klepelmaaier Lineair 4 4

Gazonmaaier Lineair 7 7

Werktuigendrager zelfrijdend Lineair geen 7

Wegenschaaf Annuïtair 8 8

Terreinwagen Lineair 8 8

Personenauto's Lineair 10 10

Overig materieel (hark / bladzuigers e.d.) Lineair 7 7

Hogedruk reinigings installatie Lineair 15 15

Rolbezem klein Lineair 7 7

Hydraulische hagenknipper Lineair geen 10

Automatisering

Software Lineair 10 10

Hardware(( File)servers) Lineair 5 5

Technische infrastructuur (switches,lijnen,routers) Lineair 4 4

Software midoffice Wierden Lineair 8 10

Tablets gemeenteraad Lineair Geen 4

Tablets organisatie Lineair Geen 3

 

Mobiele telefoons Lineair Geen 3

Laptops Lineair Geen 3

Inrichting Zoom rooms Lineair Geen 4

 

Diversen

AED's Lineair 8 8

Aanleg/herinrichting speelplaatsen Lineair 20 20

 

Bijlage 2 Relevante artikelen Besluit Begroting en Verantwoording

 

Artikelen BBV: Vaste activa

Artikel 33

Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa.

 

Artikel 34

In de balans worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

a. kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio

b. kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief

c. bijdragen aan activa in eigendom van derden

 

Artikel 35

1. In de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

a. investeringen met een economisch nut

b. investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven

c. investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut

 

Artikel 36

In de balans worden onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

a. kapitaalverstrekkingen aan:

1. deelnemingen

2. gemeenschappelijke regelingen

3. overige verbonden partijen

b. leningen aan:

1. openbare lichamen als bedoeld in artikel1, onderdeel a, van de Wet financiering decentrale Overheden ( o.a. provincies, gemeenten, waterschappen , rechtspersonen op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen)

2. woningbouwcorporaties

3. deelnemingen

4. overige verbonden partijen

c. overige langlopende leningen

d. uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd van één jaar of langer

e. uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

f. overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

 

 

Artikelen BBV: Toelichting op de balans

Artikel 51

In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend.

 

Artikel 52

1. In de toelichting op de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

a. gronden en terreinen

b. woonruimten

c. bedrijfsgebouwen

d. grond-, weg- en waterbouwkundige werken

e. vervoermiddelen

f. machines, apparaten en installaties

g. overige materiële vaste activa

 

2. In de toelichting op de balans wordt het verloop van de activa, als bedoeld in het eerste lid, gedurende het begrotingsjaar, in een sluitend overzicht weergegeven. Daaruit blijken, voor zover van toepassing:

a. de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar

b. de investeringen of desinvesteringen

c. de afschrijvingen

d. bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief

e. afwaardering wegens duurzame waardeverminderingen

f. de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar

 

Artikelen BBV: Waarderen, Activeren en Afschrijven

Artikel 59

1. Alle investeringen worden geactiveerd.

2. In afwijking van het eerste lid worden kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde niet geactiveerd.

 

Artikel 60

Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien:

a. het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;

b. de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;

c. het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;

d. de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

 

Artikel 61

Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd indien:

a. er sprake is van een investering door een derde;

b. de investering bijdraagt aan de publieke taak;

c. de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en;

d. de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of door de provincie onderscheidenlijk de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

 

Artikel 62

1. Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd.

2. In afwijking van het eerste lid worden de bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief op de waardering hiervan in mindering worden gebracht.

3. In afwijking van het eerste lid moeten de voorzieningen gevormd voor toekomstige vervangingsinvesteringen (artikel 44, lid d) in mindering worden gebracht op investeringen, als bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.

 

Artikel 63

1. Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

2. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

3. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeld de toelichting dat deze rente is geactiveerd.

4. Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs.

Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde.

5. Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de

 

nieuwe bestemming in de toelichting van de balans opgenomen.

6. In afwijking van het eerste lid is waardering tegen actuele waarde toegestaan voor de activa van de Nazorgfondsen bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer.

7. Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd.

8. Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de nominale waarde van leningen en vorderingen verrekend.

 

Artikel 64

1. De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.

2. Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevenswordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.

3. Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

4. In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening.

5. In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder b, ten hoogste vijf jaar.

6. Voor bijdragen aan de activa in eigendom van derden, bedoeld in artikel 34, onderdeel c, is de afschrijvingsduur maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.

 

Artikel 65

1. Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

2. Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

3. Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.