Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westvoorne

Verordening parkeerbelastingen Westvoorne 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWestvoorne
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening parkeerbelastingen Westvoorne 2022
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van ingang van de heffing is 31 januari 2022.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 156, tweede lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 225 van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Verordening parkeerbelastingen Westvoorne 2022

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-02-2022nieuwe regeling

26-01-2022

gmb-2022-49706

32433-2021

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening parkeerbelastingen Westvoorne 2022

De raad van de gemeente Westvoorne;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23-11-2021

 

gelet op de artikelen 156, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel h en 225 van de Ge-meentewet en de Parkeerverordening Westvoorne 2015;

 

B E S L U I T:

 

vast te stellen de volgende Verordening parkeerbelastingen Westvoorne 2022.

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke per-sonen uit meer dan een huishouden;

  • -

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Westvoorne een overeen-komst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of een ander communicatiemiddel;

  • -

    houder: degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregis-ter, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, was ingeschreven;

  • -

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brom-mobielen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

  • -

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeerme-ters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeer-apparatuur wordt verstaan;

  • -

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uit-stappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de ge-meente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijd-stip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoer-tuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaats-gevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat

      • 1e

        als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overge-legd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aange-merkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • 2e

        als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil gebruik heeft gemaakt van het motorvoertuig en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Vrijstelling

De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, voor het parkeren van een motorvoertuig op een parkeerapparatuurplaats wordt niet geheven van een houder van een geldige gehandicap-tenparkeerkaart als bedoeld in hoofdstuk IV van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW, stb. 1990, 469), mits deze kaart op een van buitenaf zichtbare en lees-bare plaats direct achter de voorruit van het motorvoertuig is geplaatst.

Artikel 5 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangif-te. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parke-ren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de ver-gunning wordt verleend.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden be-taald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, als het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden be-taald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4.

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 9 Ontheffingen van parkeerbelasting

  • 1.

    Ontheffing van parkeerbelasting wordt uitsluitend op aanvraag verleend.

  • 2.

    Indien een vergunning op verzoek van de vergunninghouder wordt ingetrokken of vervalt, wordt op aanvraag ontheffing verleend over de nog niet ingetreden kalendermaanden, waar-op de vergunning betrekking heeft.

  • 3.

    Indien een belastingplichtige als gevolg van verhuizing, ziekte, overlijden, bedrijfsopheffing of –staking, van de verleende vergunning geen gebruik maakt gedurende de gehele - of een deel van de – periode waarvoor parkeerbelasting is geheven, wordt op verzoek ontheffing van parkeerbelasting verleend over het aantal volle kalendermaanden gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest.

  • 4.

    Indien als gevolg van maatregelen getroffen door of met instemming van het gemeentebe-stuur de vergunninghouder over een gedeelte van het tijdvak waarvoor de vergunning geldt geen gebruik kan maken van de vergunning, wordt ontheffing van parkeerbelasting verleend over het aantal volle kalendermaanden gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is ge-weest.

  • 5.

    Ontheffing van parkeerbelasting wordt niet verleend indien het bedrag daarvan minder zou bedragen dan € 10,-.

Artikel 10 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

Artikel 11 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1.

    Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het motorvoertuig een wielklem worden aangebracht.

  • 2.

    Het college wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3.

    Als na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeen-teambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 12 Kosten

  • 1.

    De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieven-tabel.

  • 2.

    De kosten voor de in artikel 11 genoemde bevoegdheden worden in de Wegsleepverorde-ning vastgelegd.

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 31 januari 2022.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening parkeerbelastingen Westvoorne 2022.

  • 4.

    De Verordening parkeerbelastingen Westvoorne 2021, vastgesteld op 16 december 2020 blijft van kracht voor zaken die zich voor deze datum hebben voorgedaan.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 26-1-2022

De raad voornoemd,

griffier,

de voorzitter

Bijlage 1: Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen Westvoorne 2021

 

Begripsomschrijving:

In deze tabel wordt verstaan onder:

  • a.

    dag: periode van 00.00 uur tot 24.00 uur

  • b.

    maand: een kalendermaand

  • c.

    jaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december.

     

    • 1.

      Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:

       

      • 1.1

        Parkeerplaatsen 1e Slag en 2e Slag per dag laag tarief;

      Uurtarief

      € 1,50

      Dagtarief

      € 7,50

      • 1.2

        Parkeerplaatsen 1e Slag en 2e Slag per dag hoog tarief;

      Uurtarief

      € 1,75

      Dagtarief

      € 9,50

      • 1.3

        Parkeerplaatsen terrein Swinshoek per dag

      € 7,50

    • 2.

      Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt:

      • 2.1

        Voor een bewonersparkeervergunning, geldig voor parkeerplaatsen in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen aanwezig zijn, geldt een tarief van € 0,00 per jaar.

      • 2.2

        Voor een inwonersparkeervergunning, geldig voor de parkeerplaatsen bij de 1e en 2e Slag, geldt een tarief van € 37,50 per jaar.

      • 2.3

        Voor een bezoekersparkeervergunning, geldig voor de parkeerplaatsen bij de 1e en 2e Slag, geldt een tarief van € 55,00 per jaar.

      • 2.4

        Voor een bedrijfsparkeervergunning, geldig voor de parkeerplaatsen bij de 1e en 2e Slag, geldt een tarief van € 37,50 per jaar.

      • 2.5

        Voor een vrachtwagenparkeervergunning, geldig op een door het college aangewezen vrachtwagenparkeerplaats, geldt een tarief van € 0,00 per jaar.

    • 3.

      De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, zijn € 59,00 alsmede 1 uur parkeerkosten.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 22-12-2021

 

De raad voornoemd,

 

de griffier,

 

de voorzitter,