Organisatie | Vlieland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening Vlieland 2007 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening Vlieland 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
algemene wet bestuursrecht, titel 4.2
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 16-12-2010 | Onbekend | 10-12-2007 | Onbekend |
Hoofdstuk 2 Het subsidieproces
Paragraaf 1 De subsidieaanvraag
Artikel 6: Eisen aan de subsidieaanvraag van meer dan € 500,-
Onverminderd het bepaalde in titel 4.2 Awb gaat een aanvraag voor subsidie van meer dan € 500,- in ieder geval vergezeld van;
een begroting met toelichting van de rechtspersoon die het subsidie aanvraagt over het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd of over het jaar waar in de te subsidieren deelactiviteit plaats vindt. Indien een rechtspersoon een subsidie aanvraagt voor een deelactiviteit wordt tevens een begroting ingediend van de deelactiviteit;
Artikel 7: Eisen aan de subsidieaanvraag van minder dan € 500,-
Onverminderd het bepaald in titel 4.2 Awb kan voor een subsidieaanvraag van minder dan € 500,- volstaan worden met indienen van een vereenvoudigde beschrijving van en begroting voor de betreffende activiteit(en).
Indien nog niet eerder subsidie is aangevraagd, dient de aanvraag tevens vergezeld te gaan van een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd.
Artikel 9: overige eisen voor subsidieaanvraag
Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie en/of een financiële bijdrage heeft aangevraagd bij andere bestuursorganen en/of instellingen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.
Paragraaf 2 De subsidieverlening
Artikel 13: accoutantsverklaringen
Indien de verleende subsidie het bedrag van € 30,000,- te boven gaat, dan dient de in artikel 12, onder lid 1a bedoelde jaarrekening te zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.
Indien gedurende een boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten of andere voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde gegevens, doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan de subsidiegever onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.
Het college kan, in kennelijk onbillijke gevallen, van één of meerdere verplichtingen uit deze verordening ten gunste van de aanvrager van subsidie ontheffing verlenen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Vlieland,
Gehouden op 10 december 2007
De griffier, de voorzitter,
R.A. Lanting B.A.H. Galama
Nota-toelichting 1 toelichting op de algemene subsidieverordening Vlieland 2007
Subsidiëring is een belangrijk sturings- en/of voorwaardenscheppend bestuursinstrument voor de gemeente. Om de doelen te bereiken die de overheid nastreeft met subsidieverlening, misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies tegen te gaan en om voldoende rechtszakerheid te geven moeten rechten,plichten en bevoegdheden van subsidiegevers en -ontvangers op een heldere wijze worden vastgelegd. Daarom bevat de Algemene wet bestuursrecht titel 4:2 subsidies, waarin algemene regels zijn opgenomen over subsidiëring . Uitgangspunt van de Awb is dat subsidies gebaseerd moeten zijn op een wettelijk voorschrift. In gemeentelijke termen een verordening. Bij het opstellen van deze Algemene Subsidieverordening heeft titel 4:2 van de Awb als uitgangspunt gediend. Om de leesbaarheid te vergroten is de subsidietitel van de Awb als bijlage bij de verordening gevoegd.
Een Algemene Subsidieverordening is in 2002 vastgesteld maar deze moet worden herzien omdat subsidieontvangers niet altijd (tijdig) aan de in deze verordening genoemde voorwaarden konden voldoen. Omdat subsidies om deze reden echter niet werden geweigerd werd er niet altijd rechtmatig gehandeld (niet conform de verordening). Termijnen waarbinnen subsidieontvangers stukken moeten aanleveren of aanvragen moeten doen, zijn in deze nieuwe verordening daarom verruimd. Omdat een meerjarenplan en een meerjarenvisie niet bij alle subsidieontvangers aanwezig is gaat deze verordening ook hier wat soepeler mee om. Er zal echter wel sprake moeten zijn van een prestatiegerichte sturing een activiteitenplan blijft dan ook wel van belang.
In de verordening wordt geregeld op welk moment de subsidie dient te worden aangevraagd. Hierbij wordt verschil gemaakt tussen incidentele subsidies en budgetsubsidies. Met name voor de laatste soort subsidies is meer tijd nodig om te komen tot een beslissing echter de in de vorige verordening genoemde termijn van 1 april bleek vaak niet haalbaar. Hopelijk is na een gewenning periode 1 september wel haalbaar mochten er gegronde redenen zijn waarom deze termijn niet haalbaar is dan kan het college hieraan ontheffing verlenen. De verordening is in dit opzicht dus minder strikt dan de verordening uit 2002 en daardoor werkbaarder.
Verder wordt geregeld aan welke eisen de aanvraag dient te voldoen. De artikelen 4:60 tot en met 4:65 van de Awb zijn van toepassing.
Hier wordt aangegeven op welke gronden een subsidie geweigerd wordt (zie ook art. 4:35 Awb) en binnen welke termijnen een besluit wordt genomen over de subsidieaanvraag.
Eveneens in paragraaf 2 zijn de subsidieverplichtingen opgenomen. Hier betreft het verplichtingen van de subsidieontvanger over jaarlijkse verantwoording, inrichting van de administratie en mogelijkheden om andere verplichtingen op te leggen. De termijn voor aanleveren van de jaarstukken is verruimd van 3 naar 6 maanden na het verstrijken van het betreffende boekjaar. Ook kan het college bij de subsidie verlening aangegeven welke stukken eventueel niet hoeven worden aangeleverd. De artikelen 4:37 tot en met 4:41 Awb zijn van toepassing.
In het subsidieproces zoals dat wordt geschetst in de Awb wordt gewerkt met subsidieverlening voorafgaand aan subsidievaststelling. De subsidieverlening geeft aan dat aanspraak gemaakt kan worden op subsidie voor bepaalde activiteiten indien deze werkelijk zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan. Uit de vaststelling van de subsidie blijkt dat de activiteiten inderdaad zijn uitgevoerd (of niet) en dat is voldaan aan de voorwaarden (of niet) en bestaat de aanspraak op de verleende financiële middelen (of niet). Om te komen tot een subsidievaststelling dient de subsidieontvanger daartoe een aanvraag in. In de regel betreft dit de inzending van de jaarstukken. De artikelen 4:42 t/m 4:47 en 4:56 en 4:57 Awb zijn van toepassing.
In het subsidieproces is het zo dat pas na de subsidievaststelling een aanspraak op betaling ontstaat. Omdat de subsidie veelal nodig is om de activiteiten uit te voeren, wordt na subsidieverlening een voorschot verstrekt. De artikelen 4: 52 t/m 4:57 Awb zijn van toepassing.
Intrekking en wijziging van de subsidie
In bepaalde gevallen kan de subsidiegever de verleende subsidie intrekken of wijzigen ten nadele van de ontvanger. Hierover zijn in de verordening geen specifieke bepalingen opgenomen. De bepalingen die van toepassing zijn betreffen de artikelen 4: 48 t/m 4:51 Awb.
In de Awb wordt het begrip “beleidsregel” gehanteerd. In art. 1:3, lid 4 wordt een beleidsregel gedefineerd als een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.
In de praktijk betekent dit dat de beleidsregels bepalend zijn voor de afweging van het al dan niet verstrekken van subsidie en de hoogte van het subsidiebedrag. Dat betekent dat zal moeten worden aangegeven op welke wijze deze afweging tot stand komt. Een en ander dient te worden vastgelegd in bijvoorbeeld een nota, en door de raad te worden vastgesteld. Zo kunnen eisen worden gesteld, bijvoorbeeld aan het minimum aantal leden dat nodig is om voor subsidie in aanmerking te komen. Bij subsidieverstrekking zullen een aantal algemene beleidsregels worden toegepast, welke betrekking hebben op alle te verstrekken subsidies. Daarnaast zullen beleidsregels worden toegepast per werksoort (amateuristische kunstbehoefening, sport, kinderopvang etc.) De beleidsregels kunnen op elk moment gewijzigd worden als daar aanleiding voor is. In artikel 2 van de verordening wordt aangegeven dat subsidies worden verstrekt als zij voldoen aan de van toepassing zijnde beleidsregels.
Het subsidieplafond is het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Artikel 3 uit de subsidie verordening geeft de raad de bevoegheid dergelijke plafonds in te stellen. Het subsidieplafond is er enerzijds om de zogenaamde openeinderegelingen af te schaffen. Het begrenst immers het maximale budget, ook al wordt voldaan aan de eisen voor subsidieverstrekking. Indien het subsidieplafond wordt overschreden is het bestuursorgaan verplicht de subsidie af te wijzen (art. 4:25 lid 2 Awb). Anderzijds geeft het subsidieplafond de aanvragers duidelijkheid over de hoogte van het totale budget dat beschikbaar is voor een bepaalde werksoort.
De subsidietitel van de Awb is voor een groot deel toegesneden op het gebruik van budgetsubsidies. Het geeft zowel subsidiegever als ontvanger een stuk meer zekerheid, ook naar de toekomst toe, en het bespaart een boel administratieve rompslomp en tijd omdat niet jaarlijks de subsidies behoeven te worden verleend en vastgesteld.
Ook in de nieuwe subsidieverordening wordt in feite de keuze gemaakt om de subsidies in de vorm van budgetsubsidies te verlenen. De verordening heeft daarom voor budgetsubsidies aparte bepalingen over onder meer indiening van de aanvraag en de beslistermijn opgenomen. Naast de budgetsubsidie blijft de mogelijkheid bestaan om subsidie te verlenen voor activiteiten met een incidenteel karakter. Dit kan ook bij wijze van proef zijn, waarbij, na succesvol gebleken te zijn, wordt overgegaan tot structurele en dus budgetsubsidiëring.
Artikel 1: Begripsbepalingen. De begripsbepalingen hebben betrekking op begrippen die voor toepassing van de verordening van belang zijn. Begrippen die al algemeen gangbaar zijn, of openomen zijn in andere wetteksten worden hier dus niet genoemd. De bepalingen over de begrippen “subsidie” en “subsidieplafond” zijn al opgenomen in de Awb.
Artikel 2: Reikwijdte. Lid 1. Dit artikel geeft aan waarop de verordening van toepassing is. In het geval van de subsidieverordening is dit in principe op alle door de gemeente te verstrekken subsidies. In een aantal gevallen kan het zijn dat er om specifieke redenen voor een bepaald beleidsterrein een aparte subsidieverodening van toepassing is. In dat geval is de algemene verordening niet van toepassing.
Lid 2. Hier wordt bepaald dat subsidie alleen verstrekt kan worden voor activiteiten die bijdragen aan het behalen van een gemeentelijke doelstelling. Bij de te subsidiëren activiteiten dient dus een duidelijk belang voor de gemeente aanwezig te zijn. Het college is hierbij bevoegd om dat te bepalen. Tevens wordt hier de koppeling gemaakt naar de van toepassing zijnde beleidsregels. Indien een subsidieaanvraag hieraan niet voldoet zal de subsidie worden afgewezen.
Artikel 3: Subsidieplafond. Lid 1. Deze bepaling geeft de gemeenteraad de bevoegdheid om een subsidieplafond voor een bepaalde werksoort in te stellen. Het tweede lid bepaald dat bij de vaststelling van een subsidieplafond ook moet worden aangegeven op welke wijze het beschikbare budget wordt verdeeld. Hierbij kan gedacht worden aan het “wie het eerst komt, wie het eerst maalt” principe, maar in principe is iedere verdeelsleutel mogelijk. Wanneer sprake is van verdeling op basis van de verdeelregels bij het subsidieplafond is toetsing aan de beleidsregels al gebeurd.
Artikel 3: Bevoegdheden. Lid 2 Dit artikel regelt dat het college het bevoegde orgaan is om besluiten te nemen betreffende subsidies. De raad stelt immers de beleidsregels vast en daarmee de kaders waarbinnen subsidies kunnen worden verleend, en bepaalt ook de hoogte van het maximale budget door vaststelling van het subsidieplafond. De uitvoering van deze besluiten wordt in handen gelegd van het college.
Artikel 5: Moment van aanvragen. Lid 1 Het eerste lid heeft betrekking op aanvragen voor budgetsubsidiëring. Aanvragen hiervoor dienen 4 maanden voor ingang te worden ingediend. Het gaat hier in de regel om subsidies voor de duur van vier jaar maar ook om subsidies waarbij er weinig wijzigingen zijn. Om een juiste beslissing te nemen is echter wel meer tijd nodig als bij inidentele subsidies. Volgens het tweede lid is deze termijn dan ook gesteld op 3 maanden. Lid 3 geeft het college de mogelijkheid om van deze termijnen af te zien.
Artikel 6: Eisen aan de subsidieaanvraag. Lid 1. Voor een correcte beoordeling van de subsidieaanvraag zal bepaalde informatie nodig zijn. Deze informatie dient voor de subsidieaanvrager te worden aangeleverd in de vorm zoals omschreven is in het eerste lid. Het tweede lid geeft aan dat voor budgetsubsidies ook informatie voor meerdere jaren nodig is. Omdat in de praktijk blijkt dat niet alle subsidieontvangers een meerjarenplanning hebben en het maken van deze stukken veel inspanning zou vergen van deze subsidieontvanger staat hier “indien aanwezig”
Artikel 7: De vereenvoudigde aanvraag voor beperkte subsidies spreekt voor zich.
Artikel 8: Oprichtingsakte. De subsidiegever wil graag op de hoogte zijn van de wijze waarop de subsidieaanvrager juridisch georganiseerd is, en verlangt daarom een afschrift van de statuten of oprichtingsakte van de rechtspersoon.
Artikel 9: Overige aanvragen voor subsidie. Voor een juiste beslissing over verlening van subsidie is het van belang te weten of ook bij andere bestuursorganen en/of instellingen subsidie is aangevraagd.
Artikel 10: Onvolledige of ongenoegzame aanvraag. In feite wordt dit artikel in artikel 4:5 Awb geregeld, maar uit jurisprudentie is gebleken dat het noodzakelijk is een specifieke bepaling hierover in de verordening op te nemen. Het eerste lid bepaald dan ook dat als een aanvraag niet voldoet aan hetgeen vereist wordt op grond van deze verordening, danwel enig ander wettelijk voorschrift, het college de aanvraag buiten behandeling kan laten. Het tweede artikel bepaalt dat de aanvrager de gelegenheid krijgt om alsnog aan de eisen te voldoen. Hierbij wordt wel gelet op de indieningtermijnen bepaald in artikel 4.
Weigering subsidie. Dit artikel regelt 4 weigeringsgronden waarop subsidie kan worden geweigerd. Daarnaast zijn de weigeringsgronden zoals die genoemd worden in de artikelen 4: 25 en 4:35 Awb van toepassing. De weigeringsgronden zelf behoeven geen nadere toelichting.
Artikel 11: Besluit college. Dit artikel regelt in het eerste lid de beslissingstermijn voor een aanvraag voor incidentele subsidie en in het tweede lid de aanvraag voor budgetsubsidie. De termijnen sluiten aan bij de aanvraagtermijnen genoemd in artikel 5. Indien het college niet binnen de genoemde termijn een besluit heeft genomen wordt de subsidieaanvraag geacht te zijn afgewezen.
Artikel 12: Verplichtingen van de subsidieontvanger. Net als bij de aanvraag tot subsidieverlening is voor de vaststelling van de definitieve subsidie informatie nodig. Ook hiervoor rust de plicht tot voorzien in de informatie bij de subsidieontvanger. In dit artikel wordt limitatief aangegeven welke informatie dient te worden aangeleverd. Bij niet of onvoldoende informatie kan de subsidie lager worden vastgesteld.
Artikel 13: Accountantsverklaring. Bij verleende subsidies die hoger zijn dan Euro 30.000,- is een accountantsverklaring vereist, afgegeven door een registeraccountant of een ingeschreven Accountant- Administratieconsulent. Dit stelt de subsidiegever in staat om sneller vast te stellen of de subsidie recht- en doelmatig is besteed. In het verleden lag dit drempelbedrag lager, maar het is aangepast aan stijgingen van het prijspeil etc. Voor de definitie van accountantsverklaring is aangesloten bij het Burgerlijk Wetboek. Een samenstellingverklaring is dus onvoldoende.
Artikel 14: Inrichting administratie. Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Duidelijk moet zijn dat indien aan deze bepaling niet wordt voldaan, dit kan leiden tot een lagere subsidievaststelling.
Artikel 15: Meldingsplicht. Het spreekt vanzelf dat de subsidiegever in kennis gesteld wordt van dreigende verschillen tussen begrote en werkelijke inkomsten en uitgaven. Indien deze verschillen pas bij de vaststelling van de subsidie naar voren komen leidt dit vaak tot een hogere subsidieaanvraag. Daarnaast is het van belang dat de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten door blijft gaan. Ook hier geldt dat indien aan deze bepaling niet is voldaan dit kan leiden tot een lagere subsidievaststelling.
Artikel 16: Overige verplichtingen. Het eerste lid regelt de bevoegdheid van het college om verplichtingen op te leggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Als voorbeeld gaat het om een verplichting om de gesubsidieerde acitviteiten voor iedereen toegankelijk te laten zijn. Het tweede lid bepaalt dat een dergelijke verplichting alleen geldt als deze in de verleningsbeschikking is opgenomen.
Artikel 17: Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Lid 1. Regelt de bevoegdheid van het college om dergelijke verplichtingen op te leggen. Lid 2. Bepaalt dat een dergelijke verplichting alleen betrekking heeft op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. Het gaat dus niet om de inhoud van de activiteit. Als voorbeeld kan gedacht worden aan verplichtingen in het kader van milieueisen (gebruik van bepaalde stoffen, geluidsniveau van activiteiten) of openbare veiligheid (aanwezigheid EHBO, ordeverstoring etc.) Lid 3. Bepaalt dat een dergelijke verplichting alleen geldt als deze in de verleningsbeschikking is opgenomen.
Artikel18: Beslissingstermijn. Dit artikel behoeft geen nadere toelichting
Artikel 19: Betaling van de subsidie. Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 20: Voorschotten. Dit artikel regelt de bevoegdheid om met voorschotten te werken. In het subsidieproces is het immers zo dat de aanspraak op betaling pas ontstaat na vaststelling van de subsidie. Bij een budgetsubsidie voor vier jaar ontstaat deze aanspraak pas na vier jaren. Vaak zal al eerder geld nodig zijn om de gesubsidieerde activiteiten uit te voeren. In dat geval kan gewerkt worden met voorschotten. In de praktijk zal na subsidieverlening over worden gegaan tot uitbetaling van het subsidiebedrag als voorschot.
Artikel 21: Hardheidsclausule. Lid 1. Regelt de bevoegdheid om in gevallen waarin de verordening niet voorziet of onduidelijk is, toch de nodige beslissingen te nemen. Lid 2. Regelt de bevoegdheid om in kennelijk onbillijke gevallen gemotiveerd van de bepalingen van de verordening af te wijken. Dit zal hoogst zelden voorkomen.
Artikel 22: Inwerkingtreding. Op grond van de tijdelijke referendumwet kan de inwerkingtreding van de verordening worden opgeschort. Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.