Organisatie | De Fryske Marren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsplan Wet inburgering “Welkom in de Fryske Marren” 2022-2025 |
Citeertitel | Beleidsplan Wet inburgering “Welkom in de Fryske Marren” 2022-2025 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-01-2022 | nieuwe regeling | 15-12-2021 | 2021/125 |
De titel van dit beleidsplan luidt: Beleidsplan Wet inburgering “Welkom in de Fryske Marren” 2022-2025. Met dit plan geeft gemeente De Fryske Marren uitvoering aan de visie dat statushouders Welkom zijn in onze gemeente.
De Fryske Marren vindt een inclusieve samenleving belangrijk. Een samenleving met vitale gemeenschappen waar inwoners naar elkaar omkijken, initiatieven nemen om de leefbaarheid in stand te houden en waarin iedereen ertoe doet en iedereen er bij hoort.
Een plan voor de komende vier jaar
In dit beleidsplan worden het fundament, de aanpak en de daarbij horende prioriteiten voor de komende vier jaar gepresenteerd. Het fundament bestaat uit vier uitgangspunten die de basis vormen voor de uitvoering.
De aanpak voor de uitvoerig bestaat uit zes pilaren
Statushouders zijn welkom in onze gemeente. Zes pilaren creëren verbondenheid en ruimte voor de uitvoering om zowel in vrijheid als gezamenlijkheid aan de slag te gaan. De zes pilaren zijn :
De uitgangspunten staan vast, de invulling van de uitvoering is dynamisch. De zes pilaren sluiten aan op de knelpunten en wensen van betrokken teams, organisaties, professionals en vrijwilligers en ervaringsdeskundigen die betrokken zijn bij de inburgering. Het plan kan de komende jaren aangevuld worden met nieuwe projecten en werkwijzen. Bij de doorontwikkeling spelen de uitvoerders en inwoners een cruciale rol.
Per 1 januari 2022 treedt de Wet inburgering 2021 in werking. Het doel van de wet is dat alle inburgeringsplichtigen snel en volwaardig mee kunnen doen aan de Nederlandse samenleving, het liefst door middel van betaald werk.
De gemeenten krijgen in het nieuwe inburgeringsstelsel de regie over de uitvoering van de inburgering. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de begeleiding en ondersteuning van inburgeringsplichtigen gedurende de inburgering en kunnen daarmee voor hen het verschil gaan maken. Om het doel van de Wet inburgering 2021 te bereiken, zijn door het Rijk vijf subdoelen vastgesteld.
De Wet inburgering geldt voor vreemdelingen vanaf 16 jaar (tot de AOW-gerechtigde leeftijd) die zich duurzaam in Nederland vestigen en in het bezit zijn van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Inwoners uit de Europese Unie en Liechtenstein, Noorwegen en IJsland vallen hier niet onder. Er worden twee groepen onderscheiden:
a) Asielmigranten (of statushouders)
Asielmigranten zijn asielzoekers die als vluchteling zijn erkend en een verblijfsvergunning hebben gekregen. Ook gezinsleden van deze migranten (“nareizigers”) vallen onder deze groep. Die groep bestaat vooral uit personen uit Syrië en Eritrea en sinds kort ook uit Afghanistan.
b) Gezins- en overige migranten
Gezinsmigranten zijn migranten die naar Nederland komen vanwege hun (Nederlandse) partner. Tot de groep overige migranten horen geestelijk bedienaren en mensen met een verblijfsvergunning voor een niet-tijdelijk humanitair verblijfsdoel.
De ondertussengroep valt formeel niet onder de Wet inburgering 2021. Het zijn de statushouders die onder de huidige wet inburgering vallen. Dat betekent dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het afsluiten van een lening bij DUO voor hun inburgeringstraject en dit zelf ook regelen. Na overleg tussen de VNG en het ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid is afgesproken dat gemeenten gestimuleerd worden om deze groep zoveel mogelijk in de geest van de nieuwe wet te begeleiden.
De belangrijkste onderdelen van de nieuwe wet zijn:
Sinds 2013 is de huidige wet inburgering van kracht. Inburgeringsplichtigen zijn zelf verantwoordelijk voor het afsluiten van een lening voor het financieren van hun inburgeringtraject. Ook moeten zij zelf een aanbieder zoeken.
Het huidige inburgeringsstelsel voldoet op een aantal punten niet. Veel inburgeraars doen er te lang over om in te burgeren en er is onvoldoende aandacht voor werk en participatie. Dit leidt ertoe dat slechts een klein deel van de statushouders na hun inburgering aan het werk is. Daarnaast worden ze niet gestimuleerd om het hoogst mogelijke taalniveau te behalen. Het taalniveau A2 dat de statushouder bereikt moet hebben aan het einde van de inburgeringsperiode wordt als onvoldoende beoordeeld wat betreft het meedoen op de arbeidsmarkt. Ook het leenstelsel voor inburgeringsplichtigen, waarin de inburgeraar een lening krijgt en daarvan onder andere taallessen inkoopt, functioneert niet goed.
Per 1 januari 2022 treedt de Wet inburgering 2021 in werking. Het nieuwe inburgeringsstelsel is een lerend stelsel, in de komende jaren wordt gekeken waar bijgestuurd kan worden. De rol van de gemeente verandert met de komst van de nieuwe wet verandert nadrukkelijk.
De Wet inburgering 2021 heeft als doel om alle inburgeraars mee te laten doen in de samenleving, bij voorkeur in de vorm van betaald werk. Dat kan het beste wanneer zij zo snel mogelijk beginnen met hun inburgering, wanneer zij daarbij goed worden ondersteund en waar nodig worden ontzorgd. Er zijn door het Rijk vijf subdoelen benoemd.
1. Tijdige start van de inburgering
Om ervoor te zorgen dat inburgeringsplichtigen vanaf het begin kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving, is het belangrijk dat zij zo snel mogelijk beginnen met de inburgering.
2. Snelheid van de inburgering
Om ervoor te zorgen dat inburgeringsplichtigen snel kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving, is het belangrijk dat zij binnen de inburgeringstermijn van drie jaar, maar liefst sneller, voldoen aan de inburgeringsplicht.
Om te zorgen dat inburgeringsplichtigen volwaardig kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving, is het belangrijk dat het inburgeringsaanbod aansluit bij hun startpositie en ontwikkelmogelijkheden.
4. Dualiteit: combineren van taal en participatie
Om ervoor te zorgen dat inburgeringsplichtigen volwaardig kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving, is het belangrijk dat het leren van de Nederlandse taal gecombineerd wordt met activiteiten gericht op deelname aan het dagelijkse leven.
5. Kwaliteit van het inburgeringsaanbod
Om de subdoelen 1 tot en met 4 te bereiken, is het belangrijk dat er een divers en kwalitatief hoogwaardig inburgeringsaanbod beschikbaar is. Daarom zijn gemeenten in het nieuwe inburgeringsstelsel verantwoordelijk voor de inkoop en kwaliteit (van een deel) van het inburgeringsaanbod.
De gemeente voert de regie over de uitvoering. De statushouder blijft zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan de Wet inburgering 2021.De gemeente zorgt voor een aanbod aan ondersteuning waarmee het voor inburgeraars mogelijk wordt om die verantwoordelijkheid te nemen. Het zorgen voor het aanbod betekent ook dat de gemeente verantwoordelijk is voor het toetsen van de kwaliteit van de aanbieders: aan de voorkant (door middel van de aanbestedingseisen) en gedurende de uitvoering (via contractbeheer).
De inburgering start snel. Al in het Asielzoekerscentrum (AZC) wordt hiermee begonnen. Gemeenten zorgen voor een doorlopende lijn vanuit deze opvang. Op basis van een brede intake en een leerbaarheidstoets wordt per inburgeraar een persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP) opgesteld en uitgevoerd. In het PIP worden de wederzijdse afspraken tussen de statushouder en de gemeente vastgelegd, waarbij het PIP ook de status van een beschikking heeft.
Het taalniveau van de inburgeraars moet zo hoog mogelijk zijn. Een succesvolle inburgering hangt samen met de mate waarin men het Nederlands beheerst. Inburgeraars worden daarom gestimuleerd om de taal op een zo hoog mogelijk niveau (B1) te behalen. Pas als dat niet lukt, kan men kiezen voor een lager niveau.
De inburgeringsverplichting geldt voor iedereen. Er worden geen ontheffingen meer gegeven voor het behalen van het inburgeringsexamen. In plaats daarvan komt er een specifieke inburgeringsroute voor degenen voor wie het reguliere (B1-) traject niet haalbaar is. Dit is de zogenaamde Zelfredzaamheidsroute (Z-route). Naast deze twee routes komt er een onderwijsroute voor jongeren die zich voorbereiden op vervolgonderwijs.
Gebruik maken van opgedane kennis en ervaring
De gemeente De Fryske Marren is vanaf 2019 actief aan de slag met de inburgering van inburgeringsplichtigen (de ondertussengroep) en betrokken bij de statushouders die al langer in Nederland wonen. Via deelname aan de landelijke pilot Brede intake en PIP is ervaring opgedaan met deze nieuwe taak die is opgenomen in de Wet inburgering 2021. Met de nog dit jaar te starten pilot financieel ontzorgen door de eigen uitvoering wordt voorgesorteerd op de tweede nieuwe wettelijke taak.
Het nieuwe beleid is gebaseerd op aanbevelingen over inburgering, integratie en participatie op de arbeidsmarkt afkomstig uit recente publicaties. Er is eveneens gebruik gemaakt van de kennis en kunde van het Projectteam Inburgering en de ketenpartners die actief aan de slag zijn met de inburgering van de ondertussengroep. In het beleidsplan worden eveneens verbindingen gelegd met andere beleidsterreinen.
Voor ons als gemeente is dit beleidsplan een opdracht: We laten zien wat onze ambities zijn en wat we gaan doen. Inwoners en uitvoeringspartijen kunnen in dit beleidsplan zien waar de gemeente de komende vier jaar mee aan de slag gaat om inburgeringsplichtigen te ondersteunen op het gebied inburgering. Het beleidsplan bevat concrete actiepunten.
Dit beleidsplan bestaat uit zeven hoofdstukken. De samenvatting en definities staan in hoofdstuk 1, in hoofdstuk 2 is de inleiding opgenomen. Hoofdstuk 3 geeft de beleidskaders weer en geeft een beeld van hoe het beleidsplan zich verhoudt tot andere beleidsterreinen. Hoofdstuk 4 beschrijft de beleidsuitgangspunten die de basis vormen. Hoofdstuk 5 gaat over onze aanpak, de zes pilaren en ambities en de hieruit volgende acties. In hoofdstuk 6 staan de te verwachten aantallen en het financiële kader. Het beleidsplan wordt afgesloten met hoofdstuk 7 dat gaat over de monitoring en de handhaving.
Dit hoofdstuk geeft weer hoe het beleidsplan Wet inburgering 2021 is ingebed in staande en nieuwe wettelijke kaders en nieuwe ontwikkelingen en kennis. Het eerste deel van dit hoofdstuk gaat in op de wettelijke kaders die op landelijk niveau van kracht zijn of worden. Het tweede deel geeft weer hoe dit beleidsplan aansluit en voortbouwt op het huidige gemeentelijk beleid. Het laatste en derde deel van dit hoofdstuk bespreekt de belangrijkste conclusies van recent onderzoek rondom inburgering.
In dit beleidsplan ligt de focus op de Wet inburgering 2021. Deze nieuwe wet sluit aan op twee andere wetten, te weten:
In het nieuwe stelsel krijgen de gemeenten een belangrijke rol, zoals de regie op de inburgeringstrajecten en de inkoop van scholing. De Wet inburgering 2021 is geen decentralisatie. Het Rijk stelt het beleid op en laat daarbij beperkte beleidsvrijheid voor gemeenten.
De Wet inburgering geldt voor vreemdelingen vanaf 16 jaar (tot de AOW-gerechtigde leeftijd) die zich duurzaam in Nederland vestigen en in het bezit zijn van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Inwoners uit de Europese Unie en Liechtenstein, Noorwegen en IJsland vallen hier niet onder. Er worden twee groepen onderscheiden:
Inburgeringsplichtigen zijn asielzoekers die als vluchteling zijn erkend en een verblijfsvergunning hebben gekregen. Ook gezinsleden van deze migranten (“nareizigers”) vallen onder deze groep. Die groep bestaat op dit moment vooral uit personen uit Syrië en Eritrea.
b) Gezins- en overige migranten
Gezinsmigranten zijn migranten die naar Nederland komen vanwege hun (Nederlandse) partner. Dat kan alleen wanneer men over voldoende inkomen beschikt. De inburgering start al in het land van herkomst, waar het basisexamen inburgering buitenland moet worden afgelegd. Dat betekent dat gezinsmigranten al een basisniveau aan taal (A1) hebben behaald wanneer zij hier komen. Eenmaal in Nederland moeten zij hier het inburgeringsexamen halen.
Tot de groep overige migranten horen geestelijk bedienaren en mensen met een verblijfsvergunning voor een niet-tijdelijk humanitair verblijfsdoel.
In het nieuwe stelsel worden geen ontheffingen op basis van aantoonbaar geleverde inspanningen meer verleend. Inhoudelijk zijn er belangrijke wijzigingen, zoals een hogere norm voor het te behalen taalniveau tijdens de inburgering.
Naast de taaltrajecten gaan alle inburgeraars actiever kennismaken met de lokale arbeidsmarkt. Ook komen ze meer en vaker in de praktijk in aanraking met Nederlandse kernwaarden zoals gelijkheid en vrijheid van meningsuiting.
De ondertussengroep valt formeel niet onder de Wet inburgering 2021. Het zijn de inburgeringsplichtigen die onder de huidige wet inburgering vallen. Dat betekent dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het afsluiten van een lening bij DUO voor hun inburgeringstraject en dit zelf ook regelen. Na overleg tussen de VNG en het ministerie SZW is afgesproken dat gemeenten gestimuleerd worden deze groep zoveel mo-gelijk in de geest van de nieuwe wet te begeleiden. De gemeenten krijgen hiervoor aanvullende incidentele middelen.
De belangrijkste onderdelen van de nieuwe wet zijn:
Alle leerroutes hebben een duaal karakter, dit houdt in een combinatie van taal met participatie. In de onderwijsroute krijgen vooral jongere inburgeraars intensieve taallessen en volgen zij tegelijkertijd vakken als rekenen, Engels en leervaardigheden en studieloopbaanbegeleiding. Zij ronden dan in gemiddeld anderhalf jaar de inburgering af en stromen door naar een beroepsopleiding, zoals MBO 2, 3 of MBO 4.
In het taalonderwijs aan anderstaligen worden vier niveaus onderscheiden, namelijk A1, A2, B1 en B2. Onder het nieuwe stelsel wordt de taaleis verhoogd van A2 naar B1. De B1 route is dus gericht op het behalen van een hoger taalniveau, dit om de uitstroomkansen richting werk te vergroten. Inburgeringsplichtigen combineren tijdens de B1 route de taallessen met (vrijwilligers)werk , werkervaringsplek of stage.
De zelfredzaamheidsroute is bedoeld voor de inburgeraars voor wie de onderwijsroute of de B1 route niet haalbaar zijn. Zij gaan in het nieuwe stelsel meer tijd besteden aan het leren van de taal, zelfredzaamheid en participatie in de samenleving. Zij sluiten in het nieuwe stelsel hun inburgering af met een certificaat.
Ten opzichte van de huidige situatie wordt er meer van de inburgeraars gevraagd. De (examen-)eisen die aan hun taalniveau worden gesteld zijn hoger. Verder zijn de mogelijkheden om ontheffing te krijgen van het inburgeringsexamen fors teruggebracht. Alleen lichamelijke, fysieke of verstandelijke belemmeringen of beperkingen kunnen nog een reden zijn voor het verkrijgen van een ontheffing.
In de tabel op de volgende pagina staan de verschillende onderdelen van de inburgering. De gemeente is verantwoordelijk voor het aanbieden van alle onderdelen aan inburgeringsplichtige asielstatushouders. De verantwoordelijkheid van de gemeenten voor de gezins- en overige migranten is beperkter.
De vijf onderdelen van de inburgering
De inburgering bestaat uit vijf onderdelen De gemeente is vanaf onderdeel twee betrokken. Vanaf het moment dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) beslist in welke gemeente een vluchteling wordt gehuisvest, wordt de gemeente verantwoordelijk voor het verzamelen van alle informatie over de aanstaande inwoner.
Het vaststellen van de inburgeringsplicht.
Dit onderdeel begint met de verstrekking door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van een verblijfsvergunning voor een niet tijdelijk doel, meestal een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd (asiel of regulier). De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) stelt de inburgeringsplicht voor de inburgeraar vast, beheert de bijbehorende gegevens en controleert.
De uitkomsten van de brede intake, deels in het Azc deels thuis, worden vastgelegd in het PIP. Ook de uitkomst van het onderzoek welke leerroute het beste past bij de inburgeringsplichtige wordt in het PIP opgenomen. Het PIP bevat de afspraken rondom de leerroute, het participatieverklaringstraject (PVT) en de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP).
De inburgeraar volgt een leerroute. In deze leerroute biedt de gemeente ook een traject aan om de inburgeraar voor te bereiden op actieve participatie in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Gemeenten moeten zorgen voor de voortgangsgesprekken, het monitoren van hun aanwezigheid en het bewaken van hun voortgang bij inburgering. Daarnaast worden de gemeenten verantwoordelijk voor een aanbod voor de Module Arbeidsparticipatie (MAP).
Gemeenten gaan de inburgeraars die bijstand ontvangen ontzorgen. De gemeenten gaan voor deze groep de eerste zes maanden de huur, zorgverzekering en rekeningen voor gas, water en licht vanuit die bijstand betalen. Deze begeleiding moet zorgen voor rust en stabiliteit bij het begin van de inburgering.
De verschillen tussen de huidige wet inburgering 2013 en de Wet inburgering 2021.
3.b. Gemeentelijke kaders: Coalitieakkoord, kernboodschap sociaal domein en raakvlakken met huidig beleid
Het beleidsplan sluit aan bij de uitgangspunten van het Coalitieakkoord 2019-2022 ‘De takomst Temjitte’ en geeft invulling aan het werkprogramma 2019-2022 van het college van burgemeester en wethouders.
In programma 4 staat dat wij veel waarde hechten aan vitale gemeenschappen, waar inwoners naar elkaar omkijken en initiatieven nemen om de leefbaarheid in stand te houden dan wel te verbeteren. Verder zijn de Friese taal en cultuur onlosmakelijk verbonden aan onze samenleving.
In programma 5 is het volgende opgenomen. “Asielzoekers en statushouders zijn welkom in De Fryske Marren. In 2021 wordt de Wet inburgering gewijzigd. Dit betekent dat de regie op inburgering terug komt bij de gemeente met als doel asielzoekers en statushouders zo snel mogelijk de taal laten leren en hen toe te leiden naar werk. Zij krijgen hiertoe bij aankomst in het AZC een persoonlijk plan voor inburgering en parti¬cipatie. Wij willen het anticiperen op deze wet continueren en de huidige trajecten in beeld brengen”.
Het beleidsplan sluit ook aan op de wens van het college en de raad om meer integraal te werken.
De kernboodschap van het sociaal domein (zie ook bijlage 1) geldt als het uitgangspunt bij het nieuwe beleid. De rode draad binnen het sociaal domein van De Fryske Marren is: De inwoner draagt naar vermogen verantwoordelijkheid voor zichzelf en zijn omgeving. De gemeente stimuleert de samenleving om in beweging te komen, te ontwikkelen en mee te doen. We doen dit met lef!
Raakvlakken met inclusie, gezondheidsbeleid, beleid participatie en re-integratie en WMO-beleid
Inburgering en integratie hebben raakvlakken met verschillende beleidsterreinen. De Fryske Marren vindt een inclusieve samenleving belangrijk. Hiermee bedoelen we dat we een samenleving willen waarin iedereen ertoe doet en iedereen er bij hoort. Sommige inwoners ervaren op grond van afkomst, huidskleur, beperking, geslacht, seksuele voorkeur, geloof of leeftijd soms minder kansen om mee te doen. In het uitvoeringplan van het Inclusiebeleid is aandacht voor kwetsbare inwoners die een langere afstand tot de arbeidsmarkt hebben of niet meer kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt.
Inburgering en integratie raakt ook het gezondheidsbeleid. Op 10 juni 2020 is het Beleidsplan Gezondheid De Fryske Marren vastgesteld. Hierin is Positieve gezondheid het belangrijkste uitgangspunt: dat wil zeggen: gezondheid is meer dan ‘niet ziek zijn’.
Gezondheid gaat ook over het meedoen in de samenleving, over het verrichten van betekenisvol werk of andere activiteiten en over de omgeving waarin je leeft. Positieve gezondheid betekent ook bijvoorbeeld het naar school of werk gaan, voldoende financiën hebben, culturele activiteiten, zingeving en het hebben van een goede woning. Voor iedereen geldt dat een gezonde omgeving, fysiek én sociaal, gezond gedrag stimuleert.
Alle statushouders hebben een vluchtverleden en hebben veelal onder barre omstandigheden hun eigen land moeten verlaten. Verlies is een belangrijk thema in hun leven. Immers ze hebben hun huis, hun werk en in veel gevallen ook (directe) familieleden verloren. Het is daarom van belang dat er voldoende aandacht en expertise is voor hun psychische en lichamelijke gezondheid. Werken vanuit de principes van positieve gezondheid draagt daaraan bij, evenals activiteiten gericht op meer contact tussen bewoners en de sociale samenhang in de buurt of wijk.
Inburgering is direct verbonden met participatie en re-integratie in het kader van de Participatiewet. In het nieuwe beleidsplan Participatie en Re-integratie 2021-2025 is opgenomen dat we nieuwe inwoners met een inburgeringsplicht snel en succesvol willen laten inburgeren, participeren en integreren. Dit door in een vroeg stadium kennis te maken en samen met hen een persoonlijk plan op te stellen dat is gericht op inburgering en participatie.
In dit plan speelt kennis(maken) met de nieuwe leefomgeving, de lokale samenleving en welzijn een belangrijke rol. Samen met de verschillende netwerkpartners in het werkveld zorgt de gemeente ervoor dat nieuwkomers vanaf het begin aan de slag gaan met de toekomst en (zelf)redzaam worden in onze gemeente. Binnen de verschillende re-integratie instrumenten wordt maatwerk ingezet.
In het recent vastgestelde WMO beleidsplan 2021-2025 is gekozen voor doorgaan op de ingeslagen weg. We vinden het belangrijk dat in onze samenleving iedereen (naar vermogen) mee kan doen. Van inwoners wordt verwacht dat zij in eerste instantie zelf in hun netwerk, via een inwonersinitiatief of in basisvoorzieningen, naar een oplossing zoeken voor een probleem. Daarbij ondersteunen we onze inwoners door de dragende samenleving en de basisvoorzieningen te ondersteunen en te versterken. Voor inwoners die het nodig hebben, zijn er maatwerkvoorzieningen WMO beschikbaar.
3.c. Recente landelijke rapporten en nieuwe inzichten integratie statushouders
In de afgelopen jaren zijn meerdere publicaties verschenen over de integratie van statushouders in Nederland. Een overzicht van deze publicaties is opgenomen in bijlage 2.
De rode draden uit deze publicaties onderstrepen het belang van:
Het voorgaande betekent dat het beleidsplan onderdeel is van een groter geheel en aansluit op nieuwe kennis en inzichten. Vanuit deze kaders en nieuwe inzichten zijn vier beleidsuitgangspunten opgesteld. Deze uitgangspunten worden in het volgende hoofdstuk besproken.
Dit hoofdstuk beschrijft de vier uitgangspunten die vanaf de vaststelling van dit beleidsplan de basis vormen voor de uitvoering en ontwikkelingen van de inburgering van statushouders. De uitgangspunten zijn: Zo weinig mogelijk versnipperingen, een integrale werkwijze, direct aan de slag en regionale samenwerking waar nodig. De uitgangspunten worden hieronder kort toegelicht.
Uitgangspunt 1. Zo weinig mogelijk versnipperingen
In de afgelopen jaren is het aanbod voor statushouders versnipperd geraakt. Er zijn meerdere taalaanbieders en ook voor andere activiteiten geldt dat er een ruim aanbod is. Ook is het soms onduidelijk welke organisatie wat oppakt. Dit maakt het voor de statushouder als nieuwe inwoner van Nederland lastig. De statushouder is gebaat bij een vast aanspreekpunt en continuïteit in de begeleiding. Het vaste aanspreekpunt na invoering van de wet zal een regisseur inburgering zijn van het sociaal wijkteam zorg en participatie
Uitgangspunt 2. Een integrale werkwijze
De gemeente is bij de uitvoering van de nieuwe wet verantwoordelijk voor de regie. De integrale werkwijze ziet er als volgt uit:
Het netwerk bestaat uit vrijwilligers(organisaties) en organisaties die werken met professionals. In de samenwerking staan de energie, kracht en capaciteit van de inwoner centraal. Op basis hiervan wordt gekeken of de inwoner wordt geholpen door een vrijwilliger of een professional. Daarnaast wordt de belasting van vrijwilligers goed in de gaten gehouden.
Uitgangspunt 3. Direct aan de slag
Om ervoor te zorgen dat statushouders vanaf het begin kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving, is het belangrijk dat zij zo snel mogelijk beginnen met de inburgering. Daarom wordt in een vroeg stadium, als zij nog op het Azc wonen, contact gezocht met de nieuwe inwoner van De Fryske Marren en zijn eventuele gezinsleden. Daar vindt een eerste kennismakingsgesprek plaats. Van het COA wordt, met inachtneming van de AVG, alle informatie opgehaald die relevant is voor het opstellen van het persoonlijk plan inburgering en participatie.
De overdracht heeft niet alleen betrekking op basisinformatie over de statushouder. Het is een inventarisatie van de activiteiten waaraan hij of zij al tijdens het verblijf in het Azc heeft deelgenomen (zoals voorinburgering, taallessen of vrijwilligerswerk) en van de houding, motivatie en verwachting van de statushouder.
Ook is het van belang om al in een vroeg stadium informatie te geven over wat de statushouder te wachten staat en welke ondersteuning hij of zij hierbij krijgt. Dat betekent dat De Fryske Marren samen met het COA zorgt voor een persoonlijke (“warme”) overdracht in de vorm van een driegesprek tussen de inburgeraar, een medewerker van het COA en de regisseur inburgering van De Fryske Marren.
Uitgangspunt 4. Regionale samenwerking waar nodig
Sinds 2020 zijn, in verband met de aanstaande Wet inburgering 2021, overal in Nederland samenwerkingsverbanden ontstaan tussen gemeenten. Deze samenwerking vindt plaats op de schaal van de arbeidsmarktregio. In onze arbeidsmarktregio Fryslân Werkt is dat de provincie Fryslân. Deze provinciale samenwerking richt zich primair op een gezamenlijke inkoop van leerroutes. De argumenten hiervoor zijn dat alleen door samenwerking regionale spreiding van het aanbod, differentiatie in het aanbod en een goede kwaliteit van het aanbod gerealiseerd kan worden.
Daarnaast is er een natuurlijke sub-regionale samenwerking met de gemeenten Harlingen, De Waadhoeke en Súdwest Fryslân. Daarbij gaat het tot nu toe om afstemming en het samen opzetten van bijvoorbeeld een kennismakingsprogramma en specifieke projecten voor statushouders. Voor de periode na 2022 zal het ook gaan om het samen inkopen van participatie- en werkervaringstrajecten die dan dichtbij huis in onze eigen regio uitgevoerd kunnen worden door onze ketenpartners.
5. Onze aanpak: zes pilaren met ambities en acties
Het doel van het nieuwe beleid is om uitvoering te geven aan de visie van de gemeente De Fryske Marren dat statushouders WELKOM zijn. De Fryske Marren vindt een inclusieve samenleving belangrijk. Een samenleving met vitale gemeenschappen waar inwoners naar elkaar omkijken, initiatieven nemen om de leefbaarheid in stand te houden en waarin iedereen ertoe doet en iedereen er bij hoort.
We gaan dit realiseren aan de hand van een beleids- en uitvoeringsstructuur die bestaat uit zes pilaren:
Dit hoofdstuk beschrijft per pilaar wat we willen bereiken en wat we daarvoor gaan doen.
De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taakstelling voor de huisvesting van statushouders, op grond van de Huisvestingswet 2014. Het COA wijst statushouders toe aan de gemeente op basis van de door het Rijk vastgestelde taakstelling. Daarbij kijkt het COA naar factoren zoals werk, studie, aanwezigheid van eerstegraads familie en medische omstandigheden. Zodra een statushouder aan de gemeente is toegewezen wordt passende woonruimte gezocht. Deze woonruimte bestaat voornamelijk uit sociale woningbouw.
Voor 2021 is de landelijke taakstelling vastgesteld op 24.500 te huisvesten vergunninghouders. De taakstelling in 2021 voor De Fryske Marren bedraagt 73 personen, de taakstelling voor de eerst helft van 2022 is voorlopig bepaald op 30 personen. …
Statushouders behoren tot de doelgroep van de corporaties. Gemeente De Fryske Marren en de corporaties voelen zich samen verantwoordelijk om invulling te geven aan de huisvesting van deze groep. We willen dat statushouders zich thuis voelen in onze gemeente, in hun directe woonomgeving en dat zij meedoen.
Wij willen dat de statushouders steun krijgen. Die steun komt enerzijds van de regisseur (en ondersteuner) inburgering van het Sociaal wijkteam. Zij doen de brede intake en stellen samen met de statushouder het persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP) op. Via een uitgebreide brede intake wordt een bij de statushouder passend traject opgesteld. Daarin is aandacht voor meerdere levensdomeinen, zoals gezondheid, financiën en gezinssituatie. Door de inzet van een ondersteuner die de eigen taal van de statushouder spreekt wordt een vertrouwensband opgebouwd.
Voor de groep gezinsmigranten en overige migranten die vallen onder de Wet inburgering 2021 voeren wij de wettelijke taken uit. Dit betekent dat wij ondersteuning bieden op gebied van de brede intake en het PIP, de module arbeidsmarkt en participatie (MAP) en de participatieverklaring (PVT).
De regie op de activiteiten die zijn opgenomen in het PIP wordt uitgevoerd door de regisseurs inburgering van de gemeente. Zij volgen de voortgang van de inburgeraars en zorgen dat afspraken van alle partijen (inburgeraars, aanbieders van trajecten en van regisseurs zelf) worden nagekomen.
In aanvulling daarop stimuleren we een ontwikkeling waarbij betrokken burgers uit de directe woonomgeving statushouders steunen, waar mogelijk steunen statushouders elkaar. Daarmee willen we bereiken dat statushouders snel thuis en wegwijs zijn in De Fryske Marren en dat zij zich daarbij gesteund voelen door de professionals, vrijwilligers en mede statushouders.
In de Wet inburgering 2021 is opgenomen dat drie leerroutes worden aangeboden. Na het bepalen van de taalvaardigheid en leervaardigheid volgt de toeleiding naar een van die leerroutes. De onderwijsroute is gericht op de doorstroom naar vervolgonderwijs, in de B1 route ligt de focus op beroepsgericht inburgeren en in de Z-route ligt het accent op zelfredzaamheid.
We willen dat jongeren onder de 27 jaar zoveel mogelijk naar de onderwijsroute gaan zodat zij daarna een beroepsopleiding kunnen volgen. Voor de doelgroep B1 willen we beroepsgerichte inburgering organiseren waarbij aandacht is voor de 60 kansberoepen in onze provincie. De deelnemers kunnen via stages en werkervaringsplaatsen kennismaken met beroepen die hun interesse hebben.
Voor de doelgroep van de Z-route geldt dat de focus op zelfredzaamheid ligt waarbij uitstroom naar werk niet is uitgesloten.
Daarnaast willen we invulling geven aan het begrip informeel leren. Dat is leren in de dagelijkse omgeving, een praatje met de buren, op de voetbalclub, in het dorpshuis of in de bibliotheek.
In De Fryske Marren streven we naar een sterke, dragende samenleving met goede en toegankelijke basisvoorzieningen. Een samenleving waarin iedereen (naar vermogen) mee kan doen, waar zelfredzaamheid, en participatie wordt gestimuleerd. De vrouwelijke statushouders verdienen daarbij speciale aandacht. We willen dat statushouders zich thuis voelen in De Fryske Marren en hier een nieuwe toekomst met betaald werk en een zelfstandig bestaan kunnen opbouwen.
Omdat zij in onze gemeente starten zonder een eigen netwerk hebben ze een steuntje in de rug nodig bij het vinden en benutten van kansen die op hun pad komen. Wij willen statushouders naast hun inbur-geringstraject activeren richting meedoen aan de samenleving en de arbeidsmarkt. Voor de ontwikkeling van de taal is het van belang dat zij de taal direct in de praktijk kunnen toepassen. Het beste werkt een volledig geïntegreerd traject waarin werk- en taalactiviteiten op elkaar zijn afgestemd. Wij doen daarbij een beroep op onze werkgevers om dit mogelijk te maken.
Na een vaak intensieve reis naar Nederland en een soms langdurig verblijf op een Azc is het van belang dat de statushouder kan beginnen aan zijn of haar leven en dat van eventuele kinderen in De Fryske Marren. Dat laatste vraagt om rust en oplossingen die dichtbij zijn.
We vinden het van belang dat gemeente De Fryske Marren niet alleen de regierol oppakt maar ook een rol speelt in de uitvoering zoals bij de brede intake en het opstellen van persoonlijk plan inburgering en participatie en het financieel ontzorgen van de statushouders. Onze regievoerders inburgering hebben kennis van de doelgroep en kennen de lokale infrastructuur. De ondersteuners spreken de eigen taal van de statushouders en weten uit eigen ervaring wat nodig is om een nieuwe start te maken in een ander land. Onze ketenpartners spelen hierbij een belangrijke rol. We willen stabiliteit en rust brengen in het leven van de statushouder zodat hij/zij zich kan richten op een nieuw doel in het leven via uitzicht op werk, opleiding of meedoen in De Fryske Marren.
We onderschrijven het belang om de tijd te nemen voor de brede intake, het PIP en het welkomstprogramma. Op die manier kunnen er haalbare doelen worden opgesteld. Maatwerk speelt hierbij een rol met een ontwikkelpad van ‘broodbaan’ naar ‘droombaan’. Via een toegankelijke baan in de sector van hun interesse kan de statushouder zich vervolgens verder ontwikkelen richting hun ‘droombaan’. Dit vergt langdurige begeleiding op maat, ook nadat iemand werk vindt. We willen de statushouder perspectief bieden op een bij hem of haar passende opleiding of beroep.
Uit een recent onderzoek door Regioplan uitgevoerd onderzoek blijkt dat de arbeidsmarktparticipatie van hoogopgeleide vluchtelingen in Nederland, lager is dan die van statushouders in vijf Europese landen. Naast de lagere participatie is ook het niveau waarop zij werken in Nederland vaker onder hun niveau.
In De Fryske Marren willen we hoogopgeleide statushouders, die zijn opgeleid voor een beroep waarin in Nederland (grote) tekorten zijn, waar mogelijk faciliteren in het volgen van een aanvullende passende opleiding zodat zij hun kennis en expertise hier in Nederland kunnen inzetten. Hiervoor worden nadere kaders opgesteld.
Daarbij sluiten wij aan op het in 2021 door de raad vastgesteld beleid Beleidsplan Participatie en Re-integratie 2021-2025 en de daarin genoemde activiteiten, waarbij eveneens maatwerk een belangrijk uitgangspunt is. We zoeken hierbij afstemming met de andere Friese gemeenten.
6. Aantallen en financieel kader
Het is moeilijk te voorspellen hoeveel mensen naar ons land komen om een asielaanvraag te doen en hoeveel daarvan uiteindelijk recht hebben om zich in Nederland te vestigen. De huisvestingstaakstelling die we van het Rijk krijgen geeft een goede indicatie van het aantal potentiële inburgeraars.
Als basis voor de komende jaren gaan we uit van de taakstelling huisvesting 2021. We houden voor 2022 een aantal aan van 73 statushouders waarvan 70% inburgeringsplichtig is. Kinderen en ouderen boven de AOW gerechtigde leeftijd hebben geen inburgeringsverplichting. Voor inburgering komen dan 51 perso-nen in aanmerking. Per leerroute ziet de verdeling er volgens het Rijk als volgt uit: Onderwijsroute 25%, B1 route 60% en Zelfredzaamheidsroute 15 %.
Onze verwachting is dat in de praktijk het aandeel in de Z-route hoger zal zijn omdat we denken dat het Rijk de mogelijkheden overschat om taal op B1-niveau te halen. Wij gaan uit van een instroom in de on-derwijsroute van 25%, in de B1 route van 50% en in de Zelfredzaamheidsroute van 25%.
De aantallen (13 onderwijsroute, 25 B1 route en 13 Zelfredzaamheidsroute) zijn te klein om als gemeente de leerroutes zelfstandig in te kopen. Dit speelt temeer omdat binnen de leerroute gedifferentieerd moet worden in bijvoorbeeld langzame leerders en snelle leerders en statushouders die analfabeet zijn in hun eigen taal. Ook de gewenste kwaliteit en de gespreide huisvesting gedurende het jaar zijn argumenten om bij de inkoop voor regionale samenwerking te kiezen. Dit gebeurt voor enkele leerroutes op de schaal van de Arbeidsmarktregio Fryslân Werkt.
Voor het onderdeel participatie in de B1 route en de Zelfredzaamheidsroute kiezen we voor samenwerking met Empatec, de onderdelen Pastiel en de Wurkjouwer. Waar mogelijk trekken we daarbij op met de gemeente Harlingen, De Waadhoeke en Súd West Fryslân.
De gemeente ontvangt via de Integratie uitkering en de Specifieke Uitkering een aantal budgetten voor de uitvoering van de Wet inburgering 2021. Het gaat daarbij om:
De gemeente ontvangt middelen om de wet uit te kunnen voeren. Dit zijn middelen voor het uitvoeren van de brede intake, het opstellen van het PIP, het volgen van de voortgang, de handhaving en de financiële ontzorging en begeleiding. Ook beleidsvoorbereiding en inkoop kunnen hieruit worden bekostigd.
Deze middelen worden via de Integratie uitkering toegevoegd aan het Gemeentefonds. Er zijn geen bestedingsvoorwaarden aan verbonden. In de meicirculaire 2021 zijn voor De Fryske Marren de volgende bedragen opgenomen.
Voor de uitvoeringskosten ontvangt De Fryske Marren in 2022 een bedrag van € 145.759. In de jaren daarna bedraagt deze uitkering € 160.353 per jaar. Daarnaast ontvangt De Fryske Marren middelen voor de ondertussengroep en een compensatie in verband met het uitstel van de wet. Deze rijksmiddelen zijn nodig voor de ondersteuning van de ondertussengroep zodat zij hun inburgering goed afronden en kunnen worden begeleid naar werk of scholing.
Voor de inkoop/uitvoering van de inburgeringsvoorzieningen ontvangen wij € 12.712 per inburgeringsplichtige statushouder en € 589 per migrant. Het rijk stelt incidentele middelen beschikbaar aan de centrumgemeente van de arbeidsmarktregio voor de onderwijsroute.
Via de begroting 2022 is op 10 november 2021 door de raad een aanvulling op de middelen voor de uitvoering gehonoreerd van € 113.000 in 2022 en € 100.000 in de daarop volgende jaren. Met de aanvullende middelen kan de huidige werkwijze met een gecombineerde inzet van regievoerders inburgering die samenwerken met ondersteuners in de eigen taal worden voortgezet.
In aanvulling hierop heeft de raad via een amendement een incidenteel bedrag beschikbaar gesteld van € 147.000 voor 2022. Daarbij is door de raad aangegeven een aanvraag voor structurele middelen te verwachten via de Perspectiefnota 2023.
De inzet van de incidentele middelen wordt nog nader uitgewerkt. De raad wordt hierover geïnformeerd via een raadsmemo.
De gemeente ontvangt via een specifieke uitkering middelen om inburgeringsvoorzieningen te kunnen uitvoeren of inkopen. Die middelen zijn afhankelijk van het feitelijk aantal inburgeraars en bewegen dus mee met de omvang van de doelgroep. In onderstaand schema is opgenomen welke bedragen het rijk per inburgeringsplichtige beschikbaar stelt.
Met de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 krijgt de gemeente de regie over het inburgeringstraject van een statushouder. Daarmee ontstaat ook de verantwoordelijkheid voor de gemeente toe te zien op de voortgang van het inburgeringstraject en de inspanningsverplichting.
Handhaving kan daarbij worden ingezet als sluitstuk, wanneer blijkt dat de inburgeraar onvoldoende meewerkt aan het traject en afspraken niet nakomt zonder daar een goede reden voor te hebben. Een op te leggen boete of maatregel moet bijdragen aan het doel van de wet: alle inburgeringsplichtigen kunnen zo snel mogelijk en volwaardig meedoen aan de Nederlandse samenleving, het liefst via betaald werk.
Het doel van handhaving is het naleven van wet- en regelgeving. Handhaving zien we daarbij als een uiterst middel dat we in kunnen zetten wanneer de inburgeringsplichtige onwelwillend is en meerdere malen niet heeft meegewerkt aan het inburgeringstraject of vastgelegde afspraken uit het PIP niet na-komt.
Handhaving is meer dan het opleggen van een boete of maatregel om naleving te stimuleren. Aandacht voor preventie en spontane naleving is minstens zo belangrijk en werkt vaak motiverender voor de inburgeraar. Daar valt ook de dienstverlening en communicatie vanuit de gemeente onder. Om naleving te bevorderen, zijn er over het algemeen vier aspecten die van belang zijn :
Optimale communicatie. Het contact en communicatie met de inburgeraar is cruciaal. Mensen hebben traumatische ervaringen, spreken de taal niet, zijn niet altijd opgeleid, of het doen-vermogen is beperkt, etc. De communicatie moet helder zijn: voor wie is het bedoeld, slaan we als gemeente de juiste toon aan, etc. We moeten hierbij een realistisch perspectief hanteren: het weten en het opnemen van informatie betekent niet automatisch dat iemand ook in staat is daar naar te handelen.
Optimale dienstverlening. De inburgeraar staat centraal, waarbij het uitgangspunt een responsieve overheid is. Een goede dienstverlening bevordert de wederkerigheid, waardoor de inburgeringsplichtige eerder bereid is tot naleven. Positieve prikkels zijn daarbij belangrijk. Daarnaast is het kennisnemen van de achtergrond van de inburgeringsplichtige en de culturele aspecten die daar aan verbonden zitten, ook van belang. In De Fryske Marren hebben we hier in de Pilot brede intake en PIP al ervaring mee opgedaan door te werken met ondersteuners die de cultuur van inburgeringsplichtigen kennen en de taal spreken.
Sanctionering. Als gemeente willen we dat de inburgeringsplichtige succesvol inburgert, op een voor hem/haar haalbaar niveau in de tijd die daar voor staat. Lukt dat niet, dan onderzoeken we waardoor dat komt en of de inburgeringsplichtige iets te verwijten valt. Blijkt dat het geval, dan willen we een prikkel geven tot naleving door een sanctie op te leggen die bijdraagt aan het einddoel.
Over het algemeen is het slechts een klein percentage van de inburgeringsplichtigen waarbij daadwerkelijk een sanctie opgelegd moet worden. Waar we bij de handhaving rekening mee moeten houden, is dat er differentiatie is binnen de doelgroep inburgeringsplichtigen. Zo moeten we onderscheid maken tussen statushouders die vanuit het AZC komen en bijvoorbeeld gezinsmigranten of hervestigers. De rechten en plichten voor deze groepen zijn niet hetzelfde.
Er zijn verschillende momenten waarop de gemeente zou moeten handhaven. Het betreft:
Het DUO handhaaft op de inburgeringstermijn en daarmee op de resultaatverplichting. De inburgeringstermijn start zodra het PIP is vastgesteld en de gemeente dit heeft doorgegeven aan DUO. DUO is daarnaast verantwoordelijk voor het afnemen van het inburgeringsexamen, bestaande uit:
De inspanningsverplichting en de resultaatverplichting staan niet los van elkaar, de inspanning is nodig om de inburgeringstermijn te halen. Gemeenten houden DUO dan ook op de hoogte van de voortgang. Andersom houdt DUO gemeenten op de hoogte over behaalde examens en het halen van de inburgeringstermijn.
De monitoring en handhaving van de Wet inburgering 2021 heeft een directe relatie met handhaving in het kader van de Participatiewet waar het gaat om bijstandsgerechtigde statushouders. De Wet inburgering 2021 en de daarop gebaseerde regelgeving laten weinig ruimte voor een eigen gemeentelijke invulling van een op te leggen boete. Om die reden ligt het opstellen van beleidsregels meer van de hand dan een verordening. Het college stelt de bij de Wet inburgering 2021 behorende beleidsregels vast. Waar mogelijk wordt aansluiting gezocht bij de integrale notitie toezicht en handhaving sociaal domein gemeente De Fryske Marren die in voorbereiding is.
Bijlage 1: Toelichting begrippen kernboodschap sociaal domein
De kernboodschap sociaal domein De Fryske Marren bevat verschillende onderdelen. Hieronder lichten we de verschillende onderdelen nader toe.
Kernboodschap sociaal domein De Fryske Marren:
De inwoner draagt verantwoordelijkheid voor zichzelf en zijn omgeving. De gemeente stimuleert de samenleving om in beweging te komen, te ontwikkelen en mee te doen. We doen dit met lef!
We streven naar een inwoner die verantwoordelijkheid draagt voor zichzelf en zijn omgeving
Hierbij beginnen we met het zelf organiserend vermogen van de inwoner, zijn plan, wat hij zelf kan en wil. Waar nodig met ondersteuning vanuit zijn sociale netwerk of met ondersteuning vanuit onze gemeente. We richten ons daarbij niet op een deel van de inwoners, maar op álle inwoners.
Wat bedoelen we met in beweging komen, ontwikkelen en meedoen?
Meedoen: meedoen is samenwerken. Samenwerken in alle vormen: samenwerken in een dorp, samenwerken tussen professionals en vrijwilligers én samenwerken met de gemeente. Meedoen is een bijdrage leveren, er voor elkaar zijn, een plek te hebben en ertoe doen. Dit geldt voor alle contacten en activiteiten binnen het sociaal domein. De bijdrage kan per persoon en situatie verschillend zijn. Daar houden we rekening mee.
Dit betekent dat we goed aansluiten bij de werkelijke vraag van de inwoner en samen nieuwe mogelijkheden realiseren en oplossingen op maat vinden.
In mei 2019 heeft de Sociaal economische raad (SER) de publicatie Integratie door werk uitgegeven. De belangrijkste aanbevelingen zijn:
Het belang van maatwerk voor de statushouder en de werkgever. Maatwerk door onder andere de inzet van gecombineerde of duale trajecten, het bundelen van expertise en (indien nodig) langdurige ondersteuning. Er is een betere ondersteuningsinfrastructuur nodig en een aanpak die zich zowel op deze nieuwkomers als op de arbeidsorganisaties richt. Het realiseren van op maat gesneden trajecten en dienstverlening vergt voldoende beleidsmatige en financiële armslag voor gemeenten. Maatwerk zal immers vooral op lokaal niveau gerealiseerd moeten worden. Daarbij moeten ook andere partijen zoals vrijwilligersorganisaties, scholen, zorg- en welzijnsorganisaties een waardevolle rol kunnen spelen.
Maatwerk kan invulling krijgen in de vorm van verschillende ondersteuningstrajecten. Op basis van succesvolle aanpakken in binnen- en buitenland is gebleken dat de participatie van statushouders gebaat is bij gecombineerde taal- en werktrajecten, een brede toegang tot het beroeps- en hoger onderwijs, verkorte arbeidsmarkttrajecten met aandacht voor eerder verworven competenties en ontmoetingen met werkgevers
Een meer samenhangend regionaal beleid – met voldoende afstemming, samenwerking en gemeenschappelijk gebruik van voorzieningen – draagt bij aan een meer effectieve ondersteuning van statushouders. De raad denkt daarbij aan het niveau van de arbeidsmarktregio's. Hiermee kunnen lokale zwaktes worden verminderd
Niet in de laatste plaats staat of valt een meer succesvolle arbeidsintegratie van statushouders en andere nieuwkomers met de inzet van werkgevers en werknemers. De raad doet een appèl op arbeidsorganisaties om zich in te zetten voor een open en diverse bedrijfscultuur. Daarvoor zijn zowel bedrijfseconomische als maatschappelijke overwegingen aan te voeren. Maar ook wordt gewezen op het zelfstandig belang van het verwerven van het talent van statushouders.
2.Maatschappelijke begeleiding van grote waarde
In mei 2020 is een rapport verschenen van Significant Public over de maatschappelijke begeleiding in gemeenten waar de rol en meerwaarde van de vrijwilliger uitvoerig is beschreven. Het onderzoek van Significant is uitgevoerd in opdracht van Vluchtelingenwerk Nederland en uitgevoerd in vijf gemeenten.
Maatschappelijke begeleiding bestaat meestal uit het bieden van praktische ondersteuning bij het regelen van basisvoorzieningen zoals het regelen van de juiste verzekeringen, van onderwijs en het kennismaken met de buurt. De maatschappelijk begeleiders coachen de statushouder in zelfredzaamheid en wijzen de weg om mee te kunnen doen naar vermogen.
Uit het onderzoek van Significant Public blijkt dat de maatschappelijke begeleiding van veel grotere betekenis te zijn. Naast de praktische ondersteuning zijn de begeleiders in de praktijk ook 'bewegwijzeraar, steun en toeverlaat, signaleerder en doorverwijzer, bemiddelaar en belangenbehartiger' voor vluchtelingen. Het onderzoek concludeert dat deze rollen minder zichtbaar zijn, maar noemt ze 'de ruggengraat van de maatschappelijke begeleiding'. Het onderzoek wijst ook op het positieve effect dat lokaal gewortelde vrijwilligers kunnen hebben op het draagvlak voor de opvang van vluchtelingen in een gemeente.
Het belang van maatschappelijke begeleiding wordt volgens Significant Public breed gedragen, maar het onderzoek schetst ook randvoorwaarden voor het behoud van de kwaliteit. Het inzetten van vrijwilligers maakt dat zij 'net een stap extra kunnen zetten, veel gaten in het systeem opvullen en zich belangeloos inzetten', maar zij moeten daarvoor goede begeleiding ontvangen van een teamleider. Daarom moet de overheid blijvend voldoende investeren in de ondersteuning en scholing van vrijwilligers en stagiairs.
In januari 2021 is het rapport Nieuw op de arbeidsmarkt van Regioplan en het Verwey Jonker instituut verschenen. In deze handreiking arbeidstoeleiding statushouders zijn, op basis van acht onderzoeken, tips verzameld over de begeleiding van statushouders richting werk.
Neem de tijd voor de intake: een uitgebreide brede intake is van belang om een passend traject op te stellen. Daarin moet aandacht zijn voor meerdere levensdomeinen, zoals gezondheid, financiën en gezinssituatie. Neem hier voldoende tijd voor en werk aan het opbouwen van een vertrouwensband, zodat het een open gesprek wordt.
Manage de verwachtingen van de statushouder: de Participatiewet heeft tot doel om werkzoekenden (zo snel mogelijk) bij reguliere werkgevers aan het werk te helpen en hun afhankelijkheid van een bijstandsuitkering te minimaliseren. Dit uitgangspunt kan op gespannen voet staan met de wensen en dromen van de statushouder. Begeleiders dienen zo vroeg mogelijk in het begeleidingsproces te zorgen voor realistische verwachtingen bij de statushouder over het pad naar werk.
Schets een ontwikkelpad van ‘broodbaan’ naar ‘droombaan’: zoek eerst een toegankelijke baan in de sector van hun interesse, en motiveer en ondersteun de statushouder vervolgens om zich verder te ontwikkelen richting hun ‘droombaan’. Dit vergt langdurige begeleiding op maat, ook nadat iemand werk vindt.
Weet waar je vrijwilligerswerk voor inzet: vrijwilligerswerk draagt alleen bij aan de taalvaardigheden wanneer dit plaatsvindt in een (Nederlands)talige omgeving. Om bij te dragen aan ontwikkeling richting werk, dienen de taken binnen het vrijwilligerswerk in dienst te staan van het leerproces (‘werkend leren’) en is intensieve begeleiding nodig.
Bied geïntegreerde duale trajecten aan: door statushouders naast hun inburgeringstraject te activeren richting de arbeidsmarkt, kunnen zij de taal direct in de praktijk toepassen en wordt participatie al vroeg gestimuleerd. Het beste werkt een volledig geïntegreerd traject waarin werk- en taalactiviteiten op elkaar zijn afgestemd.
Heb structureel aandacht voor nazorg na de plaatsing: het inwerken en op weg helpen van statushouders kost veel tijd, en ook daarna kunnen ze uitvallen vanwege bijvoorbeeld culturele verschillen of miscommunicaties. Geef in de uitvoering prioriteit aan het bieden van nazorg door het te verankeren als kerntaak van de begeleider. Houd regelmatig contact met statushouder en werkgever na plaatsing in een baan en bied ondersteuning waar nodig.
Tot slot het op 9 september 2021 verschenen rapport In uitvoering van het Sociaal Cultureel plan bureau. Het rapport besteedt onder andere aandacht aan: