Organisatie | Oirschot |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van onroerende - zaakbelastingen 2022 |
Citeertitel | Verordening onroerende - zaakbelastingen 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening onroerende zaakbelastingen 2021.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-12-2021 | nieuwe regeling | 21-12-2021 | 21.I002983 |
Artikel 1 Belastbaar feit en belastingplicht
Onder de naam 'onroerende - zaakbelastingen' worden voor binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
Bij de gebruikersbelasting wordt:
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
Voor de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet
Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor
de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1.
Als voor een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet
waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met
overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid,
In afwijking van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten,
voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor
de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens
eigendom, bezit of beperkt recht.
In afwijking van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting
buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot
woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Het tarief bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor:
Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond op gehele euro's.
Voor belastingbedragen tot maximaal € 10 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de
vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen onroerende-
zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 7 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden
betaald binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
In afwijking van lid 1 van dit artikel is de belasting verschuldigd in acht gelijke termijnen als belasting
plichtige de gemeente toestemming geeft voor automatische incasso. De eerste termijn is
verschuldigd één maand na dagtekening van het aanslagbiljet, de daarop volgende termijnen steeds
De 'Verordening onroerende zaakbelastingen 2021 van 27 oktober 2020 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 9, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.