Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oirschot

Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Oirschot 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOirschot
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Oirschot 2022
CiteertitelNadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Oirschot 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR620951

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-07-2022artikel 3, 6

21-06-2022

gmb-2022-302942

12-04-202205-07-2022artikel 1, 3, 6

29-03-2022

gmb-2022-161041

22.I000437
01-01-202212-04-2022nieuwe regeling

14-12-2021

gmb-2021-475818

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Oirschot 2022

Het college van burgemeester en wethouders van Oirschot

Gelet op artikel 18 van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Oirschot 2010

 

B e s l u i t

  • 1.

    Vast te stellen de Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Oirschot 2022

  • 2.

    In te trekken de Nadere regels subsidieregeling voorschoolse voorzieningen gemeente Oirschot

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvraagformulier voor plaatsing op een VVE-voorziening: een door het college vastgesteld formulier dat het consultatiebureau in overleg met de ouder invult ten behoeve van de plaatsing van een doelgroepkind op een peuterplaats VVE.

  • b.

    ASV: de Algemene subsidieverordening Gemeente Oirschot 2010.

  • c.

    College: College van burgemeester en wethouders.

  • d.

    Consultatiebureau: een preventieve voorziening gericht op het bevorderen en beschermen van de gezondheid en ontwikkeling van kinderen tot 4 jaar in de gemeente Oirschot uitgevoerd door de GGD Brabant Zuidoost.

  • e.

    Peuter: in de Gemeente Oirschot ingeschreven peuter van 2 tot 4 jaar.

  • f.

    Doelgroepkinderen: peuters met een VVE-indicatie, in artikel 3, tweede lid gedefinieerd als VVE-peuter of VVE-gewenningspeuter.

  • g.

    Doorgaande leerlijn: als lesstof en onderwijsresultaten uit de voorschoolse educatie naadloos aansluiten op de vroegschoolse educatie waardoor een stabiele leeromgeving ontstaat en een kind zich ononderbroken blijft ontwikkelen.

  • h.

    Houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, die tevens in het LRK staat geregistreerd als kinderdagverblijf.

  • i.

    Kindercentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang.

  • j.

    Kinderopvangtoeslag : de vergoeding van het Rijk die ouders kunnen aanvragen als zij voldoen aan de voorwaarden van de Wet Kinderopvang en hun kind naar een in het LRK geregistreerde kinderopvangorganisatie gaat.

  • k.

    Kindplaats: een plaats op de groep van een geregistreerd kindercentrum waar een kind gelijktijdig met andere kinderen wordt opgevangen.

  • l.

    Kindplaats SMI: tijdelijke kindplaats voor een kind met een SMI-indicatie. Een kindplaats SMI bevindt zich op een locatie die in het LRK staat geregistreerd.

  • m.

    LRK: Landelijk Register Kinderopvang.

  • n.

    Maximumuurtarief: de maximum uurprijs zoals opgenomen voor de dagopvang in artikel 4 eerste lid sub a Besluit Kinderopvangtoeslag voor het betreffende kalenderjaar.

  • o.

    Inkomensverklaring: de Verklaring Geregistreerd Inkomen, voorheen IB60-verklaring genoemd..

  • p.

    Ondersteuningsplan: een hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet waarin alle vormen van ondersteuning en hulp zijn opgenomen die ten behoeve van de jeugdige of zijn ouders worden ingezet. Dit plan wordt namens het college opgesteld samenspraak met de ouder en/ of jeugdige.

  • q.

    Ouderbijdrage: verplichte financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van kindplaats afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden.

  • r.

    Ouderbijdragentabel: een jaarlijks door het college vastgesteld overzicht van de ouderbijdrage per inkomensgroep op basis van de Tabel Kinderopvangtoeslag.

  • s.

    Ouders: de gezaghebbende(n), de pleegouder(s) of adoptieouder(s) van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een vergoeding op grond van de Jeugdwet buiten beschouwing blijft.

  • t.

    Peuteropvang: opvang voor kinderen van 2 tot 4 jaar gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool in de vorm van een peuterarrangement.

  • u.

    Peuterplaatsen: peuteropvang in een peutergroep. De peuteropvang bevindt zich op een LRK geregistreerde locatie.

  • v.

    Peuterplaats VVE: de op indicatie verleende programmatische opvang voor VVE-peuters of VVE-gewenning peuters zoals gedefinieerd in artikel 3, tweede lid.

  • w.

    Tabel Kinderopvangtoeslag: de vigerende Tabel Kinderopvangtoeslag ouderbijdrage voor het betreffende jaar, zoals gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl.

  • x.

    Tarieven voorschoolse voorzieningen: de uurvergoeding die de houder ontvangt van het college per opgevangen kind die valt onder de categorieën genoemd in artikel 3, tweede lid.

  • y.

    VVE-programma: programma waarmee op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten aangeboden worden aan VVE-peuters en VVE-gewenningspeuters. Het programma is gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen (rekenen, taal, motoriek, sociaal-emotionele ontwikkeling). Het programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut.

  • z.

    Warme overdracht: een mondelinge overdracht van kindgegevens tussen professionals in aanvulling op de schriftelijke (koude) overdracht van gegevens.

Artikel 2 Maatschappelijk doel

Deze nadere regels hebben als doel het vaststellen van de toegang tot door de gemeente Oirschot gesubsidieerde voorschoolse voorzieningen en de hoogte van de subsidie voor deze voorzieningen.

Artikel 3 Doelgroepen

  • 1.

    Subsidie wordt uitsluitend verleend:

    • a)

      per bezette kindplaats aan een in het LRK geregistreerd kindercentrum dat gevestigd is in de Gemeente Oirschot en;

    • b)

      aan kinderen die in de Gemeente Oirschot wonen en behoren tot één van de categorieën als genoemde in het tweede lid.

  • 2.

    Het college onderscheidt in het kader van deze subsidieregeling de volgende categorieën:

    • a)

      VVE peuter: peuter in de leeftijd van 2,5 jaar tot het moment dat dat hij uitstroomt naar de basisschool, bij wie het consultatiebureau op basis van de door hen gebruikte methodiek een inschatting maakt dat sprake is van een (dreigende) achterstand in één of meerdere domeinen van de ontwikkeling (taalontwikkeling, reken-denkontwikkeling, motorische ontwikkeling of sociaal-emotionele ontwikkeling) en de peuter extra voorbereiding op de basisschool nodig heeft in de vorm van voorschoolse educatie en daarvoor een indicatie afgeeft;

    • b)

      VVE gewenning peuter: peuter in de leeftijd van 2 tot 2,5 jaar bij wie het consultatiebureau op basis van de door hen gebruikte methodiek een inschatting maakt dat sprake is van een (dreigende) achterstand in één of meerdere domeinen van de ontwikkeling (taalontwikkeling, reken-denkontwikkeling, motorische ontwikkeling sociaal-emotionele ontwikkeling) en de peuter extra voorbereiding op de basisschool nodig heeft in de vorm van voorschoolse educatie en daarvoor een indicatie afgeeft. Het consultatiebureau schat voor deze doelgroep in dat het noodzakelijk is dat de peuter al start met een voorbereiding op een volwaardig VVE-traject vanaf 2,5 jaar;

    • c)

      Peuter zonder recht op kinderopvangtoeslag: peuter in de leeftijd van 2 jaar tot het moment dat hij uitstroomt naar de basisschool van wie de ouder(s) geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en gebruik maken van een peuterplaats.

    • d)

      SMI-kind zonder recht op kinderopvangtoeslag: thuiswonend kind in de leeftijd tot en met 12 jaar van wie de ouder(s) geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en bij wie het college de inschatting maakt dat op basis van de sociale of medische (thuis)situatie een kindplaats tijdelijk noodzakelijk is om de thuissituatie te stabiliseren en daarvoor een indicatie afgeeft.

Hoofdstuk 2 De subsidie

Artikel 4 De aanvrager

Een subsidieaanvraag kan enkel worden ingediend door een houder.

Artikel 5 De subsidieaanvraag

  • 1.

    De houder kan bij het college een subsidie aanvragen voor een peuterplaats, een peuterplaats VVE of een kindplaats SMI.

  • 2.

    De houder is verplicht om zich bij de subsidieaanvraag te houden aan verplichtingen genoemd in de ASV.

  • 3.

    Houder dient de subsidieaanvraag in op basis van de bezette peuterplaats(en) VVE/ peuterplaats/ SMI kindplaats minus de te factureren inkomensafhankelijke ouderbijdrage(n).

Artikel 6 Subsidie

  • 1.

    De subsidie die het college verstrekt aan de houder is gebaseerd op het werkelijk aantal afgenomen kindplaatsen zoals bedoeld in artikel 5, derde lid en het daarbij behorende maximale aantal uren zoals benoemd in lid 3, 4 en 5 van onderhavig artikel, tegen de voor dat kalenderjaar geldende tarieven voorschoolse voorzieningen zoals genoemd in artikel 7 minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage en de kinderopvangtoeslag.

  • 2.

    Het college verstrekt geen subsidie voor bezette kindplaatsen voor ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 3.

    Het college verleent aan houder een subsidie voor voorschoolse educatie voor VVE peuters voor maximaal 960 uur over een periode van 1,5 jaar. In de praktijk vertaalt zich dit naar 16 uur VVE gedurende 40 weken op jaarbasis, vaak verdeeld over 4 dagdelen van 4 uur. Het college stelt daarbij de volgende voorwaarden:

    • a)

      ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag vragen kinderopvangtoeslag aan;

    • b)

      voor de eerste 8 uur per week geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage volgens de Tabel kinderopvangtoeslag en

    • c)

      de inkomensafhankelijke bijdrage voor de volgende 8 uur wordt betaald door het college;

  • 4.

    Het college verleent aan de houder een subsidie voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie ten behoeve van verhoging van de kwaliteit. Dit betreft 10 uur per doelgroepkind per jaar op de peildatum 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar tegen een door het college vastgesteld tarief zoals omschreven in artikel 7.

  • 5.

    Het college verleent aan de houder een subsidie voor voorschoolse educatie voor VVE-gewenningspeuters voor een maximale periode van een half jaar. Het aantal in te zetten uren is nooit meer dan 16 uur per week. Wat nodig is voor het betreffende kind wordt bepaald door het consultatiebureau op basis van maatwerk. Het college stelt daarbij de volgende voorwaarden:

    • a)

      ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag vragen kinderopvangtoeslag aan;

    • b)

      voor de eerste 8 uur per week geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage volgens de tabel van de kinderopvangtoeslag

    • c)

      de inkomensafhankelijke bijdrage voor de volgende 8 uur wordt betaald door het college.

    • d)

      SMI wordt toegekend voor maximaal zes dagdelen per week met daarbinnen een maximum van 10,5 uur op één dag. Voor buitenschoolse opvang geldt een maximum van drie dagen per week.

    • e)

      Voordat het college beslist op een aanvraag voor SMI wordt eerst beoordeeld in hoeverre het eigen netwerk en de eigen omgeving van de aanvrager, of voorliggende voorzieningen, kunnen bijdragen aan de opvang van het (de) kind(eren).

    • f)

      SMI wordt toegekend voor maximaal 6 maanden, met een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal 3 maanden.

  • 6.

    Het college verleent aan houder een subsidie voor een peuterplaats voor peuters zonder recht op kinderopvangtoeslag. Het college stelt daarbij de volgende voorwaarden:

    • a)

      per bezette peuterplaats wordt aan de houder maximaal 8 uur per week bekostigd verdeeld over minimaal 2 dagen, maal 40 weken en

    • b)

      voor al deze uren geldt een inkomensafhankelijke bijdrage volgens de Tabel kinderopvangtoeslag.

  • 7.

    Het college verleent aan houder een subsidie voor een SMI-plaats voor SMI-kinderen zonder recht op kinderopvangtoeslag. Het gaat daarbij om tijdelijke situaties waarin als gevolg van één of meer lichamelijke, psychische of sociale beperkingen van het betreffende kind of de betrokken ouder opvang van het kind of kinderen noodzakelijk is. Het college stelt daarbij de volgende voorwaarden:

    • a)

      Per bezette SMI-plaats bekostigt het college aan de houder de uren die naar haar oordeel redelijkerwijs noodzakelijk zijn;

    • b)

      voor de eerste 8 uur per week geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage volgens de Tabel kinderopvangtoeslag en

    • c)

      de inkomensafhankelijke bijdrage voor de volgende uren wordt betaald door het college.

    • d)

      SMI wordt toegekend voor maximaal zes dagdelen per week met daarbinnen een maximum van 10,5 uur op één dag. Voor buitenschoolse opvang geldt een maximum van drie dagen per week.

    • e)

      Voordat het college beslist op een aanvraag voor SMI wordt eerst beoordeeld in hoeverre het eigen netwerk en de eigen omgeving van de aanvrager, of voorliggende voorzieningen, kunnen bijdragen aan de opvang van het (de) kind(eren).

    • f)

      SMI wordt toegekend voor maximaal 6 maanden, met een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal 3 maanden.

  • 8.

    Bekostiging vindt altijd plaats via de houder.

  • 9.

    Houders innen zelf de ouderbijdrage en zijn verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers.

Artikel 7. Tarieven

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks voor 1 december de tarieven voorschoolse voorzieningen en de inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor het kalenderjaar erna vast. De inkomensafhankelijke bijdrage is gebaseerd op het maximumuurtarief van de kinderopvangtoeslag en de Tabel kinderopvangtoeslag.

  • 2.

    In de tarieven voorschoolse voorzieningen komt tot uitdrukking wat het college maximaal vergoedt minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage en de kinderopvangtoeslag, in het desbetreffende kalenderjaar waarbij de volgende uitgangspunten gelden:

    • voor een bezette peuterplaats VVE:

      • a)

        ongeacht of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag, hanteert het college een vast tarief voor alle bezette peuterplaatsen VVE;

      • b)

        voor alle bezette peuterplaatsen VVE van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, geldt naast dit vaste tarief de maximale uurprijs voor de kinderopvangtoeslag voor de dagopvang zoals jaarlijks vastgesteld door het rijk en

      • c)

        daarnaast hanteert het college een tarief voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie.

    • Voor een bezette peuterplaats:

      het college hanteert voor alle ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag een uurtarief van € 8,91 tot aan het moment dat dit tarief gelijk is aan de door het rijk vastgestelde maximale uurprijs voor kinderopvangtoeslag voor de dagopvang;

    • Voor een bezette kindplaats SMI:

      het college hanteert de maximale uurprijs voor de kinderopvangtoeslag voor de dagopvang zoals jaarlijks vastgesteld door het rijk.

Artikel 8 Uitbetaling

  • 1.

    Het college betaalt de subsidie voor de peuterplaats, peuterplaats VVE of SMI-plaats na afloop van ieder kwartaal uit aan de houder op basis van het geldende tarief en het werkelijk aantal bezette kindplaatsen rekening houdend met de inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

  • 2.

    De uitbetaling van de subsidie voor de pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie maakt onderdeel uit van de subsidie voor de VVE-plaats en vindt plaats bij de subsidiering over het eerste kwartaal.

Hoofdstuk 3 Bijzondere bepalingen

Artikel 9 Verplichtingen houder

De houder aan wie subsidie is verleend voldoet, in aanvulling op het bepaalde in de ASV aan de navolgende verplichtingen:

  • 1.

    Houder werkt mee aan de ontwikkeling en uitvoering van gemeentelijk onderwijs- en jeugdbeleid, specifiek daar waar het jonge kinderen betreft.

  • 2.

    Houders die peuterplaatsen VVE aanbieden in de Gemeente Oirschot werken mee aan de totstandkoming en het naleven van nadere afspraken met het college aangaande het bereik en de toegang tot VVE, de doorgaande lijn van de voorschoolse educatie naar de vroegschoolse educatie en de resultaten van VVE.

  • 3.

    Houder verleent een VVE-kind en een SMI-kind voorrang bij de plaatsing van peuters op beschikbaar gekomen kindplaatsen.

  • 4.

    Houder geeft peuters die woonachtig zijn in de Gemeente Oirschot voorrang bij plaatsing van peuters op beschikbaar gekomen kindplaatsen.

  • 5.

    Houder verschaft op verzoek van het college informatie aan het college of andere door het college aangewezen instanties.

  • 6.

    Houder is alert op het structurele absentie (“no show”) van het kind en onderneemt hierop actie en;

  • 7.

    Houder voldoet aan alle relevante wettelijke voorschriften die buiten deze nadere regels van toepassing zijn.

Artikel 10 Weigeringsgronden

Onverminderd de weigeringsgronden als genoemd in de ASV en de subsidievoorwaarden in deze nadere regels wordt subsidie geweigerd:

  • a)

    als bij één van de locaties van de houder in Oirschot, vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening, bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt;

  • b)

    als ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag, maar deze niet hebben aangevraagd, behoudens de tegemoetkoming in de ouderbijdrage na de eerste 8 uur VVE zoals omschreven in artikel 6.

Artikel 11 Procedure toegang tot een peuterplaats VVE

  • 1.

    Voor een peuterplaats VVE heeft de ouder een indicatie van het consultatiebureau nodig.

  • 2.

    Het consultatiebureau stelt via de gebruikte methodiek vast of sprake is van een (dreigende) achterstand op een of meerdere van de volgende domeinen van de ontwikkeling (taalontwikkeling, reken-denkontwikkeling, motorische ontwikkeling of sociaal-emotionele ontwikkeling) en het kind extra voorbereiding op de basisschool nodig heeft in de vorm van voorschoolse educatie en geeft hiervoor zo nodig een indicatie af.

  • 3.

    Indien het consultatiebureau een indicatie voor VVE afgeeft, wordt de volgende procedure gevolgd:

    • a)

      het consultatiebureau licht de ouder voor over wat voorschoolse educatie inhoudt en wat voorschoolse educatie beoogt;

    • b)

      het consultatiebureau informeert de ouder over de mogelijkheden waar het kind geplaatst kan worden en ondersteunt indien nodig bij aanmelding;

    • c)

      het consultatiebureau vult in overleg met de ouder het ‘aanvraagformulier voor plaatsing op een VVE-voorziening’ in, dit formulier wordt ondertekend door ouders en;

    • d)

      de ouder meldt het kind aan op een peuterplaats VVE naar keuze in de gemeente Oirschot .

  • 4.

    De ouder is gehouden aan de verplichtingen zoals omschreven in deze nadere regels.

Artikel 12 Procedure toegang tot een peuterplaats

  • 1.

    De ouder heeft geen indicatie nodig om gebruik te kunnen maken van een peuterplaats en kan rechtstreeks contact opnemen met houder van een peuterplaats voor plaatsing.

  • 2.

    Het consultatiebureau spant zich in om het bereik van peuterplaatsen te vergroten, daarbij vervult ze een adviserende en een ondersteunende rol richting de ouder voor wat betreft:

    • a)

      het informeren van de ouder over het aanbod van peuteropvang in de Gemeente Oirschot;

    • b)

      het stimuleren van de ouder om gebruik te maken van peuteropvang in de Gemeente Oirschot;

    • c)

      het informeren van de ouder over de mogelijkheden waar het kind geplaatst kan worden voor een peuterplaats en;

    • d)

      het ondersteunen van de ouder bij de aanmelding voor een peuterplaats indien nodig.

  • 3.

    De ouder meldt het kind aan op een peuterplaats naar keuze in de gemeente Oirschot.

  • 4.

    De ouder is gehouden aan de verplichtingen zoals omschreven in deze nadere regels .

Artikel 13 Procedure toegang tot SMI-plaats

  • 1.

    Voor een SMI-plaats heeft een ouder een indicatie van het college nodig.

  • 2.

    Het college beoordeelt of het kind voor een voorliggende voorziening in aanmerking komt of dat de ouder op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit het eigen sociale netwerk in de vraag om opvang kan voorzien. Zijn hier geen mogelijkheden voor, dan beoordeelt het college of het kind in aanmerking komt voor een SMI-plaats en stelt zo nodig een indicatie op.

  • 3.

    Een SMI-plaats is altijd een tijdelijke voorziening dienend aan de doelen die het college samen met de ouder heeft beschreven in het ondersteuningsplan.

  • 4.

    Het college legt samen met de ouder de afspraken aangaande de SMI-plaats vast in het ondersteuningsplan.

  • 5.

    Het college informeert de ouder over de mogelijkheden waar het kind geplaatst kan worden en ondersteunt indien nodig bij aanmelding.

  • 6.

    Ouder meldt het kind aan op de SMI-plaats in de gemeente Oirschot naar keuze.

  • 7.

    Ouder is gehouden aan de verplichtingen zoals omschreven in deze nadere regels.

Artikel 14. Verplichtingen ouder

De ouder is, wanneer hij gebruik wil maken van een peuterplaats VVE, een peuterplaats of een kindplaats SMI, gehouden aan de volgende verplichtingen:

  • 1.

    bij de aanvraag van een kindplaats aan de houder een ondertekende “Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag” te verstrekken, in combinatie met inkomensbewijsstukken dan wel inkomensverklaring van alle ouders;

  • 2.

    gedurende de plaatsing jaarlijks aan houder een Inkomensverklaring van alle ouders te verstrekken;

  • 3.

    per omgaande aan de houder te melden als hij in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag en;

  • 4.

    een plaatsingscontract aan te gaan met een houder in de gemeente Oirschot.

Artikel 15 Kwaliteitseisen peuterplaatsen VVE

  • 1.

    De houder die VVE plaatsen aanbiedt voldoet aan de wettelijke eisen zoals neergelegd in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • 2.

    Houder heeft aantoonbare samenwerking met minimaal één basisschool, met aandacht voor de invulling van de doorgaande lijn voor (doelgroep)kinderen. Hierbij wordt gestreefd naar een eenduidige pedagogische visie.

  • 3.

    Houder draagt doelgroeppeuters warm over aan het basisonderwijs teneinde de doorgaande lijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie te borgen.

  • 4.

    Houder zoekt proactief samenwerking met overige partners binnen de lokale ondersteuningsstructuur in de Gemeente Oirschot.

Artikel 16 Toetsing recht op een gesubsidieerde kindplaats

  • 1.

    Voor het toetsen of een kind in aanmerking komt voor een peuterplaats, peuterplaats VVE of SMI-plaats stelt de houder jaarlijks vast of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de ondertekende “”Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag” in combinatie met een Inkomensverklaring van alle ouders.

  • 2.

    Als de inkomenssituatie zodanig wijzigt dat ouders in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag, dan vervalt het recht op de gesubsidieerde kindplaats nadat het recht op kinderopvangtoeslag is ingegaan. De houder meldt deze situatie aan het college. Teveel ontvangen subsidie vordert het college van houder terug.

  • 3.

    Ouder(s) van kinderen die tussen 1 januari en 30 juni geplaatst worden, overleggen de laatst beschikbare Inkomensverklaring van maximaal 2 jaar oud aan de houder; ouders die tussen 1 juli en 31 december geplaatst zijn, die van het voorgaande kalenderjaar.

  • 4.

    Als het verwachte verzamelinkomen wijzigt ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de Inkomensverklaring(en), dan wordt deze verklaring aangevuld met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering. Uit de documenten volgt dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing op een peuter/kindplaats.

  • 5.

    Voor ouders met een eigen onderneming die is ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel die niet de meest recente aanslag inkomstenbelasting kunnen of willen overleggen, moeten zij aantonen startend ondernemer te zijn door middel van een bewijs van de Kamer van Koophandel, waarbij ze in de laagste inkomenscategorie op grond van de Adviestabel Ouderbijdrage ingeschaald kunnen worden. Als er geen sprake is van een startende onderneming, kan de ondernemer ingeschaald worden in de middelste inkomenscategorie, waarbij het recht op herziening is voorbehouden.

  • 6.

    Als ouders geen “Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag” willen overleggen, dan komt het kind niet meer in aanmerking voor een gesubsidieerde kindplaats.

  • 7.

    Als de ouder geen inzicht wenst te verschaffen in de hoogte van het inkomen, via een inkomensverklaring of overige documenten waarmee de hoogte van het inkomen kan worden bepaald, kan een kind wel geplaatst worden en ontvangt houder subsidie voor deze kindplaats. De ouder valt dan echter automatisch in de hoogste inkomenscategorie van de Adviestabel Ouderbijdrage.

  • 8.

    De houder toetst bij de ouders of het kind niet al bij een andere kinderopvangorganisatie een gesubsidieerde kindplaats bezet. Is dat wel het geval, dan is een tweede gesubsidieerde kindplaats voor het betreffende kind niet mogelijk.

  • 9.

    Wanneer een verlaging van het inkomen zodanig is dat ouder in een lagere inkomenscategorie van de Adviestabel Ouderbijdrage valt, kan ouder bij de houder een aanvraag tot herziening van de ouderbijdrage worden gedaan op basis van de meest recente loongegevens, loonstrook, uitkeringsbeschikking of op basis van de meest recente inkomensverklaring.

Artikel 17 Administratieverplichting

  • 1.

    De houder legt, om de subsidie te kunnen ontvangen, de volgende informatie vast in een dossier en maakt dit toegankelijk voor controle door het college:

    • a.

      ondertekende overeenkomst tussen de ouder en de houder;

    • b.

      inkomensverklaringen van de ouder en overige documenten op basis waarvan de toets niet-recht op kinderopvangtoeslag is uitgevoerd en de inschaling van de ouderbijdrage heeft plaatsgevonden;

    • c.

      naam, geboortedatum en BSN van de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft.

    • d.

      de namen, adres(sen) en BSN van ouders.

    • e.

      de startdatum van de opvang.

    • f.

      het aantal uren opvang per maand.

    • g.

      het uurtarief en de ouderbijdrage.

    • h.

      de aard van de opvang (peuterplaats VVE, peuterplaats of SMI-plaats);

    • i.

      indien van toepassing de wijziging of einddatum van de opvang;

    • j.

      documenten naar aanleiding van een aanvraag tot wijziging van de ouderbijdrage.

    • k.

      een afschrift van de indicatiestelling van het kind op naam;

    • l.

      indien van toepassing een bevestiging van de opzegging van ouders met datum van opzegging en;

    • m.

      een bezettingsoverzicht waarin het aantal gerealiseerde kindplaatsen is opgenomen.

Artikel 18 Verantwoording en controle

  • 1.

    Het college kan op elk gewenst tijdstip een controle uitvoeren, desgewenst via een steekproef. Deze controle kan eventueel worden uitgevoerd door een door het college aangewezen accountant. Daarbij zal initieel een steekproef worden gedaan en een aantal dossiers getoetst worden op bijvoorbeeld voorgeschreven inhoud, juistheid van gegevens en op het correct uitvoeren van de toetsing niet-recht op kinderopvangtoeslag en de inschaling in de ouderbijdragetabel en de wijze en uitkomst van de toetsing.

  • 2.

    Voor dossiers waar de toetsing door de houder niet correct heeft plaatsgevonden zal het college de onterecht uitgekeerde subsidie bij de houder terugvorderen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze nadere regels, als toepassing van deze nadere regels tot onbillijkheden van overwegende aard leiden.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op 01-01-2022.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van Oirschot op 14-12-2021

de secretaris,

de burgemeester