Organisatie | De Fryske Marren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening De Fryske Marren |
Citeertitel | APV DFM 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2022 | nieuwe regeling | 08-12-2021 | 2021/117 |
Onderwerp : Algemene Plaatselijke Verordening De Fryske Marren
De raad van de gemeente De Fryske Marren;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 oktober 2021;
gelet op de artikelen 147, 149, 151a, 151d, 154 en 174 van de Gemeentewet, 3, 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Alcoholwet en titel Va van de Wet op de Kansspelen;
besluit, vast te stellen de volgende verordening:
Algemene Plaatselijke verordening van De Fryske Marren 2022
Aldus besloten door de raad van De Fryske Marren in zijn openbare vergadering van 8 december 2021
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:10, tweede lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, aanhef en onder a, of een vergunning als bedoeld in artikel 4:10b.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Een vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Een vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg
andere door het bevoegd bestuursorgaan aangewezen categorieën van gevallen.
Het verbod geldt tevens niet voor voorwerpen door middel waarvan gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet, tenzij deze door hun omvang, vorm, constructie of bevestiging schade toebrengen aan de weg, gevaar kunnen veroorzaken voor de bruikbaarheid of het doelmatig of veilig gebruik daarvan of een belemmering kunnen vormen voor het doelmatig beheer of onderhoud van de weg.
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:24 Begripsbepalingen
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.
Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Nachthoreca: een openbare inrichting met vergunning op grond van artikel 3 Alcoholwet, die tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegende mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, en/of een horecabedrijf met een vergunning op grond van artikel 3 Alcoholwet dat mede tot doel heeft om geopend te zijn na 01.00 uur. Hier wordt in ieder geval onder verstaan: cafés, discotheken, bars, bar-dancings.
Artikel 2:29 Toelatingstijd/sluitingstijd
Onverminderd het gestelde in het eerste en het tweede lid is het de exploitant van een openbare inrichting verboden om een tot dat bedrijf behorende terras voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven van 24.00 uur tot 07.00 uur. Voor de periode van 1 juni tot en met 30 september geldt voor de vrijdagnacht en zaterdagnacht een afwijkend sluitingstijdstip van 01.00 tot 07.00 uur.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
Het is de exploitant (van een openbare inrichting) verboden vanuit een openbare inrichting die gelegen is binnen een door de burgemeester (tijdelijk) aangewezen gebied distikstofoxide (lachgas) te verkopen.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf geen voor het publiek openstaand gebouw (openbare inrichting) of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:31a op als bevoegd bestuursorgaan.
Afdeling 8A. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Alcoholwet
Artikel 2:34a Begripsbepalingen
Bijeenkomsten van persoonlijke aard: Bijeenkomsten met een veelal feestelijk karakter, waarbij meestal alcoholhoudende drank wordt genuttigd, die geen direct verband houden met de doelstelling van de paracommerciële rechtspersonen, zoals bruiloften, feesten, partijen, recepties, jubilea, verjaardagen, bedrijfsfeesten, koffietafels en dergelijke.
Paracommerciële rechtspersoon: Een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf.
Artikel 2:34b Beperkingen verbonden aan de vergunning op grond van artikel 3 Alcoholwet
Om oneerlijke concurrentie te voorkomen verbindt de burgemeester de volgende voorschriften aan een vergunning voor paracommerciële inrichtingen:
Artikel 2:34c Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
In afwijking van het eerste lid is het de paracommerciële rechtspersonen, als bedoeld in lid 1, toegestaan om acht maal per jaar bij activiteiten van sportieve- en recreatieve-aard en bij strikt club gerelateerde activiteiten voor leden, zoals een feestavond voor vrijwilligers, afscheidsfeest van het bestuur/een bestuurslid, het jaarfeest of afsluiting seizoen, kampioenschap voor leden, toernooi en/of een nieuwjaarsbijeenkomst voor leden op vrijdag of op zaterdag tot 1:00 uur alcoholische drank te verstrekken, mits ten minste twee weken voor de aanvang de burgemeester in kennis is gesteld.
In afwijking van het derde lid is het de paracommerciële rechtspersonen, als bedoeld in lid 3, toegestaan om twaalf maal per jaar bij in de statuten genoemde activiteiten en daaraan gerelateerde activiteiten, mits ten minste twee weken voor de aanvang de burgemeester in kennis is gesteld, of indien de ontheffing genoemd in artikel 2:34d, eerste lid sub a of c wordt verleend, alcoholhoudende drank te verstrekken op vrijdag of op zaterdag tot 2:00 uur.
In afwijking van het derde lid is het de paracommerciële rechtspersonen, als bedoeld in lid 3, toegestaan om twaalf maal per jaar, indien de ontheffing als bedoeld in artikel 2:34d, eerste lid sub b wordt verleend, mits ten minste twee weken voor de aanvang de burgemeester in kennis is gesteld, alcoholhoudende drank te verstrekken op vrijdag of op zaterdag tot 1:00 uur.
Paracommerciële rechtspersonen van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard verstrekken alcoholhoudende drank bij activiteiten en vieringen, die direct verband houden met de levensbeschouwelijke of godsdienstige aard van de instelling (daar onder vallen niet bijeenkomsten van persoonlijke aard) uitsluitend na 15.00 uur en tot 23.00 uur.
Artikel 2:34d Bijeenkomsten van persoonlijke aard
De burgemeester kan van het verbod, zoals bedoeld in artikel 2:34b, sub a aan dorps-, wijkcentra en MFC een ontheffing verlenen, indien:
er binnen de bebouwde kom van de plaats waarbinnen de paracommerciële rechtspersoon gevestigd is, wel een commercieel horecabedrijf aanwezig is, maar er verregaande vrijwillige samenwerking tussen een paracommerciële inrichting en een commerciële inrichting plaatsvindt, dan wel er sprake is van toestemming van alle commerciële horecabedrijven binnen de bebouwde kom, voor zolang deze situatie ongewijzigd blijft.
De kennisgeving als bedoeld in artikel 2:34c, lid 2, 4 en 5 wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer de burgemeester op verzoek van een in artikel 2:34c genoemde paracommerciële rechtspersoon direct toe staat om gebruik te maken van de afwijkende schenktijden genomen in artikel 2:34c, lid 2, 4 en 5 mits deze vallen binnen het aantal genoemde dagen.
Artikel 2:34g Intrekkingsgronden ontheffing
De in artikel 2:34d bedoelde ontheffingen kunnen worden ingetrokken of gewijzigd indien:
Artikel 2:34h Prijsacties horecabedrijf
Ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de betreffende horecalokaliteit of op het betreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.
Artikel 2:34j Indieningseisen ontheffing ingevolge artikel 35 Alcoholwet
De burgemeester verbindt aan een ontheffing op grond van artikel 35 van de Wet steeds de verplichting dat de verstrekking van zwak-alcoholhoudende drank geschiedt onder onmiddellijke leiding van een persoon, per zelfstandige schenkinrichting, die beschikt over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne, als bedoeld in artikel 8, van de Wet en ook in het register sociale hygiëne is ingeschreven.
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:35 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
In dit artikel wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
Afdeling 10A. Speelautomaathallen
Artikel 2:40b Aanvraag vergunning
De exploitant dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:
Artikel 2:40c Voorschriften en beperkingen
Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze kunnen in elk geval betrekking hebben op:
Artikel 2:40d Aantal speelautomaten in speelautomatenhallen moet nog anders Veel te specifiek.
Artikel 2:40e Weigeringsgronden
Artikel 2:40f Wijzigingsgronden
De vergunning vervalt indien de beslissing op een aanvraag voor een nieuwe vergunning voor het vestigen of exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand onherroepelijk is geworden, dan wel indien geen aanvraag is ingediend binnen zes maanden na het verlies van de hoedanigheid als bedoeld in het eerste lid.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik
Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.
Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek toegankelijke openstaande gebouwen (oa openbare (horeca)-inrichtingen) en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit).
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen, alsmede zich op of aan de weg in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden met het kennelijk doel om middelen als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar (waaronder begrepen lachgas) al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Verzameling van personen in verband met drugs
Het is verboden op of aan de weg aan een verzameling van meer dan vier personen deel te nemen indien deze verzameling van personen verband houdt met het openlijk gebruik van of de handel in middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar(waaronder begrepen lachgas).
Artikel 2:74b Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar (waaronder begrepen lachgas) te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2:74c Weggooien van spuiten e.d.
Het is verboden om injectiespuiten of onderdelen daarvan zoals naalden, reservoirs, zuigers e.d. of daarop gelijkende voorwerpen op een openbare plaats dan wel in afvalbakken op een openbare plaats achter te laten met het kennelijke doel om afstand van het voorwerp te doen.
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen, gebiedsontzeggingen en woonoverlast
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet te besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:10, 2:11, 2:26, 2:31, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73a, 2:74, 2:74a, 2:74b of 5:34 van de Algemene plaatselijke verordening De Fryske Marren groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste vier weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie eerder een bevel als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie wordt geconstateerd dat hij opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven ten hoogste twaalf weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Bij overtreding van het bepaalde in het eerste lid kan de burgemeester de in dat lid bedoelde persoon een last onder dwangsom dan wel en last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 151d tweede lid en derde lid gemeentewet opleggen. Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen.
Afdeling 16. Bepalingen ter bestrijding van ondermijnende criminaliteit
Artikel 2:80 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en/of malafide ondernemersklimaat
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.
In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijk
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen of gebieden en op de tijden bedoeld in het eerste lid onder b.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3. Beslistermijn: weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:
Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan een door het college bepaald aantal incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens een door het college bepaald aantal incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats de natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:11 Gebruiksbeperkingen en bijzondere vergunningsvoorschriften
Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan tevens behoren het voorschrift dat de vergunning pas van kracht wordt met ingang van de dag na de dag waarop de bezwaartermijn afloopt en dat indien gedurende de bezwaartermijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, de vergunning niet van kracht wordt voordat op dat verzoek is beslist.
Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de beschermde boom op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere vergunningen, ontheffingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.
Artikel 4:12 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien een houtopstand waarop het verbod van artikel 4:10b van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn.
Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
Indien de gebruiker of eigenaar van een houtopstand ten gevolge van een krachtens deze verordening genomen besluit, houdende een verbod tot vellen van een houtopstand of een weigering tot ontheffing van een verbod tot vellen van een houtopstand, schade lijdt, welke redelijkerwijs niet of niet geheel voor zijn rekening behoort te blijven, beslist het college over het (op verzoek) toekennen van een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding uit de gemeentekas.
Artikel 4:14 Bestrijding van boomziekten
Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, kan de rechthebbende door het bevoegd gezag worden aangeschreven om binnen een vast te stellen termijn de boom te vellen, dan wel conform richtlijnen van de gemeente de gevelde boom direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.
Artikel 4:14a Beschadiging of kap gemeentelijke bomen
Het is verboden gemeentelijke bomen te snoeien of te kappen zonder toestemming van de gemeente.
Artikel 4:14b Afstand tot de erfgrenslijn
De afstand tot de erfgrens, als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 2 meter voor bomen en op 0,5 meter voor heesters en heggen. Indien het bomen, heesters en heggen betreft op de openbare weg grenzende aan een ander erf wordt de afstand vastgesteld op nihil voor bomen, heesters en heggen.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:19 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:20 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit is bestemd of mede bestemd, of waarvoor een ontheffing van het bestemmingsplan ten behoeve van kleinschalig kamperen is afgegeven.
het plaatsen van een tent behorende bij het aangelegde vaartuig op de openbaar toegankelijke aanlegplaatsen voorheen in beheer bij de Marrekrite, voor zover de eigenaar van de grond er mee instemt en voor maximaal 72 uur, mits op de bedoelde aanlegplaats het aantal van drie tenten niet wordt overschreden.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.d.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet en of de Gemeentelijke Verordening kabels en leidingen.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats i.v.m. vrijhouden ijswegen
Onder vaartuig wordt verstaan een vaartuig in de gebruikelijke zin van het woord, alsmede een drijvend werktuig, een woonschip, een pont, een vaartuig zonder waterverplaatsing, een casco, een vaartuig in aanbouw en een vaartuig dat de geschiktheid tot varen en drijven heeft verloren, dan wel de overblijfselen ervan.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente De Fryske Marren in beheer zijn.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd- en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Afdeling 9. Verstrooiing van as
Artikel 5:35 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6. Sanctie-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak: artikel 2:1, 2:3, 2:10, 2:11, 2:12, 2:18, 2:25, 2:26, 2:28, 2:29, 2:30, 2:31, 2:31a, 2:32, 2:34a-k, 2:36, 2:38, 2:39, 2:40a-h, 2:41, 2:44, 2:44a, 2:44b, 2:48, 2:48a, 2:49, 2:50, 2:50a, 2:57, 2:58, 2:59, 2:67, 2:68, 2:72, 2:73, 2:73a, 2:74, 2:74a, 2:74b, 2:74c, 2:75, 2:76, 2:78, 2:80, 2:81, 3:4, 3:6, 3:8, 3:9, 3:10, 3:11, 4:3, 4:6, 4:10b, 4:12, 4:14, 4:14a, 4:14b, 4:15, 4:15a, 4:17, 4:20, 5:2, 5:7, 5:9, 5:18, 5:19, 5:24, 5:25, 5:34, 5:36.
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie: artikel 2:15, 2:21, 2:23, 2:34, 2:42, 2:43, 2:47, 2:64, 4:8, 4:9a, 5:4, 5:6, 5:10a, 5:11, 5:12, 5:28, 5:29, 5:30, 5:31, 5:31a, 5:32a, 5:33.
Artikel 6:1a Boetebepalingen bestuurlijke boete
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde of de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen kan worden beboet met een bestuurlijke boete: 2:18, 2:23, 2:26, 2:28, 2:29, 2:31a, 2:41, 2:44A, 2:44b, 2:50a, 2:72, 2:73, 2:73a, 2:80, 2:81, 4:9a, 4:10b, 4:14a, 5:28, 5:29, 5:31a, 5:32a, 5:36.
De op te leggen bestuurlijke boete wordt verhoogd met 100% van het boetebedrag, indien binnen een tijdvak van drie jaar voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding een eerdere overtreding, bestaande uit eenzelfde gedraging, is geconstateerd en de bestuurlijke boete voor de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden.
Ambtenaren genoemd in het eerste lid, onder c, zijn bevoegd bij overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk worden geacht voor de handhaving van de openbare orde;
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening van de gemeente De Fryske Marren d.d. 25 september 2018 wordt op het tijdstip als bedoeld in artikel 6:6 ingetrokken.
Aldus besloten door de raad van De Fryske Marren in zijn openbare vergadering van 8 december 2021.
De griffier, De voorzitter,
H.A. van Dijk-Beekman F. Veenstra
Bijlage 1. Bijlage als bedoeld in artikel 6:1a APV DFM 2022
Boetebedragen van bestuurlijke boetes op grond van artikel 6:1a APV DFM 2022
Bijlage 2 Amendement aanpassing artikel 2:40 APV (Speelautomatenhallenbeleid) door PVDA, CU, CDA en KFM
Onderwerp : Aanpassing Artikel 2.40
De raad van de gemeente De Fryske Marren in vergadering bijeen d.d. 8 december 2021;
Artikel 2.40aa lid 2 het aantal vijf te wijzigen in vier;
en Artikel 2.40d lid 1, de laatste locatie te verwijderen zodat er vier speelautomatenhallen over