Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oirschot

Verordening inburgering Oirschot 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOirschot
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening inburgering Oirschot 2022
CiteertitelVerordening inburgering Oirschot 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Wet inburgering 2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022nieuwe regeling

30-11-2021

gmb-2021-445281

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening inburgering Oirschot 2022

De raad van de gemeente Oirschot;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 oktober 2021;

 

gelet op de artikelen 13 tot en met 17, 22, 23 en 26 van de Wet inburgering 2021 en artikel 149 van de Gemeentewet ;

 

b e s l u i t

 

  • I.

    vast te stellen de Verordening inburgering Oirschot 2022

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet inburgering 2021

    • b.

      asielstatushouder: de inburgeringsplichtige, als bedoeld in artikel 13 eerste lid van de Wet inburgering 2021;

    • c.

      besluit: het Besluit inburgering 2021;

    • d.

      brede intake: de brede intake, bedoeld in artikel 14 van de wet;

    • e.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • f.

      gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen, bedoeld in artikel 19 van de wet;

    • g.

      inburgeringsplichtige: de inwoner die volgens artikel 3 van de wet is;

    • h.

      MAP: de Module Arbeidsmarkt en Participatie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid onderdeel b van de wet;

    • i.

      PIP: het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie, als bedoeld in artikel 15 van de wet

    • j.

      PVT: het Participatieverklaringstraject, als bedoeld in artikel 6, eerste lid onderdeel a van de wet;

    • k.

      Regeling: de Regeling inburgering 2021

Artikel 2. Kernpunten van het inburgeringstraject

Het college heeft een centrale rol in de begeleiding en ondersteuning van de inburgeringsplichtige. Hierbij gelden de volgende kernpunten:

 

  • a.

    Het college bevordert dat de inburgeringsplichtige tijdig kan starten met het inburgeringstraject (tijdige start).

  • b.

    De inburgeringsplichtige rondt het inburgeringstraject binnen de termijn van drie jaar af. Het college draagt er zorg voor dat het traject niet langer duurt dan nodig is (snelheid).

  • c.

    Het college stelt voor iedere inburgeringsplichtige een passend traject vast (maatwerk).

  • d.

    De inburgeringsplichtige combineert zoveel mogelijk activiteiten gericht op het leren van de Nederlandse taal en op meedoen aan de maatschappij (dualiteit).

  • e.

    Het college stelt eisen aan de kwaliteit van het aanbod en zorgt ervoor dat die kwaliteit en de continuïteit gewaarborgd is (kwaliteit).

Artikel 3. Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat de inburgeringsplichtige passend wordt geïnformeerd over:

    • a.

      zijn of haar wettelijke rechten en plichten;

    • b.

      de aanspraken op ondersteuning en begeleiding; en

    • c.

      het aanbod aan inburgeringsvoorzieningen en de toegang hiertoe.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een vaste contactpersoon voor de inburgeringsplichtige.

Artikel 4. Brede intake

  • 1.

    Het college neemt bij de inburgeringsplichtige een brede intake af. Met de informatie uit deze brede intake verkrijgt het college een beeld van de startpositie en de ontwikkelingsmogelijkheden van de inburgeringsplichtige. Het college geeft in samenspraak met de inburgeringsplichtige en op basis van de uitkomsten van de brede intake invulling aan het inburgeringstraject.

  • 2.

    De brede intake wordt zo vroeg mogelijk afgenomen, bij voorkeur zodra de inburgeringsplichtige bekend is bij het college. Voor asielstatushouders is dit indien mogelijk het moment van koppeling aan de gemeente, voor gezinsmigranten en overige migranten is dit het moment van inschrijving in Basisregistratie personen van de gemeente.

  • 3.

    De brede intake bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      een onderzoek naar het onderwijsniveau en de werkervaring van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      een onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige, waaronder de fysieke en mentale gezondheid;

    • c.

      voor zover van toepassing: een verkenning van de mogelijkheden om het kind van de inburgeringsplichtige deel te laten nemen aan de voorschoolse educatie, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, of de vroegschoolse educatie, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs; en

    • d.

      een leerbaarheidstoets.

  • 4.

    Het college brengt met de brede intake in ieder geval in kaart:

    • a.

      het taalniveau van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      de mogelijkheden tot (arbeids)participatie;

    • c.

      de mate van zelfredzaamheid; en

    • d.

      de wensen van de inburgeringsplichtige over inburgering en arbeidsparticipatie.

Artikel 5. Werkwijze brede intake

  • 1.

    Het college nodigt de inburgeringsplichtige schriftelijk uit voor de brede intake. In de uitnodiging vermeldt het college behalve informatie over dag, plaats en tijdstip van de intake ook het volgende:

    • a.

      het doel, de werkwijze en het belang van de brede intake in het inburgeringstraject;

    • b.

      het recht om de gesprekken in het kader van de brede intake enkel met de inburgeringsplichtige persoonlijk te voeren, derhalve zonder de aanwezigheid van enig ander persoon, niet zijnde degene die in de hoedanigheid van zijn professie bij de gesprekken aanwezig is; en

    • c.

      de gevolgen als de inburgeringsplichtige niet bij de brede intake verschijnt of hieraan onvoldoende meewerkt.

  • 2.

    Tussen de uitnodiging voor de brede intake en de intake zelf zit maximaal 4 weken.

  • 3.

    Wanneer de inburgeringsplichtige, ook na drie oproepen, niet bij de brede intake verschijnt of onvoldoende medewerking verleent, voltooit het college de intake zonder de inburgeringsplichtige. In dat geval onderzoekt het college de omstandigheden van de inburgeringsplichtige aan de hand van de gegevens die wel bekend zijn, zoals:

    • a.

      de uitkomsten van de leerbaarheidstoets, als de inburgeringsplichtige daaraan heeft meegewerkt;

    • b.

      voor asielstatushouders: de gegevens uit het Taakstelling Volg Systeem (TVS)

    • c.

      informatie uit het uitkeringsdossier.

Artikel 6. Persoonlijk plan Inburgering en Participatie

  • 1.

    Het college stelt na afronding van de brede intake en op basis van de hieruit verkregen informatie het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie (PIP) vast. Dit gebeurt zoveel mogelijk in samenspraak met de inburgeringsplichtige. Het college nodigt de inburgeringsplichtige binnen 4 weken na afronding van de brede intake uit voor een gesprek hierover. In ieder geval worden in dat gesprek de volgende onderwerpen besproken:

    • a.

      de uitkomsten van de brede intake;

    • b.

      de persoonlijke einddoelen van de inburgeringsplichtige in het inburgeringstraject;

    • c.

      welke leerroute als passend wordt gezien en waarom;

    • d.

      de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject;

    • e.

      de verwachtingen van de inburgeringsplichtige over het traject;

    • f.

      de rol van het college bij dit traject; en

    • g.

      voor gezinsmigranten en overige migranten: het aanbod aan passend en kwalitatief goed inburgeringsonderwijs waarmee de migrant de leerroute kan volgen en voltooien.

  • 2.

    In het PIP staat wat de inburgeringsplichtige moet doen om aan de inburgeringsplicht te voldoen. Het PIP geeft een compleet beeld van de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige gedurende het inburgeringstraject. Het college stemt het plan af op de persoonlijke situatie, ontwikkelbehoeften en capaciteiten van de inburgeringsplichtige.

  • 3.

    De vaststelling van het PIP is een beschikking. In deze beschikking wordt opgenomen:

    • a.

      vastgestelde leerroute en voor de asielstatushouder ook de intensiteit hiervan;

    • b.

      indien van toepassing, de afspraken die gemaakt zijn over (arbeids-)participatie

    • c.

      de ondersteuning en begeleiding die de inburgeringsplichtige bij de leerroute krijgt en van welke organisatie(s);

    • d.

      de afspraken die zijn gemaakt over vroeg- en voorschoolse educatie;

    • e.

      de onderdelen van het PVT en de MAP en de intensiteit hiervan;

    • f.

      de duur van het inburgeringstraject en het aantal voortgangsgesprekken dat het college met de inburgeringsplichtige heeft gedurende het traject; en

    • g.

      wanneer de inburgeringsplichtige in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering: een verwijzing naar de relevante beschikking(en) op grond van de Participatiewet. Het gaat hierbij in ieder geval om een verwijzing naar de toekenningsbeschikking van de uitkering voor levensonderhoud en het financieel ontzorgen (voor asielstatushouders) en om de verwijzing naar de beschikking waarin de arbeids- en re-integratieverplichtingen van de inburgeringsplichtige staan vermeld.

  • 4.

    De beschikkingen op grond van de Participatiewet, zoals genoemd in het derde lid onder g, worden bijgevoegd bij de beschikking waarmee het PIP wordt vastgesteld. Als het college op een later moment (nog) een besluit neemt op grond van de Participatiewet, voegt het college ook deze beschikking bij.

  • 5.

    Het college stelt het PIP vast uiterlijk binnen tien weken na inschrijving van de inburgeringsplichtige in de basisregistratie personen (BRP) van de gemeente waar hij of zij is gehuisvest of wordt gehuisvest na verblijf in het azc. Het college stuurt de inburgeringsplichtige het PIP daarna zo snel mogelijk per post en/of digitaal toe.

  • 6.

    Wanneer de inburgeringsplichtige voor wie de leerroute al is vastgesteld verhuist naar de gemeente Oirschot stelt het college het PIP opnieuw vast binnen tien weken na de inschrijving van de inburgeringsplichtige in de BRP. De leerroute die daarbij wordt vastgesteld, is gelijk aan de leerroute zoals die door de gemeente van vertrek is vastgesteld.

Artikel 7. Leerroutes

  • 1.

    Het college bepaalt in samenspraak met de inburgeringsplichtige welke leerroute de inburgeringsplichtige volgt om aan de inburgeringsplicht te voldoen, namelijk

    • a.

      de B1-route;

    • b.

      de onderwijsroute; of

    • c.

      de zelfredzaamheidsroute (Z-route).

  • 2.

    De leerroute is erop gericht dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      de Nederlandse taal op een zo hoog mogelijk niveau beheerst; en

    • b.

      zo snel mogelijk meedoet in de Nederlandse samenleving en op de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Een alfabetiseringstraject is onderdeel van de leerroute als uit de brede intake blijkt dat de inburgeringsplichtige analfabeet of anders gealfabetiseerd is.

  • 4.

    Het college stelt de leerroute vast op basis van:

    • a.

      de uitkomst van de leerbaarheidstoets; en

    • b.

      alle overige informatie die tijdens de brede intake is verkregen.

Artikel 8. Inhoud van de leerroutes

  • 1.

    Het college zorgt voor een gevarieerd aanbod van de leerroutes, zodat de inhoud van de leerroutes aansluit op de overige onderdelen van het inburgeringstraject.

Artikel 9. Participatieverklaringstraject

  • 1.

    Het college biedt de inburgeringsplichtige het PVT aan. Het traject duurt minimaal twaalf uur en bestaat uit twee onderdelen:

    • a.

      een inleiding in de Nederlandse kernwaarden; en

    • b.

      de ondertekening van de participatieverklaring zoals omschreven in bijlage 1 van het Besluit.

  • 2.

    De inburgeringsplichtige doet in het onderdeel als genoemd onder het eerste lid onder a kennis op van de belangrijkste waarden, sociale regels en grondrechten in Nederland. Het doel hiervan is het krijgen van een beter beeld van en begrip voor de Nederlandse samenleving.

  • 3.

    Onderwerpen waaraan in het PVT aandacht wordt besteed zijn in ieder geval:

    • a.

      Grondwet

    • b.

      Kernwaarden, Religie

    • c.

      Cultuurverschillen en -overeenkomsten

  • 4.

    Aan minimaal één van de onderwerpen die behandeld worden in het PVT wordt een praktische invulling gegeven in de vorm van een excursie of activiteit. Door deze activiteit leert de inburgeringsplichtige de opgedane kennis te vertalen naar de praktijk.

  • 5.

    Het college stemt het PVT af op de lokale situatie en behoeften, op de overige onderdelen van de inburgering en op de specifieke behoeften van de inburgeringsplichtige.

  • 6.

    De inburgeringsplichtige voltooit het PVT en sluit het af met de ondertekening van de participatieverklaring.

  • 7.

    Het college registreert of de inburgeringsplichtige aanwezig is bij de inleiding op de Nederlandse kernwaarden en bij de ondertekening van de participatieverklaring.

  • 8.

    Het college legt de afspraken over de invulling van het PVT schriftelijk vast in het PIP van de inburgeringsplichtige.

Artikel 10. Module Arbeidsmarkt en Participatie

  • 1.

    Het college biedt de inburgeringsplichtige de MAP aan. Het doel van deze module is dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      kennismaakt met de Nederlandse arbeidsmarkt;

    • b.

      inzicht krijgt in de eigen competenties en arbeidskansen;

    • c.

      een concrete beroepswens kan formuleren;

    • d.

      beroeps- en werknemerscompetenties aanleert;

    • e.

      leert hoe hij of zij een netwerk opbouwt;

    • f.

      praktische ervaring opdoet op de (lokale) arbeidsmarkt; en

    • g.

      werk vindt.

  • 2.

    Het college houdt bij het vaststellen van de inhoud en het aantal uren van de MAP rekening met de mogelijkheden, capaciteiten en ontwikkelbehoeften van de inburgeringsplichtige en de situatie op de lokale arbeidsmarkt.

  • 3.

    Het college legt de afspraken over de invulling van de MAP schriftelijk vast in het PIP van de inburgeringsplichtige.

  • 4.

    De inburgeringsplichtige besteedt ten minste veertig uren van de MAP aan het opdoen van praktische ervaring op de arbeidsmarkt.

  • 5.

    De MAP wordt afgesloten met een eindgesprek tussen de inburgeringsplichtige en het college. Besproken worden: de opgedane kennis, vaardigheden en praktijkervaring van de inburgeringsplichtige.

  • 6.

    Het college beoordeelt op basis van dit gesprek of de inburgeringsplichtige voldoet aan de doelstelling en gestelde urennorm van de MAP. Bij deze beoordeling wordt rekening gehouden met de capaciteiten en mogelijkheden van de inburgeringsplichtige.

  • 7.

    De inburgeringsplichtige ontvangt een schriftelijk verslag van het eindgesprek.

Artikel 11. Inburgeringsaanbod asielstatushouders

  • 1.

    Het college biedt de asielstatushouder zo spoedig mogelijk na vaststelling van het PIP een cursus of opleiding aan waarmee de asielstatushouder kan voldoen aan de vastgestelde leerroute.

  • 2.

    Met het inburgeringsaanbod kan de asielstatushouder:

    • a.

      de Nederlandse taal leren op het voor hem of haar hoogst mogelijke niveau;

    • b.

      kennis opdoen over de Nederlandse maatschappij, zoals over normen en waarden, omgangsregels, de Nederlandse geschiedenis, het onderwijssysteem en de gezondheidszorg; en

    • c.

      zich voorbereiden op actieve participatie in de samenleving en op de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Het inburgeringsaanbod sluit aan bij de capaciteiten, persoonlijke omstandigheden en mogelijkheden van de asielstatushouder.

Artikel 12. Kwaliteit van het inburgeringsaanbod en de leerroutes

  • 1.

    Voor de kwaliteit van het inburgeringsaanbod voor asielstatushouders gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      Het college zorgt voor een kwalitatief goed aanbod aan cursussen, opleidingen en andere (participatie)activiteiten waarmee de asielstatushouder aan de leerroute kan voldoen. Het college zorgt ook voor continuïteit in het aanbod.

    • b.

      Cursusinstellingen die het taalonderwijs binnen de B1-route en de Z-route verzorgen zijn in het bezit zijn van een certificaat of keurmerk zoals bedoeld in artikel 16 derde lid van de wet. Taalschakeltrajecten voldoen aan de eisen die voortvloeien uit artikel 8 tweede lid van de wet.

  • 2.

    Het college legt vast hoe zij de kwaliteit van het inburgeringsaanbod aan asielstatushouders en de leerroutes controleert en wat zij doet als de kwaliteit hiervan onvoldoende is.

Artikel 13. Voortgang inburgering

  • 1.

    Het college volgt de vorderingen van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject en houdt in de gaten of het traject nog passend is. Het college voert hiervoor periodiek voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtige zolang het inburgeringstraject loopt. Het aantal gesprekken gedurende het inburgeringstraject wordt afgestemd op het niveau van de inburgeringsplichtige (maatwerk).

  • 2.

    Gedurende de eerste twaalf maanden na aanvang van de inburgeringstermijn vinden minimaal twee voortgangsgesprekken plaats.

  • 3.

    Ter voorbereiding op deze gesprekken wint het college informatie in bij de organisaties die bij het traject betrokken zijn, bij cursusinstellingen, werkgevers en andere personen.

  • 4.

    Tijdens het gesprek komen de afspraken uit het PIP aan bod. Met de inburgeringsplichtige wordt besproken of de onderdelen nog aansluiten bij de capaciteiten, de behoeften en de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Het gaat daarbij om:

    • a.

      de afgesproken leerroute;

    • b.

      de ondersteuning en begeleiding tijdens het inburgeringstraject;

    • c.

      de intensiteit van de verschillende onderdelen van het traject;

    • d.

      de participatie-activiteiten;

    • e.

      de vorderingen en inzet van de inburgeringsplichtige; en

    • f.

      voor de inburgeringsplichtige die de B1-route volgt: of het taalniveau van deze leerroute voldoende aansluit.

  • 5.

    Het college kan een andere leerroute vaststellen als sinds de start van de inburgeringstermijn, zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid van de wet, nog geen anderhalf jaar verstreken is. In bijzondere omstandigheden die de inburgeringsplichtige betreffen kan van deze termijn worden afgeweken.

  • 6.

    Op basis van de uitkomst van een voortgangsgesprek kan het college voor de inburgeringsplichtige die de B1-route volgt, bepalen dat de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal geheel of gedeeltelijk op het niveau A2 worden geëxamineerd. Dit kan alleen wanneer de inburgeringsplichtige:

    • a.

      ten minste zeshonderd uren taalles heeft gevolgd bij een instelling die voldoet aan de kwaliteitseisen zoals vastgesteld in artikel 32 van de wet; en

    • b.

      zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen. Hierover wordt informatie opgevraagd bij de cursusinstelling die de taallessen verzorgt voordat een besluit wordt genomen.

  • 7.

    Het college maakt een verslag van ieder voortgangsgesprek en deelt dit met de inburgeringsplichtige.

  • 8.

    Op basis van de uitkomst van deze gesprekken past het college zo nodig (onderdelen van) het PIP aan en stelt dan het PIP opnieuw vast.

Artikel 14. Maatschappelijke begeleiding van de asielstatushouder

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat de asielstatushouder maatschappelijke begeleiding krijgt. Deze begeleiding is erop gericht:

    • a.

      de asielstatushouder kennis over de praktische organisatie van de Nederlandse samenleving te verschaffen;

    • b.

      de asielstatushouder te begeleiden en te ondersteunen, met de bedoeling om zijn of haar zelfredzaamheid en participatie te vergroten; en

    • c.

      randvoorwaarden te scheppen, zodat de asielstatushouder tijdig met het inburgeringstraject kan starten.

  • 2.

    De maatschappelijke begeleiding bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      praktische hulp bij het regelen van basisvoorzieningen zoals wonen, zorg, werk, inkomen, verzekeringen en onderwijs;

    • b.

      een kennismaking met de woonomgeving;

    • c.

      passende voorlichting over de basisvoorzieningen in de Nederlandse samenleving; en

    • d.

      een kennismaking met maatschappelijke organisaties die voor de inburgeringsplichtige van belang zijn.

  • 3.

    De begeleiding start zo spoedig mogelijk na koppeling van de asielstatushouder aan de gemeente, maar in ieder geval op de dag dat de asielstatushouder in de basisregistratie personen (BRP) in de gemeente staat ingeschreven en daadwerkelijk in de gemeente woont.

  • 4.

    Het college stemt de inhoud en duur van de maatschappelijke begeleiding af op het startniveau, de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de asielstatushouder.

Artikel 15. Handhaving

  • 1.

    De inburgeringsplichtige is verplicht om:

    • a.

      na de oproep te verschijnen bij de brede intake en hieraan mee te werken; en

    • b.

      de afspraken in het PIP na te komen, waaronder deelname aan voortgangsgesprekken en aan activiteiten in het kader van de MAP en het PVT.

  • 2.

    De asielstatushouder is daarnaast ook verplicht deel te nemen aan de taallessen en andere activiteiten van de gevolgde leerroute.

Artikel 16. Handhaving verplichtingen bij de brede intake

  • 1.

    Wanneer de inburgeringsplichtige na de eerste oproep voor de brede intake niet verschijnt of onvoldoende meewerkt, geeft het college een schriftelijke waarschuwing. Het college wijst daarbij op de gevolgen voor de inburgeringsplichtige als hij of zij opnieuw niet verschijnt na een oproep of als hij of zij op een andere manier onvoldoende meewerkt aan de brede intake. Het college nodigt de inburgeringsplichtige opnieuw uit om te verschijnen binnen 8 weken.

  • 2.

    Wanneer de inburgeringsplichtige na deze volgende oproep niet verschijnt of onvoldoende meewerkt, legt het college de inburgeringsplichtige een boete op. De hoogte van de boete is vastgesteld in artikel 7.1.1 van het Besluit.

  • 3.

    Voordat het college een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de inburgeringsplichtige niet komt of onvoldoende meewerkt. De inburgeringsplichtige krijgt in een gesprek hierover de gelegenheid een verklaring te geven. Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt bij dit gesprek, biedt het college hem of haar de gelegenheid zijn of haar zienswijze binnen 4 weken per brief en/of digitaal kenbaar te maken.

  • 4.

    Het college legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 5.

    Het college legt een lagere boete op dan vastgesteld in artikel 7.1.1 van het Besluit als op basis van de reactie van de inburgeringsplichtige aannemelijk is dat de boete vanwege bijzondere omstandigheden te hoog is.

  • 6.

    In de beschikking waarmee de boete wordt opgelegd, nodigt het college de inburgeringsplichtige opnieuw uit om binnen 8 weken alsnog te verschijnen of mee te werken. Wanneer de inburgeringsplichtige hieraan weer niet voldoet, legt het college opnieuw een boete op met inachtneming van artikel 7.1.1 van het Besluit.

Artikel 17. Handhaving tijdens het inburgeringstraject

  • 1.

    Het college legt een boete op als de inburgeringsplichtige de afspraken in het PIP tijdens het inburgeringstraject verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt.

  • 2.

    Het college legt de asielstatushouder een boete op als hij verwijtbaar niet of onvoldoende deelneemt aan de activiteiten van de gekozen leerroute.

  • 3.

    Voordat het college een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de afspraken in het PIP of de afspraken over de activiteiten bij de gekozen leerroute niet zijn nagekomen. De inburgeringsplichtige krijgt in een gesprek hierover de gelegenheid een verklaring te geven. Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt bij dit gesprek, biedt het college hem of haar de gelegenheid zijn of haar zienswijze binnen 4 weken per brief en/of digitaal kenbaar te maken.

  • 4.

    Op basis van het gesprek met de inburgeringsplichtige dan wel zijn of haar schriftelijke zienswijze bepaalt het college de mate van verwijtbaarheid. Als er sprake is van opzet, van grove schuld, van normale verwijtbaarheid of van verminderde verwijtbaarheid stemt het college de hoogte van de boete daarop af met inachtneming van artikel 7.1 van het Besluit.

  • 5.

    Het college legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 18. Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet

  • 1.

    Wanneer een inburgeringsplichtige een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet ontvangt en zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken uit het PIP, waarin de nadruk ligt op het bevorderen van participatie en het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt, vindt bij voorkeur verlaging van de uitkering plaats op grond van artikel 18 Participatiewet en de verordening zoals bedoeld in artikel 8 eerste lid onder a Participatiewet. Het gaat hierbij om verplichtingen en afspraken anders dan in het aanbod in de MAP. Het college legt voor dezelfde gedraging dan geen bestuurlijke boete op grond van de wet op.

  • 2.

    Wanneer een inburgeringsplichtige die een bijstandsuitkering ontvangt zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken in het PIP, waarin de nadruk ligt op het vergroten van de taalbeheersing en aan overige afspraken en verplichtingen in het PIP, legt het college bij voorkeur een boete op grond van de wet op. Het college verlaagt in dat geval voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering niet.

  • 3.

    Bij de keuze tussen i) handhaving op grond van de Participatiewet door een verlaging van de uitkering en ii) handhaving op grond van de wet via een boete weegt het college ook af welke wijze van handhaving, rekening houdend met de gevolgen hiervan voor de inburgeringsplichtige, naar haar oordeel het best bijdraagt aan het beoogde effect, te weten het succesvol voltooien van het inburgeringstraject.

  • 4.

    In de beschikking aan de inburgeringsplichtige vermeldt het college of er een boete op grond van de wet wordt opgelegd of dat de uitkering wordt verlaagd op grond van de Participatiewet.

  • 5.

    Wanneer de inburgeringsplichtige een boete op grond van de wet wordt opgelegd in de periode dat het college verantwoordelijk is voor het financieel ontzorgen op grond van artikel 56a Participatiewet, dan kan het college de boete met de uitkering verrekenen. Het college houdt hierbij rekening met een fictieve draagkracht van 5 procent van bijstandsnorm die van toepassing is, inclusief vakantietoeslag.

Artikel 19. Intrekking verordening Wet inburgering 2021

  • 1.

    De verordening Wet inburgering 2010 wordt ingetrokken. Zij blijft wel van toepassing op degene die op grond van de Wet inburgering inburgeringsplichtig is op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet.

Artikel 20. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt tegelijk met de Wet inburgering 2021 in werking.