Organisatie | Simpelveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Simpelveld houdende regels omtrent de fysieke leefomgeving (Verordening fysieke leefomgeving 2021) |
Citeertitel | Verordening fysieke leefomgeving 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Algemene plaatselijke verordening gemeente Simpelveld, de Bouwverordening gemeente Simpelveld, de Standplaatsenverordening, de Verordening op de weekmarkt(en), de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Simpelveld 2011, de Monumentenverordening, en de Verordening kwaliteit vergunningverlening.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-07-2021 | nieuwe regeling | 08-07-2021 |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
kampeermiddel: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
reclame: elke vorm van openbare aanprijzing om de afzet van goederen, diensten, activiteiten en/of doelstellingen te bevorderen, overgebracht door middel van een aanduiding, opschrift, aankondiging, mededeling, uitbeelding, afbeelding, projectie, in welke vorm dan ook, al dan niet in combinatie met een bouwkundig object, voor zover deze vanuit de openbare ruimte in, op, aan of rondom enig onroerend of roerend zichtbaar is;
Artikel 1.5 Persoonlijke/zakelijke karakter vergunning
In afwijking van het eerste lid, eerste zin, kan het bevoegd gezag in de omgevingsvergunning bepalen dat deze alleen geldt voor degene aan wie zij is verleend, als de persoon van de vergunninghouder van belang is voor de toepassing van de regels over het verlenen of weigeren van de omgevingsvergunning.
Artikel 1.6 Intrekking en wijziging van toestemming
De toestemming kan worden ingetrokken of gewijzigd als:
HOOFDSTUK 2 GEBRUIK OPENBARE RUIMTE
Afdeling 1. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.4 Kelderingangen en dergelijke
Kelderingangen en andere lager dan de aangrenzende weg gelegen betreedbare delen van een bouwwerk mogen geen gevaar voor de veiligheid van de weggebruikers opleveren.
Artikel 2.5 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben waardoor het vrije uitzicht voor het wegverkeer wordt belemmerd dan wel op andere wijze hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2.6 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen voor het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 2.17 Overschrijven vergunning
Wenst de houder van een standplaatsvergunning niet langer gebruik te maken van de vergunning of is hij overleden of onder curatele gesteld, dan kan het college op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of zijn curator de vergunning overschrijven op naam van zijn echtgenoot, geregistreerd partner of ander persoon met wie hij duurzaam samenwoonde, of zijn kind, voor de resterende duur van de verleende vergunning.
Kan deze weg niet worden gevolgd, dan kan de vergunning, voor de resterende duur ervan, op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of de curator worden overgeschreven op een medewerker van de vergunninghouder of de medeeigenaar van zijn bedrijf als deze tenminste 6 maanden in loondienst heeft gewerkt bij de vergunninghouder of heeft gefunctioneerd als medeeigenaar.
Artikel 2.19 Markt schoonhouden
Een vergunninghouder is verplicht afval, waaronder verpakkingsmateriaal, dat tijdens de hem uitgeoefende verkoop van zijn standplaats vrijkomt zodanig te bewaren dat het marktterrein daardoor niet wordt verontreinigd en het afval niet door onbevoegde kan worden verwijderd. Hij voert het afval onmiddellijk na afloop van de markt af of laat het afvoeren.
Artikel 2.20 Onmiddellijke verwijdering
Het college kan een vergunninghouder kunnen een vergunninghouder of iemand die hem bijstaat of vervangt gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen als deze zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of aan bedrog of een bij of krachtens deze afdeling gestelde bepaling heeft overtreden.
Afdeling 4 Bescherming van kwaliteit van de fysieke leefomgeving
Artikel 2.21 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid en voor zover artikel 2:29 van deze verordening niet van toepassing is, wordt het ten gehore brengen van muziek hoger dan de geluidnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening, uiterlijk om 00.00 uur beëindigd.
Artikel 2.22 Melding incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening met maximaal 20 dB(A) te overschrijden. Dit mag echter alleen als de houder van de inrichting dit minstens twee weken voor het begin van de festiviteit schriftelijk meldt bij het college via het daarvoor door het college vastgestelde meldformulier.
Het is een inrichting toegestaan om maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is. Dit mag echter alleen als de houder van de inrichting dit minstens twee weken voor het begin van de festiviteit dit schriftelijk meldt bij het college via het daarvoor door het college vastgestelde meldformulier;
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid en voor zover artikel 2:29 van deze verordening niet van toepassing is, wordt het ten gehore brengen van muziek die de geluidnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening overschrijdt uiterlijk om 00.00 uur beeindigd. De geluidnorm is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
Artikel 2.23 Onversterkte muziek
Artikel 2.24 Toestand van sloten, andere wateren, niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten, andere wateren, niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die hindert, gevaar oplevert voor de veiligheid of nadeel voor de gezondheid.
Artikel 2.25 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Artikel 2.26 Verbod op reclame
Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van:
opschriften betrekking hebbend op de naam en/of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken en/of op de namen van degenen die bij het ontwerp en/of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks uitsluitend voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Artikel 2.27 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Het is verboden zonder vergunning van het college ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen en/of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan, de beheersverordening, exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit is bestemd of mede bestemd.
Het onderzoek naar de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid Woningwet bestaat uit de resultaten van een maximaal twee jaar oud milieuhygienisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740, uitgave 2009 plus A1: 2016, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1. Als op basis van het onderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen asbestvezels, deeltjes of –stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707:2015 nl. Als op basis van het vooronderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder begrepen asbestvezels, deeltjes of –stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek ook plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707, uitgave 2015 plus C2: 2017.
Paragraaf 2. Tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem
Artikel 3.3 Voorschriften omgevingsvergunning voor bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit is het geval als het in de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het goedgekeurde saneringsplan als bedoeld in artikel 39 Wet bodembescherming van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Artikel 3.4 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Het bevoegd gezag kan rekening houden met de herziening en vervanging van de NENnormen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening of in de bij deze verordening behorende bijlagen wordt verwezen als die herziening of vervanging door de bevoegde instantie zijn gepubliceerd.
HOOFDSTUK 4 WELSTAND EN MONUMENTEN (Bouwverordening)
Artikel 4.3 Jaarlijkse verantwoording
De dorpsbouwmeester en welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op, door tussenkomst van het district (Landelijk parkstad), van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin ten minste aan de orde komt:
De dorpsbouwmeester/monumentencommissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.
Artikel 4.4 Termijn van advisering
het college kan in zijn verzoek om advies de dorpsbouwmeester of monumentencommissie een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Een langere termijn kan door het college worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is.
Artikel 4.5 Openbaarheid van vergaderen en mondeling toelichting
De behandeling van bouwplannen door de dorpsbouwmeester of monumentencommissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de dorpsbouwmeester en monumentencommissie wordt tijdig bekendgemaakt in een dag, nieuws of huisaanhuisblad of op andere geschikte wijze. Als het college – eventueel op verzoek van de aanvrager – een verzoek doet tot nietopenbare behandeling, dan moeten daaraan dringende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag liggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
HOOFDSTUK 5 PROCEDURES EN ADVISERING
Afdeling 5.1 Procedures voor advisering tegemoetkoming planschade
Artikel 5.2 Opdrachtverstrekking
Binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 6.1.3.1 van het Besluit verstrekt het college aan één of meer adviseurs gezamenlijk, opdracht om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1, eerste lid van het besluit of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht .
Artikel 5.3 Adviseur of adviescommissie
Als het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering.
Als het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een onroerende zaak en, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering.
Artikel 5.5 Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie
Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 2 verstrekt, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wet schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van:
De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meer adviseurs bij het college indienen.
Artikel 5.6 Werkwijze adviseur of adviescommissie
De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert één of meer hoorzittingen, waar de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of de adviescommissie kenbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wet worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.
Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid van de Wet. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.
HOODSTUK 6 KWALITEITBORGING VERGUNNINGVERLENING TOEZICHT EN HANDHAVING (VTH)
In dit hoofdstuk en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
kwaliteitscriteria: de in landelijke samenwerking tussen bevoegde gezagen ontwikkelde en beschikbaar gestelde vigerende kwaliteitscriteria voor vergunningverlening, toezicht en handhaving inzake de beschikbaarheid en de deskundigheid van organisaties die met de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten zijn belast;
Dit hoofdstuk is van toepassing op de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten door of in opdracht van het college.
Paragraaf 2. Wettelijke plicht
Artikel 6.3 Betrokkenheid van de raad
De gemeenteraad ziet toe op de hoofdlijnen van het beleid voor de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten in het licht van de voor de gemeente vastgestelde beleidskaders voor de fysieke leefomgeving.
HOOFDSTUK 7 STRAF, OVERGANGS EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 7.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner(s).
Artikel 7.4 Intrekking oude verordeningen
De volgende verordeningen worden ingetrokken:
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Simpelveld, in zijn openbare vergadering d.d. 8 juli 2021
De griffier,
bc. F.G. Simons
De voorzitter van de raad,
mr. R. de Boer
Bijlage 1 Vervangende hoofdstuk 4 Gemeentelijke adviescommissie
Dit hoofdstuk treedt in werking gelijktijdig met de Omgevingswet en vervangt daarmee hoofdstuk 4 van de Vfl, dat betrekking heeft op ‘Welstand’, zoals dat vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet geldt.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Artikel 4.2 Taak en werkzaamheden
adviseert de commissie op verzoek van het college over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functieaanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet;
De raad kan werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid aanwijzen die door de dorpsbouwmeester worden uitgevoerd. De dorpsbouwmeester werkt onder de verantwoordelijkheid van de commissie. Dit lid is niet van toepassing op de advisering als bedoeld in artikel 4.2, tweede lid, onder a, onderdelen 1 ̊ en 2, ̊en onder b.
Artikel 4.3 Verplichte advisering
Het college wint advies van de commissie in omtrent een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 4.2, tweede lid, onder a, onderdelen 1 ̊tot en met 3 ̊, en onder b.
Artikel 4.6 Ondersteuning van de commissie
Artikel 4.8 Beraadslaging en standpuntbepaling
De vergaderingen waarin een of meer adviezen over aanvragen om omgevingsvergunning door of namens de commissie worden vastgesteld zijn openbaar. De agenda voor de vergadering van de commissie wordt tijdig op een geschikte wijze bekendgemaakt. Indien burgemeester en wethouders – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
De commissie adviseert in de hoedanigheid van de dorpsbouwmeester over het uiterlijk van bouwwerken. Over een advies over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste twee leden met deskundigheid op het gebied van de monumentenzorg.
Leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie adviseert, onthouden zich van medewerking aan het desbetreffende advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig.
Artikel 4.10 Verwerking van het advies
In geval burgemeester en wethouders een beschikking geven in afwijking van het door de commissie uitgebrachte advies verzenden zij een afschrift van die beschikking aan de commissie.
Artikel 4.11 Reglement van orde
De op grond van deze verordening (Vfl) vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet benoemde leden worden geacht te zijn benoemd op grond van dit hoofdstuk van deze verordening. De termijn van ten hoogste 3 jaar als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, loopt vanaf de inwerkingtreding van deze verordening op grond van deze verordening.
Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de dorpsbouwmeester/ monumentencommissie van kracht, met dien verstande dat de ‘Commissie ruimtelijke kwaliteit Simpelveld’ wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 bedoelde commissie te zijn.
Artikel 4.14 Vervallen oude regeling
1. De regels met betrekking tot de dorpsbouwmeester en monumentencommissie in hoofdstuk 4 ‘Welstand’ van de deze verordening vervallen, gelet op het volgende artikel.
Dit hoofdstuk treedt tegelijk met de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) inwerking.
Op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt, wordt deze verordening gewijzigd als volgt: