Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Papendrecht

Beleidslijn ter concretisering van het begrip 'slecht levensgedrag'

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePapendrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidslijn ter concretisering van het begrip 'slecht levensgedrag'
Citeertitel Beleidslijn ter concretisering van het begrip 'slecht levensgedrag
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR611033/1
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-07-2021Nieuwe regeling

29-06-2021

gmb-2021-232504

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidslijn ter concretisering van het begrip 'slecht levensgedrag'

De Burgemeester van de gemeente Papendrecht;

 

Gelet op:

  • artikel 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening

  • artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening

  • artikel 2:35 van de Algemene plaatselijke verordening

  • artikel 2:37b van de Algemene plaatselijke verordening

  • artikel 3:5 van de Algemene plaatselijke verordening

  • artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Overwegende dat:

Het wenselijk is dat de burgemeester invulling geeft aan het begrip ‘slecht levensgedrag’ zoals opgenomen in de Algemene plaatselijke verordening

 

besluit:

Vast te stellen de Beleidslijn ter concretisering van het begrip 'slecht levensgedrag'

 

 

Artikel 1 Inleiding

Deze beleidslijn beschrijft de invulling die de burgemeester geeft aan het begrip ‘slecht levensgedrag’ zoals opgenomen in de Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV).

Exploitanten en leidinggevenden van alcohol schenkende horecabedrijven en slijterijen mogen op grond van de Alcoholwet in geen enkel opzicht van slecht levensgedrag zijn. Op grond van de APV geldt hetzelfde voor de volgende personen:

  • de exploitant of beheerder van vergunningplichtige openbare inrichtingen (artikel 2:28 van de APV);

  • de exploitant of beheerder van kamerverhuurbedrijven (artikel 2:37b van de APV);

  • de exploitant of beheerder van bedrijven in een aangewezen gebied, straat of gebouw (artikel 2:35 van de APV);

  • de organisator of aanvrager van vergunningplichtige vechtsportwedstrijden- of gala (artikel 2:25 van de APV);

  • de exploitant of beheerder van seksinrichtingen (artikel 3:5 APV).

Personen van bovengenoemde bedrijven hebben een bijzondere verantwoordelijkheid. Het exploiteren of beheren van dergelijke bedrijven, of beter gezegd, het niet verantwoord exploiteren ervan, kan tot een verstoring van de openbare orde leiden of het omliggende woon- en leefklimaat nadelig beïnvloeden. De levensgedragtoets is een noodzakelijke preventieve toets om de risico’s op inbreuken op de openbare orde en veiligheid en een goed woon- en leefklimaat te beperken. Slecht levensgedrag is een grond om de vergunning te weigeren of in te trekken of om een aspirant leidinggevende niet bij te schrijven op de exploitatievergunning.

 

Bij het beoordelen van het levensgedrag wordt gekeken naar uiteenlopende feiten en omstandigheden die iets zeggen over het gedrag van de betrokkene. Er moet voldoende vertrouwen kunnen worden gesteld in exploitanten en beheerders. Bij de beoordeling wordt vooral gekeken naar strafbare feiten, maar bijvoorbeeld ook liegen over feiten die relevant zijn voor de beoordeling van het levensgedrag is relevant voor de beoordeling.

De beoordelingen die worden gemaakt in het kader van het criterium levensgedrag vinden plaats aan de hand van diverse informatiebronnen.

De beoordelingen zijn onder andere afhankelijk van het type zaak en de omgeving van de zaak. Dit betekent dat een feitencomplex in het ene geval tot een weigering wegens slecht levensgedrag leidt, en in het andere geval niet. In de verschillende vergunningstelsels kunnen accenten verschillen.

Het doel van deze beleidslijn is om meer inzicht te geven in de wijze waarop de levensgedragtoets plaatsvindt.

Omdat het bij het beoordelen van het levensgedrag gaat om maatwerk, kan rekening worden gehouden met het betrekken van andere feiten en omstandigheden die niet specifiek zijn benoemd in deze beleidslijn, maar die wel relevant kunnen zijn voor de belangen die de Alcoholwet en APV beogen te behartigen.

Artikel 2 Informatiebronnen

Om het levensgedrag te toetsen worden diverse gegevens, in samenhang, gewogen. Bij de levensgedragtoets worden altijd de politie en het Justitieel Documentatie Systeem geraadpleegd. Andere informatiebronnen, met uitzondering van eigen handhavings-gegevens, worden niet standaard geraadpleegd voor het beoordelen van het levensgedrag. Indien noodzakelijk voor de beoordeling kan via het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) informatie worden uitgewisseld met de Inspectie SZW, de Belastingdienst, de Douane en de IND.

Artikel 3 Beoordeling slecht levensgedrag

Bij de levensgedragtoets zijn met name strafrechtelijke gegevens relevant, maar ook andere feiten en omstandigheden die iets zeggen over het gedrag van betrokkenen kunnen relevant zijn. Elke beoordeling is maatwerk; alle feiten en omstandigheden worden in samenhang en in relatie met de vergunning gewogen. Er zijn geen beperkingen opgelegd ten aanzien van feiten of omstandigheden die mogen worden betrokken. De beoordeling is afhankelijk van verschillende factoren, zoals het aantal relevante feiten, een patroon van deze feiten, wanneer de feiten zijn gepleegd, het type feiten, een combinatie van feiten, de omstandigheden rondom het feit, de hoogte van de strafmaat, of goed wordt meegewerkt aan toezicht en de houding daarbij van exploitanten en beheerders.

Alleen het levensgedrag dat relevant is voor de beoordeling of de aanwezigheid van de exploitant of beheerder van het bedrijf het woon- en leefklimaat, de openbare orde of de veiligheid nadelig beïnvloedt, wordt meegenomen in de beoordeling. Levensgedrag waarvan geen weerslag te verwachten is op het woon- en leefklimaat, de openbare orde of de veiligheid, kan geen grond zijn voor weigering of intrekking van een vergunning.

Bij de beoordeling worden de onderstaande punten in ogenschouw genomen:

Wat voor type feiten betreft het?

In bijlage 1 staat een overzicht van de meest belangrijke feiten die meewegen in de levensgedragtoets. Bij het beoordelen van het type feiten wordt gekeken naar de ernst van het feit en de belangen die de strafbaarstelling/handhaving van het feit beoogt te beschermen. Bij de levensgedragtoets gaat het om gedragingen die naar hun aard en ernst de vrees rechtvaardigen dat de aanwezigheid van de exploitant/beheerder als verantwoordelijke voor de exploitatie het woon- en leefklimaat in de omgeving van het bedrijf, de openbare orde of de veiligheid nadelig beïnvloed. Ook wordt rekening gehouden met gedragingen die op zichzelf niet reeds als ernstig in vorenbedoelde zin kunnen worden beschouwd, maar die in samenhang met andere gedragingen een bepaald gedragspatroon opleveren dat de betrokkene de voor hem geldende regels niet naleeft.

Het is niet vereist dat de feiten aan het bedrijf te relateren zijn. Als dit wel het geval is, kan dit zwaar meewegen.

In welke periode zijn de feiten gepleegd?

In beginsel worden slechts feiten die zich hebben voorgedaan in de periode van vijf jaar voorafgaand aan het besluit meegenomen in de beoordeling. De achtergrond voor de vijf-jarengrens is dat het besluit eisen zedelijk gedrag uitgaat van veroordelingen tijdens de laatste 5 jaar.

In vaste jurisprudentie is weliswaar gebleken dat bij de toetsing van “niet in enig opzicht van slecht levensgedrag” niet gebonden is aan deze termijn, maar vanuit het oogpunt van goede motivering zal echter rekening gehouden moeten worden met de “leeftijd” van de antecedenten. Oude antecedenten kunnen wel degelijk worden meegewogen, mits goed gemotiveerd.

Opgelegde straf

Een strafrechtelijke veroordeling is niet vereist. Ook constateringen die zijn verwoord in bijvoorbeeld processen-verbaal van de politie of rapportages van toezichthouders wegen mee in de beoordeling. Feiten die zijn geseponeerd wegens onvoldoende bewijs of waarop vrijspraak is gevolgd worden niet meegewogen. Informatie uit de betreffende zaak over het gedrag van betrokkene kan echter wel worden meegenomen in de beoordeling. Een exploitant kan bijvoorbeeld zijn vrijgesproken voor een geweldsdelict, maar het feitencomplex kan informatie bevatten over de houding en het gedrag van de exploitant dat relevant is voor de toets aan het woon- en leefklimaat. Het geweldsdelict zal niet worden meegenomen in de beoordeling, maar relevante informatie over de houding en het gedrag van de exploitant wel. Een dergelijk feitencomplex zal op zichzelf staand geen weigeringsgrond opleveren.

Artikel 4 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidslijn treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 5 Citeertitel

  • 1.

    Deze beleidslijn wordt aangehaald als: Beleidslijn ter concretisering van het begrip 'slecht levensgedrag'.

Aldus vastgesteld op 29 juni 2021

De wnd. burgemeester,

A.M.M. Jetten