Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ede

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede houdende regels omtrent het verdelen van de beschikbare middelen om schade door COVID-19 in de culturele sector te compenseren en de sector in staat te stellen te herstellen en toekomstbestendig te worden (Subsidieregeling tweede COVID steun- en herstelregeling lokale culturele instellingen Ede)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede houdende regels omtrent het verdelen van de beschikbare middelen om schade door COVID-19 in de culturele sector te compenseren en de sector in staat te stellen te herstellen en toekomstbestendig te worden (Subsidieregeling tweede COVID steun- en herstelregeling lokale culturele instellingen Ede)
CiteertitelSubsidieregeling tweede COVID steun- en herstelregeling lokale culturele instellingen Ede
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervalt op 1 november 2022.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR602459/5

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-07-2021nieuwe regeling

06-07-2021

gmb-2021-226871

238530

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede houdende regels omtrent het verdelen van de beschikbare middelen om schade door COVID-19 in de culturele sector te compenseren en de sector in staat te stellen te herstellen en toekomstbestendig te worden (Subsidieregeling tweede COVID steun- en herstelregeling lokale culturele instellingen Ede)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel van 6 juli 2021, zaaknummer 238530

gelet op de artikelen 3, 7 en 8 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017;

besluit vast te stellen de: Subsidieregeling tweede COVID steun- en herstelregeling lokale culturele instellingen Ede.

 

Paragraaf 1 Nood- en overbruggingssteun

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a)

    ASV 2017: Algemene subsidieverordening Ede 2017;

  • b)

    Coronamaatregelen: maatregelen van het kabinet gericht op het maximaal onder controle houden van het coronavirus (COVID-19);

  • c)

    Lokale culturele instellingen: een rechtspersoon die zich geheel of grotendeels richt op culturele activiteiten binnen de gemeente Ede;

  • d)

    Onderneming: een onderneming zoals bedoeld in artikel 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • e)

    Culturele activiteit: activiteit op het gebied van erfgoed, muziek, dans, toneel, literatuur, beeldende en audiovisuele kunst of een combinatie van deze disciplines;

  • f)

    Steun: compensatie van de huur of een eenmalige subsidie;

  • g)

    Steunfonds; een aan een instelling gelieerd fonds dienend om financieel steun te verlenen onder van tevoren aangegeven voorwaarden;

  • h)

    Verlies: het saldo van:

    • de gemiste inkomsten uit culturele activiteiten en verhuur voor culturele activiteiten als gevolg van de coronamaatregelen;

    • de extra inkomsten als gevolg van de generieke en specifieke compensatieregelingen van het Rijk, als mede van door andere overheden getroffen (coulance)regelingen;

    • de lagere uitgaven als gevolg van de coronamaatregelen;

    • de extra kosten als gevolg van de coronamaatregelen;

    • eventuele extra bijdragen van derden of gelieerde partijen (b.v. steunfonds).

Artikel 2. Doel steunregeling

  • 1.

    Het doel van de steunregeling is om:

    • -

      door middel van het verstrekken van eenmalige steun de financiële positie van de lokale culturele instellingen te verbeteren indien deze als gevolg van de coronamaatregelen in hun voortbestaan worden bedreigd.

    • -

      culturele instellingen te ondersteunen bij het overbruggen van de periode met coronamaatregelen en/of te kunnen transformeren of innoveren voor de toekomst.

  • 2.

    Door middel van deze steunregeling worden de door de gemeente Ede extra ontvangen middelen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor ondersteunen van de lokale culturele infrastructuur verdeeld.

Artikel 3. Vorm van de steun

  • 1.

    Steun op grond van deze regeling wordt verstrekt in de vorm van een subsidie, tenzij de culturele instelling huurder is van de gemeente Ede. In dat geval wordt de steun zoveel mogelijk verstrekt in de vorm van huurcompensatie.

  • 2.

    Het bepaalde in deze regeling is van overeenkomstige toepassing op steunverlening in de vorm van huurcompensatie tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

Artikel 4. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een eenmalige subsidie verlenen als gedeeltelijke compensatie van de gevolgen van de coronamaatregelen voor de volgende activiteiten:

  • a.

    noodsteun: gedeeltelijke compensatie van de verliezen die worden geleden als gevolg van de coronamaatregelen in de periode van 1 januari 2021 tot 1 januari 2022;

  • b.

    overbruggingssteun: steun voor het blijven programmeren en/of weer opstarten van culturele activiteiten in 2021 en 2022, binnen de geldende beperkingen die voortvloeien uit de corona-maatregelen die door de overheid worden uitgevaardigd;

  • c.

    innovatie- en transformatiesteun: steun om nieuwe, duurzame, culturele concepten te ontwikkelen voor de toekomst ten behoeve van herstel van de culturele sector.

Artikel 5. Doelgroepen

  • 1.

    Subsidie kan worden aangevraagd door lokale culturele instellingen, te onderscheiden in de volgende categorieën aanvragers:

    • a.

      musea;

    • b.

      amateurkunst;

    • c.

      concertzalen en podia;

  • 2.

    Een instelling komt alleen voor subsidie in aanmerking indien zijn activiteiten een bijdrage leveren aan de lokale culturele infrastructuur.

  • 3.

    Een instelling komt niet voor subsidie in aanmerking indien de activiteiten van de instelling:

    • a.

      tot de (subsidie)verantwoordelijkheid van een andere overheid behoren;

    • b.

      dienen ter opluistering van een specifiek godsdienstige of politieke bijeenkomst;

    • c.

      het karakter hebben van een feest of receptie;

    • d.

      een commercieel doel of belang dienen;

    • e.

      niet bijdragen aan of niet passen binnen het vastgestelde cultuurbeleid van de gemeente Ede.

Artikel 6. Voorwaarden

  • 1.

    Indien steun is ontvangen op grond van de (eerste) COVID Steun en herstelregeling lokale culturele instellingen dient reeds een aanvraag tot vaststelling te zijn ingediend ten behoeve van deze reeds ontvangen steun om steun te kunnen ontvangen op grond van de onderhavige regeling.

  • 2.

    Aanvragers behorende tot de categorie amateurkunst komen slechts in aanmerking voor subsidie op grond van deze regeling voor zover de gevraagde steun hoger is dan de extra coronasteun die is ontvangen bij de jaarlijkse amateurkunstsubsidies.

Artikel 7. Verplichtingen

  • 1.

    De ontvanger van steun op grond van artikel 4 onder a van deze regeling is verplicht om een zodanige ingerichte administratie bij te houden dat daarin het verlies te allen tijde kan worden nagegaan.

  • 2.

    Bij beschikking kan een nadere uitwerking worden gegeven van het eerste lid.

Artikel 8. Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op artikel 9, derde lid, van de ASV 2017 kunnen burgemeester en wethouders geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen indien zij van oordeel zijn dat:

    • a.

      De instelling onvoldoende gebruik heeft gemaakt van de Rijks- of provinciale maatregelen omtrent corona.

    • b.

      De instelling geen of onvoldoende beroep gedaan heeft op de middelen die zij kan ontvangen van een gelieerd steunfonds.

    • c.

      In de aanvraag geen of onvoldoende reële onderbouwing is gegeven van de gevraagde steun.

    • d.

      Het verlies (mede) is ontstaan door het aangaan van omvangrijke nieuwe verplichtingen ten aanzien van activiteiten na 13 maart 2020 die, gelet op de onzekere economische situatie, niet passend waren.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 9, derde lid, van de ASV 2017 kunnen burgemeester en wethouders een aanvraag vanaf € 50.000,- weigeren indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders onvoldoende is aangetoond dat sprake is van een positief financieel toekomstperspectief.

Artikel 9. Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie op grond van artikel 4 onder a wordt bepaald op basis van de hoogte van het verlies van 1 januari 2021 tot 1 januari 2022 ten opzichte van het resultaat uit 2019 naar het oordeel van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de begroting 2021 worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van het verlies indien, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, sprake is van bijzondere omstandigheden. Voorgenomen uitbreiding van de activiteiten van de aanvrager komen niet voor subsidie in aanmerking tenzij hiervoor reeds onvermijdelijke kosten zijn gemaakt.

  • 3.

    De hoogte van de subsidie op grond van artikel 4 onder b en c wordt bepaald op basis van de, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, redelijke en noodzakelijke kosten.

Artikel 10. Beoordeling van de aanvraag

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beoordelen of de aanvraag in aanmerking komt voor ondersteuning op basis van de volgende criteria:

    • a.

      noodsteun: het voortbestaan van de organisatie is in gevaar door de coronamaatregelen;

    • b.

      overbruggingssteun: de organisatie moet extra kosten maken vanwege de coronamaatregelen;

    • c.

      innovatie- en transformatiesteun: de organisatie overtuigt in de noodzaak om te transformeren om voorbereid te zijn op de toekomst na de coronacrisis.

  • 2.

    Voldoet de aanvraag aan een of meer van de criteria genoemd in het eerste lid, dan wordt de aanvraag vervolgens beoordeelt op de volgende onderdelen:

    • a.

      inhoud: passen de activiteiten en/of investeringen binnen de doelstelling van deze steunregeling;

    • b.

      financiële kwaliteit: is sprake van evenwicht tussen de kosten en de omvang van de activiteiten en/of investeringen, haalbaarheid van de activiteiten, levensvatbaarheid van de organisatie en controleerbaarheid van de aanvraag;

    • c.

      urgentie: noodzaak voor de extra steun;

    • d.

      perspectief: de steun draagt op langere termijn bij aan een reëel toekomstperspectief.

Artikel 11. Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen een subsidieplafond vast. Het subsidieplafond wordt bepaald per categorie zoals is bepaald in artikel 5, eerste lid van deze regeling:

    • a.

      amateurkunst: € 156.000,-

    • b.

      musea: € 50.000,-

    • c.

      concertzalen en podia: € 405.000,-

  • 2.

    Voor zover het subsidieplafond niet toereikend is om alle aanvragen die in aanmerking komen voor een subsidie toe te kennen, verdelen burgemeester en wethouders de subsidie naar evenredigheid.

  • 3.

    Aanvragen voor huurcompensatie worden voor toepassing van dit artikel gelijk gesteld aan aanvragen voor een subsidie.

  • 4.

    Indien het subsidieplafond voor één van de categorieën niet wordt bereikt dan kunnen burgemeester en wethouders deze niet besteedde middelen toevoegen aan één van de andere categorieën waar het subsidieplafond wel is bereikt.

Artikel 12. Aanvraag

  • 1.

    In afwijking van op artikel 6, tweede lid, van de ASV 2017 wordt bij de aanvraag voor een subsidie op grond van artikel 4 onder a van deze regeling de volgende gegevens aangeleverd:

    • a.

      een gespecificeerde opgave, inclusief toelichting, van het geschatte verlies voor de periode van 1 januari 2021 tot 1 januari 2022;

    • b.

      de begroting 2021;

    • c.

      de jaarrekeningen 2019 en 2020.

    • d.

      een toelichting in hoeverre de aanvrager gebruik heeft kunnen maken van de Rijks- of provinciale maatregelen omtrent corona of beroep gedaan heeft op de middelen van een gelieerd steunfonds.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 6, tweede lid, van de ASV 2017 wordt bij de aanvraag voor een subsidie op grond van artikel 4 onder b en c van deze regeling de volgende gegevens aangeleverd:

    • a.

      een (activiteiten)plan met een overtuigende toelichting waarmee wordt aangetoond dat wordt voldaan aan een of meer van de in artikel 10 genoemde criteria. De aanvraag is voldoende concreet met betrekking tot de uit te voeren activiteiten. De activiteiten vangen aan voor 31 december 2021 en eindigen uiterlijk 31 december 2022;

    • b.

      een sluitende begroting inclusief toelichting, waarbij sprake is van een redelijke verhouding tussen de kosten en de omvang van de activiteiten.

    • c.

      een toelichting in hoeverre de aanvrager gebruik heeft kunnen maken van de Rijks- of provinciale maatregelen omtrent corona of in hoeverre beroep is gedaan op de middelen van een gelieerd steunfonds.

  • 3.

    In aanvulling op voorgaande leden dient, bij een aanvraag voor een subsidie vanaf € 50.000,-, tevens een financieel onderbouwde toelichting te worden aangeleverd waaruit blijkt dat sprake is van een positief financieel toekomstperspectief.

  • 4.

    In afwijking van artikel 7, derde lid van de ASV 2017 kan de aanvrager reeds gestart zijn met de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

     

Paragraaf 2 Staatssteun

 

Artikel 13. Toetsing aan staatssteunregels

  • 1.

    Burgemeester en wethouders toetsen voor steunverlening of deze is aan te merken als steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie.

  • 2.

    Indien sprake is van een steunmaatregel, dan wordt deze verleend op basis van:

    • a.

      Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L352 /1); of

    • b.

      Verordening (EU) nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L187/1).

  • 3.

    Artikelen 24 tot en met 32 zijn van toepassing op steunverlening op basis van Verordening (EU) nr. 651/2014.

Artikel 14. Toepassing algemene groepsvrijstellingsverordening

Burgemeester en wethouders verlenen slechts steun op basis van Verordening (EU) nr. 651/2014 indien wordt voldaan aan de voorwaarden in Hoofdstuk I en artikel 53 (Steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed).

Artikel 15. Uitgesloten ondernemingen

  • 1.

    Conform artikel 1, vierde lid, sub a) en sub b) van Verordening (EU) Nr. 651/2014 wordt betaling uitgesloten van steun aan een onderneming ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2.

    Conform artikel 1, vierde lid, sub c) van Verordening (EU) Nr. 651/2014 wordt geen steun toegekend aan ondernemingen in moeilijkheden.

Artikel 16. Aanmeldingsdrempel

Op grond van deze regeling wordt geen steun verleend die de drempel overschrijdt van:

  • a.

    € 0,5 miljoen per project voor investeringssteun; en

  • b.

    € 5 miljoen per jaar per onderneming voor exploitatiesteun.

Hiermee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid, sub z) van Verordening (EU) Nr. 651/2014.

Artikel 17. Transparantie van steun

Steun op grond van deze regeling wordt verleend als transparante steun in de vorm van:

  • a.

    subsidies en rentesubsidies; of

  • b.

    verhuring/leasing van materiële activa onder het markttarief wanneer de waarde is vastgesteld door een taxatie van een onafhankelijke deskundige vóór de transactie of aan de hand van een publiek beschikbare, regelmatig bijgewerkte en algemeen aanvaarde benchmark.

Artikel 18. Stimulerend effect

Conform artikel 6 van Verordening (EU) Nr. 651/2014 wordt enkel steun uitgekeerd indien deze een stimulerend effect heeft. Dit houdt in dat voor steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed is voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 53 van Verordening (EU) Nr. 651/2014.

Artikel 19. Cumulatie

Bij steunverlening worden de cumulatiebepalingen uit artikel 8 van Verordening (EU) Nr. 651/2014 in acht genomen. Dit houdt in dat alle voor een bepaald project verleende staatssteun bij elkaar opgeteld dient te worden opgeteld om zo het totale steunbedrag te bepalen (cumulatie). Hierdoor kan nagegaan worden of voldaan is aan de maximale steunintensiteiten en –bedragen uit artikel 4 en 53 van Verordening (EU) Nr. 651/2014.

Artikel 20. Publicatie en informatie

Uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de Verordening (EU) Nr. 651/2014 zal worden voldaan aan de publicatie bepalingen van artikel 9 van deze verordening.

Artikel 21. Steun voor cultuur en instandhouding van erfgoed

  • 1.

    Steun wordt enkel verleend voor de culturele doelstellingen en activiteiten die genoemd zijn in artikel 53, tweede lid, van Verordening (EU) Nr. 651/2014.

  • 2.

    Steun wordt uitsluitend verleend voor volgens artikel 53, vierde en vijfde lid, van Verordening (EU) Nr. 651/2014 in aanmerking komende kosten en - indien van toepassing - tot de daarin genoemde maximale steunintensiteit.

  • 3.

    De steun die verleend wordt is niet hoger dan noodzakelijk voor de uitvoering van de activiteiten, conform het bepaalde in artikel 53, zesde en zevende lid, van Verordening (EU) Nr. 651/2014. Dit wordt geborgd vooraf op basis van redelijke prognoses, of via een terugvorderingsmechanisme. In plaats hiervan kan het maximale steunbedrag conform het achtste lid worden bepaald op 80% van de in aanmerking komende kosten als de steun ten hoogste € 2 miljoen bedraagt.

Artikel 22. Geldigheidsduur

Verordening (EU) nr. 1407/2013 en Verordening (EU) Nr. 651/2014 zijn van toepassing tot en met 31 december 2022. Burgemeester en wethouders verlenen na deze datum geen steun op basis van deze verordeningen.

 

Paragraaf 3 Overige bepalingen

 

Artikel 23. Aanvraagtermijn

In afwijking van artikel 7 van de ASV 2017 wordt een subsidieaanvraag uiterlijk 30 september 2021 ingediend bij burgemeester en wethouders.

Artikel 24. Verantwoording en vaststelling

  • 1.

    De subsidieontvanger dient uiterlijk 1 mei 2022 een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    Een subsidie van ten hoogste € 5.000,- wordt direct vastgesteld.

  • 3.

    Indien de subsidieontvanger tevens een jaarlijkse subsidie ontvangt van de gemeente Ede wordt de aanvraag tot vaststelling gelijktijdig ingediend met de aanvraag tot vaststelling voor de jaarlijkse subsidie.

  • 4.

    In afwijking van artikel 14 en 15 van de ASV 2017 bevat de aanvraag tot vaststelling van steun op basis van artikel 4 onder a van deze regeling een financiële verantwoording van de baten en lasten over 2021 waaruit kan worden opgemaakt wat het daadwerkelijke verlies is van 2021.

  • 5.

    Steun ontvangen op basis van artikel 4 onder b en c van deze regeling wordt verantwoord conform artikel 14 of 15 van de ASV 2017.

Artikel 25. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen de bepalingen in deze subsidieregeling in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

Artikel 26. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op de dag na die van bekendmaking en vervalt op 1 november 2022.

  • 2.

    Deze steunregeling blijft van toepassing op de afwikkeling van subsidies die voor de vervaldatum op basis van deze regeling zijn verleend en op bezwaar- en beroepsprocedures ten aanzien van die subsidies. Deze regeling blijft eveneens van toepassing op aanvragen om subsidies waarop voor de vervaldatum nog niet is beslist.

  • 3.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling tweede COVID steun- en herstelregeling lokale culturele instellingen Ede.

Vastgesteld in de vergadering van 6 juli 2021, zaaknummer 238530

Het college voornoemd,

de secretaris,

drs. R.F. Groen MPA

de burgemeester,

mr. L.J. Verhulst

Toelichting

Algemeen

Doel van de regeling

De Edese cultuursector is door de impact van COVID-19 hard getroffen. Instellingen zijn de eerste helft van dit jaar gesloten geweest, verenigingen mochten maandenlang niet fysiek repeteren en optreden, en er mochten weinig tot geen culturele activiteiten plaatsvinden door het verbod op samenkomsten. De impact van de coronacrisis op de cultuursector is groot en de weg naar herstel zal meerdere jaren gaan duren. Het Kabinet heeft voor 2021 landelijk via het Gemeentefonds € 150 miljoen beschikbaar gesteld voor ondersteuning van de lokale culturele infrastructuur. Een gedeelte van deze middelen, € 195.000, heeft de gemeente Ede reeds ingezet om amateurkunst in Ede te ondersteunen (de waarderingssubsidies zijn opgehoogd ten behoeve van coronasteun). Deze regeling geeft de manier aan waarop we als gemeente Ede de middelen die op dit moment beschikbaar zijn voor 2021, te weten € 711.000, verdelen om de schade in de culturele sector in Ede te compenseren en de sector in staat te stellen te herstellen en toekomstbestendig te worden.

 

Hoogte van de subsidie

 

Verlies

De hoogte van de subsidie op grond van artikel 4 onder a wordt bepaald op basis van het verlies. Instellingen kunnen inkomsten uit bijvoorbeeld kaartverkoop zijn misgelopen of extra kosten hebben gemaakt om activiteiten toch mogelijk te maken binnen de richtlijnen. Als een activiteit niet kan doorgaan kan dit ook kosten besparen. Of misschien heeft een sponsor een extra donatie gegeven als steun in de rug. Dit soort elementen wegen allemaal mee in het bepalen van de hoogte van het verlies:

 

Draagt bij aan het verlies:

Wordt in mindering gebracht op het verlies:

Gemiste inkomsten uit culturele activiteiten of verhuur voor culturele activiteiten

Extra inkomsten als gevolg van de generieke en specifieke compensatieregelingen

Extra kosten als gevolg van de coronamaatregelen;

Lagere uitgaven als gevolg van de coronamaatregelen

Eventuele extra bijdragen van derden of een gelieerde partijen

 

Als een instelling naast culturele activiteiten ook commerciële activiteiten heeft dan komt het verlies van deze commerciële activiteiten niet voor subsidie in aanmerking. Denk hierbij aan het verhuren van de accommodatie aan derden voor niet culturele activiteiten zoals voor bruiloften of partijen.

 

In beginsel wordt het verlies bepaald door de baten en lasten uit 2021 te vergelijken met 2019. In bijzondere gevallen kan hierop een uitzondering worden gemaakt. Dit bijvoorbeeld als door een uitbreiding van de instelling en/of de uitgevoerde activiteiten een vergelijking met 2019 niet redelijk is. Burgemeester en wethouders beoordelen of sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden. Ten aanzien van de opgevoerde baten en lasten over 2021 wordt tevens door burgemeester en wethouders beoordeeld in hoeverre deze redelijk en noodzakelijk zijn.

 

Activiteiten of investeringen

In het geval van een subsidie op grond van artikel 4 onder b en c wordt de hoogte van de subsidie bepaald op basis van de redelijke en noodzakelijke kosten om de beoogde activiteiten mogelijk te maken of de beoogde investeringen te kunnen doen. De betreffende activiteiten of investeringen moeten dus te maken hebben met overbrugging of innovatie/transformatie.

 

Subsidieplafonds

Per categorie is een subsidieplafond vastgesteld. Ook steun gegeven in de vorm van huurcompensatie maakt onderdeel uit van de besteding van het subsidieplafond.

Als het subsidieplafond wordt overschreden dan wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld. Dat wil zeggen dat de voor subsidie in aanmerking komende bedragen worden verminderd met het percentage waarmee de aanvragen het subsidieplafond overschrijden.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Hieronder worden enkele artikelen nader toegelicht.

 

Artikel 3 Vorm van de steun

 

Burgemeester en wethouders hebben deze steunregeling vastgesteld voor compensatie van tekorten als gevolg van de COVID-19 pandemie in de culturele sector. Deze steunregeling bestrijkt zowel het verlenen van subsidie als de compensatie van de huur. In beginsel worden tekorten gecompenseerd door een eenmalige subsidie.

Echter als de culturele instelling huurt van de gemeente Ede dan wordt in plaats daarvan gekozen voor huurcompensatie. Dit wil zeggen dat compensatie voor de tekorten wordt verrekend met de huur die verschuldigd is aan de gemeente. Voor de gemeente heeft dit als voordeel dat eerst de openstaande gemeentelijke huurverplichtingen worden afgelost. Voor culturele organisaties is het voordeel dat huurcompensatie niet leidt tot korting van de compensatie die zij ontvangen op grond van de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW).

 

De reden dat ervoor is gekozen om zowel de huurcompensatie als de subsidie op te nemen in één steunregeling is om zoveel mogelijk transparantie en duidelijkheid te scheppen richting de culturele sector. Daarnaast is het wenselijk in verband met de toepassing van de staatssteunregels. Zo kan de hele steunregeling in één keer worden kennisgegeven aan de Europese Commissie voor toepassing van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Waar het de compensatie van huur betreft heeft de steunregeling het karakter van een (privaatrechtelijke) beleidsregel. Wel zijn de regels over subsidiëring uit deze steunregeling ook van toepassing op de huurcompensatie voor zover de aard van de bevoegdheid zich daar niet tegen verzet.

 

Verhouding huurcompensatie tot staatssteunregels

Huurcompensatie kan onder omstandigheden worden aangemerkt als steunmaatregel in de zin van artikel 107 van het Verdrag inzake de Werking van de Europese Unie (VWEU). Zo’n steunmaatregel kan onder meer in overeenstemming worden gebracht met het Europese recht door gebruik te maken van de cultuurvrijstelling uit de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV). Zie verder de toelichting op de artikelen 13 tot en met 22. Eén van de vereisten voor toepassing van de AGVV is dat de steunontvanger geen ‘onderneming in moeilijkheden’ mag zijn. Dit is in deze steunregeling overgenomen in artikel 15.

De AGVV bevat een aantal criteria die - mede afhankelijk van rechtsvorm en ondernemingsgrootte - bepalen of sprake is van een onderneming in moeilijkheden. Voor alle ondernemingen geldt dat zij worden aangemerkt als ‘onderneming in moeilijkheden’ wanneer tegen de onderneming een collectieve insolventieprocedure loopt of de onderneming volgens het nationale recht aan de criteria voldoet om, op verzoek van haar schuldeisers, aan een collectieve insolventie¬procedure te worden onderworpen (artikel 2, punt 18, onder c van de AGVV).

 

Volgens het Nederlands faillissementsrecht kan een onderneming failliet worden verklaard indien sprake is van meerdere schuldeisers en ten minste één schuld opeisbaar is, Aan ondernemingen die in deze toestand verkeren kan niet met toepassing van de AGVV steun worden verleend. Het is daarom raadzaam dat steunontvangers de huur aan de gemeente vanaf de maand oktober tijdig voldoen aan de gemeente om te voorkomen dat sprake is van opeisbare schulden. Het is dus niet mogelijk om - vooruitlopend op huurcompensatie - alvast de huur niet meer te betalen.

 

Artikel 4. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een eenmalige subsidie verlenen als gedeeltelijke compensatie van de gevolgen van de coronamaatregelen voor de volgende activiteiten:

  • a.

    noodsteun: gedeeltelijke compensatie van de verliezen die worden geleden als gevolg van de coronamaatregelen in de periode van 1 januari 2021 tot 1 januari 2022;

Voor een aantal partijen zal nog steeds sprake zijn van behoefte aan noodsteun. Dit zijn de instellingen die financieel hard geraakt worden omdat ze zonder subsidie draaien of voornamelijk gericht zijn op fysieke activiteiten voor grote groepen. Ook zijn er enkele amateurkunstverenigingen die (ondanks de recente ophoging van de waarderingssubsidies) veel inkomsten mislopen (denk aan wegvallen sponsoring, wegvallen kaartverkoop concerten, wegvallen ledenacties zoals sponsorloop) en hierdoor hun exploitatie niet rond krijgen.

  • b.

    overbruggingssteun: steun voor het blijven programmeren van culturele activiteiten in 2021 en/of het weer opstarten van culturele activiteiten, binnen de geldende beperkingen die voortvloeien uit de corona-maatregelen die door de overheid worden uitgevaardigd;

Partijen die cultuur willen maken binnen de beperkende maatregelen kunnen subsidie aanvragen in het kader van het overbruggen van de periode in de anderhalvemetersamenleving. Het gaat bijvoorbeeld om welkom-terug-voorstellingen, extra repetitiedagen en het tijdelijk huren van ook een grotere zaal. Denk ook aan het subsidiëren van kosten die instellingen maken voor techniek doordat ze hun uitvoering willen streamen, extra uitgaven voor marketing of aan kosten die nodig zijn om de activiteiten en projecten weer op te starten, zoals het dekken van programmeringskosten.

  • c.

    innovatie- en transformatiesteun: steun om nieuwe, duurzame, culturele concepten te ontwikkelen voor de toekomst ten behoeve van duurzaam herstel van de sector.

De effecten van de crisis zullen naar verwachting nog een tijd na-ijlen. Transformatie van de culturele sector is van belang om in te kunnen spelen op de vragen en verwachtingen uit de samenleving. Vinden mensen het veilig om in een theaterzaal te zitten of samen in een koor te zitten? Instellingen en verenigingen kunnen de innovatie- en transformatiesteun bijvoorbeeld gebruiken om te zoeken naar nieuw publiek, nieuwe manieren om ruimte te gebruiken en andere vormen van presentatie (digitaal en live).

 

Artikel 8 Weigeringsgronden

Voorliggende voorzieningen

Rijk, provincie en steunfondsen hebben zelf ook diverse steunregelingen opgesteld. Wij verwachten dat aanvragers daar eerst gebruik van maken, voordat ze in aanmerking komen voor deze regeling. Indien onvoldoende gebruikt is gemaakt van voorliggende voorzieningen kan dit van invloed zijn op de hoogte van de steun die door de gemeente Ede wordt toegekend.

 

Duurzaam financieel perspectief

Bij aanvragen vanaf €50.000 toetsen burgemeester en wethouders of de betrokken instelling een duurzaam financieel toekomstperspectief heeft. Hiermee wordt bedoeld dat redelijkerwijs verwacht kan worden dat de betrokken instelling - na het einde van de COVID 19 pandemie - in staat zal zijn om structureel een gezond financieel resultaat te behalen met de exploitatie. Burgemeester en wethouders hebben beoordelingsruimte bij de vraag of hiervan sprake is. Dit is noodzakelijk omdat deze inschatting afhankelijk is van een prognose voor de toekomst.

 

Indien naar oordeel van burgemeester en wethouders geen sprake is van een duurzaam financieel perspectief dan wordt de subsidie in zijn geheel geweigerd. Aannemelijk is immers dat als de aanvraag slechts gedeeltelijk wordt toegekend de kans nog steeds groot is dat de betrokken instelling in de toekomst failliet zal gaan. Dat past niet bij het uitgangspunt om zorgvuldig om te gaan met de besteding van publieke middelen.

 

Artikel 12 Aanvraag

In dit artikel wordt uiteengezet aan welke eisen de aanvraag moet voldoende. Belangrijk is om in de aanvraag in te gaan op de beoordelingscriteria van artikel 10.

 

Artikelen 13 tot en met 22 (Staatssteun)

Subsidieverlening of huurcompensatie kan kwalificeren als staatssteun. Als aan de volgende criteria wordt voldaan leidt een steunmaatregel tot staatssteun volgens artikel 107, eerste lid, van het VWEU:

  • 1.

    de steun wordt verleend aan een onderneming;

  • 2.

    de steun wordt door de overheid of uit staatsmiddelen bekostigd;

  • 3.

    deze staatsmiddelen verschaffen een niet-marktconform voordeel;

  • 4.

    de maatregel is selectief: het geldt voor één of enkele ondernemingen, een specifieke sector/regio;

  • 5.

    de maatregel vervalst de mededinging (in potentie) en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

Burgemeester en wethouders toetsen bij een voorgenomen subsidieverlening of huurcompensatie of deze zou kunnen leiden tot staatssteun. Indien dat het geval is maken zij gebruik van brengen zij de maatregel in overeenstemming met het Europese recht. In deze regeling zijn daarvoor twee mogelijkheden voorzien: gebruik van de de-minimisverordening of toepassing van de vrijstelling voor cultuursteun uit de AGVV.

 

Toepassing van de de-minimisverordening is mogelijk voor ondernemingen in de culturele sector als het totaal aan overheidssteun wat zij hebben ontvangen in een periode van drie belastingjaren niet hoger is dan € 200.000,-. Dit wordt voor steunverlening getoetst door het vragen van een de-minimisverklaring van de betrokken organisatie. Steun die voldoet aan de voorwaarden van de de-minimisverordening wordt geacht geen effect te hebben op het interstatelijk handelsverkeer. Dit betekent dat dergelijke steun niet kan worden aangemerkt als staatssteun omdat niet wordt voldaan aan het vijfde criterium.

Toepassing van de AGVV is mogelijk indien is voldaan aan de voorwaarden uit hoofdstuk I van deze verordening en het bepaalde in artikel 53. Deze voorwaarden zijn overgenomen in paragraaf 6 van deze steunregeling.