Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Buren

Erfgoedverordening Buren 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBuren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingErfgoedverordening Buren 2021
CiteertitelErfgoedverordening Buren 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. artikel 3.16 van de Erfgoedwet
  3. artikel 9.1 van de Erfgoedwet
  4. artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  5. artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-07-2021Nieuw

26-01-2021

gmb-2021-220850

Tekst van de regeling

Intitulé

Erfgoedverordening Buren 2021

De raad van de gemeente Buren;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 december 2020;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

gezien het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit d.d; 9 oktober 2020

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Erfgoedverordening Buren 2021

 

Hoofdstuk 1. Algemeen

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening berust op art. 3.16 van de Erfgoedwet. De wettelijke definities uit artikel 1.1. van de Erfgoedwet gelden onverkort voor de in deze verordening gehanteerde begrippen. In deze verordening en de daar op berustende voorschriften wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

  • a.

    archeologisch monument: terrein dat deel uitmaakt van het cultureel erfgoed en van algemeen belang is vanwege de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen;

  • b.

    archeologisch onderzoek: in een terzake (onafhankelijke )deskundige schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden;

  • c.

    archeologische vondst: overblijfsel, voorwerp of ander spoor van menselijke aanwezigheid in het verleden afkomstig van een archeologisch monument;

  • d.

    karakteristiek (of beeldbepalend) pand: (onderdeel van) onroerende zaak, die niet de status heeft van beschermd gemeentelijk monument, maar niettemin naar het oordeel van burgemeester en wethouders door zijn architectuur, materiaalgebruik en/of detaillering een waardevolle bijdrage levert aan de sfeer, uitstraling en belevingswaarde (karakteristiek) van de binnenstad of het buitengebied;

  • e.

    beschermd cultuurgoed: cultuurgoed dat:

    1. als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3.7, eerste lid, van de Erfgoedwet;

    2. voorkomt in een opsomming als bedoeld in artikel 3.7, derde lid, van de Erfgoedwet; of

    3. in geval van de aanwijzing van een beschermde verzameling op grond van artikel 3.8, eerste lid, van de Erfgoedwet zolang nog geen opsomming voor die verzameling is vastgesteld, redelijkerwijs onder de algemene omschrijving van die beschermde verzameling valt;

  • f.

    (beschermd) gemeentelijk monument: onroerende zaak, deel uitmakend van het lokale cultureel erfgoed, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening is aangewezen als beschermd (archeologisch) monument en als zodanig is opgenomen in het gemeentelijke erfgoedregister;

  • g.

    beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden. Het is een op door de gemeenteraad op grond van deze verordening als beschermd aangewezen groep onroerende zaken, waaronder wegen, straten, pleinen, bruggen, grachten, vaarten, plantsoenen, parken en solitaire bomen;

  • i.

    beschermde verzameling: verzameling die is aangewezen op grond van artikel 3.7, tweede lid, van de Erfgoedwet;

  • j.

    bodem verstorende activiteit: het verrichten van grondwerkzaamheden die leiden tot een verstoring van de opbouw van de bodem en/of van het grondwaterpeil;

  • k.

    bouwhistorisch onderzoek: in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en/of de bouwhistorische waarden van een monument;

  • l.

    Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (en mogelijke rechtsopvolgers): de op grond van artikel 4.18 van de Erfgoedwet ingestelde commissie met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Erfgoedwet 2016 in samenhang met de Monumentenwet 1988, deze verordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het cultuurhistorisch inclusief archeologisch beleid in de meest brede zin. cultureel erfgoed: uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden;

  • m.

    cultuurgoed: roerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed;

  • n.

    gemeentelijk erfgoedregister: de lijst waarop zijn geregistreerd overeenkomstig artikel 2 van deze verordening de als beschermd gemeentelijk monument, karakteristiek/beeldbepalend object dan wel beschermd cultuurgoed aangewezen zaken;

  • o.

    minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • p.

    monument: onroerende zaak, object of terrein dat deel uitmaakt van het cultureel erfgoed en van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

  • q.

    omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2., eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene maatregelend omgevingsrecht.

  • r.

    onderhoud: noodzakelijke, reguliere werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van monumentale waarden;

  • s.

    restauratie: werkzaamheden die het normale onderhoud te boven gaan en noodzakelijk zijn voor herstel;

  • t.

    rijksmonument: onroerend goed, zaak of terrein, dat is ingeschreven in het rijksmonumentenregister

  • u.

    rijksmonumentenregister: register als bedoeld in artikel 3.3, lid vijf, van de Erfgoedwet;

  • v.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • w.

    verzameling: cultuurgoederen die uit cultuurhistorisch of wetenschappelijk oogpunt bij elkaar horen.

Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk register bij van krachtens deze verordening onherroepelijk aangewezen cultureel erfgoed (gemeentelijk erfgoedregister).

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    a. gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

    b. gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet.

 

Hoofdstuk 2. Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en/of beschermde gemeentelijke verzamelingen

Artikel 3. Aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermd gemeentelijk cultuurgoed.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door één of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermde gemeentelijk verzameling.

  • 3.

    Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat, of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd is toestemming van de eigenaar vereist.

  • 4.

    Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vragen burgemeester en wethouders advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    a. beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en

    b. cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

 

Artikel 4. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, ambtshalve wijzigen of intrekken. Artikel 3, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    a. beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of

    b. beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 3.

    Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt dat onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Hoofdstuk 3 Aanwijzing gemeentelijk (archeologisch) monument

Artikel 5. Aanwijzing als gemeentelijk (archeologisch) monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument of als beeldbepalend pand of object.

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    a. rijksmonumenten, en

    b. monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

 

Artikel 6. Voornemen tot aanwijzing

  • 1.

    Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. In spoedeisende gevallen, kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 2.

    Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voeren burgemeester en wethouders overleg over het voornemen met de eigenaar.

  • 3.

    Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 5 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

 

Artikel 7. Voorbescherming

  • 1.

    De bescherming van hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 6 is bekendgemaakt.

  • 2.

    De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister of op het moment waarop het aanwijzingsbesluit wordt herroepen of door de bestuursrechter wordt vernietigd.

 

Artikel 8. Advies gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit

  • 1.

    Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5 advies aan de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit waarbinnen enkele leden deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg. Van de adviescommissie maken leden van het gemeentebestuur geen deel uit.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 3 hoofdstuk 2 advies aan de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, die hiertoe moet worden uitgebreid met een commissielid, op afroep beschikbaar, dat deskundig is op het gebied van beschermd gemeentelijk cultuurgoed en/of beschermde gemeentelijke verzamelingen.

  • 3.

    De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

  • 4.

    De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit brengt binnen acht weken na ontvangst van de adviesaanvraag een schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd advies uit.

 

Artikel 9. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1.

    Op een aanvraag om aanwijzing dient te worden besloten binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, maar in ieder geval binnen 26 weken na de adviesaanvraag.

  • 2.

    De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een redengevende omschrijving van het gemeentelijke monument.

 

Artikel 10. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

  • 1.

    De aanwijzing als bedoeld in artikel 5 wordt schriftelijk bekendgemaakt aan degenen die als zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak bekend staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Zodra een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt deze onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Artikel 11. Aanwijzing als voorlopig beschermd gemeentelijk (archeologisch) monument

  • 1.

    In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval aan de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2.

    Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 5.

  • 3.

    Hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk (archeologisch) monument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

 

Artikel 12. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing (archeologisch) monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten ambtshalve wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2.

    Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is hoofdstuk 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Hoofdstuk 4 Bescherming gemeentelijk (archeologisch) monument

Artikel 13. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk (archeologisch) monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

 

Artikel 14. Omgevingsvergunning gemeentelijk (archeologisch) monument

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige verleende vergunning gestelde voorschriften, een gemeentelijk (archeologisch) monument:

    a. te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    b. te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    a. de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt, of

    b. inpandige veranderingen van het monument, voor zover het een onderdeel daarvan betreft dat vanuit het oogpunt van monumentenzorg geen cultuurhistorische waarde heeft.

    c. Het verbod en de vergunningplicht, bedoeld in het eerste lid, gelden niet als werkzaamheden worden verricht waarvoor het college de ‘Uitvoeringsrichtlijnen voor vergunningvrije onderhoudswerkzaamheden’ heeft vastgesteld en die richtlijnen worden nageleefd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van een goede monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    Het is verboden de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, te (laten) verrichten zonder voorafgaande melding daarvan door middel van het door het college vastgestelde ‘Meldingsformulier vergunningvrije onderhoudswerkzaamheden gemeentelijke monumenten’.

 

Artikel 15. Termijnen advies en vergunningverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke vergunningaanvraag voor een gemeentelijk monument aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit voor advies.

  • 2.

    Binnen zes weken na de datum van verzending van de adviesaanvraag brengt de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit schriftelijk advies uit aan burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Indien burgemeester en wethouders niet besluiten binnen de in artikel 3:18 Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn, wordt de vergunning - met uitzondering van de aanvraag om sloopvergunning - geacht te zijn verleend. Voor de sloopvergunning geldt dat als burgemeester en wethouders niet voldoen aan de in eerste zin van dit artikel bedoelde termijn, deze wordt geacht te zijn geweigerd.

  • 4.

    Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van het behoud van monumentale en bouwhistorische waarden bepalen dat voorafgaand aan de vergunningverlening bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van het behoud van archeologische waarden bepalen dat voorafgaand aan de vergunningverlening archeologisch onderzoek wordt verricht.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen indien is gebleken dat de voorgenomen bodemverstorende activiteiten waarvoor vergunning wordt verleend, niet zullen leiden tot een verstoring van de eventueel aanwezige archeologie.

  • 8.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunningverlening in geval van bodemverstorende activiteiten de volgende voorschriften verbinden:

    a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of

    b. de verplichting tot het (laten) verrichten van opgravingen; of

    c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.

Artikel 16. Weigeringsgronden

  • 1.

    De vergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houden burgemeester en wethouders rekening met het gebruik van het monument.

  • 2.

    Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

 

Artikel 17. Intrekken van de vergunning

  • 1.

    De vergunning bedoeld in artikel 14, eerste lid, kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

    a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    b. blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 14, derde lid, niet naleeft;

    c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het gemeentelijk monument, archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied zwaarder dient te wegen;

    d. niet binnen twee jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2.

    Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

 

Hoofdstuk 5. Rijksmonumenten

Artikel 18. Advies omgevingsvergunning rijksmonument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een beschermd rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f van de Wabo aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

  • 2.

    De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit geacht geadviseerd te hebben.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van de verleende vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Hoofdstuk 6. Gemeentelijke stads- en dorpsgezichten

Artikel 19. Aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, stads- en dorpsgezichten aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zenden het voorstel voor advies aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit brengt binnen twaalf weken na de datum van ontvangst van de adviesaanvraag, schriftelijk en gemotiveerd advies uit aan burgemeester en wethouders.

  • 3.

    De aanwijzing kan geen stads- of dorpsgezicht betreffen, dat is aangewezen op grond van artikel 35 e.v. Monumentenwet 1988 (nu; Erfgoedwet art. 19, artikel 9, eerste lid, sub a) of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2., eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet Algemene bepalingen overheidsrecht.

  • 4.

    De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid.

  • 5.

    Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 6.

    De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- en dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 7.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening kan worden vastgesteld.

  • 8.

    Als een bestemmingsplan als bedoeld in het vijfde of zesde lid, opnieuw moet worden vastgesteld ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1, eerste lid, van die wet, voor het desbetreffende gebied een beheersverordening als bedoeld in die wet vaststellen.

  • 9.

    Dit artikel is niet van toepassing op beschermde stads- en dorpsgezichten die zijn aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

Artikel 20. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke stads- en dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 19, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 19, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- en dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- en dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    a. beschermd stads- en dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988, of

    b. beschermd stads- en dorpsgezicht op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 3.

    Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt dat onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Artikel 21. Verbodsbepaling en aanvraag vergunning

  • 1.

    Het is in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een bouwwerk te slopen.

  • 2.

    De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat herstel, restauratie, handhaving en/of verbouw van het bouwwerk niet mogelijk is, of dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3.

    Voor de locatie waarvoor een sloopvergunning wordt aangevraagd, moet een aanvraag omgevingsvergunning met de activiteiten slopen in het beschermde stads- of dorpsgezicht en bouwen zijn goedgekeurd voordat er daadwerkelijk over mag worden gegaan tot het slopen van een bouwwerk.

  • 4.

    Bij eventuele sloop kunnen burgemeester en wethouders eisen dat het bouwwerk bouwhistorisch in kaart wordt gebracht voorafgaand aan de sloop.

  • 5.

    De artikelen 16 en 17 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet.

 

Hoofdstuk 7. Vangnet archeologie

Artikel 22. Vangnet archeologie

  • 1.

    Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten worden verwacht als in het daar vigerende bestemmingsplan niet is voldaan aan artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, tenzij:

    a. voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend;

    b. het de verstoring betreft van een archeologisch monument of verwachtingsgebied dat is aangegeven op de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

    c. de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of

    d. met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.

 

Hoofdstuk 8. Handhaving en toezicht

Artikel 23. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 13 of het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste 3 maanden.

 

Artikel 24. Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: toezichthouders als bedoeld in art. 5.11 van de Algemene wet bestuursrecht en ambtenaren Toezicht & Handhaving als bedoeld in art. 100 van de Woningwet, zoals toezichthouders van de omgevingsdienst.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen daarnaast andere personen met dit toezicht belasten bij besluit van burgemeester en wethouders, dan wel de burgemeester.

 

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 25. Intrekken oude verordening

De Erfgoedverordening Buren 2013, vastgesteld bij raadsbesluit van 2 april 2013 en in werking getreden op 1 juni 2013, vervalt op het moment dat de Erfgoedverordening Buren 2021 in werking treedt.

 

Artikel 26. Overgangsrecht

  • 1.

    De op grond van de onder artikel 25 ingetrokken verordening aangewezen en geregistreerde gemeentelijke (archeologische) monumenten, beeldbepalende panden, archeologisch waardevolle gebieden of archeologische onderzoeksgebieden worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen om vergunningen die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de Erfgoedverordening Buren 2013.

 

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na openbare bekendmaking daarvan op www.officielebekendmakingen.nl.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Erfgoedverordening Buren 2021’

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Buren, van 26 januari 2021,

 

De burgemeester/voorzitter van de raad,

de heer J.A.de Boer

De raadsgriffier,

de heer P.P. Moors