Organisatie | Harlingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | BELEIDSREGELS UITVOERING ARTIKEL 20 TOT EN MET 22 WET OP DE LIJKBEZORGING (OVERHEIDSZORG) Inleiding |
Citeertitel | Beleidsregels uitvoering artikel 20 tot en met 22 Wet op de lijkbezorging |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | |
Eigen onderwerp | Beleidsregel Wet op de Lijkbezorging |
Geen
Artikel 20 tot en met 22 Wet op de Lijkbezorging
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2017 | 01-03-2017 | Nieuwe regeling | 28-02-2017 |
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTERS EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE HARLINGEN;
Gelezen het advies van team KCC d.d. 17 januari 2017;
Gelet op de artikelen 20 tot en met 22 van de Wet op de Lijkbezorging;
Besluiten: de beleidsregels Uitvoering artikel 20 t/m 22 Wet op de Lijkbezorging vast te stellen.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeesters en wethouders in de vergadering van
De Wet op de lijkbezorging (Wlb) bevat voorschriften en aanwijzingen over de wijze waarop de lijkbezorging kan en moet plaatsvinden. Onder meer zijn er regels gesteld over lijkbeschouwing en identificatie, de voorwaarden waaraan begraving of crematie moet voldoen en de termijn waarbinnen begraving of crematie moet plaatsvinden. Door middel van een wetswijziging is geregeld dat die termijn per 1 januari 2010 maximaal zes werkdagen bedraagt (artikel 16 Wlb).
In de artikel 20 tot en met 22 Wlb is vastgelegd dat als niemand maatregelen neemt om de lijkbezorging te realiseren, de burgemeester daarvoor verantwoordelijk is. De daaraan verbonden kosten zijn voor de rekening van de gemeente. Omdat in de Wlb relatief weinig is geregeld heeft de gemeente zelf de vrijheid om invulling te geven aan het werkproces rondom de lijkbezorging. De gemeente zal daarbij moeten bepalen welke inspanningen worden verricht om nabestaanden op te sporen, op welke wijze de uitvaart wordt gerealiseerd en in hoeverre de gemeente maatregelen neemt om de bezittingen van de overledene te beheren en de belangen van nabestaanden te behartigen. In de Wlb is hierover niets geregeld en is het noodzakelijk dat er eigen beleid worden gevoerd.
Het is aan de gemeente om zelf hieraan een eigen inrichting te geven en keuzes te maken over de bovenstaande punten. Ook dient er rekening gehouden te worden met de wettelijke kaders die het erfrecht ter zake stelt voor enkele punten. In dit document zullen de beleidsregels worden benoemd en toegelicht.
1. Uitgangspunten lijkbezorging van gemeentewege
1.1 Welke gemeente is verplicht de uitvaart te regelen?
2.1 Vaststellen identiteit overledene
2.2 Overbrengen overledene naar mortuarium
2.5 Onderzoek testament of codicil.
2.7 Nabestaanden verzoeken tot het regelen van de uitvaart
3.3 Begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap?
4.4 Welke kosten kunnen naast de uitvaartkosten worden verhaald
4.5 Verhaal op geld en goederen
4.8 Een onbeheerde nalatenschap
4.9 Verhaal op de nabestaanden
1. Uitgangspunten lijkbezorging van gemeentewege
Het uitgangspunt van de Wlb is dat de lijkbezorging geen primaire taak van de overheid is. Het is een taak van de burgers om die zorg voor elkaar te dragen. Daarom zijn de nabestaanden van de overledene in eerste plaats verantwoordelijk voor het (laten) verzorgen van een uitvaart. Deze nabestaanden kunnen ook vrienden, kennissen of buren zijn. Volgens de wetgever moet het duidelijk zijn dat lijkbezorging geen taak van de overheid is, maar om te participeren en deze zorg voor elkaar te dragen. Hierdoor noemt de wetgever nadrukkelijk geen specifieke persoon die aansprakelijk en verantwoordelijk is voor de lijkbezorging en bepaalt daarom ook niet wie de meest betrokken nabestaande zou zijn.
Zodra werkelijk niemand in de lijkbezorging voorziet of geen initiatief wordt ondernomen, moet de burgemeester daarvoor zorg dragen. Uitgangspunt van de Wlb is dat deze wet primair bedoeld is om lijkbezorging te regelen van mensen zonder nabestaanden. Zijn er wel nabestaanden, dan moet nagegaan worden of de nabestaanden bereid zijn om opdracht te geven voor de lijkbezorging. Wanneer dit niet het geval is, dan is de burgemeester verantwoordelijk. De kosten komen ten laste van de gemeente, die het wettelijke recht heeft om de kosten te verhalen op de nalatenschap en de nabestaanden. Het leidende principe van de Wlb is dat de gemeente in het belang van de volksgezondheid en openbare orde voor de lijkbezorging zorg draagt en dat nabestaanden de kosten voor hun rekening nemen en deze niet afwentelen op de belastingbetaler. Het is dus zaak om nabestaanden te manen tot het ondernemen van actie. Deze kan bijvoorbeeld bestaan uit het sluiten van een lening, het houden van een inzameling onder familie en vrienden of het aanvragen van bijzondere bijstand.
1.1 Welke gemeente is verplicht de uitvaart te regelen?
Uitgangspunt van de Wlb is dat de burgemeester van de gemeente, waar de overledene zich bevindt op het moment van overlijden als niemand opdracht geeft tot het verzorgen van de uitvaart, de verantwoordelijkheid heeft voor de lijkbezorging. Het is mogelijk dat de overledene niet staat ingeschreven in de gemeente van overlijden. Voor de uitvoering heeft dit wel gevolgen met name wanneer het lijk zich nog in de woning bevindt.
Voor het binnentreden van een woning moet men zich houden aan de vormvoorschriften van de Algemene wet op het binnentreden. De burgemeester van de gemeente, waar de overledene woonachtig was, moet een machtiging verlenen voor het bezoek aan de woonruimte aldaar. De machtiging wordt per geval door de burgemeester verleend. Als het lijk zich nog in de woning bevindt, kan de burgemeester of een ambtenaar van de politie, voorzien van de last van de burgemeester de woning binnentreden (2e lid artikel 21 Wlb).
Hoe verloopt het proces van lijkbezorging, welke stappen moet de gemeente zetten en welke keuzes moeten worden gemaakt?
Het gaat van start met een melding dat er een overledene is, waarover niemand zich ontfermt, hoogstwaarschijnlijk afkomstig van hulpverleners, zoals huisarts, verpleeg- of verzorgingshuis, ziekenhuis, politie, uitvaartondernemers e.d. Volgens artikel 20 Wlb moet de melding uiterlijk op de derde dag na het overlijden worden gedaan. Hierna volgen de volgende stappen:
De opdracht tot uitvaart wordt uiterlijk op de vierde werkdag na het overlijden gegeven.
Na het overlijden moet de lijkbezorging uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden plaats vinden (artikel 16 Wlb). De opdracht tot uitvaart wordt doorgaans uiterlijk op de vierde werkdag na het overlijden gegeven. De beschreven werkzaamheden worden binnen die termijn verricht.
In artikel 16 Wlb is de maximale termijn van zes werkdagen gesteld. Onder bijzondere omstandigheden is het mogelijk om daarvan af te wijken. De burgemeester heeft de bevoegdheid om een andere termijn aan te stellen na het raadplegen van een arts. Deze situatie kan aan de orde komen wanneer er bijvoorbeeld een vermoeden is van een niet- natuurlijke dood of bij het ontbreken van duidelijkheid over de identiteit van de overledene. Deze mogelijkheid om van de wettelijke termijn af te wijken is niet bedoeld voor de gevallen waarbij het onderzoek naar mogelijke nabestaanden nog niet is afgerond binnen de termijn. Om deze reden is de wettelijke termijn verlengd tot zes werkdagen met ingang van 1 januari 2010.
Formeel gezien is de burgemeester verantwoordelijk voor de uitvoering van de artikelen 20 tot en met 22a Wlb. Deze uitvoering is gemandateerd aan de teamleider KCC.
2.1 Vaststellen identiteit overledene
In de meeste gevallen is de identiteit van de overledene bekend. Stel dat dit niet het geval is, dan wordt dit onderzocht. Aanwijzingen worden gevonden in documenten of papieren die de overledene bij zich draagt, getuigenverklaringen, vermissingberichten, e.d. Wanneer er na een globaal onderzoek nog niet is achterhaald wat de identiteit is van de overledene, wordt er celmateriaal afgenomen door een arts (artikel 21 lid 3 Wlb). De gemeente blijft verantwoordelijk voor de lijkbezorging, ook al kan de identiteit van de overledene niet worden vastgesteld.
2.2 Overbrengen overledene naar mortuarium Beleidsregel 2:
Als na de melding van overlijden niet duidelijk is of en zo ja, wie opdracht geeft tot lijkbezorging, maakt de gemeente met de uitvaartverzorger de afspraak zorg te dragen voor het verplaatsen van de overledene en alleen de eerste verzorging te realiseren en nog niet de volledige uitvaart.
Het is niet wenselijk om de overledene voor lange tijd op de plek van overlijden te laten liggen. Zeker bij bepaalde weeromstandigheden en bij overlijden in de openbare ruimte is het gewenst om het lichaam zo spoedig mogelijk te verplaatsen naar een discrete locatie. Als na de melding nog niet duidelijk is wie de opdracht geeft tot lijkbezorging, wordt er met de uitvaartverzorger een afspraak gemaakt om zorg te dragen voor het verplaatsen van de overledene. In eerste instantie gaat het om de eerste verzorging, weghalen overledene en conserveren in mortuarium. Vervolgens zal er onderzoek gedaan worden naar de nabestaanden van de overledene. Wanneer er nabestaanden zijn kan er overlegd worden met hen over de lijkbezorging.
Het kan voorkomen dat de overledene zich in een afgesloten ruimte bevindt waar geen toegang toe bestaat. Hierdoor wordt de burgemeester verhinderd om uitvoering te geven aan de lijkbezorging. Volgens artikel 21, tweede lid Wlb mag de burgemeester of ambtenaar van politie zonder toestemming van de bewoner de woning betreden. De formulering van artikel 21, tweede lid Wlb is in overeenstemming met de Algemene wet op het binnentreden. De weigering tot afgifte van een stoffelijk overschot is strafbaar ingevolge artikel 81, aanhef en onderdeel 2 Wlb. Het verhinderen of belemmeren van een lijkschouwing, dan wel een poging daartoe, is strafbaar ingevolge artikel 80, aanhef en onderdeel 8 Wlb.
Voor het binnentreden van de woning van de overledene terwijl het lijk buiten de woning gevonden is, ontbreekt in de Wlb een wettelijke titel. De gemeente Harlingen hanteert als uitgangspunt dat de woning van de overledene slechts zelfstandig wordt betreden ingeval het lijk zich daarin bevindt. In andere gevallen zal de woning niet anders dan met toestemming van- en tevens vergezeld van een nabestaande (bijv. partner, familie, kennis), die in het bezit is van de sleutel van de woning, worden betreden.
Voor werkzaamheden als het afsluiten van nutsvoorzieningen, opzeggen van de huur, ontruimen van de woning en dergelijke geeft de gemeente geen opdracht. Veelal zal er een nabestaande zijn die deze taak op zich neemt.
Alleen als zich een situatie voordoet waarbij concreet gevaar voor de openbare orde/veiligheid bestaat en niemand anders bereid en in staat blijkt hierin direct op adequate wijze te voorzien zal de burgemeester met gebruikmaking van de op grond van artikel 172 Gemeentewet gegeven bevoegdheid hierin (laten) voorzien.
Het uitgangspunt van de Wlb is dat nabestaanden de zorg dragen voor de uitvaart. De Wlb is alleen bedoeld als vangnet voor het geval er geen opdracht wordt gegeven tot lijkbezorging of omdat er geen nabestaanden zijn of dat deze weigeren de uitvaart te regelen. De gemeente heeft als taak om na te gaan of er nabestaanden zijn die zorg willen dragen voor de lijkbezorging en de bijhorende kosten. Het team KCC zal het onderzoek uitvoeren met gebruik van de basisregistratie personen (BRP) en contact zoeken moeten de eventuele nabestaanden.
Het onderzoek naar de eventuele nabestaanden strekt zich bij de gemeente niet verder uit dan tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap.
Om te bepalen welke nabestaanden het eerst in beeld komen, wordt bij de erfrechtelijke rangorde aangesloten (zie artikel 4:10-12 BW). Het onderzoek naar de nabestaanden strekt zich bij de gemeente Harlingen niet verder uit dan tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap. Het onderzoek naar nabestaanden kan een tijdrovende klus zijn. Per geval wordt bepaald welke inspanningen daarvoor geleverd worden en binnen welk tijdsbestek dat wordt gerealiseerd. Daarbij wordt er rekening gehouden met dat lijkbezorging uiterlijk binnen zes werkdagen na het overlijden dient plaats te vinden.
Ten aanzien van het opsporen en benaderen van nabestaanden zijn in de Wlb geen wettelijke voorschriften vastgelegd. Zoals bij iedere wettelijke taak geldt ook in dit geval dat de gemeente zich moet gedragen als een redelijk handelende overheid en zich aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur moet houden, in dit verband met name het zorgvuldigheidsbeginsel.
De gemeente verricht geen bovenmatige inspanningen om nabestaanden op te sporen.
Van de gemeente mogen geen bovenmatige inspanningen worden verwacht om nabestaanden op te sporen. Blijkt uit de inspanningen van de gemeente en het onderzoek na de melding dat er vermoedelijk geen opdracht zal worden gegeven door een nabestaande, dan geeft de gemeente zelf opdracht in het kader van de Wlb. De inspanningen die worden geleverd voor het opsporen en benaderen van nabestaanden worden geregistreerd, zodat het mogelijk is achteraf verantwoording af te leggen aan bijvoorbeeld alsnog opgespoorde nabestaanden over de geleverde inspanningen.
2.5 Onderzoek testament of codicil.
De gemeente onderzoekt of er sprake is van een testament.
Het Centraal Testamentenregister (CTR) te Den Haag wordt geraadpleegd om na de gaan of de overledene een testament heeft laten opmaken. Via het testament kunnen nabestaanden worden achterhaald en of er wat is geregeld voor de uitvaart en nalatenschap.
Het kan ook voorkomen dat er een codicil is opgemaakt door de overledene. Hieruit kan ook nuttige informatie gehaald worden om nabestaanden te achterhalen. Desondanks komt het vaak voor dat een codicil onvindbaar is.
De gemeente schakelt een notaris in als er sprake is van een testament.
Wanneer er sprake is van een testament moet er een notaris worden ingeschakeld. De notaris kan belast zijn met de uitvoering van het testament. Het kan zo zijn dat de notaris dan de uitvaart verzorgt en zorg draagt voor de afwikkeling van de nalatenschap. Kosten die door de gemeente zijn gemaakt worden in dat geval bij de notaris ingediend. Een notaris wordt ook ingeschakeld wanneer er sprake is van een vermogen dat de overledene nalaat en er geen testament aanwezig is. In overleg met de notaris kan er worden besloten om hem te belasten met de afwikkeling van de nalatenschap en/of uitvaart.
2.7 Nabestaanden verzoeken tot het regelen van de uitvaart
Indien er nabestaanden tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap bekend zijn dan verzoekt de gemeente de nabestaanden de uitvaart te verzorgen.
Als er uit het onderzoek naar voren komt dat er wel nabestaanden zijn, worden zij verzocht om de uitvaart te verzorgen. De gemeente tracht alle nabestaanden tot en met de 2de graad van bloed- en aanverwantschap telefonisch dan wel schriftelijk te benaderen. Ondanks dat de nabestaanden niet verplicht zijn om de uitvaart te verzorgen, is het wel het uitgangspunt van de Wlb. Nabestaanden zullen hierop worden gewezen en met klem verzorgt om de verantwoordelijkheid op zich te nemen.
In afwijking van beleidsregel 7 benadert de gemeente geen nabestaanden, die gedetineerd zijn of in het buitenland wonen. Wanneer nabestaande(n) zijn gedetineerd, wordt deze niet benaderd. Het is niet realistisch om deze persoon te verzoeken om de uitvaart te verzorgen. Hetzelfde geldt voor nabestaanden die in het buiteland wonen.
Nabestaanden die vanwege het financiële aspect twijfelen om de uitvaart te verzorgen, kunnen een beroep doen op bijzondere bijstand. Het is wel mogelijk dat het per gemeente verschillend is of men in aanmerking komt voor bijzondere bijstand en of deze regeling van toepassing is. Daarnaast moeten de nabestaanden zo snel mogelijk beslissen of ze de uitvaart willen verzorgen. De reactie moeten uiterlijk binnen twee dagen worden bevestigd en het liefst schriftelijk of via de mail. Deze korte termijn wordt er gesteld omdat de overledene in beginsel uiterlijk op de zesde werkdag na overlijden begraven of gecremeerd moet zijn. Zodra de nabestaanden aangeven niet de verantwoordelijkheid op zich willen nemen om de uitvaart te verzorgen, zal de burgemeester de taak op zich nemen. Wel bestaat er de mogelijkheid om de kosten later toch nog te verhalen op de nabestaanden. Bij onderdeel 4 Verhaal komt dit ter sprake.
Als er op de 4e dag nog niemand opdracht gegeven voor de uitvaart of zich hiertoe bereid heeft verklaard, besluit de gemeente om zorg te dragen voor de uitvaart. Er wordt een uitvaartondernemer in de arm genomen en verzocht om deze taak uit te voeren. De gemeente geeft aan op welke wijze de uitvaart zal plaatvinden.
Als de overledene verzekerd is conformeren wij ons, zodra ons dit bekend is, aan de uitvaartonderneming waar de verzekering van de overledene aan verbonden is. Is er geen sprake van een verzekering van besluit het team KCC afhankelijk van de situatie welke uitvaartondernemer ingeschakeld wordt.
De gemeente geeft de uitvaartondernemer de opdracht te onderzoeken of er sprake is van een naturaverzekering en deze gelden, indien van toepassing, te innen en te verrekenen met de uitvaartfactuur.
Het is mogelijk dat uit de administratie van de overledene, bijv. bij een huisbezoek in het kader van het veiligstellen van de nalatenschap (zie punt 4.1), blijkt dat de overledene een uitvaartverzekering heeft afgesloten. Is dit een naturaverzekering, dan vraagt de gemeente de uitvaartonderneming deze gelden te innen. Dit doet overigens niets af aan de toepasselijkheid van de Wlb en de mogelijkheden om kosten te verhalen op hetzij de nalatenschap hetzij de nabestaanden.
De uitvaartondernemer heeft via het Register Uitvaartverzekeringen inzicht in het gegeven of iemand een uitvaartverzekering heeft. Het is dan ook de taak van de uitvaartondernemer de kosten van de uitvaart eerst uit deze verzekering te vergoeden. De gemeente of de nabestaanden ontvangen in dat geval alleen een rest nota indien de verzekering de uitvaartkosten niet geheel dekt.
3.3 Begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap?
De gemeente houdt alleen rekening met de door de overledene vastgelegde wens over de wijze van lijkbezorging voor zover dit begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap omvat.
Wanneer niemand opdracht geeft voor de uitvaart is de burgemeester verantwoordelijk voor de lijkbezorging. Als er een testament of codicil aanwezig is van de overledene kan het zo zijn dat hierin staat vermeld wat de wens van de overledene is over de wijze, begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap. Het kan ook voorkomen dat uit andere bronnen blijkt wat de wens van de overledene is. De burgemeester zal hiermee rekening houden en de wens van de overledene respecteren.
De gemeente gaat bij het ontbreken van concrete aanwijzingen over de wens van de overledene over tot begraven.
Wanneer de wens van de overledene niet achterhaald kan worden, wordt er gekozen voor begraven. Deze wijze van uitvaart is minder ‘onomkeerbaar’ dan cremeren. De gemeente hanteert een grafrecht van 20 jaar. Dit grafrecht wordt in beginsel niet verlengd. Stel er melden zich later alsnog nabestaanden, dan bestaat er de mogelijkheid voor een eventuele herbegraven.
De gemeente hanteert het uitgangspunt van de Wet op de Lijkbezorging inzake een sobere maar respectvolle lijkbezorging.
Begraven zal plaatsvinden op de gemeentelijke begraafplaats te Harlingen. De lijkbezorging zal sober zijn, maar wel respectvol. Hetzelfde geldt, wanneer er voor een crematie wordt gekozen. De as van de overledene wordt uitgestrooid bij het crematorium en de asbus wordt niet bijgezet. Wel wordt de as minimaal een maand bewaard (artikel 59, eerste lid Wlb) voor het geval er wel nabestaanden zijn die zich melden. De asbus wordt aan hen ter beschikking gesteld op het moment dat de kosten van de crematie volledig door hen zijn betaald.
De gemeente vergoedt in beginsel de volgende kosten:
Uitgangspunt van de Wlb is een uitvaart op basis van de minst kostbare wijze, maar wel respectvol.
Welke verhaalsmogelijkheden zijn er op de nalatenschap? En wat voor onderzoek moet hiervoor gedaan worden? Tijdens dit onderdeel worden onder andere deze vragen beantwoordt en wat de mogelijkheden zijn voor de gemeente met betrekking op verhalen nabestaanden of nalatenschap.
Burgerzaken maakt in overleg met het onderdeel Algemeen Juridische Zaken per geval een inschatting van de kosten/baten of het loont om inspanningen te verrichten om de kosten op nabestaanden te verhalen.
Deze afweging is een continue proces van begin tot eind. Indien de inschatting positief uitvalt wordt een en ander overgedragen aan het onderdeel Financiën en Belastingen. De beleidsregels 16 t/m 24 zijn dan van toepassing. Bij iedere stap wordt opnieuw een afweging gemaakt of het loont om verder te gaan.
De gemeente pleegt een huisbezoek als er geen opdracht voor de uitvaart is gegeven door nabestaanden.
Uitgangspunt van het huisbezoek is om te onderzoeken of er geld en/of goederen zijn die de kosten van de uitvaart vergoeden. In de Wlb staan geen regels over het bezoek aan de woonruimte van de overledene. In principe kan het worden beschouwd als ‘huisvredebreuk’ in de zin van artikel 138WvSr. Voor het strafrecht geldt immers, dat als de woonruimte zich nog in ongeschonden staat bevindt, zij bij de overleden bewoner nog ‘in gebruik’ is (HR 14 april 1981, NJ 1982, 421). Vaak wordt als grondslag voor binnentreden in de woonruimte aangevoerd dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid en daarom noodmaatregelen kan treffen, zoals sluiting van een woning en afsluiten van de gastoevoer. Het binnentreden van de woonruimte wordt dan wel als een dergelijke ‘noodmaatregel’ aangemerkt, gebaseerd op artikel 172 Gemeentewet. Hoewel de juridische grondslag omstreden is, dient in dat geval een belangenafweging plaats te vinden tussen enerzijds de openbare orde en de verantwoordelijkheid voor de lijkbezorging en anderzijds het respect voor de overledene en de nabestaanden. Het plegen van een huisbezoek wordt als standaard aangehouden als er geen opdracht voor de uitvaart wordt gegeven door nabestaanden. De genoemde belangenafweging is al bij voorbaat gemaakt.
De Algemene wet op het binnentreden blijft onverkort van toepassing als in een concreet geval tot binnentreden van een woning wordt overgegaan. In die wet zijn de vormvoorschriften geregeld die in acht moeten worden genomen bij het binnentreden van een woonruimte. Dit betekent onder andere dat:
De woonruimte van de overledene wordt betreden door twee daartoe gemachtigde ambtenaren van de gemeente, een en ander in overleg met de eventuele verhuurder.
De woonruimte wordt alleen betreden in het bijzijn van een collega en hierbij wordt zeer zorgvuldig te werk gegaan. Alles gaat in overleg met de eventuele verhuurder (voor de sleutel). Ambtenaren van de Gemeente Harlingen die dergelijke huisbezoeken afleggen zijn hiertoe gemachtigd door de burgemeester. De bevindingen van het huisbezoek worden vastgelegd in een rapportage.
4.2 Beheersmaatregelen Beleidsregel 18:
De gemeente beperkt de beheersmaatregelen tot het veiligstellen van bezittingen, waaruit de uitvaart kan worden bekostigd.
Het beheer beperkt zich tot het veiligstellen van bezittingen waaruit de uitvaart kan worden bekostigd, zoals:
De gemeente kan een notaris in schakelen als er sprake is van bezittingen met een verwachte waarde van meer dan € 5.000,-.
Er kan een notaris worden ingeschakeld als de bezittingen van de overledene naar verwachting een waarde hebben van meer dan € 5.000,00. Dit kan blijken uit bijvoorbeeld bankafschriften dat er gelden zijn die dat bedrag te boven gaan. Een notaris kan een uitgebreid nabestaandenonderzoek doen (tot de zesde graad) en kan eventueel door tussenkomst van schuldeisers of het Openbaar Ministerie bij de Rechtbank een vereffenaar laten aanwijzen, die de afwikkeling verzorgt.
De gemeente kan gebruik maken van de bevoegdheid de kosten van de uitvaart te verhalen eerst op de nalatenschap en vervolgens op de nabestaanden.
Er zal een factuur worden opgemaakt door het team financiën. De factuur wordt per post verzonden ofwel naar de notaris dan wel naar de nabestaanden. Volgens “Leidraad Invordering” moet deze factuur binnen 30 dagen worden voldaan na dagtekening factuur.
De kosten worden verhaald op geld en goederen bij de overledene. Maar de kosten kunnen ook worden verhaald op de nabestaanden en de nalatenschap. De verhaalsparagraaf in de Participatiewet is van overeenkomstige toepassing. De gemeente Harlingen kan besluiten om van de bevoegdheid tot verhalen van de kosten op de nalatenschap en de nabestaanden gebruik te maken. Zij maakt steeds opnieuw een inschatting van de kosten/baten en of het loont om inspanningen te verrichten om de kosten op nabestaanden te verhalen. Deze afweging is een continue proces van begin tot eind.
4.4 Welke kosten kunnen naast de uitvaartkosten worden verhaald
De gemeente verhaalt de kosten, die gemaakt moeten worden om de bezittingen veilig te stellen, op de nalatenschap en/of de nabestaanden.
Naast de kosten voor de uitvaart, maakt de gemeente vaak extra kosten, zoals kosten, die gemaakt worden voor het veiligstellen van de nalatenschap. Het betreft kosten die redelijkerwijs zijn gemaakt.
Kosten, die moeten worden gemaakt om een sobere uitvaart, rekening houdend met de (vermoedelijke) wens van de overledene, te realiseren, komen voor verhaal in aanmerking. Over de vraag welke kosten exact op grond van artikel 22 Wlb verhaald kunnen worden, zijn vrijwel geen aanknopingspunten beschikbaar in de wetsgeschiedenis of de jurisprudentie. Vanuit het beginsel dat de lijkbezorging in eerste aanleg een particuliere verantwoordelijkheid is, wordt er in zijn algemeenheid van uitgegaan dat allerlei bijkomende kosten ook kunnen worden verhaald, voor zover deze, naar aard en omvang genomen, ‘redelijkerwijs’ zijn gemaakt. Daaronder kunnen ook allerlei ‘regelkosten’ en/of administratieve kosten worden gebracht, zoals kosten om nabestaanden te vinden, om de woning van de overledene te kunnen betreden, etc.
Uitvoeringskosten worden niet in rekening gebracht. Dit zijn immers kosten die samenhangen met de uitvoering van een wettelijke taak, waarvoor de gemeente gecompenseerd wordt via een algemene uitkering uit het Gemeentefonds.
4.5 Verhaal op geld en goederen
Geld en goederen, die bij de overledene zijn aangetroffen na het overlijden, worden benut voor het bekostigen van de lijkbezorging (tenzij blijkt of aangenomen kan worden dat ze aan een ander toebehoren), zoals contanten in een portemonnee, die de overledene bij zich droeg op het moment van overlijden. Ook tot de geld en goederen van de overledene behoren de contanten, waardepapieren of persoonlijke bezittingen, die na de uitvaart bij een eventueel huisbezoek in de woning van de overledene zijn aangetroffen. Geld, waardepapieren en sieraden worden door de bevoegd ambtenaar meegenomen en in bewaring gegeven aan de beheerder van de gemeentekluis. Er wordt rapport opgemaakt wat aan zaken in de kluis wordt opgeborgen. Persoonlijke bezittingen die een vermoedelijke waarde van meer dan € 1.500,00 per stuk vertegenwoordigen en qua omvang te groot zijn om in de kluis gelegd te worden, worden door tussenkomst van de rechter in bewaring gegeven.
De gemeente verhaalt de kosten van de uitvaart op de nalatenschap indien de gelden en de bezittingen, die bij de overledene zijn aangetroffen, een onvoldoende waarde vertegenwoordigen.
Wanneer de aangetroffen gelden en goederen van onvoldoende waarde zijn om de kosten van de uitvaart te vergoeden, verhaalt de gemeente in eerste instantie de kosten op de nalatenschap.
Onder nalatenschap wordt verstaan het geheel van bezittingen en schulden dat de overledene nalaat. Onder bezittingen vallen ook uitkeringen, die bijvoorbeeld nog worden verstrekt na het overlijden. De schulden, die de overledene nalaat, vallen in beginsel in de nalatenschap (zoals belastingschulden en vorderingen van de gemeente ter zake van teveel verstrekte bijstand). Deze schulden dienen als eerste, naar gelang hun preferentie, uit de nalatenschap te worden voldaan.
Vervolgens worden bijvoorbeeld de uitvaartkosten uit de resterende nalatenschap betaald (zie artikel 4:7 eerste lid BW). De nalatenschap vormt, zolang deze niet is aanvaard, een van de erfgenamen afgescheiden vermogen.
Na zuivere aanvaarding vloeit de nalatenschap, inclusief de schulden, samen met het vermogen van de betreffende erfgenaam. Dan is denkbaar dat de nalatenschap (eventueel beneficiair) aanvaard is of er een onbeheerde nalatenschap is.
Of er sprake is van een beneficiair aanvaarde of van een verworpen nalatenschap, kan worden nagevraagd bij de griffie van de rechtbank. Een beneficiair aanvaarde nalatenschap brengt met zich mee dat de erfgenamen niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor schulden van de overledene als blijkt dat de nalatenschap ontoereikend is om de schulden te voldoen.
Is een nalatenschap beneficiair aanvaard of is er een onbeheerde nalatenschap (bijvoorbeeld omdat deze verworpen is door alle erfgenamen), dan wordt er vaak een vereffenaar benoemd. Deze is verantwoordelijk voor het voldoen van de schulden van de nalatenschap, waar onder ook de kosten van lijkbezorging. Bij een (beneficiair) aanvaarde nalatenschap, wordt deze taak ook wel uitgevoerd door een executeur testamentair (als er een testament is) of een erfgenaam.
Van een onbeheerde nalatenschap is sprake als er na het overlijden:
Is de nalatenschap (eventueel beneficiair) aanvaard, dan worden de kosten van de uitvaart in rekening gebracht bij de betreffende erfgena(a)m(en) c.q. de executeur of de notaris. Als er een vereffenaar is benoemd kunnen de kosten bij hem worden ingediend. Deze kosten zijn schulden van de nalatenschap die daaruit met voorrang moeten worden voldaan (conform artikel 4:7 en artikel 4:184 BW). Bezittingen, die door de gemeente in beheer zijn genomen (bijv. sieraden of waardepapieren), moeten aan de erfgenamen/notaris/vereffenaar overhandigd worden zodat ze te gelde kunnen worden gemaakt.
Het zuiver aanvaarden van een erfenis kan middels een notariële akte maar ook stilzwijgend, bijvoorbeeld door het gebruik van goederen van de nalatenschap. Beneficiaire aanvaarding (aanvaarding onder voorrecht boedelbeschrijving) en verwerping van de nalatenschap moeten middels een schriftelijke verklaring bij de rechtbank plaatsvinden. Gedurende drie maanden na het overlijden kan op goederen van de nalatenschap, die (nog) niet zuiver is aanvaard, geen verhaal worden genomen (artikel 4:185 eerste lid BW).
Bij beneficiaire aanvaarding en verwerping (door alle erfgenamen) kunnen de schulden van de nalatenschap slechts worden voldaan door een executeur (als er een testament is) of een vereffenaar, die door de rechtbank is benoemd (artikel 4:203 en artikel 204 BW).
De gemeente verrekent voor zover mogelijk zelf de kosten van de uitvaart met inkomsten of tegoeden bij banken en verzekeringsmaatschappijen van de overledene.
Formeel gesproken kan de gemeente de kosten van lijkbezorging niet zelf invorderen of verhalen op de nalatenschap door bezittingen van de overledene te gelde te maken (verkoop bezittingen) of door uitgaven te verrekenen met inkomsten of vermogen van de overledene (bijv. banksaldi of uitkeringen) of door banken en verzekeringsmaatschappijen te verplichten tegoeden over te maken op rekening van de gemeente. De gemeente is immers niet benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap en een executoriale titel ontbreekt. Toch
is de praktijk dat veel gemeenten daar wel toe over gaan vanuit het perspectief dat de nalatenschap vaak onbeheerd zal blijven, dat het te gelde maken van bezittingen een effectieve manier van kostenverrekening is en dat het risico van een dergelijke handelwijze beperkt is. De gemeente Harlingen conformeert zich aan deze gedragslijn.
In dat geval worden vaak banksaldi opgevraagd en verzocht aanwezige positieve saldi over te boeken naar de gemeente. Soms vindt nog nabetaling van uitkeringen plaats, bijvoorbeeld opgebouwde vakantietoelage of overlijdensuitkeringen. Als de gemeente zelf uitkeringsverstrekker is, vindt verrekening plaats. Gaat het om een andere instantie, dan wordt wel verzocht uitkeringen naar de gemeente over te boeken. Verzekeringspolissen waarbij de overledene als begunstigde is aangemerkt, kunnen soms te gelde worden gemaakt etc.
Voor verhaal op de nalatenschap is de verhaalsparagraaf Participatiewet ‘voor zover mogelijk’ van overeenkomstige toepassing. Er wordt schriftelijk een verhaal beslissing opgesteld, met daarin een kostenopgaaf, die wordt verstuurd naar de nabestaande(n). Is iemand anders vereffenaar of executeur of is de afwikkeling in handen van een notaris gesteld, dan vindt toezending van de factuur aan hem plaats, met het verzoek tot uitbetaling over te gaan. Evenals voor verhaal van bijstand geldt dat de verhaal beslissing niet geëxecuteerd kan worden op geld en goederen van de nalatenschap, tenzij de rechtbank de verhaalsvordering heeft vastgesteld. In de Wlb is geen bijzonder voorrecht of titel vastgelegd ten aanzien van verhaal van kosten lijkbezorging.
4.8 Een onbeheerde nalatenschap
Als er sprake is van een onbeheerde nalatenschap, dan gaat de Gemeente Harlingen zelf over tot invordering en verhaal van kosten van lijkbezorging.
4.9 Verhaal op de nabestaanden
Als er na verhaal op de nalatenschap nog kosten voor lijkbezorging voor rekening van de gemeente blijven, worden deze kosten verhaald op bloed- en aanverwanten tot in de tweede graad, die krachtens de artikelen 1:392, 1:394-396 BW tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. De verhaalsparagraaf Participatiewet is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing. Niet van belang is dat de nalatenschap eventueel beneficiair is aanvaard of verworpen.
Bloed- en aanverwanten zijn volgens artikel 1: 392 BW:
De gemeente Harlingen maakt geen gebruik van de bevoegdheid om te verhalen op ex- partners, schoonouders, stiefouders, schoonzonen, schoondochters.
De gemeente verhaalt de kosten van de lijkbezorging niet op de schoonouders, stiefouders en behuwd kinderen (schoonzoon(s) of schoondochter(s)), omdat uit de praktijk blijkt dat die mogelijkheid zich nog nooit heeft voorgedaan. Daarnaast beschouwt de gemeente Harlingen deze familieleden niet als direct nabestaanden en ziet de gemeente het dan ook niet als hun burgerplicht, het grondbeginsel zoals verwoord in de Wet op de Lijkbezorging, om de kosten van de uitvaart te betalen.
De gemeente kan de kosten van lijkbezorging verhalen op de bloed- en aanverwanten naar de mate van hun erfrechtelijk aandeel. Dat betekent dat als er drie kinderen zijn, ieder kind voor een derde deel van de kosten verbonden is. Er geldt geen hoofdelijke aansprakelijkheid. Ieder is voor zijn deel verbonden. Zie uitspraak LJN: BD 3885. Voor dat deel kan evenwel bijzondere bijstand worden aangevraagd, als de erfgenaam over onvoldoende middelen beschikt.
Bijlage 1. Overzicht van de beleidsregels
De opdracht tot uitvaart wordt uiterlijk op de vierde werkdag na het overlijden gegeven.
Als na melding van overlijden niet duidelijk is of en zo ja, wie opdracht geeft tot lijkbezorging, maakt de gemeente met de uitvaartverzorger de afspraak zorg te dragen voor het verplaatsen van de overledene en alleen de eerste verzorging te realiseren en nog niet de volledige uitvaart.
Het onderzoek naar de eventuele nabestaanden strekt zich bij de gemeente niet verder uit dan tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap.
De gemeente verricht geen bovenmatige inspanningen om nabestaanden op te sporen.
De gemeente onderzoekt of er sprake is van een testament.
De gemeente schakelt een notaris in als er sprake is van een testament.
Indien er nabestaanden tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap bekend zijn dan verzoekt de gemeente de nabestaanden de uitvaart te verzorgen.
In afwijking van beleidsregel 7 benadert de gemeente geen nabestaanden, die gedetineerd zijn of in het buitenland wonen.
Als de overledene verzekerd is conformeren wij ons, zodra ons dit bekend is, aan de uitvaartonderneming waar de verzekering van de overledene aan verbonden is. Is er geen sprake van een verzekering van besluit het team KCC afhankelijk van de situatie welke uitvaartondernemer ingeschakeld wordt.
De gemeente geeft de uitvaartondernemer de opdracht te onderzoeken of er sprake is van een naturaverzekering en deze gelden, indien van toepassing, te innen en te verrekenen met de uitvaartfactuur.
De gemeente houdt alleen rekening met de door de overledene vastgelegde wens over de wijze van lijkbezorging voor zover dit begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap omvat.
De gemeente gaat bij het ontbreken van concrete aanwijzingen over de wens van de overledene over tot begraven.
De gemeente hanteert het uitgangspunt van de Wet op de Lijkbezorging inzake een sobere maar respectvolle lijkbezorging.
De gemeente vergoedt in beginsel de volgende kosten:
Burgerzaken maakt in overleg met het onderdeel Juridische Zaken per geval een inschatting van de kosten/baten of het loont om inspanningen te verrichten om de kosten op nabestaanden te verhalen.
De gemeente pleegt een huisbezoek als er geen opdracht voor de uitvaart is gegeven door nabestaanden.
De woonruimte van de overledene wordt betreden door twee daartoe gemachtigde ambtenaren van de gemeente, een en ander in overleg met de eventuele verhuurder.
De gemeente beperkt de beheersmaatregelen tot het veiligstellen van bezittingen, waaruit de uitvaart kan worden bekostigd.
De gemeente schakelt een notaris in als er sprake is van bezittingen met een verwachte waarde van meer dan € 5.000,-.
De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid de kosten van de uitvaart te verhalen eerst op de nalatenschap en vervolgens op de nabestaanden.
De gemeente verhaalt de kosten, die gemaakt moeten worden om de bezittingen veilig te stellen, op de nalatenschap en/of de nabestaanden.
De gemeente verhaalt de kosten van de uitvaart op de nalatenschap indien de gelden en de bezittingen, die bij de overledene zijn aangetroffen, een onvoldoende waarde vertegenwoordigen.
De gemeente verrekent voor zover mogelijk zelf de kosten van de uitvaart met inkomsten of tegoeden bij banken en verzekeringsmaatschappijen van de overledene.
De gemeente Harlingen maakt geen gebruik van de bevoegdheid om te verhalen op ex- partners, schoonouders, stiefouders, schoonzonen, schoondochters.