Organisatie | Oirschot |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot houdende regels omtrent bijzondere bijstand (Beleidsregels bijzondere bijstand Kempengemeenten 2021) |
Citeertitel | Beleidsregels bijzondere bijstand Kempengemeenten 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels bijzondere bijstand 2019.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-04-2021 | nieuwe regeling | 23-03-2021 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot,
gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 35, 36, 36b Participatiewet, artikel 1.13 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
overwegende, dat het noodzakelijk is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de bijzondere bijstand, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag en de tegemoetkoming kinderopvang;
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
draagkrachtvermogen: het volgens artikel 34, lid 1, van de wet in aanmerking te nemen vermogen, voor zover dit meer bedraagt dan het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, lid 3, van de wet én vermeerderd met het vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf, voor zover tegeldemaking of (verdere) bezwaring hiervan in alle redelijkheid kan worden verlangd.
Artikel 4 Draagkracht bij schulden
Mocht in een van de gevallen als bedoeld in het eerste lid sprake zijn van een partner die niet onder een van de in het eerste lid genoemde schuldregelingen of WSNP valt, dan telt het inkomen van deze partner volledig mee en wordt, voor het bepalen van het draagkrachtinkomen, de bijstandsnorm voor een alleenstaande als de van toepassing zijnde bijstandsnorm gehanteerd. Waarbij rekening wordt gehouden met de mate waarin het inkomen van deze partner is verrekend bij de berekening van het vrij te laten bedrag van de partner in de schuldregeling.
Artikel 7 Vorm bijzondere bijstand
In afwijking van het eerste lid wordt de bijzondere bijstand in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die genoemd worden in artikel 48, tweede lid, van de Participatiewet en indien de bijzondere bijstand de kosten van duurzame gebruiksgoederen als bedoeld in artikel 51, van de Participatiewet betreft.
Artikel 8 Hoogte bijzondere bijstand
Onverminderd de draagkracht wordt de hoogte van de bijzondere bijstand, tenzij deze beleidsregels anders bepalen, individueel bepaald door de hoogte van de noodzakelijke kosten, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bijzondere bijstand niet meer bedraagt dan de kosten van de goedkoopst adequate voorziening.
Het college kan voor de beoordeling van de noodzaak van de verstrekking van bijzondere bijstand voor medische kosten een extern medisch advies aanvragen. De belanghebbende dient hieraan zodanig medewerking te verlenen, dat de externe adviseur in staat is om tijdig en zorgvuldig een advies te geven aan het college.
Artikel 12 Collectieve zorgverzekering
Het college kan bijzondere bijstand verstrekken voor de volledige premie van het aanvullende pakket met de extra uitgebreide dekking, indien de belanghebbende aanspraak heeft op bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten die bij de CZM uitsluitend via het aanvullende pakket met de extra uitgebreide dekking worden vergoed.
Artikel 15 Vervoer naar ziekenhuis/medisch specialist in verband met een behandeling
In afwijking van het derde lid wordt de hoogte van de bijzondere bijstand bepaald op basis van de kortste route en een kilometervergoeding die gelijk is aan het in artikel 13a, lid 4, onder b Wet op de loonbelasting genoemde bedrag, indien de belanghebbende met de auto reist én het reizen met het openbaar vervoer niet goedkoper is.
Artikel 17 Tandheelkundige hulp
Indien de belanghebbende geen aanvullende (tand)verzekering heeft, verstrekt het college eenmalig bijzondere bijstand voor tandartskosten, waarbij enkel tandartskosten die vanuit de collectieve aanvullende verzekering van CZ zouden worden vergoed voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. De bijzondere bijstand bedraagt niet meer dan de laagste vergoeding vanuit de collectieve aanvullende verzekering Gemeente Extra van CZ.
De belanghebbende die door schulden geen gebruik kan maken van een aanvullende verzekering én die aantoonbaar bezig is met het aflossen van zijn schulden, komt in aanmerking voor bijzondere bijstand voor de noodzakelijke tandartskosten voor niet meer dan de laagste vergoeding vanuit de collectieve aanvullende verzekering Gemeente Extra van CZ.
Het college verstrekt geen bijzondere bijstand voor het verplicht eigen risico in het kader van de Zorgverzekeringswet of voor de uit een vrijwillig gekozen hoger eigen risico voortkomende kosten.
Artikel 24 Algemene bepalingen reiskosten
Voor de in dit hoofdstuk genoemde reiskosten, en tevens voor reiskosten die buiten deze beleidsregels worden verstrekt, geldt:
In afwijking van het tweede lid wordt de hoogte van de bijzondere bijstand bepaald op basis van de kortste route en een kilometervergoeding die gelijk is aan het in artikel 13a, lid 4, onder b Wet op de loonbelasting genoemde bedrag, indien de belanghebbende met de auto reist én het reizen met het openbaar vervoer niet goedkoper is.
Artikel 25 Reiskosten bezoek zieke familieleden
De bijzondere bijstand als bedoeld in het eerste lid wordt verleend vanaf het vijfde bezoek per kalenderjaar, met een maximum van twaalf bezoeken per kalenderjaar. De reiskosten voor de eerste vier bezoeken en vanaf het dertiende bezoek per kalenderjaar komen dus voor eigen rekening van de belanghebbende.
Artikel 28 Reiskosten schoolgaande kinderen
Er bestaat geen recht op een vergoeding als belanghebbende aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening. Ondersteuning in de vorm van vervoer of een vergoeding op basis van de verordening leerlingenvervoer wordt in ieder geval, maar niet uitsluitend, aangemerkt als een voorliggende voorziening.
Hoofdstuk 4 Individuele toeslagen
Artikel 29 Nadere regels individuele inkomenstoeslag
In aanvulling op hoofdstuk 2 van de Verordening Participatiewet 2015 geldt:
Geen recht op individuele inkomenstoeslag heeft:
de belanghebbende die twaalf maanden voorafgaand aan de peildatum, een maatregel heeft gekregen in verband met het niet of onvoldoende medewerking verlenen aan re-integratie en re-integratieactiviteiten of een maatregel heeft gekregen in verband met het niet verkrijgen en behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.
De werkelijke kosten worden vergoed waarbij als uitgangspunt geldt: verhuizen door het eigen netwerk. Als een eigen netwerk ontbreekt, kunnen de kosten van een erkende verhuizer worden vergoed. Alvorens tot vergoeding wordt overgegaan, moet belanghebbende een offerte opvragen bij twee verschillende verhuisbedrijven
Artikel 33 Eerste maand huur en administratiekosten
Het college verstrekt bijzondere bijstand voor de kosten van de eerste maand huur en administratiekosten, indien de verhuizing noodzakelijk is.
Artikel 35 Berekening woonkostentoeslag huurders
In afwijking van de vorige leden kan het college, indien de woonkosten hoger zijn dan de maximum huurgrens in de Wet op de huurtoeslag, op grond van individuele omstandigheden een (aanvullende) woonkostentoeslag verlenen, waarbij de hoogte hiervan wordt bepaald op de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens.
Artikel 36 Berekening woonkostentoeslag eigenaren
In afwijking van de vorige leden kan het college, indien de woonkosten hoger zijn dan de maximum huurgrens in de Wet op de huurtoeslag, op grond van individuele omstandigheden een (aanvullende) woonkostentoeslag verlenen, waarbij de hoogte hiervan wordt bepaald op de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens.
Artikel 38 Kosten rechtsbijstand
De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met dien verstande dat, indien de belanghebbende niet de korting van het in artikel 2 lid 6 Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand genoemde bedrag verkrijgt, deze misgelopen korting niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komt.
Hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand jongeren
Artikel 44 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20–jarigen in inrichting
De hoogte van de bijzondere bijstand als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald aan de hand van de individuele situatie en bedraagt minimaal 75% van de norm van een alleenstaande van 21 jaar en ouder in een inrichting, doch maximaal 100% van de norm van een alleenstaande van 21 jaar en ouder in een inrichting, met dien verstande dat de door de ouders voor de persoon van 18 jaar ontvangen kinderbijslag in mindering wordt gebracht op de bijzondere bijstand.
Hoofdstuk 8 Kosten kinderopvang
Artikel 45 Doelgroep kinderopvang Sociaal medische indicatie (SMI)
Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van deze beleidsregels kan uitsluitend gedaan worden door personen die voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in art. 1.6 lid 1 onder c, e, f, g, j, k of l van de Wet kinderopvang, met dien verstande dat de voorwaarden bedoeld in de onderdelen k en l pas gaan gelden na het in werking treden van deze onderdelen.
Artikel 46 Aanvraag (Kinderopvang SMI)
De aanvraag kan worden gedaan voor een periode van maximaal 6 maanden en dient vergezeld te zijn van een indicatie van een professional waarin de minimale hoeveelheid uren kinderopvang is beschreven die noodzakelijk is. Dit betreft niet nooit meer dan zes dagdelen per week met daarbinnen een maximum van 10,5 uur op één dag. Voor buitenschoolse opvang geldt een maximum van drie dagen per week.
Artikel 47 Hoogte van de tegemoetkoming (Kinderopvang SMI)
In afwijking van artikel 1 lid 1, onder h en onder i, wordt bij een aanvraag op grond van een Sociaal Medische Indicatie het draagkrachtinkomen gesteld op tweemaal de norm voor een echtpaar bedoeld in artikel 21, onder b, van de wet en wordt het draagkrachtvermogen gesteld op tweemaal de vermogensgrens bedoeld in artikel 34 lid 3 van de wet.
Hoofdstuk 9 Schuldhulpverlening
Artikel 50 Opstartkosten budgetbeheer
In schrijnende gevallen, onderbouwd met een verzoekschrift vanuit de afdeling schuldhulpverlening, waaruit blijkt dat belanghebbende gemotiveerd is om het traject van schuldhulpverlening te doorlopen, verstrekt het college bijzondere bijstand om de kosten die nodig zijn voor het opstarten van budgetbeheer mogelijk te maken.
Het college kan in zeer uitzonderlijke gevallen bijzondere bijstand verlenen voor de noodzakelijke kosten van een babyuitzet. Bij zeer uitzonderlijke gevallen kan onder andere worden gedacht aan geboorte van een meerling (alleen de meerkosten komen voor bijzondere bijstand in aanmerking), een onvrijwillige zwangerschap ten gevolge van een zedenmisdrijf of hogere kosten ten gevolge van medische complicaties.
Artikel 53 Voormalig alleenstaande ouders
Het college verstrekt de voormalig alleenstaande ouder waarvan het laatste ten laste komende kind een opleiding volgt waarvoor recht bestaat op Wet studiefinanciering (WSF) of Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos) bijzondere bijstand in de vorm van een aanvulling op de bijstandsnorm voor een alleenstaande vanaf de datum dat het kindgebonden budget eindigt tot de eerste dag van het kwartaal volgend op het kwartaal waarin het kind 18 jaar is geworden.