Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Twenterand

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand houdende regels omtrent bijzondere bijstand (Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Twenterand 2016)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTwenterand
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand houdende regels omtrent bijzondere bijstand (Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Twenterand 2016)
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand gemeente Twenterand 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Twenterand 2012.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 35 van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-08-2016nieuwe regeling

19-07-2016

Gemeenteblad 2016, 106002

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand houdende regels omtrent bijzondere bijstand (Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Twenterand 2016)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand;

 

Gelet op 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 35 van de Participatiewet;

 

Besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:

 

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Twenterand 2016

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

 

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand;

  • b.

    wet: Participatiewet;

  • c.

    bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

  • d.

    algemene bijstand: bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan;

  • e.

    bijzondere bijstand: bijstand ter voorziening in de uit bijzondere omstandigheden

  • f.

    voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals bedoeld in artikel 35 van de wet;

  • g.

    bijstandsnorm: normen zoals bedoeld in artikelen 20 tot en met 24 en artikel 27 en 28 van de wet;

  • h.

    voorliggende voorziening: voorziening die naar aard en doel geacht wordt passend te zijn voor een belanghebbende, waardoor geen recht op bijzondere bijstand bestaat;

  • i.

    woonkosten bij een huurwoning: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5, van de Wet op de huurtoeslag;

  • j.

    woonkosten bij een koopwoning: de kosten die de eigenaar verschuldigd is voor de hypotheekrente, de premie voor opstalverzekering, het eigenaar gedeelte van de onroerend zaak belasting, de omslagheffing voor huiseigenaren (de waterschapslasten), een vast bedrag voor kosten van groot onderhoud en ingrijpende reparaties. Deze kosten worden conform het budgethandboek NIBUD vastgesteld. Het gaat om onderhoud woning en onderhoud CV-installatie;

  • k.

    WSNP: de wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP);

  • l.

    NIBUD: Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD);

  • m.

    WSF: Wet Studiefinanciering.

Hoofdstuk 2 Vorm en voorwaarden

Artikel 2- Voorwaarden bijzondere bijstand

Aan de bijzondere bijstand zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • 1.

    De kosten doen zich daadwerkelijk voor;

  • 2.

    De kosten moeten bijzonder zijn. De bijzondere individuele situatie van belanghebbende en/of zijn huishouden bepaalt of kosten als bijzonder kunnen worden aangemerkt.

  • 3.

    De kosten moeten noodzakelijk zijn. Het is alleen mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten. Dit ter onderscheiding van wenselijke kosten.

  • 4.

    De kosten kunnen niet door de belanghebbende zelf worden betaald. In deze beleidsregels worden richtlijnen vastgesteld hoe om te gaan met de draagkrachtberekening.

  • 5.

    Vergoeding van de kosten. Door het aanvullende karakter en de vangnetfunctie van de Participatiewet, is een passende verstrekking in het kader van de bijzondere bijstand de meest goedkope en adequate voorziening die een noodzakelijke oplossing biedt.

Artikel 3 – Hoogte van de bijstand

  • 1.

    De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt maximaal het bedrag zoals vastgelegd in de Nibud-prijzengids, tenzij anders is bepaald in deze beleidsregels.

  • 2.

    Wanneer meerkosten ten opzichte van de richtprijzen aantoonbaar noodzakelijk zijn, worden deze alsnog vergoed.

  • 3.

    In gevallen waarin de prijzengids niet voorziet, wordt uitgegaan van de goedkoopste, adequate voorziening.

Artikel 4 – Bestedingsverplichting

  • 1.

    De bijzondere bijstand wordt besteed aan het doel waarvoor zij wordt verstrekt.

  • 2.

    De besteding van alle verstrekte bijzondere bijstand kan steekproefsgewijs worden gecontroleerd.

  • 3.

    Bewijzen van de besteding van de bijzondere bijstand dienen minimaal 1 jaar bewaard te worden.

Artikel 5 – Voorliggende voorziening

Bijzondere bijstand wordt niet toegekend wanneer er sprake is van een voorliggende voorziening.

Hoofdstuk 3 Aanvraag

Artikel 6 – Moment indiening aanvraag

De aanvraag bijzondere bijstand wordt ingediend voordat de kosten worden gemaakt of uiterlijk drie maanden na de datum waarop de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.

Hoofdstuk 4 Draagkracht

Artikel 7 – Draagkracht

  • 1.

    Bij de vaststelling van de bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de aanwezige draagkracht in het inkomen exclusief vakantiegeld en het vermogen. Bij de vaststelling van aanwezige draagkracht wordt in ieder geval rekening gehouden met de draagkrachtperiode, het vermogen en het inkomen. De toeslagen bedoeld in artikel 36 en 36b van de wet worden niet tot de draagkracht gerekend.

  • 2.

    Indien de belanghebbende een hoger inkomen heeft dan 100% van de geldende bijstandsnorm dan wordt van het inkomen, boven de voor hen geldende bijstandsnorm, 35% als draagkracht in aanmerking genomen.

  • 3.

    100 % van het van het in aanmerking te nemen inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt als draagkracht gerekend, indien bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor woonkostentoeslag.

  • 4.

    Er wordt een extra bedrag van € 230, == in mindering gebracht op de draagkracht.

  • 5.

    Het meerdere aan vermogen boven de geldende vermogensgrens wordt geheel meegenomen in de draagkrachtberekening.

  • 6.

    De waarde van een auto wordt meegenomen als vermogensbestanddeel voor zover de waarde van de auto hoger is dan € 5.000, -.

  • 7.

    De waarde van een auto wordt bepaald via de website www.autotrader.nl dan wel een vergelijkbare website.

  • 8.

    De draagkracht wordt telkens voor een periode van één jaar vastgesteld, beginnend op de eerste dag van de maand waarop de daadwerkelijke kosten zijn gemaakt.

  • 9.

    Bij elke volgende aanvraag binnen het draagkrachtjaar wordt rekening gehouden met de vastgestelde draagkracht; de vastgestelde ruimte blijft dus gelden.

  • 10.

    In geval van periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht verrekend naar rato van het aantal maanden van de periode waarop deze bijstand betrekking heeft.

  • 11.

    Belanghebbenden in de WSNP of in een minnelijke schuldregeling worden geacht geen draagkracht te hebben.

Artikel 8 – Toepassing kostendelersnorm

  • 1.

    Bij het vaststellen van de draagkracht wordt rekening gehouden met de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid heeft een alleenstaande ouder geen draagkracht, indien het inkomen niet hoger is dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm verhoogd met het bedrag van de verhoging van het kindgebonden budget, als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget.

Artikel 9 – Drempelbedrag en beslag

Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd.

Hoofdstuk 5. Periodieke bijzondere bijstand

Artikel 10 Bijzondere bijstand voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar

  • 1.

    Een persoon van 18, 19 of 20 jaar kan slechts aanspraak maken op bijzondere bijstand voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan van de belanghebbende uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep gedaan kan worden op de ouders omdat:

    • a.

      de middelen van de ouders niet toereikend zijn;

    • b.

      ouders van belanghebbende bevinden zich in het (verre) buitenland en zijn daar onbereikbaar;

    • c.

      de ouders van belanghebbende zijn overleden;

    • d.

      de belanghebbende redelijkerwijs het onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet ten gelde kan maken.

  • 2.

    Van noodzakelijke bestaanskosten, die de toepasselijke bijstandsnorm te boven gaan, kan uitsluitend sprake zijn als de belanghebbende zelfstandige huisvesting heeft en deze huisvesting noodzakelijk is.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt vastgesteld, rekening houdend met de individuele omstandigheden en bedraagt een aanvulling tot de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor een 21 jarige ingevolge de wet.

Artikel 11 – Woonkostentoeslag

  • 1.

    Indien een eigen woning wordt bewoond of een huurwoning wordt bewoond waarbij geen aanspraak kan worden gemaakt op een (volledige) bijdrage op grond van de Wet op de huurtoeslag, komt de belanghebbende in aanmerking voor een woonkostentoeslag.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt voor een periode van 12 maanden verleend, tenzij er zwaarwegende omstandigheden zijn waardoor een verlenging van 12 maanden wenselijk is.

Artikel 12 Bewindvoeringskosten

  • 1.

    Indien er sprake is van verplichte onderbewindstelling, anders dan onder de WSNP, kan bijzondere bijstand worden verleend. Als bewijs wordt een beschikking van de kantonrechter overgelegd.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt volgens de Regeling beloning curatoren bewindvoerders en mentoren vastgesteld.

Hoofdstuk 6. Individuele verstrekking

Artikel 13 – (Para) medische kosten

Voor bijzondere bijstandverlening komen in ieder geval de volgende bijzondere noodzakelijke kosten in aanmerking, voor zover niet (volledig) worden vergoed uit een voorliggende voorziening:

  • a.

    De meerkosten voor dieetkosten en/of voedingssupplementen komen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand indien er een medische noodzaak bestaat. De richtprijzen voor meerkosten van dieetvoeding zijn opgenomen in de Nibud prijzengids.

  • b.

    meerkosten bij nutskosten. Aan de hand van een medisch advies dient vast te worden gesteld of er een medische indicatie is, waaruit redelijkerwijze blijkt, dat deze meerkosten noodzakelijk zijn. De meerkosten zijn de extra kosten in vergelijking met soortgelijke woningen. De meerkosten zijn vastgesteld door het NIBUD.

  • c.

    kledingslijtage. Het komt voor dat Twenteranders door een ziekte of handicap hun kleding vaker moeten wassen dan gemiddeld. Hierover dient informatie te worden in de vorm van een medisch advies. In dit medisch advies dient te worden aangeven wat de meerkosten zijn voor de aanschaf van extra kleding. De kosten voor aanschaf van (extra) kleding en waskosten worden vastgesteld aan de hand van de prijzengids van het NIBUD.

Hoofdstuk 7. Kosten van maatschappelijke aard

Artikel 14 Schulden

Voor schulden wordt geen bijzondere bijstand verstrekt, tenzij anders in bepaald in de Beleidsregels “Toelating tot de schuldhulpverlening gemeente Twenterand”.

Artikel 15 Eigen bijdrage rechtsbijstand

  • 1.

    Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand indien op grond van een toevoeging krachtens de Wet op de rechtsbijstand wordt verleend.

  • 2.

    Indien wordt voldaan aan lid 1 kan bijzondere bijstand worden verleend voor de eigen bijdrage en de eventueel noodzakelijke bijkomende kosten zoals griffierecht, zover deze niet verhaald kunnen worden op de wederpartij.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de eigen bijdrage. Hierbij wordt uitgegaan van de eigen bijdrage die het juridisch loket in rekening zou brengen. Belanghebbende dient hiervan bewijsstukken te overleggen.

Artikel 16 Reiskosten

  • 1.

    Er kan bijzondere bijstand voor reiskosten worden verstrekt, indien het gaat om reiskosten die te maken hebben met:

    • -

      reiskosten psychische/medische behandeling

    • -

      bezoek aan elders verpleegden/verzorgden (bijvoorbeeld ziekenhuis);

    • -

      bezoek aan uit huisgeplaatste kinderen.

  • 2.

    Voor de hierboven genoemde reiskosten geldt dat deze alleen worden vergoed als de bestemming meer dan tien kilometer van het woonadres is verwijderd. Er worden alleen reiskosten verstrekt voor reizen binnen Nederland.

  • 3.

    Voor alle reiskosten geldt dat de vergoedingen worden verstrekt op basis van de goedkoopst adequate oplossing. Hiervoor kunnen www.9292.nl en www.anwb.nl worden gebruikt.

  • 4.

    Er wordt alleen een uitzondering gemaakt op lid 3 indien er sprake is van bijzonder vervoer vanwege gezondheidsredenen. In een dergelijk geval kan er een vergoeding op basis van gebruik van de eigen auto worden vastgesteld. Deze vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijk te rijden kilometers op basis van de kortste route volgens www.anwb.nl/routeplanner. Het uitkeringsbedrag per kilometer is gelijk aan de onbelaste vergoeding van de belastingdienst.

Artikel 17 Reiskosten psychische/medische behandeling

Voor reiskosten in verband met regelmatige geneeskundige behandelingen (bijvoorbeeld afspraken ziekenhuis) of bezoeken aan instanties zoals de GGZ kan bijzondere bijstand worden

verstrekt. Voorwaarde is dat er een indicatie moet zijn waaruit de medische noodzakelijkheid blijkt.

Artikel 18 Reiskosten bezoek aan elders verpleegden/verzorgden

  • 1.

    Er kan bijzondere bijstand worden verleend indien de verpleegde/verzorgde een bloed- of aanverwant is in de 1e of 2e graad.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie die past bij de persoonlijke omstandigheden.

Artikel 19 Reiskosten bezoek aan uit huis geplaatste kinderen

  • 1.

    Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor de verzorgende ouder indien er een bewijs van uithuisplaatsing is.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt vastgesteld aan de hand van de bezoekregeling die opgesteld is door een erkende instelling.

Artikel 20 Begrafenis- of crematiekosten

  • 1.

    Begrafenis- dan wel crematiekosten behoren tot de bijzondere noodzakelijke kosten voor erfgenamen.

  • 2.

    Indien er onvoldoende middelen zijn om de kosten van een begrafenis dan wel een crematie te bekostigen, zal bijstandsverlening worden verstrekt in de vorm van een geldlening op basis van de goedkoopste adequate oplossing. Het maximaal te verstrekken bedrag is het normbedrag zoals is vastgesteld door het Nibud.

  • 3.

    Er wordt geen bijstand verstrekt voor begrafenis- dan wel crematiekosten in het buitenland.

Hoofdstuk 8. Kosten van inrichting

Artikel 21 Duurzame gebruiksgoederen

Er is alleen een vergoeding te verkrijgen als een duurzaam gebruiksgoed kapot is. In deze beleidsregels vallen computers ook onder duurzame gebruiksgoederen.

 

Voorwaarden voor verstrekking computer

  • 1.

    Voor een computer is het mogelijk een vergoeding te krijgen als er in een huishouden geen functionerende computer is.

  • 2.

    Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt en de afschrijvingstermijn, wordt vastgesteld aan de hand van het NIBUD. Voor de overige gebruiksgoederen, als ook voor een computer, in het geval dat er geen kinderen zijn, gelden de hieronder genoemde voorwaarden.

Voorwaarden voor verstrekking overige gebruiksgoederen:

  • 3.

    Een lening bij de Stadsbank wordt als een voorliggende voorziening aangemerkt voor duurzame gebruiksgoederen, voor zover er een lening bij de Stadsbank mogelijk is. Als er sprake is van het feit dat belanghebbende de laatste drie jaar een inkomen heeft ontvangen dat niet hoger was dan 110 % van de voor hem/haar geldende bijstandsnorm exclusief vakantiegeld is een lening van de Stadbank geen voorliggende voorziening. In deze situatie wordt een duurzaam gebruiksgoed om niet verstrekt.

  • 4.

    Belanghebbende die de afgelopen drie jaar geen bijstandsuitkering heeft ontvangen en geen mogelijkheid heeft om een lening af te sluiten bij de Stadsbank kan voor de kosten van aanschaf vervanging van duurzame gebruiksgoederen in aanmerking komen voor bijstandsverlening in de vorm van een geldlening.

  • 5.

    Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt en de afschrijvingstermijn, wordt vastgesteld aan de hand van de prijzengids van het NIBUD.

  • 6.

    Indien er een aanvraag bijzondere bijstand voor een duurzaam gebruiksgoed wordt ingediend binnen de daarvoor gestelde afschrijvingstermijn dan kan belanghebbende voor de kosten van aanschaf vervanging van duurzame gebruiksgoederen in aanmerking komen voor leenbijstand.

  • 7.

    Er wordt beoordeeld of een duurzaam gebruiksgoed aan vervanging toe is. De inkomensconsulent bepaalt dit al dan niet na raadpleging van het advies van een medewerker van een elektronicawinkel in het geval van een elektronisch apparaat.

  • 8.

    Reparatiekosten komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 9.

    Voor het vaststellen van de noodzaak van vervanging van de duurzaam gebruiksgoed kan een huisbezoek worden afgelegd.

Artikel 22 Woninginrichtingskosten

  • 1.

    Belanghebbende(n), komende uit een asielzoekerscentrum of uit een langdurige periode van detentie of in echtscheiding liggen/verbreking van de relatie met een inkomen tot 100% van de geldende bijstandsnorm kunnen voor de kosten van woninginrichting in aanmerking komen. Een lening van bijvoorbeeld de Stadsbank is altijd voorliggend; dit houdt in dat een deel door de Stadsbank in de vorm van een lening wordt verstrekt en het overige deel gebaseerd op de Nibud-normen om niet.

  • 2.

    Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld voor statushouders op 50% van het inventarispakket naar huishoudtype volgens het NIBUD. In het geval van gezinshereniging van statushouders kan de aanvrager opnieuw een aanvraag indienen, waarbij aan de hand van de gezinsgrootte de bijzondere bijstand worden bepaald.

  • 3.

    Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld voor langdurige gedetineerden op 50 % van het inventarispakket naar huishoudtype volgens het NIBUD. Er is sprake van langdurige detentie als betrokkene langer dan 2 jaar een gevangenisstraf heeft uitgezeten.

  • 4.

    Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld voor betrokkene in echtscheiding dan wel verbreking van de relatie wordt op 25 % van het inventarispakket naar huishoudtype volgens het NIBUD. De reden voor het percentage van 25 % is het gegeven dat er veelal sprake is van een aanwezige boedel.

  • 5.

    De afschrijvingstermijn van nieuwe gebruiksgoederen wordt vastgesteld aan de hand van de prijzengids van het NIBUD. Voor tweedehands gebruiksgoederen geldt als richtlijn dat de helft van de afschrijvingstermijn van het NIBUD aangehouden dient te worden.

Artikel 23 Overbruggingsuitkering

In aanvulling op artikel 22 wordt aan een reguliere vergunninghouder(s) en langdurige gedetineerden die zich binnen de gemeente Twenterand (her)vestigen een bedrag om niet verstrekt van 90% van de van toepassing zijnde norm exclusief vakantiegeld ter overbrugging tot de eerst volgende volledige uitkeringsbetaling.

Artikel 24 Eigen bijdrage peuterspeelzaalbezoek

  • 1.

    Belanghebbenden komen in aanmerking indien het inkomen niet meer dan 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantiegeld bedraagt.

  • 2.

    De kosten die voor een vergoeding in aanmerking komen, zijn kosten in het kader van de opgelegde eigen bijdrage peuterspeelzaal.

  • 3.

    De vergoeding wordt rechtstreeks betaalbaar gesteld aan de peuterspeelzaal.

  • 4.

    Indien er in de toekomst een voorliggende voorziening komt, geldt het bepaalde in artikel 5.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 25 Slotbepaling

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet billijk is, beslist het college.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking de dag na bekendmaking, onder intrekking van de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Twenterand 2012.

  • 3.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Twenterand 2016.

Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand van 19 juli 2016.

Burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand,

de secretaris,

H.J. te Brinke

de burgemeester,

ir. C.L. Visser

Toelichting Beleidsregels bijzondere bijstand 2016

 

Algemene toelichting

De verlening van bijzondere bijstand is geregeld in de Participatiewet. In artikel 35 van deze wet is bepaald dat bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de noodzakelijk kosten van het bestaan die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer verdraagt dan de bijstandsnorm.

 

Bijzondere bijstand in Twenterand

Door invoering van de Participatiewet en jurisprudentie in de afgelopen jaren is de noodzaak aanwezig om de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Twenterand 2012 aan te passen. Verder is in december 2014 het Minimabeleidsplan 2015 tot en met 2018 door de Raad vastgesteld.

De beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Twenterand 2012 voorzag in een aantal regelingen die kunnen worden aangemerkt als bovenwettelijk begunstigend beleid. Het bovenwettelijk begunstigend beleid is gecontinueerd. Daar waar sprake van is van bovenwettelijk begunstigend beleid, wordt dit in de artikelsgewijze toelichting onderbouwd. Bovenwettelijk begunstigend beleid houdt in dat het college, terwijl er strikt genomen geen recht op bijzondere bijstand bestaat, dat recht toch aanneemt. De belangrijkste reden om wel bovenwettelijk begunstigd beleid op te stellen is dat dit beleid een bijdrage levert aan de hoofddoelstelling binnen het sociaal domein, te weten participerende en financieel zelfredzame burgers.

De individuele uitvoering van de bijzondere bijstand vraagt om richtlijnen die de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid bevorderen en leiden tot uniforme afhandeling van aanvragen bij gelijke situaties. Deze beleidsregels blijven ruimte bieden voor noodzakelijk maatwerk.

 

 

Artikelsgewijze Toelichting Beleidsregels bijzondere bijstand 2016

 

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit artikel worden relevante begrippen toegelicht.

 

Artikel 2 Bijzondere bijstand

In principe wordt ervan uitgegaan dat algemene kosten van bestaan kunnen worden bekostigd vanuit de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Bijzondere bijstand wordt daarom alleen toegekend voor bijzondere en noodzakelijke kosten die de aanvrager zelf niet kan bekostigen.

 

Artikel 3 Hoogte bijstand

De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand wordt (individueel) bepaald door de hoogte van de noodzakelijke kosten. Daarbij geldt als uitgangspunt dat, wanneer ter zake van bepaalde kosten meerdere (adequate) voorzieningen mogelijk zijn, voor de goedkoopste voorziening moet worden gekozen.

 

Als richtlijn wordt gebruik gemaakt van de Nibud-prijzengids. Gezien de individuele afweging die gemaakt moet worden, kan hier beargumenteerd van worden afgeweken. Wanneer de te maken kosten hoger zijn mogen deze vergoed worden, tenzij de meerkosten ten opzichte van de richtprijzen niet noodzakelijk zijn.

 

Artikel 4 Bestedingsverplichting

Bijzondere bijstand die wordt verstrekt voor noodzakelijke kosten, dienen ook aan die kosten besteed te worden.

 

De gemeente kan de besteding van de bijstand controleren. In deze beleidsregels is ervoor gekozen dat middels een steekproef te doen. Voorbeelden hierbij zijn inrichtingskosten. Dat betekent wel dat alle aanvragers na toekenning minimaal 12 maanden de bewijzen van de besteding moeten bewaren. De gemeente Twenterand kan verzoeken om deze te overleggen als bewijs van juiste besteding van de bijzondere bijstand.

 

Artikel 5 Voorliggende voorziening

Bijzondere bijstand is een vangnet. Dat betekent dat eerst moet worden gekeken of kosten niet op een andere wijze vergoed kunnen worden. Dan is er sprake van een voorliggende voorziening, waar eerst aanspraak op gemaakt moet worden. Bij elke aanvraag wordt opnieuw gekeken of er voorliggende voorzieningen zijn.

 

Artikel 6 Moment indiening aanvraag

In principe dient eerst een aanvraag ingediend te worden, voordat kosten gemaakt worden. Bepalend is de datum waarop de kosten opkomen (en dus niet de factuurdatum). Dit artikel beschrijft echter ook de handelswijze bij omstandigheden waarbij dat redelijkerwijs niet mogelijk is en geeft de maximale termijn weer waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend. Bepaald is dat een periode van maximaal van drie maanden redelijk is. Speciale aandacht dient er te zijn voor medische kosten, waarbij het voorkomt dat de kosten lange tijd na de behandeling daadwerkelijk gefactureerd worden aan de cliënt. Ook hierbij geldt het principe dat de termijn van drie maanden aanvangt bij ontvangst van de nota door de cliënt (= moment dat de kosten daadwerkelijk opkomen).

 

Artikel 7. Draagkracht

Draagkracht is dat deel van het vermogen en inkomen dat de aanvrager zelf dient aan te wenden om de bijzondere kosten te voldoen. Uitgangspunt is dat het vermogen en inkomen boven een vastgestelde grens als draagkracht dienen te worden aangemerkt; met andere woorden, middelen die beschikbaar zijn om de bijzondere kosten te voldoen. Het college maakt van zijn bevoegdheid gebruik om de individuele inkomenstoeslag en individuele studietoeslag niet in de draagkrachtbepaling te betrekken.

 

Bij verstrekking van woonkostentoeslag geldt dat 100 % van het vrij te laten bescheiden vermogen en het inkomen boven de bijstandsnorm wordt meegenomen als draagkracht.

 

Indien een Twenterander in een minnelijke regeling zit of is toegelaten tot de WSNP, wordt de draagkracht op nihil gesteld. Bij een minnelijke regeling ook wel een minnelijk traject genoemd, heeft de (erkende) schuldhulpverlener een regeling getroffen met de schuldeisers. Deze schuldhulpverlener dient aangesloten te zijn bij een branchevereniging. Een schuldhulpverlener van de Stadsbank Oost Nederland is per definitie aangesloten bij een branchevereniging.

 

De redenen voor het opnemen van artikel 7 lid 11 zijn tweeledig. Ten eerste is het feitelijke draagkracht veelal nihil en ten tweede draagt dit lid bij aan de hoofddoelstelling van het sociale domein, namelijk participatie en financiële zelfredzaamheid.

 

Artikel 8 Toepassing kostendelersnorm

In het eerste lid wordt bepaald dat bij het vaststellen van bijzondere bijstand rekening wordt gehouden met de kostendelersnorm. De kostendelersnorm is ingevoerd om waar mensen gezamenlijk kosten voor bijvoorbeeld huur en eten kunnen delen de algemene bijstand daarop aan te passen. De bijzondere bijstand is echter niet bedoeld voor algemene bestaansmiddelen, maar voor bijzondere omstandigheden. Er is hierbij sprake van een individuele beoordeling. Wanneer bijvoorbeeld een betalingsregeling getroffen wordt, wordt uitgegaan van het daadwerkelijke inkomen (zie hiervoor art. 7 lid 11). Dat betekent dat bij de bijstandsnorm dan wel rekening wordt gehouden met een eventuele kostendelersnorm, omdat dan het daadwerkelijke inkomen lager is.

Het tweede lid regelt dat bij de draagkrachtbepaling voor alleenstaande ouders wordt uitgegaan van de alleenstaande norm plus het bedrag van de verhoging van het kindgebonden budget, als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget.

 

Voorheen kreeg de alleenstaande ouder 90% van het wettelijk minimumloon terwijl een alleenstaande 70% ontving. Per 1 januari 2015 is de bijstand voor ‘alleenstaande ouders’ en ‘alleenstaanden’ gelijkgetrokken. De reden voor het opnemen van lid 2 is dat werkende alleenstaande ouders met een inkomen boven de bijstandsnorm niet in een financieel slechtere positie worden gebracht.

 

Artikel 9 Drempelbedrag

Het college mag bepalen dat de aanvrager de kosten moet opsparen totdat deze in totaal meer bedragen dan een drempelbedrag. In deze beleidsregels is ervoor gekozen geen drempelbedrag te hanteren. Dit is een continuering van bestaand beleid.

 

Artikel 10 Zelfstandig of in een instelling wonende jongeren 18 tot 21 jaar

Jongeren tot 21 jaar hebben een lagere bijstandsnorm. In bepaalde situaties kan het echter noodzakelijk zijn om deze bijstandsnorm aan te vullen tot het niveau van iemand van 21 jaar. Dit artikel voorziet in deze mogelijkheid wanneer een jongere zelfstandig woont en geen aanspraak kan maken op zijn/haar ouders.

 

Artikel 11 Woonkostentoeslag

Als een Twenterander (tijdelijk) geen huurtoeslag ontvangt of een eigen woning bewoont, dan kan hij/zij aanspraak maken op een woonkostentoeslag.

De woonkostentoeslag geldt in principe voor 12 maanden, met andere woorden de bewoner dient maatregelen te nemen om binnen een jaar te verhuizen. Wanneer er zwaarwegende redenen zijn dat de verhuizing niet is gelukt, kan in uitzonderingssituaties voor nog eens 12 maanden woonkostentoeslag worden verstrekt.

 

Bij de woonkostentoeslag dient de draagkracht volledig te worden ingezet. Dat betekent dat alle inkomsten boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm benut dienen te worden. In het geval dat een woning ontruimd is op last van de burgemeester wordt er in principe geen bijzondere bijstand en dus ook geen woonkostentoeslag verstrekt.

 

Artikel 12 Kosten bewindvoeringskosten

Als de kantonrechter op grond van artikel 1:431 e.v. Burgerlijk Wetboek de noodzaak tot onderbewindstelling heeft beoordeeld en vastgesteld, bestaat er voor ons college geen vrijheid meer de onderbewindstelling te beoordelen en evenmin om te bezien of er andere (goedkopere) oplossingen mogelijk zouden zijn. De met bewindvoering samenhangende kosten komen in deze situatie in aanmerking voor bijzondere bijstand.

 

Voor bewindvoeringskosten in het kader van de WSNP is geen bijzondere bijstand mogelijk. Bij een toereikende boedel dienen deze kosten uit de boedel te worden voldaan. Wanneer er niet voldoende is in de boedel, doen de kosten zich niet voor.

 

Artikel 13 (Para) medische kosten

Algemeen

Voor de bijzondere bijstand in het geval van (para) medische kosten geldt de Zorgverzekeringswet als voorliggende voorziening. Bij de verlening van bijzondere bijstand wordt er vanuit gegaan dat iedereen voldoende is verzekerd. De gemeente Twenterand biedt onder voorwaarden een collectieve zorgverzekering met extra vergoedingen aan. Een voorbeeld hiervan is de Menzis gemeentezorgpolis.

 

Medisch advies

In voorkomende gevallen kan het college de medische noodzaak laten vaststellen door een hiervooraangewezen instantie. De bijzondere bijstand moet aangevraagd zijn voor met de (voortgezette) behandeling wordt gestart en de kosten zijn gemaakt, zodat eerst een medisch advies kan worden opgevraagd om de noodzaak en eventueel de goedkoopst adequate voorziening vast te stellen.

 

Eigen bijdrages worden niet vergoed, omdat Twenteranders met een laag inkomen zich in principe kunnen verzekeren bij de Menzis gemeentezorgpolis, waarbij ook eigen bijdrages worden vergoed. Cliënten worden gestimuleerd zich aanvullend te verzekeren. Dit is onder andere mogelijk via de eerder genoemde Menzis gemeentepolis. Voor alle genoemde bijzondere noodzakelijke kosten geldt dat raadpleging van Schulink en of Stimulanz in combinatie met de NIBUD prijzengids noodzakelijk is om de extra meerkosten te kunnen vaststellen.

 

Artikel 14 Schulden

De Participatiewet kan geen belangrijke rol spelen in het kader van de schuldsanering. De schuldsanering is een taak die door vooral de Stadsbank Oost Nederland wordt uitgevoerd als preferente partner van de gemeente Twenterand. In het geval van borgstelling voor schulden gelden de bepalingen, zoals zijn opgenomen in de Beleidsregels “Toelating tot de schuldhulpverlening gemeente Twenterand”.

 

Artikel 15 Eigen bijdrage rechtsbijstand

Indien op grond van een toevoeging rechtsbijstand wordt verleend, dient het college de noodzaak voor het verlenen van rechtshulp aan te nemen. Een toevoeging (van een advocaat) vindt slechts plaats als de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht.

In dit artikel is vastgelegd dat aanspraak kan worden gemaakt op bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand. Daarvoor dient wel een bewijs te worden overhandigd om de noodzaak van de rechtsbijstand aan te tonen. Hiervan is ieder geval sprake wanneer een strafzaak, asielzaak of bestuurlijke sanctie speelt. Ook geldt dit bij de gang naar een hogere instantie in een civiele of bestuursrechtelijke zaak.

Artikel 16 tot en met 19: Verstrekking reiskosten

Reiskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten welke uit de bijstandsnorm kunnen worden voldaan. In een aantal situaties is het mogelijk om, indien men aan de voorwaarden voldoet, bijzondere bijstand te verstrekken. Het gaat hier om reiskosten in verband met:

bezoek aan een ziekenhuis/instelling in verband met psychisch/medische behandeling;

bezoek aan elders verpleegden/verzorgden (bijvoorbeeld ziekenhuis;

bezoek aan uit huisgeplaatste kinderen.

Sommige zorgverzekeraars vergoeden deels deze reiskosten. Deze vergoeding wordt derhalve meegenomen in de berekening voor de hoogte van de bijzondere bijstand. De genoemde reiskosten zijn niet limitatief; in bijzondere situaties dient maatwerk te worden geboden als het gaat om te vergoeden reiskosten.

In bovengenoemde artikelen wordt beschreven in welke omstandigheden er sprake is van een bijzondere noodzakelijke situatie, waarin bijzondere bijstand verstrekt kan worden. Het principe is dat indien er sprake is van een bijzondere noodzakelijke situatie er op basis van het goedkoopst adequate openbaar vervoer verstrekt wordt. Bovendien geldt dat er sprake moet zijn van reis die minimaal tien kilometer van het huisadres is verwijderd en binnen Nederland plaatsvindt. Gekozen is voor een afstand van 10 kilometer, omdat een afstand van minder dan 10 kilometer voor iedere Twenterander te overbruggen dient te zijn (=eigen kracht). Reiskosten worden bepaald door raadpleging van www.9292.nl en www.anwb.nl. Uitgangspunt is de goedkoopste adequate vervoersoplossing.

De reiskosten voor bezoek aan een uit huis geplaatst kind door ouder(s) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. De reiskosten die gemaakt worden in verband met een omgangsregeling omdat beide ouders niet dichtbij elkaar wonen, komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

 

 

Artikel 20 Begrafenis- of crematiekosten

In dit artikel staat beschreven onder welke omstandigheden er bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor begrafenis- dan wel crematiekosten. Indien er onvoldoende middelen zijn bij de erfgenamen, kan bijstand worden verleend in de vorm van een geldlening. Er wordt uitgegaan van een verstrekking voor de goedkoopst mogelijke adequate oplossing met een maximum van het normbedrag, zoals is vastgelegd door het Nibud. Geen leenbijstand wordt verstrekt als het gaat om crematie- dan wel begrafeniskosten in het buitenland.

 

 

Artikel 21 Duurzame gebruiksgoederen

Dit artikel is in lijn met de Verordening Individuele Inkomenstoeslag gemeente Twenterand 2015, die ook uitgaat van een periode van 3 jaar. Daarnaast is gekozen om de systematiek van de beleidsregels uit 2012, te continueren.

 

De Raad heeft in haar amendement verzocht om één regeling voor duurzame gebruiksgoederen te realiseren en kostenbewust met deze regeling om te gaan. Daarnaast heeft de Raad in hetzelfde amendement verzocht om verstrekking van computers aan alleenstaande ouders c.q. gezinnen met minderjarige kinderen te continueren. Aan het bovengenoemde is in dit artikel vormgegeven.

 

Gelet op het voorgaande en de wens om eenduidigheid in het beleid is te krijgen is er nu een regeling voor alle Twenteranders, waarbij het ook mogelijk is om een computer te verstrekken. Van een niet functionerende computer is in ieder geval sprake wanneer een computer aantoonbaar ouder is dan 5 jaar.

 

Indien betrokkenen minimaal een inkomen hebben ontvangen dat niet hoger was dan 110 % van de voor hem/haar geldende bijstandsnorm en betrokkenen voldoen aan de voorwaarden, dan wordt het duurzame gebruiksgoed om niet verstrekt. Dit is vastgelegd in artikel 21 lid 4.

 

Op 8 december 2020 heeft het college besloten tot intrekking van artikel 21 lid 2 met ingang van 1 januari 2021. De reden hiervoor is dat door de samenwerking met de St. Leergeld Twenterand dit artikel feitelijk overbodig is geworden.

 

 

Artikel 22 Woninginrichtingskosten

 

Bij een eerste huisvesting na het verlaten van een AZC wordt de reguliere vergunninghouder (=statushouder) en langdurige gedetineerde geconfronteerd met de kosten van een ‘eerste inrichting’. Gelet op het eerder genoten

inkomen was er geen ruimte om te kunnen reserveren voor de kosten van een complete woninginrichting. Deze kosten komen, voor zover deze niet voldaan kunnen worden uit eigen middelen of via een lening, voor bijzondere bijstand in aanmerking. Tevens biedt het artikel de mogelijkheid aan betrokkene die in echtscheiding zit/de relatie is verbroken om ook in aanmerking te komen voor inrichtingskosten. Gelet op het feit dat er veelal sprake is van een boedel, wordt hier uitgegaan van een andere verdeelsleutel.

 

Uitgangspunt is dat bij een (volledige) inrichting een deel tweedehands kan worden aangeschaft via overname van derden of kringloopwinkel. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat hiermee de volledige inventaris wordt aangeschaft en derhalve na afloop van het afschrijvingstermijn pas weer een beroep kan worden gedaan op de regeling. Bij aanschaf van tweedehandsgoederen dient door middel van een huisbezoek worden beoordeeld in hoeverre een aanvrager recht heeft op aanschaf van een (nieuw) gebruiksgoed. Als richtlijn wordt de helft van de gebruiksduur gebruikt, zoals vastgesteld door het NIBUD.

 

Per individueel geval zal gekeken moeten worden welke inrichtingskosten noodzakelijk zijn. Voor een eerste inrichting voor jongeren wordt in ieder geval geen bijzondere bijstand verstrekt.

 

Artikel 23 Overbruggingsuitkering

Dit artikel spreekt voor zichzelf. De overbruggingsuitkering is geen voorschot, maar een extra éénmalige uitkering om niet.

 

 

Artikel 24 Kosten peuterspeelzaalbezoek

Voor de ontwikkeling van het kind is de peuterspeelzaal heel belangrijk. Op een peuterspeelzaal leren kinderen van en met elkaar, een belangrijke vorm van voorschoolse educatie. Dit gebeurt allemaal onder professionele begeleiding. Ondanks het belang van peuterspeelzaalbezoek, is het voor sommige ouders financieel niet haalbaar om hun kinderen naar een peuterspeelzaal te sturen, niet iedereen kan de ouderbijdrage voldoen. Ouders die onvoldoende draagkracht hebben, kunnen een beroep doen op een financiële bijdrage van de gemeente Twenterand. Om in aanmerking te komen dient het inkomen van belanghebbenden minder of gelijk aan 110 % van de bijstandsnorm te zijn en het vermogen onder het vrij te laten bescheiden vermogen te zijn. Dit artikel is een aanvulling op het schoolpakket en een continuering van bestaand beleid.

 

Artikel 25 Slotbepaling

In dit artikel staat aangegeven dat de Beleidsregels de dag na bekendmaking in werking treden, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Twenterand 2012.