Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leeuwarden

Verordening rioolheffingen Leeuwarden 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeeuwarden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening rioolheffingen Leeuwarden 2021
Citeertitel09 - Verordening rioolheffingen 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

09 - Verordening rioolheffingen 2021

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 228a van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-202109 - Verordening rioolheffingen 2021

16-12-2020

gmb-2020-349992

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening rioolheffingen Leeuwarden 2021

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van11 december 2020 (kenmerk Z228171-2020);

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de Verordening rioolheffingen Leeuwarden 2021

DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEEUWARDEN;

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet WOZ : Wet waardering onroerende zaken;

  • b.

    perceel : een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • c.

    gemeentelijke riolering : een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • d.

    verbruiksperiode : de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • e.

    water : huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater;

  • f.

    woning : een onroerende of roerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient dan wel volledig dienstbaar is aan woondoeleinden;

  • g.

    recreatiewoning : een woning die dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

  • h.

    niet-woning : een onroerende of roerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient dan wel volledig dienstbaar is aan woondoeleinden;

  • i.

    boothuis : overdekte ligplaats voor één (plezier-) boot voor particulier gebruik.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam “rioolheffing” wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      van de degene die van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2.

    Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisadministratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

 

Artikel 4 Voorwerp van de belasting

1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

2. Als perceel wordt aangemerkt:

  • a.

    de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

  • b.

    de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

  • c.

    een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • d.

    een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

  • e.

    het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Grondslag en maatstaf van heffing

  • 1.

    Het eigenarendeel wordt geheven naar de waarde in het economisch verkeer van het perceel.

  • 2.

    Ingeval het perceel een onroerende zaak is, is de waarde in het economisch verkeer de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze voor het in artikel 8 bedoelde belastingjaar geldt.

  • 3.

    Ingeval voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet WOZ.

  • 4.

    Het gebruikersdeel wordt ingeval van een woning geheven naar het aantal personen per huishouden en ingeval van een niet-woning naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 5.

    Het aantal kubieke meters water dat wordt afgevoerd wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij de herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 6.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 7.

    De op de voet van het vijfde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

Artikel 6 Vrijstellingen

Het eigenaren- en gebruikersdeel rioolheffingen wordt niet geheven:

  • a.

    voor percelen voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs;

  • b.

    voor bouwterreinen, bouwkavels, objecten in aanbouw, parkeerplaatsen en garageboxen dienstbaar aan woningen, boothuizen, hoogspanningsmasten, zendmasten, windmolens, telefooncentrales, trafo’s en gasdistributiestations.

 

Artikel 7 Belastingtarieven

  • 1.

    Het tarief van het eigenarendeel bedraagt 0,04020% van de WOZ-waarde.

  • 2.

    Het tarief van het gebruikersdeel bedraagt per perceel dat wordt gebruikt

    • a.

      a.1 als woning bij gebruik tot 751 m3 toegevoegd of opgepompt water door een huishouding bestaande uit:

      • i.

        één persoon € 63,73

      • ii.

        meer dan één persoon € 95,59;

    • b.

      a.2 als recreatie woning bij gebruik tot 751 m3 toegevoegd of opgepompt water (75% van a.1.1) € 47,80;

    • c.

      als woning bij gebruik van 751 m3 of meer toegevoegd of opgepompt water zie onderdeel diii

    • d.

      als niet-woning voor toegevoegd of opgepompt water

      • i.

        bij een gebruik van 0 tot en met 10 m3 € 68,28;

      • ii.

        bij een gebruik van 11 tot en met 250 m3 €205,05;

      • iii.

        bij een gebruik van 251 m3 en meer voor iedere volle eenheid van 250 m3 € 205,05,

      • iv.

        met dien verstande dat per perceel niet meer dan 375.000 m3 in rekening wordt gebracht.

  • 3.

    Voor de vaststelling van een één – of meerpersoonshuishouden is beslissend hetgeen hier over op de eerste dag van de maand in het belastingjaar in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is geregistreerd, tenzij blijkt dat op dat moment het aantal personen anders is of, wanneer de belastingplicht later aanvangt.

  • 4.

    Een bedrijf dat zich voor het eerst in Leeuwarden vestigt wordt aangeslagen voor 250 kubieke meters afgevoerd water, tenzij al op voorhand duidelijk is dat het aantal af te voeren kubieke meters water meer of minder bedraagt.

  • 5.

    Het tarief voor de eerste aanleg van riolering op openbaar terrein bedraagt bij

    • a.

      aanlegkosten tot maximaal € 2.000 per perceel, per perceel € 732,27;

    • b.

      aanlegkosten van € 2.000 tot € 4.000 per perceel, per perceel € 1098,48;

    • c.

      aanlegkosten van € 4.000 tot € 6.000 per perceel, per perceel € 1841,92

    • d.

      aanlegkosten van meer dan € 6.000 per perceel, per perceel € 2635,28

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Wijze van heffing

De rioolheffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    Het eigenarendeel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.

  • 2.

    Het gebruikersdeel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Het derde en het vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 11 Tijdstip van betaling en betaling in termijnen

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen dertig dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt dat zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de rioolheffing kan kwijtschelding worden verleend voor het eigenaren- en gebruikersdeel woningen. Binnen de kaders van de wet wordt de meest ruimhartige vorm voor de beoordeling van het kwijtscheldingsverzoek gehanteerd.

Artikel 13 Overdracht bevoegdheden door de raad

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het redactioneel aanpassen van deze verordening alsmede het wijzigen van de tarieven die voortvloeien uit hogere regelgeving.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening rioolheffingen Leeuwarden 2021’.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    De "Verordening rioolheffingen Leeuwarden 2020", vastgesteld bij raadsbesluit Leeuwarden van 4 november 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten tot de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2020.

De voorzitter,

De griffier,