Organisatie | Terschelling |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Wet Taaleis Terschelling 2021 |
Citeertitel | Beleidsregels Wet Taaleis Terschelling 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Beleidsregels taaleis Participatiewet Terschelling |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | Nieuwe regeling | 24-11-2020 |
1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
a. college: burgemeester en wethouders van de gemeente Terschelling;
b. belanghebbende: onder belanghebbende wordt mede verstaan het gezin.
Artikel 2.Aantonen kennis Nederlandse taal
1. Bij het indienen van een aanvraag om algemene bijstand heeft de belanghebbende, met de invoering van de Wet Taaleis, middels de inlichtingenplicht van artikel 17 van de Participatiewet, de verplichting om aan te tonen dat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst. Dit kan de belanghebbende doen door het overleggen van documenten, zoals genoemd in artikel 18b, 2e lid van de Participatiewet.
2. Onder een ander document, zoals bedoeld in artikel 18b, 2e lid Participatiewet wordt verstaan:
a. overige documenten, waaruit blijkt dat men de Nederlandse taal op niveau 1Fof A2 beheerst (een diploma inburgering, rapporten of diploma’s van erkende Nederlandse onderwijsinstellingen of taalcursussen);
b. documenten waaruit blijkt dat men is begonnen met een leertraject in het kader van de Wet inburgering of Wet Educatie Beroepsonderwijs (Web) en deze ook daadwerkelijk volgt.
3. Als geen bewijsstukken kunnen worden overlegd en er ten aanzien van de belanghebbende gerede twijfel bestaat omtrent het niveau van de Nederlandse taal kan, voordat een Taaltoets wordt afgenomen, als eerste screening het instrument Taalmeter worden ingezet. De uitslag van de test met de Taalmeter kan, als die een voldoende taalniveau aangeeft, ook worden beschouwd als ander document. Een Taaltoets is dan niet nodig. Geeft de uitslag van de test met de Taalmeter een onvoldoende resultaat dan wordt een Taaltoets afgenomen.
4. Wanneer betrokkene in de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste acht jaren in Nederland heeft gewoond kan ervan worden uitgegaan dat betrokkene gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd. Dit hoeft niet door middel van het overleggen van documenten te worden aangetoond. De leerplichtwet was op dat moment van toepassing.
1. Het college kan binnen 8 weken na ontvangst van de bijstandsaanvraag, en voor het zittende bestand op een nader te bepalen moment, een toets bij de belanghebbende afnemen, indien de belanghebbende niet voldoet aan het bepaalde in artikel 18b, tweede lid van de Participatiewet of niet één van de in artikel 2 genoemde documenten kan overleggen.
2. Er wordt geen Taaltoets afgenomen als:
a. aan de belanghebbende volledige ontheffing is verleend van de arbeidsplicht als bedoeld in artikel 9 van de Participatiewet;
b. is vastgesteld dat de belanghebbende door in de persoon gelegen factoren niet is staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F of A2 machtig te worden (o.a. een gediagnosticeerd leerprobleem);
c. de belanghebbende al diverse malen een taalcursus gevolgd heeft en vastgesteld is door de educatie-instelling dat door in de persoon gelegen factoren belanghebbende niet is staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F of A2 machtig te worden;
d. tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en daarbij is vastgesteld dat de belanghebbende de Nederlandse taal voldoende beheerst;
e. tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, maar ook is vastgesteld dat door in de persoon gelegen factoren belanghebbende niet is staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F of A2 machtig te worden;
f. als vooraf bekend is dat er sprake is van kortdurende bijstand. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen bij seizoenwerkloosheid, op handen zijnde emigratie, bereiken pensioengerechtigde leeftijd of bij een ongeneeslijke terminale ziekte. Verhuizing naar een andere gemeente valt hier niet onder. Onder kortdurende bijstandsverlening is sprake van een bijstandsperiode die naar verwachting minder dan zes maanden duurt;
g. de belanghebbende een ontheffing in het kader van de Wet inburgering is verleend.
1. Als de beheersing van de Nederlandse taal bij de belanghebbende naar het oordeel van het college onvoldoende is voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden en het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid is de belanghebbende verplicht om binnen een door het college te bepalen termijn aan te vangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal.
2. HHet college kan aan de belanghebbende die behoort tot de doelgroep van personen met een geschatte loonwaarde tussen 40% en 80% een taaltraject aanbieden als onderdeel van zijn re-integratie gericht op arbeidsinschakeling.
3. Een taaltraject wordt alleen aangeboden als het niet voldoende beheersen van de Nederlandse taal aantoonbaar een belemmering is voor het verkrijgen, aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.
4. De belanghebbende is zelf verantwoordelijk om de vaardigheden in de Nederlandse taal te verwerven en te bekostigen als:
a. door het college geen taaltraject wordt aangeboden of
b. de belanghebbende weigert het door het college aangeboden taaltraject te volgen.
Door middel van een taalplan toont de belanghebbende aan op welke wijze hij de vaardigheden in de Nederlandse taal gaat verwerven.
Artikel 5.Niet nakomen verplichtingen
1. Als de belanghebbende niet voldoet aan de medewerkingsplicht zoals bedoeld in artikel 17, 2e lid van de Participatiewet, dan geldt het maatregelregime van artikel 18 van de Participatiewet en de Afstemmingsverordening Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ Terschelling 2021
Onder het niet voldoen aan de medewerkingsplicht wordt verstaan: het niet aanleveren van documenten, waarvan van de belanghebbende verwacht kan worden dat hij die documenten wel kan aanleveren en het niet op komen dagen voor het afnemen van de test met de Taalmeter en/ of de Taaltoets.
2. Belanghebbende wordt binnen uiterlijk 8 weken na uitkomst van de test met de Taalmeter, waaruit blijkt dat hij niet of niet in voldoende mate de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst door het college schriftelijk in kennis gesteld van het redelijk vermoeden dat hij niet of in onvoldoende mate de Nederlandse taal beheerst. De belanghebbende wordt dan in de gelegenheid gesteld om de vaardigheden van de Nederlandse taal alsnog te verwerven of de Taaltoets af te leggen.
3. Belanghebbende wordt binnen uiterlijk 8 weken na uitkomst van de Taaltoets, waaruit blijkt dat hij niet of niet in voldoende mate de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst door het college schriftelijk in kennis gesteld van het redelijk vermoeden dat hij niet of in onvoldoende mate de Nederlandse taal beheerst. De belanghebbende wordt dan in de gelegenheid gesteld om de vaardigheden van de Nederlandse taal alsnog te verwerven.
4. Als de belanghebbende zich bereid heeft verklaard om binnen een maand, na de kennisgeving bedoeld in het derde lid, taalonderwijs te volgen wordt van een verlaging van bijstand afgezien. Eveneens wordt van een verlaging afgezien als de belanghebbende alsnog een document als bedoeld in artikel 2 (van deze beleidsregels) overlegt of als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
5. Als de uitkering van de belanghebbende is verlaagd op grond van artikel 18b van de Participatiewet en hij toont aan weer voldoende inspanningen te verrichten om op het gewenste taalniveau te komen, kan het college dit zien als bijzondere omstandigheden van de belanghebbende als bedoeld in artikel 18b, 7e lid, Participatiewet en de verlaging stopzetten. De verlaging stopt dan op de eerste dag van de maand volgend op het moment dat de belanghebbende weer voldoende inspanning verricht om de Nederlandse taal te beheersen.
Artikel 6.Relatie met Wet inburgering
Wanneer belanghebbende begonnen is met een leertraject in het kader van de Wet inburgering, kan dit worden aangemerkt als ‘voldoende inspanning’ van de kant van belanghebbende, zoals bedoeld is in de Wet Taaleis.
Artikel 7.Relatie met de Wet educatie en beroepsonderwijs
Wanneer belanghebbende voor de ingangsdatum van de Wet Taaleis begonnen is met een taaltraject in het kader van de Wet educatie en beroepsonderwijs en dit traject loopt nog, kan dit aangemerkt worden als ‘voldoende inspanning’ van de kant van belanghebbende, zoals bedoeld is in de Wet Taaleis.
Artikel 8.Beoordeling zittend bestand
Bij de beoordeling van de bijstandsgerechtigden die op 31 december 2015 recht hebben op algemene bijstand of die in voldoende mate de Nederlandse taal beheerst houdt het college de volgende prioritering aan:
1ste uitkeringsgerechtigden die niet in Nederland zijn geboren en zich na hun vierde jaar in Nederland hebben gevestigd en die een geschatte loonwaarde hebben van 40% - 80%;
2e. uitkeringsgerechtigden waarvan op basis van de huidige gegevens in het bestand van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noord West Fryslân geen duidelijkheid is over het voldoen aan de vereisten van de Wet Taaleis (1F of A2 niveau) en die een loonwaarde hebben van 40% - 80%;
3e. alle overige uitkeringsgerechtigden die niet in Nederland zijn geboren en zich na hun vierde jaar in Nederland hebben gevestigd. Dit met uitzondering van de uitkeringsgerechtigden waarvan op grond van artikel 3, 2e lid is vastgesteld dat geen Taaltoets hoeft worden afgenomen.
Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien toepassing ervan tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid leidt.
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Wet Taaleis Terschelling 2021.
Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2021.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders op 24 november 2020.