Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Harlingen

Verordening op de heffing en de invordering van de reclamebelasting 2021’

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHarlingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van de reclamebelasting 2021’
CiteertitelVerordening reclamebelasting 2021’
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpVerordening op de heffing en de invordering van de reclamebelasting 2021

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De ‘Verordening reclamebelasting 2019’ van 25 september 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 227 van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

artikel 224 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2021actualisatie

09-12-2020

gmb-2020-342128

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van de reclamebelasting 2021’

 

Gelet op artikel 227 van de Gemeentewet

 

De Raad van de gemeente Harlingen

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 augustus 2019 gezien het advies van de Raadscommissie.

 

Besluit:

De ‘Verordening op de heffing en de invordering van de reclamebelasting 2021’ vast te stellen;

 

Vastgesteld door de raad in zijn vergadering van 9 december 2020

 

, de voorzitter

 

, de raadsgriffier

 

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    Vestiging:

een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 Wet WOZ, of een deel daarvan, dat door één organisatie, instelling of bedrijf anders dan voor woondoeleinden wordt gebruikt;

  • b.

    Openbare aankondiging :

alle tot het publiek gerichte mededelingen (in letters, cijfers, tekens, symbolen, logo’s, of kleuren, of een combinatie daarvan, of een reclamevoorwerp) die erop gericht zijn de belangstelling van het publiek te trekken voor hetgeen wordt aangekondigd;

  • c.

    Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;

  • d.

    Voorziening:

specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen, tonen of vertonen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam reclamebelasting wordt, binnen het gebied zoals nader aangewezen in de bij deze verordening behorende bijlage 1, een directe belasting geheven voor openbare aankondigingen welke zijn aangebracht in of op het pand en zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.

Artikel 3 Belastingplicht

De reclamebelasting wordt geheven van degene die de openbare aankondiging heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie de openbare aankondiging is aangebracht.

Artikel 4 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor:

  • 1.

    openbare aankondigingen door publiekrechtelijke rechtspersonen gedaan in de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak;

  • 2.

    openbare aankondigingen die uitsluitend dienen ten behoeve van de regulering van het verkeer over openbare land- en waterwegen;

  • 3.

    openbare aankondigingen die uitsluitend het openbaar belang dienen;

  • 4.

    openbare aankondigingen van kerkgenootschappen, scholen en politieke partijen;

  • 5.

    openbare aankondigingen die zonder commercieel oogmerk aanwezig zijn in het kader van en voor de duur van activiteiten van culturele, sociale kerkelijke of soortgelijke aard of voor braderieën.

  • 6.

    openbare aankondigingen die zijn gedaan in verband met de verhuur of de verkoop van bedrijfs- of woonruimten indien deze aanwezig zijn aan of op de te verkopen of te verhuren ruimte of zaak;

  • 7.

    natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en geen commercieel belang hebben bij een aankondiging;

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar een vast bedrag voor één of meerdere openbare aankondigingen per vestiging of bouwwerk, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

  • 2.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt eveneens als één vestiging of bouwwerk aangemerkt, meerdere onroerende zaken, bouwwerken of delen daarvan, die direct naast elkaar gelegen zijn en tezamen worden gebruikt door één belastingplichtige en waarbij één naam gevoerd wordt.

  • 3.

    Indien dezelfde belastingplichtige een aantal niet naast elkaar gelegen vestigingen, bouwwerken of gedeelten, waarop openbare aankondigingen zijn aangebracht, in gebruik heeft, worden deze aangemerkt als afzonderlijke vestigingen.

Artikel 6 Belastingtarief

Het tarief bedraagt voor het hebben van één of meerdere openbare aankondiging per vestiging:

  • 1.

    In tariefgebied A van het centrum van Harlingen € 276,00;

  • 2.

    In tariefgebied B van het centrum van Harlingen € 192,00.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid van dit artikel geldt dat ingeval de gemeente is gemachtigd tot automatische incasso, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden van dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reclamebelasting.

Artikel 13 Overgangsrecht

De ‘Verordening reclamebelasting 2019’ van 25 september 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening reclamebelasting 2021’.

 

 

Bijlage 1. Behorende bij de Verordening Reclamebelasting 2021

 

 

Toelichting op de Verordening reclamebelasting 2021

 

A. ALGEMEEN DEEL

Wettelijke grondslag en doel van de verordening

Artikel 227 van de Gemeentewet biedt de wettelijke basis voor de heffing van reclame-belasting. Reclamebelasting kan worden geheven over openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Voor de belastingheffing is het voldoende dat er sprake is van een tot het publiek gerichte aankondiging, met het doel de aandacht van het publiek te trekken. Door openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg te belasten, kan de gemeente het gebruik van reclame-uitingen reguleren.

De reclamebelasting is lange tijd slechts door een beperkt aantal gemeenten geheven, maar staat de laatste jaren weer meer in de belangstelling. Reden hiervoor is dat steeds vaker ondernemersverenigingen gemeenten vragen de belasting in te voeren. Het is een algemene belasting waarvan de opbrengsten vrij besteedbaar zijn. De opbrengst van de heffing valt volledig toe aan de algemene middelen. De verantwoordelijkheid voor de besteding van deze middelen ligt bij de gemeenteraad. Met de opbrengst kan ook een ondernemersfonds worden gevoed. De ondernemersvereniging financiert daarmee verbeteringen en/of voorzieningen in bijvoorbeeld een winkelgebied of op een bedrijventerrein. Door vanuit de heffing van de reclamebelasting dit fonds te financieren, wordt zogenaamd free riders-gedrag voorkomen.

 

Besteding van de opbrengsten uit de reclamebelasting; de Harlinger situatie

Binnen de gemeente Harlingen wordt met de opbrengsten uit de reclamebelasting het ondernemersfonds gevoed. Dit fonds wordt beheerd door de vereniging Ondernemend Harlingen. De vereniging is belangenbehartiger voor alle ondernemers uit Harlingen en de directe omgeving van Harlingen. Het ondernemersfonds is ondergebracht in een Stichting Ondernemersfonds. Het bestuur van de stichting bestaat uit leden van de Ondernemend Harlingen en wordt benoemd door het bestuur van Ondernemend Harlingen.

Ondernemend Harlingen stelt de gelden uit het ondernemersfonds, die via de reclame-belasting zijn verkregen, onder meer beschikbaar voor evenementen/activiteiten die in de binnenstad van Harlingen worden georganiseerd. (Ondernemers)verenigingen en stichtingen of andere collectieven die opereren in het belang van de binnenstad kunnen subsidie aanvragen bij het Ondernemersfonds voor het houden van evenementen in de binnenstad van Harlingen. In de criteria die Ondernemend Harlingen hanteert voor subsidieaanvragen wordt expliciet een relatie gelegd met de toegevoegde waarde die de activiteit en/of het evenement moet hebben voor de binnenstad c.q. het heffingsgebied.

Daarnaast draagt Ondernemend Harlingen zorg voor diverse voorzieningen die de belevingswaarde van de openbare ruimte van de binnenstad versterken en daarmee bijdragen aan de aantrekkelijkheid ervan voor bezoekers en eigen inwoners. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het plaatsen van bloembakken, aanbrengen van versieringen en sfeerverlichting bij diverse gelegenheden, het plaatsen van kerstbomen, e.d. Ook worden promotionele activiteiten, gericht op het versterken van het imago van Harlingen, geïnitieerd.

Uit de jaarrekeningen 2019 van de Stichting Ondernemersfonds Harlingen blijkt welke activiteiten in dat jaar zijn gesubsidieerd met opbrengsten uit de reclamebelasting. Het betreft activiteiten en/of evenementen die zich in de binnenstad hebben voorgedaan. Deze zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Evenementen/activiteiten 2019

 

Straatfestival Harlingen

Sunday Funday

Oldtimerrally

Vlootdagen

Visserijdagen

Winteraktie

Lanenkaatsen

Zomermarkten

Sinterklaasintocht

Zondag Matinee

Klein Amsterdam

Streetart

Zoutsloter Kerstmarkt

Anton Wachter Prijs

Koningsdag

Harlingen Feestweek

Steegjesloop

Sinterklaassprookje

Schilderdag

Modeshow

Lichtjestocht

 

(bron: Jaarrekening 2019 Stichting Ondernemersfonds Harlingen)

 

B. INHOUDELIJK DEEL

 

De verordening in het kort

In de verordening is de heffing van de reclamebelasting beperkt tot een deel van het gemeentelijk grondgebied (artikel 2 van de verordening). Het heffingsgebied beslaat de binnenstad van Harlingen dat is aangeduid op een kaart, die als bijlage 1 bij de verordening is gevoegd een daarvan onderdeel uitmaakt.

Het heffingsgebied is voor de tarifering verdeeld in twee zones. Ook deze zones zijn op de kaart in bijlage 1 weergegeven. Het tarief voor zone A bedraagt € 276,- per belastingtijdvak, voor zone B is dit € 192,- (artikel 6 van de verordening). Het tarief is een zogenaamd eenheidstarief. Er wordt geen onderscheid gemaakt naar grootte van de reclame-uiting, maar het betreft een vast tarief per aanduiding.

 

Verantwoording keuze heffingsgebied

In de verordening is enkel de binnenstad van Harlingen als heffingsgebied aangewezen. Dit gebied is weergegeven op de kaart die in bijlage 1, behorende bij de verordening, is opgenomen. Buiten de binnenstad wordt geen reclamebelasting geheven. De keuze voor deze beperking van het heffingsgebied vloeit voort uit de wensen van een groot deel van de ondernemers in Harlingen. In het verleden is gebleken dat onder ondernemers onvoldoende draagvlak bestond voor een gemeente breed ondernemersfonds voor Harlingen. Een dergelijk fonds voor enkel de binnenstad bleek wél kans van slagen te hebben. De gemeente is vervolgens verzocht om reclamebelasting in te voeren in de binnenstad en de opbrengsten hiervan in een ondernemersfonds te laten vloeien.

Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat het de raad vrij staat om de opbrengst van de geheven reclamebelasting te besteden aan activiteiten en/of voorzieningen binnen een bepaald (beperkt) gedeelte van zijn grondgebied. Voorwaarde hierbij is echter dat het aannemelijk is dat degenen die profijt kunnen hebben van de opbrengst van de belasting in de heffing worden betrokken. Daarbij is het voldoende dat ondernemingen binnen het afgebakende (heffings)gebied in het algemeen kunnen profiteren van evenementen, activiteiten en/of voorzieningen die bekostigd zijn met de opbrengsten uit de reclamebelasting. Er hoeft dus geen sprake te zijn van een concreet individueel profijt door aanwending van de belastingopbrengsten.

Bij het bepalen van het heffingsgebied is grotendeels aangesloten bij de grenzen van het bestemmingsplan “Binnenstad en Veerhavengebied”(vastgesteld op 6 juni 2013). Het heffingsgebied behelst daarnaast tevens het gebied ten zuiden van de spoorlijn, te weten de Willemshaven en de locatie gelegen op de hoek spoorlijn- Westerzeedijk. Dit gebied ligt direct tegen het hart van de stad en ook hier zijn ondernemingen gevestigd die in algemene zin profijt hebben van de evenementen en activiteiten die via het ondernemersfonds worden bekostigd.

Binnen het aangewezen gebied zal worden gewerkt met twee tarieven. Tariefgebied A bestaat uit het kernwinkelgebied en dit is het gedeelte dat in het bestemmingsplan overwegend is bestemd voor centrumvoorzieningen. In dit gebied zullen de meeste activiteiten en voorzieningen gaan plaatsvinden en kent aldus het hoogste tarief. Dit gebied bestaat uit het blauwe gedeelte van de bij de verordening behorende kaart.

In de schil rondom het kernwinkelgebied, als groene zone op de betreffende kaart aangeduid, komen eveneens centrumbestemmingen en bestemmingen dienstverlening voor, maar ook woon- en maatschappelijke bestemmingen. Deze groene zone licht tegen het hart van de stad. Ondernemers in deze zone profiteren in algemene zin eveneens van de aanwending van de opbrengsten uit de reclamebelasting, maar in mindere mate dat de ondernemers die in de blauwe zone zijn gevestigd.

Geconcludeerd kan worden dat door de opbrengsten in het ondernemersfonds te storten en deze via Ondernemend Harlingen, als beheerder van het fonds, aan te wenden ter bekostiging van diverse activiteiten in het heffingsgebied, de belastingplichtige ondernemers uit de binnenstad in zijn algemeenheid ook het profijt hebben dat deze activiteiten en/of evenementen met zich meebrengen.

 

Verantwoordingtariefdifferentiatie in zones A respectievelijk B

In de verordening is het hanteren van verschillende tarieven in zone A en zone B, zoals die ook in eerdere verordeningen was opgenomen, gehandhaafd. Zoals in het voorgaande reeds is genoemd, wordt onderkend dat de ondernemingen die binnen het heffingsgebied gebied zijn gevestigd, in verschillende mate profijt van de te organiseren evenementen en/of activiteiten ondervinden. Dat gegeven vormt aanleiding om te komen tot een tariefdifferentiatie, al naar gelang de ligging van (groepen van) ondernemingen binnen het afgebakende gebied.

De ondernemers uit zone A, het hart van de binnenstad en tevens kernwinkelgebied, hebben naar verwachting het meeste baat hebben bij de diverse activiteiten en/of evenementen die met belastinggeld worden bekostigd. Het merendeel van deze activiteiten vindt plaats in dit gebied. Daarentegen hebben ook de ondernemers uit de schil om het kernwinkelgebied, zone B, profijt van de betreffende activiteiten en/of evenementen, zij het in mindere mate dan de ondernemers in zone A. Dit deel van het heffingsgebied grenst direct aan het kernwinkelgebied, waardoor bezoekers van de activiteiten en/of evenementen veelal ook dit deel van de binnenstad zullen bezoeken. Dit bezoek kan doelgericht zijn vanwege de nabijheid van ondernemingen in deze zone. Maar het bezoek kan ook spontaan ontstaan bij het doorkruisen van dit deel van de binnenstad, onderweg naar of van het hart van de stad waar de meeste activiteiten plaatsvinden.

Uit de lijst met activiteiten en/of evenementen van 2019 kan worden afgeleid dat deze alle binnen zone A plaatsvinden en een deel daarvan tevens in zone B. Om die reden is gekozen voor een tariefdifferentiatie. Door het hanteren van twee verschillende tarieven, wordt het verschil in profijt redelijkerwijs tot uitdrukking gebracht.

Er is gekozen voor een eenheidstarief per zone, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt naar de grootte van de reclame-aanduiding. De reden hiervoor is dat een dergelijk tarief eenduidig en doelmatig is. De hoogte van de tarieven (€ 276,- respectievelijk € 192,- op jaarbasis) is bepaald aan de hand van een begroting die in 2013 door de OH is opgesteld. Deze begroting is als basis gebruikt voor de volgende jaren, waarbij natuurlijk wel bijstellingen hebben plaatsgevonden ten opzichte van het startjaar. De opbrengsten zijn niet ieder jaar gelijk geweest en daarmee is ook rekening gehouden bij de bestedingen. Daarnaast kunnen ook binnen het aangewezen gebied en binnen de twee deelgebieden per jaar verschillende accenten gelegd zijn. Desondanks zullen de voor 2013 gehanteerde tarieven ook gehanteerd worden in de opnieuw vast te stellen verordening