Organisatie | Beemster |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels voor het verstrekken en weigeren van subsidies aan amateurkunstverenigingen |
Citeertitel | Beleidsregels amateurkunst 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | cultuur |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-12-2020 | 01-01-2022 | Nieuwe regeling | 08-12-2020 | 1535910 |
Krachtens de Verordening amateurkunst Beemster 2021 en de op basis hiervan jaarlijks vast te stellen ‘Nadere regels amateurkunst’ kan een basissubsidie worden verstrekt aan amateurkunstverenigingen in Beemster. De hoogte van de basissubsidie wordt berekend door optelling van de volgende subsidiebedragen:
De ‘Nadere regels’ hebben betrekking op instellingen wier activiteiten liggen op het gebied van de amateurkunst en wel op de volgende categorieën:
Theater- en literaire verenigingen
Verenigingen voor beeldende activiteiten
Vermogensvorming bij amateurkunstverenigingen
Amateurkunstverenigingen ontvangen een subsidie als bijdrage in de kosten van de door die vereniging bedreven amateurkunst. Het gaat hier om een bijdrage omdat verenigingen in principe de kosten voor activiteiten en het in stand houden van de vereniging zelf moeten dragen. Dit kan door het innen van contributie, sponsoractiviteiten en het heffen van entreeprijzen. Een aantal verenigingen is hierdoor in de loop der jaren in staat geweest een zeker eigen vermogen op te bouwen. Onder eigen vermogen wordt in dit geval verstaan: bestemmingsreserves en algemene reserves.
Het gaat hier om een eigen vermogen dat veelal nodig is voor toekomstige bestedingen als de aanschaf en vervanging van muziekinstrumenten, rekwisieten, inhuur van regisseurs of dirigenten. Bij een beperkt aantal amateurkunstinstellingen is echter geconstateerd dat al een aantal jaren sprake is van een zeker bedrag aan eigen vermogen dat niet afneemt door besteding. Om te bewerkstelligen dat alleen die amateurkunstverenigingen subsidie krijgen die dat ook daadwerkelijk nodig hebben, is het nodig een maximum aan het eigen vermogen in te stellen.
Artikel 4, tweede lid van de Verordening amateurkunst bevat een aantal weigeringsgronden. Eén van deze gronden betreft het weigeren van subsidie aan instellingen die reeds over voldoende gelden, m.n. in de zin van eigen middelen/vermogen, beschikken om daarmee de uit te voeren activiteiten te financieren. Dit blijkt in de praktijk als weigeringsgrond echter onvoldoende houvast te bieden. Er is hiermee immers niet bepaald wanneer sprake is van voldoende eigen vermogen. Dat wordt ingegeven door het feit dat de onder de Verordening amateurkunst vallende verenigingen verschillen in de beoefening van amateurkunst en daarmee ook verschillen in de behoeften voor wat betreft het reserveren van eigen vermogen.
In hoeverre een vereniging moet kunnen beschikken over eigen vermogen hangt samen met de activiteiten die de vereniging beoefent. De verenigingen onder bovengenoemde categorie A en B hebben in verband met de aanschaf van kostbare instrumenten meer vermogensvorming nodig dan de verenigingen in categorieën C tot en met H waarbij het vooral gaat om de inhuur van een professional (bijvoorbeeld een regisseur, dirigent of solist) of rekwisieten. Hiermee rekening houdend stellen wij voor de volgende voorwaarde aan de regeling toe te voegen:
Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van bekendmaking en komen te vervallen op 1 januari 2022.