Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Harlingen

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2021 gemeente Harlingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHarlingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening loonkostensubsidie Participatiewet 2021 gemeente Harlingen
CiteertitelVerordening loonkostensubsidie Particpatiewet 2021 gemeente Harlingen.
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpVerordening loonkostensubsidie Participatiewet 2021 gemeente Harlingen.

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Met de inwerkingtreding van deze verordening houdt de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015 gemeente Harlingen, gemeente Het Bildt, gemeente Leeuwarderadeel, gemeente Franekeradeel, gemeente Menameradiel, gemeente Terschelling, gemeente Vlieland met ingang van 1 januari 2021 op te bestaan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2021Nieuwe regeling

11-11-2020

gmb-2020-331135

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2021 gemeente Harlingen

 

De gemeenteraad van de gemeente Harlingen;

gelet op artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet;

besluit vast te stellen de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2021 gemeente Harlingen.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van 11 november 2020 van de gemeenteraad van de gemeente Harlingen.

De raad voornoemd

 

de griffier,

 

de burgemeester,

 

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harlingen.

  • b.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • c.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

  • d.

    doelgroep loonkostensubsidie: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, Participatiewet);

  • e.

    loonwaarde: vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, Participatiewet);

  • f.

    dienstbetrekking: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking (artikel 6, eerste lid, onderdeel f Participatiewet).

Hoofdstuk 2. Loonwaarde en loonkostensubsidie

Artikel 2. Vaststelling doelgroep

  • 1.

    Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.

  • 2.

    Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:

  • a.

    een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet;

  • b.

    die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen,

  • c.

    en die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

  • 3.

    Het college kan advies inwinnen over het oordeel of de aanvrager tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. De adviseur neemt daarbij de in het tweede lid neergelegde criteria in acht.

Artikel 3. Vaststelling loonwaarde

  • 1.

    Het college gebruikt de in artikel 4 omschreven wijze om de loonwaarde van een persoon vast te stellen.

  • 2.

    Het college kan advies inwinnen over de vaststelling van de loonwaarde van een persoon uit de doelgroep. Men neemt daarbij de in artikel 4 omschreven methode in acht.

Artikel 4. Wijze bepalen loonwaarde

  • 1.

    Het college maakt gebruik van de loonwaarde-methode om de loonwaarde van een persoon te bepalen en bepaalt welke methode wordt gehanteerd.

  • 2.

    De loonwaarde-methode is een objectieve meting van competenties gebaseerd op kennis van werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De definitieve bepaling van de loonwaarde vindt eerst plaats na bedrijfsbezoek. De bepaling van loonwaarde wordt vastgelegd in een schriftelijk rapport met advies.

  • 3.

    Een loonwaarde wordt individueel bepaald als iemand aan 2 criteria voldoet:

  • a.

    de persoon behoort tot de doelgroep;

  • b.

    er is een werkgever die werk tegen een voor die sector vergelijkbaar cao salaris aanbiedt.

  • 4.

    De loonwaarde wordt bepaald aan de hand van het inkomen dat ter beschikking wordt gesteld op basis van de cao van de werkgever, afgezet tegen de prestatiemogelijkheid van de klant om een arbeidsprestatie te leveren.

Artikel 5. Loonkostensubsidie

  • 1.

    Het college bepaalt bij beschikking de loonkostensubsidie nadat de loonwaarde is vastgesteld.

  • 2.

    De loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70% van het wettelijk minimum loon voor de werkgever voor het verschil tussen de loonwaarde en het wettelijk minimum loon gedurende de arbeidsperiode of zoveel korter als het college redelijk acht.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021

Artikel 7. Verhouding met eerder vastgestelde verordening

Met de inwerkingtreding van deze verordening houdt de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015 gemeente < Harlingen, gemeente Het Bildt, gemeente Leeuwarderadeel, gemeente Franekeradeel, gemeente Menameradiel, gemeente Terschelling, gemeente Vlieland met ingang van 1 januari 2021 op te bestaan.

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2021 gemeente Harlingen.

Toelichting

Algemeen

Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet. Overeenkomstig deze bepaling is verplicht bij verordening regels vast te stellen over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde. De regels dienen in ieder geval te bepalen:

  • de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, en

  • de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld.

Het college kan op verzoek of ambtshalve vaststellen wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 10c van de Participatiewet). Personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet).

Heeft het college vastgesteld dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is een werkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het college in beginsel de loonwaarde van die persoon vast (artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet). Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loon-waarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen. Het is niet toegestaan om een subsidieplafond in te stellen. In artikel 10d, vierde lid van de Participatiewet is bepaald dat als een werkgever een dienstbetrekking aangaat met iemand uit de doelgroep loonkostensubsidie, het college deze subsidie moet verstrekken.

 

De loonwaarde is een vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon uit de doelgroep loonkostensubsidie verrichte arbeid in een functie. De loonwaarde wordt vastgesteld naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort . (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet)

In deze verordening gaat het om een andere vorm van loonkostensubsidie dan de vorm van loonkostensubsidie zoals werd verstrekt onder de Wet werk en bijstand (WWB) De loonkostensubsidie zoals beschreven in deze verordening kan uitsluitend worden ingezet als de persoon in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet: mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet. Met dit instrument worden werkgevers gecompenseerd voor de verminderde productiviteit van de werknemer (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 60).

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet zijn vanzelfsprekend ook van toepassing op deze verordening. Hiervan zijn in deze verordening daarom geen begripsomschrijvingen opgenomen. Voor de duidelijkheid zijn een aantal belangrijke wettelijke definities weergegeven: nl.: doelgroep loonkostensubsidie, loonwaarde en dienstbetrekking.

 

Artikel 2. Vaststelling doelgroep

In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve vaststelling is alleen mogelijk bij:

  • personen die algemene bijstand ontvangen;

  • personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdeel b, artikel 35, vierde lid onderdeel b en artikel 36, derde lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA) tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in ar-tikel 10d van de Participatiewet is verleend;

  • personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • personen met een uitkering op grond van de IOAW;

  • personen met een uitkering op grond van de IOAZ.

In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan het college is om vast te stellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de wet is het aan de gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 62). In artikel 2, tweede lid, is vastgelegd welke criteria daarbij in acht genomen worden. Deze cumulatieve criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet. Daarin is immers wettelijk de doelgroep loonkostensubsidie vastgelegd.

Bij de vaststelling of iemand behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie kan het college zich laten adviseren door de een externe organisatie. Het college draagt personen voor die zouden kunnen behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie, de daartoe aangewezen externe organisatie adviseert en neemt daarbij eveneens de in het tweede lid neergelegde criteria in acht. Op basis van het advies beslist het college of iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Als sprake is van een onzorgvuldige totstandkoming van het advies, kan besloten worden het advies niet te volgen.

 

Artikel 3. Vaststellen loonwaarde

In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt. Hiervoor is geen aanvraag vereist. De daartoe aangewezen externe organisatie adviseert het college met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon (tweede lid, van deze verordening). Het college stelt uiteindelijk de loonwaarde van een persoon vast. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

In artikel 4 wordt de methode die het college gebruikt om de loonwaarde van die persoon te bepalen omschreven. Als een dienstbetrekking tot stand komt, verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van artikel 10d van de Participatiewet.

 

Artikel 4. Wijze bepalen loonwaarde

De wijze van bepalen van de loonwaarde wordt in regionaal verband overlegd.

Het systeem van de loonwaardebepaling moet kennis hebben van uitstroom van mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Het systeem heeft een wetenschappelijke basis waarmee voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt een bijdrage wordt verzorgd aan effectieve en efficiënte re-integratie.

Het college zal kiezen voor een betrouwbare methode die de competenties van de werknemer of potentiële werknemer meet. Het systeem dient ervaring en kennis te hebben van functies en arbeidsomstandigheden aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De definitieve bepaling van de loonwaarde vindt eerst plaats na bedrijfsbezoek. De theoretische meting wordt geverifieerd aan de praktijk en/of beoogde werkplek.

 

Artikel 5. Loonkostensubsidie

Het college bepaalt de loonkostensubsidie nadat de loonwaarde is vastgesteld. De loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70% van het wettelijk minimum loon voor de werkgever gedurende de arbeidsperiode of zoveel korter als het college redelijk acht.

 

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2021. De nieuwe verordening gaat onmiddellijk werken voor alle situaties. Vanaf die datum geldt de verordeningsopdracht om regels in de verordening vast te stellen over het bepalen van de loonwaarde.