Organisatie | Simpelveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Simpelveld houdende regels omtrent instructies voor de consulent leerplicht/RMC van Bureau Voortijdig Schoolverlaten Parkstad (Regionale ambtsinstructie voor de consulent leerplicht/RMC van Bureau Voortijdig Schoolverlaten Parkstad 2020) |
Citeertitel | Regionale ambtsinstructie voor de consulent leerplicht/RMC van Bureau Voortijdig Schoolverlaten Parkstad 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Regionale ambtsinstructie leerplicht/RMC Bureau Voortijdig Schoolverlaten Parkstad Limburg 2014.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-08-2020 | nieuwe regeling | 30-06-2020 |
Burgemeester en wethouders van de (gemeente), gelet op artikel 16, lid 4, van de Leerplichtwet 1969, de Wet van 6 december 2001 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van de verplichting voor het bevoegd gezag tot het melden van voortijdig schoolverlaters die niet meer leerplichtig zijn, alsmede van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor het bestrijden van voortijdig schoolverlaten,
besluit vast te stellen de volgende "Regionale ambtsinstructie voor de medewerker Leerplicht/RMC van Bureau Voortijdig Schoolverlaten Parkstad Limburg 2020":
Naast het waarborgen van het recht op onderwijs, op grond van internationale verdragen een taak voor de overheid, heeft de overheid ook een taak om te waarborgen dat de jongeren van dat recht op onderwijs gebruik maken.
Om te borgen dat jongeren van het recht op onderwijs met regelmaat gebruik maken is de Leerplichtwet 1969 (hierna: LPW) van kracht. Deze wet geeft voor het uitoefenen van deze taak een aantal voorschriften. Het is de opdracht aan burgemeester en wethouders van de gemeente om de uitvoering van deze taak mogelijk te maken. De kern van deze taak ligt in het helpen voorkomen van ontsporingen in de schoolloopbaan van kinderen. In de eerste plaats ligt hier een taak voor de ouders en verder uiteraard ook voor de school.
De LPW geeft aan dat burgemeester en wethouders voor een aantal van deze taken bevoegd zijn. Voor een ander deel is de leerplichtambtenaar direct verantwoordelijk. Samen hebben zij de bevoegdheden om op te treden als het misloopt of dreigt mis te lopen in de schoolloopbaan van een jongere. Dit optreden kan gericht zijn op de ouders, de jongere zelf of op het hoofd van de school.
De LPW legt de primaire taken en bevoegdheden van de uitvoering van deze wet gedeeltelijk bij burgemeester en wethouders. De LPW geeft in artikel 16 aan dat voor de uitoefening van die taken één of meer leerplichtambtenaren moeten worden aangewezen. In ditzelfde artikel wordt de grondslag van de ambtsinstructie beschreven, namelijk in artikel 16 lid 4 LPW. Daar staat de opdracht aan het college van burgemeester en wethouders geformuleerd, om de taak en functie van de leerplichtambtenaar te omschrijven in een instructie:
In de ambtsinstructie wordt vermeld hoe de wettelijke taken die aan de gemeente zijn opgelegd moeten worden uitgevoerd (de in de wet verankerde taakstelling). Ook wordt aangegeven met welke instanties en diensten bij de uitvoering van die taken wordt samengewerkt en hoe overleg wordt gepleegd met collega’s van gemeenten in de regio (regionalisering). De instructie voor de leerplichtambtenaar is opgesteld om de gewenste werkwijze met betrekking tot het toezicht op de naleving van de LPW zo duidelijk mogelijk, en toegesneden op de situatie in de regio, vast te leggen. Met het opnemen van een instructie voor de leerplichtambtenaar beoogt de wetgever dat het toezicht op naleving van de LPW een stevigere positie krijgt op de bestuurlijke agenda van de gemeente.
In deze instructie wordt verstaan onder:
bureau Voortijdig Schoolverlaten Parkstad Limburg (hierna Bureau VSV), het bureau, onderdeel van de dienst Economie van de gemeente Heerlen, dat conform de gesloten bestuursovereenkomst, namens burgemeester en wethouders van de gemeenten Beekdaelen, Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Simpelveld en Voerendaal, verantwoordelijk is voor de uitvoering de RMC-wetgeving en het toezicht op de handhaving en naleving van de leerplichtwet 1969;
de consulent leerplicht/RMC: de consulent leerplicht/RMC, in dienst van de gemeente Heerlen met of zonder Bijzondere Opsporingsbevoegdheid, door burgemeester en wethouders van Heerlen, benoemd in de functie van leerplichtmedewerker leerplicht/RMC, die de eed of belofte als bedoeld in artikel 16 van de wet heeft afgelegd, tevens RMC-functionaris, die op grond van de Bestuursovereenkomst inzake regionale samenwerking betreffende de uitvoering en handhaving van de Leerplichtwet 1969 en de Wet houdende regels inzake Regionale Meld- en coördinatiefunctie Voortijdig Schoolverlaters en het te zake genomen mandaatbesluit namens burgemeester en wethouders bevoegd is toezicht te houden op de handhaving en naleving van de leerplichtwet 1969;
de directeur; hoofd in de zin van artikel 1 onder d van de wet, dat wil zeggen degene die met de leiding is belast van de school of instelling; dan wel degene die in opdracht van het bevoegd gezag de opgave van voortijdig schoolverlaten doet als bedoeld in artikel 28 en 28a Wet voortgezet onderwijs (WVO), artikel 47a en 47b Wet op de expertisecentra (WEC) en artikel 8.1.8 en 8.18a Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB).
jongere in kwetsbare positie: een jongere tussen 16 en 23 jaar die onderwijs volgt in praktijkonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs, VMBO-BBL of Entree, of die dit type onderwijs heeft gevolgd en uitgestroomd is (met of zonder diploma); of die medische beperkingen heeft die de schoolgang in de weg staan;
De medewerker leerplicht/RMC draagt er zorg voor dat jaarlijks afstemming plaatsvindt met het onderwijsveld. Het management van de scholen (PO, VO, MBO en (V)SO) in het werkgebied wordt minimaal een maal per jaar geïnformeerd over de werkzaamheden van de consulent leerplicht/RMC. Er wordt gewezen op de aandachtspunten en de afspraken omtrent het melden en vervolgen van verzuim en een toelichting gegeven op de prioriteiten van de consulent leerplicht/RMC, gewijzigde wetgeving etc.
De consulent leerplicht/RMC draagt er zorg voor dat (preventieve) afstemming en deelname aan overleggen plaats vindt met relevante ketenpartners waaronder het onderwijsveld en zorginstanties (bijvoorbeeld via Knooppunten, Centrum voor jeugd en gezin (CJG), Sociale teams of RondeTafelOverleggen). Ketenpartners bespreken jongeren met een complexe problematiek met toestemming van ouders of jongere vanaf 16 jaar. Er wordt, waar nodig met behulp van een gezinsplan afgestemd welke acties vereist zijn en wie welke taken op zich neemt. Ontwikkelingen rondom ondernomen acties worden teruggekoppeld.
Artikel 3. Leerlingenadministratie
(artikel 19 Leerplichtwet; artikel 3 Leerplichtregeling, WVO art 118h,eerste lid))
De gegevens van jongeren die een startkwalificatie halen, verhuisd zijn, 23 jaar worden of overlijden, worden gearchiveerd in het systeem. Op verzoek van de gemeente kan hiervoor een bericht worden verzonden zodat mutaties niet meer via de BRP aangeleverd worden. Indien de gemeente dit verzoekt, zal zij een 2-wegkoppeling inrichten voor het berichtenverkeer.
Op verzoek van de deelnemende gemeente voert de administratief medewerker taken uit in het kader van Handle wit Care. Dit is een werkwijze waarbij de politie een signaal (mail) geeft als zij een interventie voor huiselijk geweld hebben uitgevoerd, de administratief medewerker van Bureau VSV zet dit signaal zo snel als mogelijk door naar de betreffende school van de leerling. Dit signaal bevat geen inhoudelijke informatie en wordt niet geregistreerd in het leerlingdossier.
Artikel 5. Controle absoluut verzuim
(artikel 19 Leerplichtwet; artikel 3 Leerplichtregeling)
De administratief medewerker controleert aan het begin van het schooljaar en daarna maandelijks of alle leerplichtigen en kwalificatieplichtigen overeenkomstig de bepalingen van de wet als leerling op een school of onderwijsinstelling zijn ingeschreven. Bij een vermoeden van absoluut verzuim wordt een brief verstuurd aan de ouders. In de brief is aangegeven dat binnen 10 werkdagen gereageerd dient te worden. Als wordt terug gemeld dat er wel sprake is van een schoolinschrijving dan wordt dit gecontroleerd. Wanneer er geen reactie is gekomen op een tweede brief en de verdenking van absoluut verzuim blijft bestaan volgt een actie zoals omschreven in artikel 9 van deze instructie (absoluut verzuim).
De administratief medewerker bureau VSV onderzoekt of de voortijdig schoolverlater reeds in beeld is bij een consulent van bureau VSV. Zo niet, neemt de consulent leerplicht/RMC contact op met de jongere middels brief, berichtjes, telefoon, of gaat op huisbezoek, om na te gaan waarom de jongere is uitgevallen, wat de dagbesteding is, of de jongere terug naar school geleid kan worden, of dat hulp nodig en gewenst is. In het laatste geval wordt een plan van aanpak gemaakt zoals omschreven in artikel 16 van deze instructie (bestrijden voortijdig schoolverlaten en monitoren van jongeren in een kwetsbare positie).
Tegenover een bericht van afschrijving van de ene school staat voor jongeren tot 18 jaar zonder startkwalificatie een bericht van inschrijving van een andere school. Als deze registratie niet sluitend is, volgt in eerste instantie contact met de school die de afschrijving (zonder kennisgeving van bestemming) gemeld heeft. Wanneer deze geen duidelijkheid kan geven wordt schriftelijk of telefonisch contact gezocht met de ouders van de jongere.
Artikel 6. Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden
(artikel 14, derde lid, tweede volzin Leerplichtwet)
De consulent leerplicht/RMC bevestigt de ontvangst van een aanvraag terstond aan de ouders en vermeldt in de ontvangstbevestiging de termijn waarbinnen de consulent leerplicht/RMC een besluit zal nemen. Indien het een aanvraag is die niet meer dan 10 schooldagen betreft wordt deze doorgezonden naar het hoofd van de school om een besluit te nemen en worden ouders geïnformeerd dat de aanvraag is doorgestuurd, conform artikel 2.3 Algemene wet bestuursrecht.
Een afschrift van de brief aan de ouders wordt aan de betreffende directeur van de school gezonden. Indien de periode tussen de ontvangst van de aanvraag en de aanvang van het gevraagde verlof korter is dan de termijn die redelijkerwijs nodig is om tot een besluit te komen, deelt de consulent leerplicht/RMC dit bij de ontvangstbevestiging aan de ouders mee en wijst hij de ouders op de mogelijkheid dat de ouders de wet overtreden indien de aanvraag niet of niet geheel wordt gehonoreerd.
Bij de beoordeling van een aanvraag van meer dan tien dagen, controleert de consulent leerplicht/RMC of er sprake is van omstandigheden die buiten de wil of invloedsfeer van de ouder of de leerling zijn gelegen, zoals familieomstandigheden, medische of sociale indicatie. De medewerker leerplicht/RMC neemt een beslissing en deelt deze schriftelijk mee aan de ouders. Een afschrift van de brief aan de ouders wordt aan de betreffende directeur van de school of instelling gezonden.
De consulent leerplicht/RMC kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de behandeling en beoordeling van een aanvraag verlof te verlenen wegens andere gewichtige omstandigheden voor een periode van tien schooldagen of minder. Indien de consulent leerplicht/RMC een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de consulent leerplicht/RMC de beslissing op de aanvraag mee.
De consulent leerplicht/RMC kan aan de directeuren van de betrokken scholen en/of instelling(en) gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot aanvragen voor verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor tien schooldagen of minder, met het oog op het bevorderen van de rechtsgelijkheid.
Artikel 7. Relatief verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren
(artikelen 2, lid 1, 4a, 21, 21a en 22 Leerplichtwet)
De meldingen van schoolverzuim worden ontvangen door de administratief medewerker. Jongeren die onderwijs volgen aan het voortgezet onderwijs, het middelbaar beroeps onderwijs, primair onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs worden gemeld via DUO. Jongeren die onderwijs volgen aan het niet –bekostigd onderwijs worden gemeld middels een kennisgeving (vermoedelijk) ongeoorloofd schoolverzuim. Er wordt een leerlingdossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd in het reeds aanwezige leerlingdossier. De verzuimmelding wordt toebedeeld aan de verantwoordelijke consulent.
Binnen een week meldt de consulent via DUO, welke acties er naar aanleiding van de kennisgeving worden ondernomen. Voor jongeren die onderwijs volgen aan het niet-bekostigd onderwijs meldt de consulent binnen een week aan de schoolinstelling welke acties er naar aanleiding van de kennisgeving worden ondernomen. De consulent leerplicht/RMC neemt binnen vijf werkdagen contact op met de betrokken medewerker, indien in de melding is aangegeven dat actie gewenst is. Indien in de melding is aangegeven dat actie niet gewenst is, kan de consulent leerplicht/RMC aan de hand van de melding of het dossier besluiten een onderzoek te starten. Indien hiertoe geen aanleiding is, wordt de kennisgeving ter kennisname aangenomen en wordt er geen verdere actie ondernomen.
De consulent leerplicht/RMC zoekt na ontvangst van een melding of kennisgeving onverwijld contact met de ouders en of de jongere, stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het gemelde verzuim te geven en informeert hen over de procedures en eventuele consequenties. Dit kan schriftelijk, conform stap 4 uit route A uit de Methodische aanpak schoolverzuim. Indien het verzuim een kind jongere dan 12 jaar betreft, worden altijd de ouders betrokken. Indien het verzuim een jongere van 12 jaar of ouder betreft, zoekt de consulent leerplicht/RMC ook contact met de jongere zelf. Indien het verzuim een jongere van 16 jaar of ouder betreft, wordt in eerste instantie contact gelegd met de jongere.
Indien er daadwerkelijk sprake is van ongeoorloofd verzuim heeft de consulent leerplicht/RMC een gesprek met de ouders/leerling. De consulent leerplicht/RMC maakt een verslag van het gesprek. De consulent leerplicht/RMC verstrekt aan de ouders en/of de jongere op hun verzoek een kopie van het gespreksverslag. De gemaakte gespreksverslagen worden opgenomen in het leerling dossier.
De consulent leerplicht/RMC draagt zorg voor terugkoppeling in het Multi Disciplinair Overleg van de school van zijn handelswijze, vorderingen in het onderzoek naar het vermeende verzuim of afspraken met de jongere, voor zover deze bekend zijn bij hem en alleen wanneer de jongere al in het MDO besproken is.
Indien de leer- of kwalificatieplichtige jongere 4 weken of langer niet naar school gaat, meldt de consulent leerplicht/RMC de jongere aan op de thuiszittersregistratie van het samenwerkingsverband en wordt gezamenlijk in het knooppunt een oplossing gezocht. Indien een jeugdige korter thuis zit, maar er lijkt geen snelle oplossing te zijn, kan de jeugdige al eerder worden aangemeld in de thuiszittersregistratie.
De consulent leerplicht/RMC draagt er zorg voor dat een kennisgeving van verzuim binnen een zo kort mogelijke periode wordt afgehandeld. De hoogste prioriteit ligt bij het beëindigen van de verzuimsituatie. Ter afronding van de afhandeling zendt de consulent leerplicht/RMC in ieder geval een schriftelijk bericht aan degene die de kennisgeving heeft gedaan, de ouders en, wanneer het een jongere van 12 jaar of ouder betreft, ook aan de jongere zelf. De consulent leerplicht/RMC doet mededeling (mondeling of schriftelijk) van de afhandeling aan anderen die bij de verzuimsituatie zijn betrokken. Voor een inhoudelijke teugkoppeling dient er toestemming te zijn verleend door de ouders of de leerling vanaf 16 jaar. De consulent leerplicht/RMC sluit de melding af bij het verzuimloket van de DUO.
Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, dan kan de consulent leerplicht/RMC een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank zoals omschreven staat in artikel 22 van deze instructie. Indien de medewerker leerplicht/RMC voornemens is om een melding bij de Sociale Verzekeringsbank te doen, dan roept hij ouders en jongere vanaf 16 jaar op voor een gesprek, waarbij hij betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een melding te doen bij de Sociale Verzekeringsbank.
Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat er geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de jongere die tevens voldoet aan de criteria voor verwijzing naar Bureau Halt, dan kan de consulent leerplicht/RMC, besluiten tot een verwijzing naar Bureau Halt. Indien de consulent leerplicht/RMC die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar besloten heeft over te gaan tot Haltverwijzing, dan roept hij ouders en jongere vanaf 12 jaar op voor een gesprek, waarin hij toestemming vraagt aan de ouders (voor de jongere tot 16 jaar) en jongere om door te verwijzen naar Bureau Halt. De consulent leerplicht/RMC stel middels een verkort proces-verbaal een Haltverwijzing op. De jongere ondertekent de Haltverwijzing en geeft daarmee zijn toestemming. Aan de jongere en ouders wordt een brief gestuurd met verwijzing naar Halt. In deze brief staan ook de consequenties bij het niet nakomen van de afspraken beschreven. De consulent leerplicht/RMC stuurt de Halt-verwijzing naar Halt. De consulent leerplicht/RMC licht de school in over de verwijzing en over de afloop van de Haltstraf.
Bij een negatieve afdoening van de Haltstraf maakt de consulent leerplicht/RMC die tevens bevoegd is als buitgewoon opsporingsambtenaar een proces-verbaal op, nadat er overleg is geweest met het Openbaar Ministerie.
Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat er geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, en komt deze jongere niet meer in aanmerking voor een verwijzing naar Bureau Halt, dan maakt de consulent leerplicht/RMC die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar proces-verbaal op van zijn bevindingen en zendt dit naar de officier van justitie. Indien hij voornemens is proces-verbaal op te maken, roept de consulent leerplicht/RMC de ouders en de jongere van 12 jaar of ouder op voor een verhoor, waarbij hij de betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een proces-verbaal op te maken. Het opmaken van een proces-verbaal en een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank kan gelijktijdig, maar ook volgend op elkaar plaatsvinden.
De consulent leerplicht/RMC kan aan het college een voorstel doen tot het opleggen van een last onder dwangsom indien hij van mening is, gezien de achtergrond en de aard van de verzuimsituatie, dat deze maatregel kan leiden tot het opheffen van het verzuim dan wel het voorkomen van herhaling daarvan.
Zodra de consulent leerplicht/RMC kennis neemt van schoolverzuim waarvan niet door een directeur is kennis gegeven, stelt de consulent leerplicht/RMC een onderzoek in naar de reden waarom de directeur het verzuim niet heeft gemeld. Blijkt de directeur onwillig of nalatig in het nakomen van deze verplichting, dan kan de consulent leerplicht/RMC een signaal afgeven bij de Inspectie van het Onderwijs.
De consulent leerplicht/RMC kan aan de directeur gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim, met het oog op het bevorderen van een effectief verzuimbestrijding beleid en de rechtsgelijkheid. De consulent leerplicht/RMC kan directeuren verzoeken om eerder een kennisgeving van verzuim in te dienen dan de wet voorschrijft indien dat doelmatig is met het oog op de verzuimbestrijding.
Artikel 8. Verzuim jongeren van 18 jaar of ouder
(artikelen 28a Wvo, 47b Wec en 8.1.8a Web)
Conform de afspraken in het verzuimconvenant MBO, regio 39 neemt de consulent contact op met de melder indien in de melding is aangegeven dat actie gewenst is. Indien in de melding is aangegeven dat actie niet gewenst is, kan de consulent leerplicht/RMC aan de hand van de melding of het dossier toch besluiten een onderzoek te starten. Indien hiertoe geen aanleiding is, wordt de melding ter kennisname aangenomen en wordt er geen verdere actie ondernomen.
Artikel 9. Absoluut verzuim van leer- en kwalificatieplichtige jongeren
(artikelen 2, lid 1, 3, 4a en 4b Leerplichtwet)
Indien blijkt dat een leerplichtige en kwalificatieplichtige jongere niet als leerling is ingeschreven zonder dat daarvoor een grond voor vrijstelling aanwezig is, onderzoekt de administratief medewerker leerplicht/RMC onverwijld, doch ten hoogste binnen vijf werkdagen, of wegens een administratieve onvolkomenheid een bericht van inschrijving ontbreekt. (zie ook artikel 5 lid 4 van deze instructie)
Indien niet is gebleken dat sprake is van een administratieve onvolkomenheid, zoekt de consulent leerplicht/RMC onverwijld, doch ten hoogste binnen vijf werkdagen, contact met de ouders en stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het achterwege blijven van een inschrijving te geven. Ouders kunnen worden uitgenodigd om op gesprek te komen. Indien het een jongere betreft die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, zoekt de consulent leerplicht/RMC tevens contact met de jongere.
Indien de ouders is aangeraden in het gesprek om de jongere in te schrijven dan wel een andere actie op te volgen, wordt binnen vijf werkdagen gecontroleerd of hier inderdaad gehoor aan is gegeven. Als het advies is opgevolgd wordt dit verwerkt in het dossier. Is het advies niet opgevolgd, en is dit verwijtbaar aan de ouders, dan volgt in principe een proces-verbaal en, bij 16- of 17-jarigen, een melding aan de Sociale Verzekeringsbank.
De consulent leerplicht/RMC kan aan het college een voorstel doen tot het opleggen van een last onder dwangsom indien hij van mening is, gezien de achtergrond en de aard van de verzuimsituatie, dat deze maatregel kan leiden tot het opheffen van het verzuim dan wel het voorkomen van herhaling daarvan.
Artikel 10. Kennisgeving in- en afschrijvingen, (dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtigen (met inbegrip van verwijdering)
(artikel 18, eerste lid, Leerplichtwet, artikelen 28 en 118h WVO, artikel 47a 162b WEC of artikel 8.1.8 en
De kennisgevingen van een (voorgenomen) beslissing tot verwijdering van een leerling, de kennisgeving van afschrijving en de melding van voortijdig schoolverlaten worden door de medewerker VSV ontvangen. Er wordt een leerlingdossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd in het reeds aanwezige leerlingdossier.
Artikel 7, leden 2 tot en met 13, zijn van overeenkomstige toepassing.
Zodra de consulent leerplicht/RMC kennisneemt van verwijdering of van voortijdig schoolverlaten van een jongere die niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen is gemeld, stelt de consulent leerplicht/RMC een onderzoek in naar de oorzaak hiervan. Als de directeur onwillig of nalatig is in het nakomen van deze verplichting, dan roept de consulent leerplicht/RMC de directeur op voor een gesprek en maakt hij een dossier (van bevindingen) op. De consulent leerplicht/RMC beslist of het dossier ter signalering aan de Inspectie van het onderwijs wordt gestuurd (bij overtreding van artikel 18 Leerplichtwet) dan wel een bericht van zijn bevindingen aan de inspecteur van de desbetreffende school of instelling (bij het niet nakomen van de verplichtingen krachtens artikel 28 WVO, artikel 47a WEC of artikel 8.1.8 WEB).
De consulent leerplicht/RMC kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de aanpak van het voorkomen van verwijdering of voortijdig schoolverlaten van een bij de school ingeschreven jongere. Indien de consulent leerplicht/RMC een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de consulent leerplicht/RMC mee op welke wijze hij met het advies omgaat.
Artikel 11. Vervangende leerplicht
(artikelen 3a en 3b Leerplichtwet)
Blijkt aan de consulent leerplicht/RMC dat een jongere vermoedelijk in de omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3a dan wel 3b van de wet, dan draagt de consulent leerplicht/RMC er zorg voor dat de noodzakelijke gesprekken met betrekking tot het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de praktijktijd (artikel 3a) dan wel arbeid van lichte aard (artikel 3b) binnen 10 werkdagen worden gevoerd.
De consulent leerplicht/RMC draagt er zorg voor dat de afspraken die in de gesprekken worden gemaakt schriftelijk worden vastgelegd. Hij draagt er zorg voor dat de vastgelegde afspraken in het leerlingdossier worden opgenomen en hij draagt er zorg voor dat degenen die betrokken zijn bij het ontwerpen van het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de inrichting van de praktijktijd dan wel de arbeid van lichte aard binnen vijf werkdagen over de gemaakte afspraken worden geïnformeerd.
Artikel 12. Vrijstelling van leerplicht wegens het volgen van ander onderwijs
(artikel 4a en 15 Leerplichtwet)
Indien een 17-jarige in dienst wil treden bij defensie, levert hij/zij aan de consulent leerplicht/RMC een kopie van de aanstellingsbrief bij Defensie, waarin Defensie verklaart dat de 17- jarige bij Defensie in dienst is en voor welke functie hij/zij is bestemd1. In de aanstellingsbrief wordt de 17-jarige opgedragen een kopie van de aanstellingsbrief bij de afdeling leerplicht van zijn/haar woongemeente in te leveren.
De consulent leerplicht/RMC stuurt de vrijstellingsbrief aan de betrokkene en zijn/haar ouders en een kopie aan het Dienstencentrum Human Resources2 van Defensie.
Indien de aanstelling bij Defensie van de jongere vóór zijn/haar 18de jaar wordt beëindigd, vermeldt Defensie in de ontslagbrief dat met dit ontslag de grond voor vrijstelling van de leerplicht vervalt, dat de betrokkene zich bij een onderwijsinstelling moet melden voor het behalen van een startkwalificatie en dat Defensie melding doet van dit ontslag aan de afdeling Leerplicht van de woongemeente3.
Artikel 13. Vrijstelling van de inschrijvingsplicht
(artikel 5 aanhef en onder a, b en c, alsmede de artikelen 6, 7, 8 en 9 Leerplichtwet)
De consulent leerplicht/RMC neemt de kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van de wet in ontvangst. Hij zendt de ouders/verzorgers een ontvangstbevestiging waarin hij meedeelt op welke termijn de ouders/verzorgers een bericht zullen ontvangen over de ontvankelijkheid van het beroep op vrijstelling, tenzij de kennisgeving binnen 2 weken na ontvangst wordt afgehandeld.
Indien de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, deelt de consulent leerplicht/RMC aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen indien zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen. Tevens wordt de vrijstelling opgenomen in het vrijstelling register van DUO.
Vrijstelling op medische gronden
Indien nodig wordt tevens advies aan een deskundig arts aangevraagd, bijvoorbeeld via de GGD. De consulent leerplicht/RMC probeert te bewerkstelligen dat indien nodig de aangewezen deskundige binnen 20 werkdagen de jongere onderzoekt en een schriftelijke verklaring over de geschiktheid van de jongere geeft.
Indien de jeugdige is ingeschreven aan een Medisch Kinderdagverblijf (MKD) of Kinderdagcentrum (KDC), wordt verondersteld dat de toets van een onafhankelijk arts al heeft plaatsgevonden. Uitsluitend bij een aanvraag vrijstelling voor de duur van de leerplicht wordt advies van een onafhankelijke deskundige aangevraagd.
Indien een vrijstelling wordt aangevraagd voor een jongere van 15 jaar of ouder, die vanwege medische redenen nog nooit een schoolinschrijving heeft gehad, wordt de vrijstelling verleend tot 18 jaar, conform het niet-opleggen van de kwalificatieplicht bij langdurige zieke kinderen ingeschreven in het speciaal onderwijs.
Vrijstelling vanwege bezwaar tegen richting
Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder b van de wet, dan onderzoekt de consulent leerplicht/RMC de bij de kennisgeving overgelegde bescheiden. In het bericht aan de ouders, bedoeld in het eerste lid, deelt de consulent leerplicht/RMC aan de ouders mee of de ontvangen kennisgeving voldoet aan de eisen zoals bedoeld in art 6 LPW. Hij deelt tevens de gevolgen mee die verbonden zijn aan het niet voldoen aan de eisen van de wet.
Indien de kennisgeving voldoet aan de eisen van art 6 LPW, nodigt hij de ouders uit voor een mondelinge toelichting op het beroep. Hij onderzoekt of de bedenkingen daadwerkelijk de richting van het onderwijs betreffen. Hij gaat na of de jongere eerder op een school of instelling ingeschreven is geweest.
Indien de kennisgeving ook aan de eisen gesteld in artikel 8 LPW voldoet, deelt de consulent leerplicht/RMC binnen 20 werkdagen aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen als zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen. Als gegronde redenen aanwezig zijn voor een langere termijn, dan deelt de consulent leerplicht/RMC deze termijn binnen 20 werkdagen aan de ouders mee.
Vrijstelling vanwege het volgen van onderwijs buiten Nederland
Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder c van de wet, en de omstandigheden zijn van dien aard dat (nog) geen verklaring van de directeur van de buiten Nederland gelegen school of inrichting van onderwijs kan worden overgelegd, dan deelt de consulent leerplicht/RMC aan de ouders mee op welke wijze, en op welk moment, door hen zal moeten worden aangetoond dat de jongere in het buitenland onderwijs geniet.
Artikel 14. Aanwijzing deskundige
Er worden ad hoc of structureel afspraken gemaakt met een (GGD)-arts, pedagoog of psycholoog over de wijze waarop hij of zij een verklaring over de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling betreffende een jongere geeft.
Artikel 15. Bepalen of een onderwijsvoorziening een school is in de zin van de Leerplichtwet
(artikel 1a, 1 lid 2, 1A1 en 22, lid 4 Leerplichtwet)
Indien ouders aangeven dat zij voldoen aan hun verplichtingen krachtens de Leerplichtwet doordat hun kind gebruik maakt van een niet uit de openbare kas bekostigde of aangewezen onderwijsvoorziening, dan neemt de consulent leerplicht/RMC contact op met de onderwijsinspectie met het verzoek een onderzoek in te stellen en binnen een in het verzoek aangegeven termijn een advies uit te brengen over de vraag of de onderwijsvoorziening kan worden beschouwd als een school in de zin van de Leerplichtwet.
Indien een school niet voldoet aan de criteria van de wet en niet langer een school in de zin van de wet is, stelt de consulent leerplicht/RMC de ouders van de leerlingen van de onderwijsvoorziening binnen 7 dagen schriftelijk op de hoogte van het feit dat de onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in de wet, of verzekert hij er zich van dat de onderwijsvoorziening de ouders daarvan schriftelijk op de hoogte heeft gesteld.
Artikel 16. Het bestrijden van voortijdig schoolverlaten en het monitoren en begeleiden van jongeren in een kwetsbare positie.
(artikel 10 LPW, artikel 118h, tweede lid WVO, artikel 162b, tweede lid WEC, artikel 8.3.2, tweede lid, WEB)
Tevens wordt onderzocht of de zorgketen voldoende sluitend is voor deze jongeren. Zo niet, zorgt de medewerker bureau VSV dat dit signaal wordt neergelegd bij de beleidsafdelingen van de betrokken gemeenten of bij de betreffende ketenpartners. Opgevolgd wordt of dit signaal leidt tot een beleidsbijstelling, en of dit de gewenste gevolgen heeft.
Artikel 18. Melding aan de Raad voor de Kinderbescherming
(artikel 22, lid 5 Leerplichtwet)
Indien de consulent leerplicht/RMC een proces-verbaal tegen de jongere in verband met relatief verzuim aan de Officier van Justitie zendt, zendt hij tevens een afschrift van het proces-verbaal naar de Raad voor de Kinderbescherming. Dit geldt ook voor een recidive proces-verbaal, waar ouders en/of jongere als verdachte zijn opgenomen.
Procesverbalen worden voor zij naar het OM worden verstuurd, besproken in het leerplichtcasusoverleg. Hier wordt met name onderzocht of de voorliggend routes van vrijwillige hulpverlening en zorg voldoende zijn verkend en ingezet.
Artikel 19. Melding aan Veilig Thuis
(artikel 22, lid 5 Leerplichtwet)
Indien de consulent leerplicht/RMC bij een onderzoek komt tot het vermoeden van verwaarlozing van de belangen van een jongere/kind, dient hij te handelen conform de meldcode zoals besproken in artikel 20.
Artikel 20. Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling
(artikel 16 lid 4 sub e Leerplichtwet)
De meldcode bestaat uit 5 stappen. De consulent leerplicht/RMC volgt deze stappen.
Stap 1: In kaart brengen van signalen.
De consulent leerplicht/RMC brengt de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en leg deze vast in het leerlingdossier. Tevens legt de consulent leerplicht/RMC ook de contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. De consulent leerplicht/RMC beschrijft de signalen zo feitelijk mogelijk. Hypothesen en veronderstellingen worden vastgelegd, daarbij wordt uitdrukkelijk opgenomen dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. De consulent leerplicht/RMC maakt een vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht. De consulent leerplicht/RMC vermeldt de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd. Diagnoses worden alleen vastgelegd als ze zijn gesteld door een bevoegde beroepskracht. De consulent leerplicht/RMC doet een kindcheck. De kindcheck valt onder stap 1 van de meldcode en is aan de orde wanneer een volwassene of adolescent in een situatie verkeren die minderjarige kinderen (ernstige) schade kan berokkenen. Er moet onderzocht worden in dat geval in een gesprek met ouders/verzorgers of er (nog meer) kinderen bij ouders/verzorgers wonen en wie er voor hen zorgen. Op basis van deze informatie wordt besloten of er verdere actie ondernomen moet worden door de verdere stappen van de meldcode te zetten.
Indien uit een vertrouwelijk gesprek met een leerling blijkt dat er sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling, dan meldt de consulent leerplicht/RMC dat hij of zij conform de meldcode zal handelen, tenzij er zwaarwegende belangen van de leerling zijn om dit na te laten. Betreffen de signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht, dan meldt de consulent leerplicht/RMC de signalen bij de leidinggevende of de directie. In dat geval zijn de verdere stappen niet van toepassing.
Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van Veilig Thuis.
De consulent leerplicht/RMC bespreekt de signalen met een collega bij voorkeur een consulent leerplicht/RMC lokaal of regionaal. De consulent leerplicht/RMC vraagt zo nodig ook advies aan Veilig Thuis. De consulent leerplicht/RMC legt de uitkomst van de bespreking vast in het leerlingdossier.
Stap 3: Gesprek met de leerling (ouder dan 12 jaar) en ouders.
De consulent leerplicht/RMC nodigt de leerling en ouders uit om de signalen te bespreken. Dit gesprek wordt bij voorkeur door twee medewerkers gevoerd. In het gesprek komen de volgende onderwerpen aan de orde: het doel van het gesprek, de feiten die de consulent leerplicht/RMC heeft vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan. Aan de leerling en ouders wordt gevraagd hierop te reageren.
De consulent leerplicht/RMC komt pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen de consulent leerplicht/RMC heeft gezien, gehoord en waargenomen. De consulent leerplicht/RMC vertelt de ouders wat de vervolgacties (kunnen) zijn. De consulent leerplicht/RMC legt op zorgvuldige wijze de bevindingen van het gesprek vast in het leerlingdossier. Het doen van een melding zonder dat de signalen zijn besproken met de leerling en ouders, is alleen mogelijk als de veiligheid van de leerling, ouders, de consulent leerplicht/RMC of die van een ander in het geding is, of als er goede redenen zijn om te veronderstellen dat de leerling of ouders door dit gesprek het contact zullen verbreken.
Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling.
De consulent leerplicht/RMC weegt op basis van de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek met de leerling en ouders, en na consultatie van een collega bij voorkeur een consulent leerplicht/RMC lokaal of regionaal het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling. De consulent leerplicht/RMC weegt eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. De leerplicht/RMC legt zijn afwegingen vast in het leerlingdossier.
Stap 5: Beslissen aan de hand van afwegingskader
Afweging 1: Is melden noodzakelijk, afweging 2: Is hulpverlening (ook) mogelijk; zelf hulp organiseren of melden. De afwegingen dienen in deze volgorde genomen te worden. De consulent leerplicht/RMC registreert de leerling in de verwijsindex Risicojongeren.
De consulent leerplicht/RMC doet alsnog een melding van zijn vermoeden bij Veilig Thuis als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt of opnieuw begint. Alvorens de consulent leerplicht/RMC een melding doet bespreekt hij deze melding met de leerling(ouder dan 12 jaar) en ouders. In dit gesprek geeft de consulent leerplicht/RMC aan waarom hij van plan is de melding te doen, vraagt de leerling en ouders om een reactie, hoort de eventuele bezwaren op de melding aan en probeert hieraan tegemoet te komen en maakt vervolgens de afweging over de noodzaak en de aard en ernst van het geweld en de noodzaak om de leerling of ouders te beschermen. De consulent leerplicht/RMC legt het gesprek vast in het leerlingdossier.
De consulent leerplicht/RMC geeft bij de melding aan op grond van welke feiten en gebeurtenissen hij of zij hiertoe besloten heeft. Tevens meldt de consulent leerplicht/RMC of er informatie van anderen afkomstig is. De consulent leerplicht/RMC legt de melding vast in het leerlingdossier.
Artikel 21. Melding aan de inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(artikel 23 Leerplichtwet, artikel 5 Leerplichtregeling 1995)
De consulent leerplicht/RMC draagt zorg voor een goede informatieverstrekking aan het districtshoofd van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid met betrekking tot:
Artikel 22. Melding aan de Sociale Verzekeringsbank
(artikel 7 Algemene Kinderbijslagwet)
De consulent leerplicht/RMC kan een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim bij een jongere van 16 of 17 jaar zonder startkwalificatie. Onder ongeoorloofd verzuim wordt verstaan; verzuim van 16 uur of meer in een periode van 4 weken, of niet ingeschreven staan op een school, tenzij er sprake is van een vrijstelling.
Artikel 23. Melding aan de Inspectie van het onderwijs
(artikel 16a Leerplichtwet, toezicht op de directeur /Inspectie van het onderwijs)
Wanneer een consulent leerplicht/RMC, bij de uitoefening van zijn toezichthoudende rol op leerlingen en ouders, tekortkomingen waarneemt bij een school of onderwijsinstelling in de naleving van de Leerplichtwet, informeert en adviseert de consulent leerplicht/RMC de school of onderwijsinstelling, zodat deze zich bewust is van de geldende wettelijke bepalingen, in verband met de diverse maatregelen ten behoeve van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten.
Wanneer een consulent leerplicht/RMC bij een volgend bezoek in het kader van zijn toezichthoudende rol op leerlingen en ouders signaleert dat de school of onderwijsinstelling nog steeds niet voldoet aan de wettelijke bepalingen, dan zal de consulent leerplicht/RMC de school verzoeken om alsnog te voldoen en zal de consulent leerplicht/RMC een schriftelijk signaal afgeven aan de Inspectie van het Onderwijs.
Als de consulent leerplicht/RMC in het kader van toezicht op leerling en ouders, nadat hij/zij de Inspectie van het Onderwijs al een signaal heeft gegeven, opnieuw waarneemt dat een school of onderwijsinstelling in strijd met de Leerplichtwet handelt, doet hij/zij een melding aan de onderwijsinspectie conform de wijze waarop een schriftelijk signaal wordt gegeven zoals omschreven in lid 3 en 4 van dit artikel.
Artikel 24. Jaarverslag leerplicht en effectrapportage VSV
(artikel 25 Leerplichtwet; artikel 118h, zevende lid, WVO, artikel 162b, zevende lid, WEC, artikel 8.3.2, zevende lid, WEB).
De leidinggevende van Bureau VSV verantwoordt het in het schooljaar al dan niet in regionaal verband, gevoerde beleid inzake leer- en kwalificatieplicht, voortijdig schoolverlaten en kwetsbare jongeren en de resultaten daarvan, aan de Stuurgroep Onderwijs/VSV Parkstad, de colleges en de gemeenteraden van Parkstad, door middel van een jaarverslag. Tevens draagt de directeur van het Bureau er zorg voor dat de gegevens voor het jaarlijks aan de minister uit te brengen verslag inzake de omvang en behandeling van het schoolverzuim en de effectrapportage van de bestrijding voortijdig schoolverlaten voor 1 oktober respectievelijk 1 december, volgend op het schooljaar, beschikbaar zijn.
De leidinggevende/medewerker leerplicht/RMC van het Bureau voert het overleg met de instanties en organisaties wier handelen (mede) in het voorstel voor het jaarlijkse verslag aan de orde wordt gesteld. Met betrekking tot de RMC-taken stemt de leidinggevende/medewerker leerplicht/RMC zijn bijdrage aan de verslaglegging af met de andere gemeenten in de RMC-regio.
Artikel 25. Samenwerking in de regio inzake leerplicht en RMC
(artikel 16, lid 4 onder c Leerplichtwet)
De leidinggevende/medewerker van het Bureau voert periodiek (ten minste driemaal per jaar) overleg met de leidinggevenden/medewerkers leerplicht/RMC van de andere gemeenten in de regio over de uitvoering van de taken krachtens de wet en de RMC-wetgeving. De leidinggevende/medewerker van het Bureau neemt zo nodig het initiatief tot het bijeenroepen van het bedoelde overleg. Hij neemt een samenvatting van wat in het overleg is besproken op in zijn voorstel voor het jaarlijkse verslag over het gevoerde beleid.
De leidinggevende/medewerker van het Bureau draagt bij aan een optimaal toezicht op de naleving van de leerplichtwet en de RMC-wetgeving door in het regionale overleg voorstellen in te brengen over onderwerpen waarvoor regionale afspraken bijdragen aan een doelmatige bestrijding van schoolverzuim en/of voortijdig schoolverlaten.
Tot deze onderwerpen behoren in ieder geval:
De consulent leerplicht/RMC pleegt overleg met de consulent leerplicht/RMC van de woongemeente van een jongere indien hij in zijn contacten met scholen, instellingen of instanties bemerkt dat sprake kan zijn van een overtreding van de wet of een bedreiging van de schoolloopbaan van de jongere die niet is ingeschreven in de basisregistratie personengegevens van de gemeente.
Artikel 26. Regionaal programma ter voorkoming voortijdig schoolverlaten
(artikel 118i1 WVO, artikel 162c1 WEC, artikel 8.3.4 WEB)
De medewerker leerplicht/RMC/leidinggevende van het bureau draagt namens het college van burgemeester en wethouders zorg voor een bijdrage aan het regionaal programma met maatregelen ter voorkoming en bestrijding van voortijdig schoolverlaten van jongeren tussen de twaalf en drieëntwintig jaar. Dit regionaal programma wordt eens per 4 jaar vastgesteld en hierover worden afspraken gemaakt met scholen en instellingen als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, instellingen als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs en organisaties die zijn betrokken bij het voorkomen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten. Het programma heeft betrekking op leer- en kwalificatieplichtigen en het volgen van de deelname aan onderwijs en arbeidsmarkt. Het programma heeft betrekking op kwetsbare jongeren en voortijdig schoolverlaters die de leeftijd van drieëntwintig jaar nog niet hebben bereikt.
De medewerker leerplicht/RMC/directeur van het bureau neemt namens het college van burgemeester en wethouders deel aan het regionaal bestuurlijk overleg in de regio met instellingen, scholen en ketenpartners. Dit bestuurlijk overleg besluit over het regionaal programma, de uitvoering en financiering van de daarin opgenomen maatregelen. Bij dit overleg worden in ieder geval de domeinen arbeid en zorg betrokken.
Artikel 27. Samenwerking met diensten en instellingen
(artikel 16, lid 4 onder d Leerplichtwet; artikel 118h, derde lid, WVO, artikel 162b, derde lid, WEC, artikel 8.3.2, derde lid, WEB)
De consulent leerplicht/RMC werkt samen met een of meer van de instellingen, opgenomen in bijlage 1, zo vaak hij dat nuttig en wenselijk acht. Om inzichtelijk te krijgen of jongeren daadwerkelijk aankomen bij een organisatie en verder worden bemiddeld, vervult de consulent leerplicht/RMC een regierol. De consulent leerplicht/RMC controleert of doorverwezen jongeren daadwerkelijk in bemiddeling zijn genomen. Er wordt vastgelegd welke jongeren, waarheen zijn doorverwezen zolang hierbij geen bijzondere persoonsgegevens worden vastgelegd en het gerelateerd is aan (vermoedelijk) ongeoorloofd schoolverzuim, het monitoren en begeleiden van kwetsbare jongeren en/of het bestrijden van (vermoedelijk) voortijdig schoolverlaten.
Artikel 28. Beleidsontwikkeling
De leidinggevende/medewerker van het Bureau draagt er zorg voor dat de ervaringen met de uitvoering van de leerplicht- en RMC-taken binnen het werkgebied van de regio RMC, kwantitatief en kwalitatief, op een systematische wijze worden verzameld en zorgt voor de verwerking hiervan in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijke dan wel regionale beleid.
De leidinggevende/medewerker van het Bureau blijft goed op de hoogte van de regionale, provinciale en landelijke ontwikkelingen die voor de uitvoering van de leerplicht- en RMC taken van belang zijn en zorgt voor de verwerking van die ontwikkelingen in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijke dan wel regionale beleid.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de stuurgroep onderwijs/VSV van 04-03-2020 en de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Simpelveld van 30-06-2020.
Bijlage 1. Diensten en instellingen waarmee wordt samengewerkt4
De consulent leerplicht/RMC voert zo vaak als hij dit voor het uitoefenen van zijn taak nodig acht overleg met:
De consulent leerplicht/RMC raadpleegt zo nodig de sociale kaart van de gemeente.
Toelichting op de instructie consulent leerplicht/RMC
Volgens artikel 16, lid 4 van de Leerplichtwet 1969 is aan het college opgedragen een instructie vast te stellen voor de consulent leerplicht/RMC. Hierin wordt vermeld hoe de wettelijke taken die de gemeente zijn opgelegd moeten worden uitgevoerd. Ook dient aangegeven te worden hoe overleg wordt gepleegd met de leerplichtambtenaren in de omliggende gemeenten en met welke instanties bij de uitvoering van de taken moet worden samengewerkt. Dit heeft tot doel om ervoor te zorgen dat de leerplicht het karakter heeft van maatschappelijke zorg. Bij bureau VSV werkt met een combinatiefunctie, om deze twee functies met elkaar te laten integreren. Gezien de doorlopende leerlijn, de aanpak van voortijdig schoolverlaten en de stimulans om op alle gebieden omtrent leerplicht en voortijdig schoolverlaten steeds meer met de elkaar te gaan samenwerken, is de combinatiefunctie echt een pré in een snelle effectieve aanpak bij de bestrijding van het aantal voortijdig schoolverlaters.
De instructie voor de consulent leerplicht/RMC is opgesteld om de gewenste werkwijze met betrekking tot het toezicht op de naleving van de leerplicht en het beleid op het gebied van voortijdig schoolverlaten zo duidelijk mogelijk, en toegesneden op de situatie in de regio, vast te leggen.
In de instructie zijn weinig tot geen bepalingen opgenomen die in wetgeving zijn opgenomen. De instructie moet dan ook in nauwe samenhang met de wetgeving gelezen worden. Met wetgeving wordt hier niet alleen op de Leerplichtwet en de onderwijswetten gedoeld, maar ook op de andere relevante wetgeving, zoals de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Wetboek van Strafrecht en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Ook de Methodische Aanpak Schoolverzuim is naast de instructie een document dat in samenhang met elkaar gelezen en toegepast dient te worden.
In de instructie wordt de aanduiding ‘consulent leerplicht/RMC’ gebruikt in de zin van artikel 16, lid 1 van de Leerplichtwet: de als zodanig aangewezen functionaris die de eed of de belofte heeft afgelegd.
Een aantal consulenten leerplicht/RMC beschikken over de bevoegdheid als BOA.
De artikelen die gebruikt zijn in de instructie komen niet overeen met de artikelen uit de Leerplichtwet. Bij ieder artikel staat wel genoemd met welke wettelijke artikelen er een relatie is.
In het totale takenpakket van leerplicht zijn werkzaamheden van uiteenlopend niveau en verschillende complexiteit te onderkennen. De werkzaamheden kunnen worden verdeeld over de functies: consulent leerplicht/RMC en administratief medewerker.
Mandaat betekent letterlijk volmacht. Burgemeester en wethouders kunnen rechtstreeks de consulent leerplicht/RMC mandateren. De gemandateerde consulent leerplicht/RMC neemt dus namens burgemeester en wethouders een beslissing. Anders zou hij dit doen als vertegenwoordiger en dan is er sprake van delegeren.
De consulent leerplicht/RMC is in deze instructie gemandateerd voor de artikelen:
Artikel 16 Leerplichtwet, eerste lid, bepaalt: “Het toezicht op de naleving van deze wet anders dan door de hoofden is opgedragen aan burgemeester en wethouders. Zij wijzen daartoe een of meerdere ambtenaren aan.” Het tweede lid van artikel 16 bepaalt dat deze ambtenaren de eed of belofte moeten afleggen voordat zij hun ambt aanvaarden. In de leerplichtregeling 1995 is daartoe in artikel 9 de tekst van de ambtseed opgenomen.
De aanwijzing van ambtenaren in artikel 16, eerste lid, Leerplichtwet betekent dat de consulent leerplicht/RMC toezichthouder is zoals bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb):een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
De bepalingen van de Awb met betrekking tot de toezichthouder, en dus ook de consulent leerplicht/RMC, zijn, kort samengevat, de volgende:
In diverse artikelen van de instructie zijn termijnen opgenomen, met het oog op een goede voortgang van de werkzaamheden. Deze termijnen zijn soms in de wet te vinden. Als dat het geval is, is dat in de artikelsgewijze toelichting aangegeven. De niet in de wet opgenomen termijnen zijn in de tekst van de instructie opgenomen en gelden als termijn van orde.
In artikel 6, lid 15 van de instructie is de bevoegdheid voor de consulent leerplicht/RMC opgenomen om voorstellen aan het college te doen voor het toepassen van last onder dwangsom. Dit bestuursrechtelijke handhavingsinstrument is op het vlak van de leerplichttaken nog niet veel toegepast. Uit jurisprudentie is wel gebleken dat de bevoegdheid daartoe bestaat. Artikel 125 Gemeentewet geeft aan het college de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen, omdat zij krachtens de Leerplichtwet met de handhaving van die wet zijn belast. Artikel 5:32a Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft dan aan het college ook de bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen.
Deze sancties kunnen onder bepaalde omstandigheden effectiever zijn dan de ‘klassieke’ strafrechtelijke sancties (het opmaken van proces-verbaal), vooral wanneer voor voortzetting van de overtreding, dan wel herhaling daarvan, gevreesd moet worden.
Het onderscheid tussen strafrechtelijk optreden en bestuursrechtelijk optreden kan zo getypeerd worden:
In beginsel kunnen het strafrechtelijke en het bestuursrechtelijke optreden naast elkaar bestaan. Daarover bestaat in de juridische literatuur wel overeenstemming. De overtreding van de verplichting tot inschrijving en/of regelmatig schoolbezoek, die krachtens de Leerplichtwet bestaat, is een zogenaamde duurovertreding: elke dag dat de betrokkenen (ouder, leerling) in verzuim blijven, duurt de overtreding voort. Daarom is het opleggen van een last onder dwangsom, die volgens artikel 5:32a, tweede lid Awb ertoe strekt de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel herhaling van overtreding te voorkomen, bij absoluut of relatief verzuim (bijvoorbeeld ernstig luxe verzuim) in principe een passend instrument.
De dwangsom kan tot een hoog bedrag oplopen. Wanneer de overtreders echter niet ruim bij kas zitten, zal dit instrument niet helpen: waar niets is, is niets te halen.
Verder is het goed erop te wijzen dat in artikel 5:32b, derde lid, onder meer staat aangegeven dat het als dwangsom vastgestelde bedrag in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.
Toepassing van de bestuursrechtelijke instrumenten is een taak van het bestuursorgaan, de gemeente. Een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom is een besluit waarop de rechtsbescherming van de Awb van toepassing is. In de instructie is afgezien van het verlenen van mandaat voor deze bevoegdheid. Gezien de relatieve onbekendheid van het toepassen van deze instrumenten in de leerplichtpraktijk, en gezien het karakter ervan, ligt het voorlopig voor de hand om uit te gaan van een collegebesluit in voorkomende gevallen.
2. Artikelsgewijze toelichting
2.1 Toelichting artikel 1-begripsbepalingen
Hier zijn enkele begrippen omschreven die niet in de Leerplichtwet zijn opgenomen, zoals: administratief medewerker en jongere.
In de aangehaalde artikelen wanneer er sprake is van een voortijdig schoolverlater, artikel 28 WVO, artikel 47a WEC en artikel 8.1.8 WEB is het volgende bepaald:
“Het bevoegd gezag doet onverwijld opgave aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de betrokkene woon- of verblijfplaats heeft van de gegevens van degene
In de artikelen 28a WVO,47b WEC en 8.1.8a WEB is opgenomen:
“ Het bevoegd gezag doet onverwijld opgave aan Onze Minister van de gegevens van degene die voldoet aan artikel 28, eerste lid, onderdelen a en b, en die het onderwijs aan de school gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vier weken of een door het bevoegd gezag te bepalen kortere periode zonder geldige reden niet meer volgt.
In het kader van de instructie wordt ervan uitgegaan dat deze taak wordt opgedragen aan een personeelslid van de school, hier aangeduid met de directeur. De ‘echte’ directeur kan deze taken binnen de school of instelling natuurlijk aan een ander opdragen. Mocht twijfel ontstaan over de bevoegdheid van iemand die zo’n melding doet, dan moet het bevoegd gezag uiteraard wel de bevoegdheid van de betrokkene kunnen aantonen.
Het begrip kwetsbare jongere wordt onder andere toegelicht in de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017, waarin in artikel 1.1 onder d wordt aangegeven:
jongere in een kwetsbare positie: jongere die al dan niet met een getuigschrift of een diploma doorstroomt naar de entreeopleiding, basisberoepsopleiding of uitstroomt uit het onderwijs, en afkomstig is uit:
het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, met uitzondering van leerlingen met het uitstroomprofiel dagbesteding;
het praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 5, onder d, van de Wet op het voortgezet onderwijs;
de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;
het leerwerktraject van het vmbo, bedoeld in artikel 10b1 van de Wet op het voortgezet onderwijs,
In het vsv-programma Alle Jongeren aan Boord 2106-2020 voor regio 39 is deze doelgroep uitgebreid met jongeren die uitvallen uit een MBO2 opleiding en met jongeren met medische beperkingen.
2.2 Toelichting artikel 2 Preventie
Voorkomen is beter dan genezen. Daarom zijn in dit artikel een aantal proactieve informatie-instrumenten genoemd. In lid 4 en lid 5 wordt ingegaan op de afstemming tussen de diverse disciplines. Vooral de ketenpartners spelen bij de preventie een belangrijke rol.
Met invoering van de Methodische aanpak Schoolverzuim (maart 2017) is opgenomen dat de consulent leerplicht/RMC zoveel mogelijk conform deze methode handelt. Pas toe of leg uit is het motto van de MAS.
2.3 Toelichting artikel 3 Leerlingenadministratie
Artikel 3, lid 2, leeftijdsgroep in administratie: gekozen is voor een systeem waarbij alle van 0 tot 23 jaar leerlingen in de leerplichtadministratie worden opgenomen. De onderwijsachterstanden.
Aangezien er sprake is van een gecombineerde leerplicht- en RMC-administratie, worden de jongeren tot en met de leeftijd van 22 jaar opgenomen in de leerlingenadministratie. Bij de jongeren waarvan bekend is dat deze al een startkwalificatie hebben behaald, wordt een passende aantekening opgenomen.
Artikel 3, lid 3 en 4: In de basisarchiefcode is wel een wettelijke termijn opgenomen voor het bewaren van gegevens leerplicht, maar geen wettelijke termijn opgenomen voor het archiveren van RMC-informatie. In o.a. de Wet op het Voortgezet Onderwijs art 118h is opgenomen dat de gemeente zorg draagt voor een register van voortijdig schoolverlaters en daarbij gebruik mag maken van de leerplichtadministratie. Om technische redenen kan nog geen onderscheid worden gemaakt in het archiveren van jongeren met of zonder startkwalificatie. Zodra dit wel mogelijk is, zullen jongeren met startkwalificatie vanaf 18 jaar, na 2 jaar gearchiveerd worden. Aangezien er geen wettelijke termijn is, wordt gekozen voor de kortst mogelijke termijn, namelijk 2 jaar na het bereiken van de 23 jarige leeftijd. Eerder is niet mogelijk omdat er nog bestuurlijke en wettelijke verantwoordingen afgelegd moeten worden.
Artikel 3, lid 5, tussentijdse mutaties: om te voorkomen dat leerlingen door verhuizing in de loop van het schooljaar tussen wal en schip raken, en niet aan onderwijs deelnemen, is het van belang om een goed sluitend systeem van de tussentijdse mutaties te hebben.
Dit gebeurt door middel van een beveiligde BRP-koppeling, waar dit nog niet mogelijk is, worden mutatie bestanden aangeleverd door de betreffend gemeente.
De aangifte van verhuizing behoort bij de beheerder van de Basisregistratie Personen (BRP) binnen te komen. Als er sprake is van het ontvangen van een schoolmutatie, kan tevens gecontroleerd worden of de verhuizing op juiste wijze is gemeld. De uitwisseling van deze gegevens is vastgelegd in een verwerkersovereenkomst tussen bureau VSV en de aangesloten gemeenten.
Artikel 3 lid 8 en 9; in de pilotfase van Handle with Care is door een aantal gemeenten gekozen om de uitvoering bij Bureau VSV neer te leggen. Bij deze werkwijze gaat er via Bureau VSV een signaal van de politie naar de school, dat de jeugdige getuige is geweest van een politie-ingrijpen op diens woonadres, bijvoorbeeld vanwege geweldpleging. Er wordt geen inhoudelijke informatie verstrekt. Er vindt geen enkele registratie in het leerlingen dossier plaats.
2.4 Toelichting artikel 4 Leerlingendossier
Uitgangspunt is dat van een leerling een apart dossier gemaakt wordt, in digitale zin, als er sprake is van een vrijstelling, ongeoorloofd schoolverzuim of (dreigende) schooluitval. Voor een groot deel van de leerlingen zal dat nooit het geval zijn, maar deze staan wel opgenomen in de leerlingadministratie in verband met de controle op schoolinschrijvingen. Het dossier wordt in het bijzonder beschermd, wat het gebruik betreft, door de bepalingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Kern van die bepalingen wordt gevormd door:
2.5 Toelichting artikel 5 Controle Absoluut verzuim
Artikel 5, lid 1; indien er geconstateerd wordt dat de gegevens die in de leerlingenadministratie geregistreerd zijn aan de hand van de DUO-mutaties, niet overeenstemmen met de gegevens die op andere wijze worden verkregen, neemt de administratief medewerker contact op om te zoeken waar het verschil vandaan komt. Indien nodig wordt aan DUO gevraagd de gegevens verder te controleren of opnieuw aan te leveren.
Mutaties van in- en afschrijving: op grond van artikel 18 Leerplichtwet moeten de in- en afschrijvingen binnen zeven dagen (lees een week) door de school of instelling worden gemeld aan DUO (Dienst uitvoering onderwijs). Verwijdering van niet-leerplichtigen dient onverwijld plaats te vinden. DUO verstuurt de melding naar de woongemeente van de leerling.
Artikel 5 lid 5 wijziging van school: de procedures bij in- en afschrijving voor scholen zijn in verband met bekostigingsaspecten zodanig dat de nieuwe school niet mag inschrijven zonder bewijs van afschrijving van de oude school. Vanuit leerplichtaspecten (artikel 10 Leerplichtwet) mag de oude school pas uitschrijven als een nieuwe gevonden is. In dit artikellid is aangegeven dat de administratief medewerker hier controle uitoefent. Zo nodig kan in administratieve zin bemiddelend worden gehandeld.
Artikel 5, lid 7 verhuizing: de Leerplichtregeling 1995 schrijft voor dat de “administratieve gegevens” aan de nieuwe gemeente worden toegezonden (artikel 3, tweede lid, Leerplichtregeling 1995). In de praktijk gaat deze administratieve uitwisseling via DUO. Indien er een (actief) dossier is kan wel contact op worden genomen met of door de nieuwe gemeente. De tweede zin van dit lid geeft aan dat niet automatisch het hele leerling dossier wordt doorgestuurd. Daarvoor is contact tussen de consulent leerplicht/RMC van beide gemeenten wenselijk (zogenaamde warme overdracht). Gegevens die in beginsel wel overgedragen moeten worden, zijn veroordelingen (in verband met eventuele recidive) en recente verzuimmeldingen en vrijstellingen (die een rol kunnen spelen bij nieuwemeldingen). Vrijstellingen worden overgedragen door DUO.
2.6 Toelichting Artikel 6 Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden
Artikel 6 heeft betrekking op de bevoegdheid die de consulent leerplicht/RMC geattribueerd (rechtstreeks uit de wet) heeft gekregen: het nemen van een besluit op een aanvraag voor extra verlof wegens “andere gewichtige omstandigheden” voor meer dan 10 schooldagen per schooljaar. Dit aantal schooldagen kan bereikt worden in één aanvraag, maar ook in een paar opeenvolgende aanvragen.
De attributie van deze bevoegdheid brengt met zich mee dat hier geen sprake is van mandaat van een aan burgemeester en wethouders toekomende bevoegdheid. De consulent leerplicht/RMC is hier zelf ‘bestuursorgaan’ in de zin van de Awb. Bij bezwaar zal de consulent leerplicht/RMC dan ook zelf een besluit op bezwaar moeten nemen, na advies van de gemeentelijke bezwarencommissie of de afdeling Juridische Zaken.
Artikel 6, lid 1, ontvangst en termijn voor beslissing: een vaste termijn kan niet worden genoemd, omdat zich gevallen (andere gewichtige omstandigheden) kunnen voordoen waarbij een zeer snel besluit redelijkerwijs gevergd mag worden. Anderzijds, wanneer zo’n grote spoed zich niet voordoet, moet de consulent leerplicht/RMC ook een redelijke termijn kunnen nemen om tot een weloverwogen besluit te komen. Volgens de algemene wet bestuursrecht is een redelijke termijn 8 weken. Als die tijd er niet zou zijn, en de betrokkenen zouden vertrekken voordat het besluit is genomen, dan moet de aanvraag wel verder behandeld worden, maar dient aan de ouders duidelijk gemaakt te worden dat de consequenties voor hun rekening zijn.
Artikel 6, lid 2, onvolledige aanvraag: op grond van artikel 4:5 Awb kan het bestuursorgaan, indien niet tijdig (na een hersteltermijn) een volledige aanvraag voorligt, besluiten om de aanvraag buiten behandeling te laten. De termijn is “ten minste een week, ten hoogste drie weken”, als invulling van de algemene bepaling in artikel 4:5 Awb. In de tweede zin is sprake van een formulier. Hier kan een formulier gebruikt worden waarin de ontvangst van een onvolledige aanvraag wordt bevestigd en waarin is aangegeven (bijvoorbeeld met een aangekruiste passage) welke informatie nog ontbreekt.
Artikel 6, lid 3, horen van de directeur: het is mogelijk gebruik te maken van een formulier waarop de aanvrager zijn aanvraag indient en de directeur tevens zijn mening kan aangeven.
Artikel 6, lid 5, zienswijze jongere: met name wanneer oudere leerplichtigen betrokken zijn, kan het wenselijk zijn om hun eigen zienswijze te vernemen.
Artikel 6, lid 6, plaats van gesprek: om onduidelijkheden te voorkomen, is deze bepaling opgenomen. Het kan bijvoorbeeld efficiënt zijn (en ‘klantvriendelijk’) om de desbetreffende gesprekken op een school te laten plaatsvinden. Over het algemeen worden gesprekken betreffende dit onderwerp gevoerd op kantoor. Ouders kunnen teleurgesteld raken door de afwijzing en dan is het van belang dat de consulent leerplicht/RMC zijn eigen veiligheid garandeert.
Artikel 6, lid 8, beoordeling aanvraag meer dan tien dagen: artikel 11 onder g van de Leerplichtwet 1969 kent de mogelijkheid extra verlof te verlenen wegens andere gewichtige omstandigheden. Dit onderdeel is nader uitgewerkt in artikel 14 van de Leerplichtwet. De hier bedoelde "andere gewichtige omstandigheden" verwijzen naar uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden waarvoor de leerling extra verlof nodig heeft, zodat hiermee een kennelijk onredelijke situatie voorkomen kan worden. Onder "andere gewichtige omstandigheden" vallen situaties die buiten de wil van de ouders en/of de leerling liggen. Daarbij is sprake van een medische of sociale indicatie. Bij een medische of sociale indicatie is een verklaring van een (jeugd)arts van de GGD of een sociale instantie noodzakelijk.
Artikel 5, lid 9, advies over individuele aanvraag: het gaat hier om situaties waar de bevoegdheid tot het nemen van een besluit bij de directeur ligt (verlof voor ten hoogste 10 schooldagen) waarbij deze behoefte heeft aan advies. De consulent leerplicht/RMC kan daarbij ook de rechtsgelijkheid (gelijke gevallen van verschillende scholen) in het oog houden.
In voorkomende gevallen kan extra verlof worden gegeven voor de hierna genoemde periode:
in het buitenland maximaal 5 schooldagen;
Soort bewijs:trouwkaart (indien twijfelachtig kopie trouwakte)
Soort bewijs: doktersverklaring waar ernstige ziekte uit blijkt)
Soort bewijs: rouwkaart (indien twijfelachtig akte van overlijden)
In de volgende gevallen wordt zeker geen extra verlof gegeven:
Artikel 5, lid 10, advies over beleid: het gaat hier over een bevoegdheid van directeuren. Met het oog op rechtsgelijkheid van ouders is het van belang om tot afstemming van het gebruik van deze bevoegdheid te komen. Op basis van een advies kunnen de directeuren elk hun eigen beleidsregels vaststellen voor toepassing van artikel 11 onder g van de Leerplichtwet (verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor ten hoogste 10 schooldagen). Zie ook toelichting op het vorige lid. Bovenstaande richtlijnen zijn opgenomen in een folder over verzuim gewichtige omstandigheden en vakantieverlof die onder de scholen is verspreid, en is ook opgenomen in de handreiking over leerplichtzaken die jaarlijks aan de scholen wordt toegezonden.
Bovengenoemde richtlijn is conform de landelijke afspraken die hierover zijn gemaakt.
2.7 Toelichting artikel 7 Relatief verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren
Artikel 7, relatief verzuim: bij relatief verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere na inschrijving de school niet geregeld bezoekt (artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969).
Bij relatief verzuim van de kwalificatieplicht geldt dat een jongere na inschrijving de school niet geregeld bezoekt (artikel 4a Leerplichtwet 1969). Een jongere die als leerling van een instelling is ingeschreven volgt niet het volledige onderwijsprogramma of een combinatie van leren en werken. Uitgangspunt is dat met het onderwijs alleen of met de combinatie leren en werken een volledige week wordt gevuld (artikel 4c, lid 1 Leerplichtwet 1969).
De Leerplichtwet bepaalt in artikel 21 en 21a dat de school een kennisgeving of een melding van verzuim moet doen aan burgemeester en wethouders. Dit gebeurt, met uitzondering van het particulier onderwijs, via het verzuimloket van DUO. In artikel 22 staat dat de consulent leerplicht/RMC “vanwege burgemeester en wethouders” een onderzoek instelt.
In de instructie is de werkwijze voor de consulent leerplicht/RMC bij dit onderzoek beschreven. Een instructie kan nooit alle mogelijke situaties beschrijven. Hoofdlijn moet zijn dat afwijking van de beschreven werkwijze mogelijk is, mits gemotiveerd, en dus in het dossier terug is te vinden.
Artikel 7, lid 2, vraagt van de consulent leerplicht/RMC dat hij de personen die bij een onderzoek betrokken raken, goed informeert over de procedure en de (mogelijke) consequenties van hun gedrag.
In artikel 7, lid 8, is met de term ‘afhandelen’ bedoeld het tot een (zo) goed (mogelijk) einde brengen van de geconstateerde verzuimsituatie of het ingezette begeleidingstraject.
Artikel 7, lid 8, melding Sociale Verzekeringsbank: wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van de ouders en/of jongere (16 jaar of ouder) dan dient daartegen te worden opgetreden. Dat kan door een melding te doen aan de Sociale Verzekeringsbank, welke de kinderbijslag stop kan zetten. Verdere uitwerking hiervan is beschreven in artikel 17 van de instructie.
Artikel 6 lid 9, Halt-verwijzing: wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven (zonder verdere problematiek) van de kant van een jongere van 12 tot 18 jaar, dan dient daartegen te worden opgetreden. Dat kan één keer door het opmaken van een Halt-verwijzing door een consulent leerplicht/RMC met BOA-bevoegdheid. De jongere en de ouders (bij een jongere tot 16 jaar) dienen voor deze verwijzing toestemming te verlenen. Het betreft hier minder zware problematiek. De jongere ontkomt op deze wijze aan een strafblad na zijn 18de verjaardag, wanneer de Haltstraf positief wordt afgerond.
Wanneer een opgelegde HALT straf niet naar behoren is uitgevoerd en om die reden negatief is afgesloten door bureau Halt kan de consulent leerplicht/RMC, na overleg met het OM alsnog een proces-verbaal opmaken voor de jongere.
Artikel 7, lid 10, proces-verbaal
Ook; wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van de ouders en/of de jongere (12 jaar of ouder), dan dient daartegen te worden opgetreden. Dat kan door het opmaken van een proces-verbaal door een consulent leerplicht/RMC met BOA-bevoegdheid.
In artikel 7, lid 11 wordt de bepaling uit de Leerplichtwet (artikel 22, lid 2: “... dan zendt hij proces-verbaal aan de officier van justitie”) enigszins gerelativeerd om aan te sluiten bij de redelijke praktijk en bij de passage het “... trachten hen te bewegen ...” uit het eerste lid van artikel 22. In de genoemde omstandigheden (én geen kennelijke opzet, én eerste overtreding, én niet meer dan vijf schooldagen verzuim) kan met een serieuze waarschuwing vaak al het beoogde effect bereikt worden.
In artikel 7, lid 12, is de mogelijkheid opgenomen om een last onder dwangsom voor te stellen in gevallen waar ouders volhardend de schoolbezoekplicht overtreden.
Artikel 7, lid 13, andere bron van wetenschap: het is mogelijk dat de consulent leerplicht/RMC op de hoogte raakt van relatief verzuim via een ander kanaal dan de kennisgeving van de kant van de school (het uitgangspunt van de Leerplichtwet). In dit artikellid is beschreven wat de consulent leerplicht/RMC dan te doen staat, en welke maatregel de consulent leerplicht/RMC kan voorstellen jegens een directeur die (verwijtbaar en voortdurend) geen kennisgeving van verzuim doet.
Artikel 7, lid 14 , verzuimbeleid: de consulent leerplicht/RMC kan in een individueel geval en in meer algemene zin een advies geven aan de directeur(en) over het handelen in een bepaalde situatie en het verzuimbeleid in het algemeen. Artikel 21, eerste lid, van de Leerplichtwet geeft de basisregels waarin is aangegeven wanneer melding verplicht is. Er zijn verschillende situaties waarbij eerdere melding wenselijk is.
Denk aan onduidelijke redenen voor afwezigheid zoals: (vage) ziekmelding, bepaalde verzuimpatronen bij jongeren of een situatie waarbij twijfel bestaat aan de effectiviteit van het beleid van de school.
2.8 Toelichting artikel 8 Verzuim 18 plus jongeren
Volgens de wet moeten meldingen van schoolverzuim door de school of onderwijsinstelling worden gedaan na een perioden van 4 weken aaneengesloten afwezigheid. Landelijk, en in de RMC-regio, is de afspraak gemaakt om verzuim van jongeren 18 plus ook te melden bij 16 uur in een periode van 4 weken. Relevant is om hier vast te stellen dat de consulent Leerplicht/RMC geen dwangmaatregelen tot zijn of haar beschikking heeft.
2.9 Toelichting artikel 9 Absoluut verzuim van leer- en kwalificatieplichtige jongeren
Bij absoluut verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven van een school in overeenstemming met de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 (artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969).
Bij absoluut verzuim ten aanzien van de kwalificatieplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven als leerling van een instelling overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2a van de Leerplichtwet 1969 (artikel 4a in verbinding met artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969).
Voor de behandeling wordt in hoofdzaak aangesloten bij de werkwijze die in artikel 7 al is beschreven. In artikel 5 is de ‘kapstok’ voor het ontdekken van mogelijke gevallen van absoluut verzuim aangeduid: regelmatige en systematische controle, zeker bij tussentijdse mutaties. In lid 2 van dit artikel wordt daarbij aangesloten door eerst een administratieve check voor te schrijven, voordat de ouders en/of de jongere aangesproken worden.
Indien een jongere daadwerkelijk niet is ingeschreven op een school, en er is geen snelle oplossing mogelijk, wordt hij, in het kader van passend onderwijs, besproken in het thuiszittersoverleg. Primaire verantwoordelijkheid voor plaatsing ligt bij de schoolbestuur van de school waar de ouders de jongere (schriftelijk) hebben aangemeld.
2.10 Toelichting artikel 10 kennisgeving in- en afschrijvingen, (dreigend) voortijdig schoolverlaten en verwijdering
Verwijdering, kennisgeving in- en afschrijvingen en dreigend voortijdig schoolverlaten: deze situaties zijn in één artikel vermeld; het gaat in essentie om een (dreigende) situatie waarbij de jongere buiten het onderwijs komt te staan.
Wanneer sprake is van verwijdering van een leerling, dan behoort de onderwijsinspectie daarover geraadpleegd te zijn. Het is wenselijk dat de consulent leerplicht/RMC in zo’n geval ook contact met de onderwijsinspectie opneemt om achtergrondinformatie te verkrijgen dan wel om de inspectie op de hoogte te stellen (als de school dat – ten onrechte – nog niet gedaan zou hebben).
Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs, primair onderwijs en speciaal onderwijs kan een leerling schorsen (voor maximaal één week) of definitief verwijderen van school. Het laatste kan alleen na overleg met de Inspectie van het Onderwijs en na het horen van leerling en/of ouders, voogden of verzorgers. Bovendien kan een leerling alleen worden verwijderd als een andere school bereid is om de leerling op te nemen. Voor het MBO geldt hiervoor een inspanningsverplichting van 8 weken, zo ook voor het speciaal onderwijs cluster 1 en 2. Een besluit tot schorsing wordt aan de betrokken leerling en, als de leerling nog geen 21 is, ook aan de ouders, voogden of verzorgers schriftelijk bekendgemaakt. Van een schorsing voor een periode langer dan één dag en een definitieve verwijdering moet het bevoegd gezag de Inspectie schriftelijk in kennis stellen onder vermelding van de redenen. Schorsingen worden in het kader van de AVG niet langer doorgegeven aan de leerplichtambtenaar, met uitzondering van de schorsing leidend tot verwijdering. Deze wordt opgepakt omdat dit mogelijk schooluitval tot gevolg kan hebben.
2.11 Toelichting artikel 11 Vervangende leerplicht
Voor besluiten krachtens dit artikel is de consulent leerplicht/RMC gemandateerd. De vervangende leerplicht geldt voor 14 en 15 jarigen die in het algemeen niet in een Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) traject kunnen instromen gezien de leeftijd.
De wet gaat uit van een door de ouders ingediende en ondertekende aanvraag. De praktijk zal veelal zijn dat de aanvraag door de school wordt voorbereid, in goed overleg met de consulent leerplicht/RMC en bijvoorbeeld het knooppunt. In het derde en vierde lid wordt de werkwijze beschreven die bij deze praktijk past en ook aan de wet voldoet.
De leerplichtige in zijn of haar laatste schooljaar (als leerplichtige, dus het schooljaar waarin hij 16 jaar wordt, of zijn of haar twaalfde volledige schooljaar), die gebruikmaakt van artikel 3b, mag arbeid verrichten.
2.12 Toelichting artikel 12 Vrijstelling leerplicht wegens het volgen van ander onderwijs
Ook hier betreft het een bevoegdheid die door burgemeester en wethouders aan de consulent leerplicht/RMC gemandateerd is. In de tekst is (in het tweede lid) een aanwijzing opgenomen voor de criteria die bij de toetsing van het ‘andere onderwijs’ worden toegepast. Bij de beoordeling slaat de consulent leerplicht/RMC er acht op of er wordt toe geleid dan wel kan worden toe geleid tot een startkwalificatie. Deze vrijstelling kan uitsluitend worden verleend aan kwalificatieplichtige jongeren.
Een startkwalificatie houdt in:
De procedure voor leerplichtigen in dienst bij defensie staat beschreven in artikel 12 vanaf lid 3. Een deel van het bij Defensie werkzame personeel bestaat uit 17-jarige jongeren, waarvan het merendeel de school heeft verlaten zonder startkwalificatie. Om deze jongeren wel in beeld te houden, om te volgen of zij een startkwalificatie behalen of uitvallen voordat ze de 18 jarige leeftijd hebben bereikt, is er in samenspraak tussen ministerie van OCW, Ministerie van Defensie en Ingrado een procedure ontwikkeld om deze jongeren in beeld te houden.
2.13 Toelichting artikel 13 Vrijstellingen van de inschrijvingsplicht
Artikel 13, lid 3, bericht aan de ouders: bij deze bepalingen uit de Leerplichtwet is het van belang dat het gaat om vrijstellingen die van rechtswege intreden indien de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, en die van rechtswege niet kunnen intreden indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet.
Aan het bericht over de kennisgeving behoort dan ook geen bezwaar- en beroepsclausule gekoppeld te worden.
Artikel 13, lid 5, aangewezen deskundige: zie hierover artikel 15.
Artikel 13, lid 11, overwegende bedenkingen tegen de richting: de vraag of de bedenkingen werkelijk op de richting van het onderwijs betrekking hebben, dient, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, onderzocht te worden. Als vaststaat dat dat het geval is, ontstaat de vrijstelling van rechtswege en is geen plaats meer voor onderzoek naar het gewicht van de bedenkingen. Dat strookt met de vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgens welke er geen sprake is van een bevoegdheid om een besluit te nemen over de bedenkingen. Indien de jeugdige al eerder op school heeft staan ingeschreven, kan deze vrijstelling niet verleend worden, tenzij deze richting voor de ouders aanvaardbaar was en niet meer gevolgd kan worden.
Artikel 13, lid 13, vrijstelling wegens onderwijs in buitenland: in dit geval voorziet de wet niet altijd in een regeling die ook in de praktijk hanteerbaar is.
Bij toepassing van dit artikel is het een voorwaarde dat de leerplichtige 4 maanden van een kalenderjaar verblijft in Nederland. Indien een jongere les volgt op een locatie anders dan in de grensstreek, wordt de bevolkingsadministratie van de woongemeente geïnformeerd, zodat zij dit kunnen onderzoeken. Dit wordt aan de ouders of verzorgers medegedeeld.
2.14 Toelichting artikel 14 Aanwijzing deskundige
Er wordt uitgegaan van ad hoc of structureel afspraken worden gemaakt met bijvoorbeeld een schoolarts (GGD) of een aan de schoolbegeleidingsdienst verbonden psycholoog of pedagoog omtrent een verklaring of een jongere in staat is om op een school of onderwijsvoorziening te worden ingeschreven.
2.15 Toelichting artikel 15 Bepalen of een onderwijsvoorziening een school is in de zin van de Leerplichtwet
Artikel 13 geeft in enkele stappen aan wat de gemeente c.q. de consulent leerplicht/RMC te doen staat als ouders hun kind van een onderwijsvoorziening gebruik laten maken die (nog) niet als school in de zin van de Leerplichtwet is aangemerkt. Het besluit of een school een onderwijsvoorziening is als bedoeld in de leerplichtwet, wordt genomen door het college. Normaliter wordt het advies van de onderwijsinspectie gevolgd.
2.16 Toelichting artikel 16 Het bestrijden van voortijdig schoolverlaten en het monitoren en begeleiden van kwetsbare jongeren
De taken omtrent voortijdig schoolverlaten en kwetsbare jongeren zijn neergelegd in de onderwijswetgevingen en in het regionaal programma voortijdig schoolverlaten. RMC heeft alle jongeren zonder startkwalificatie tot 23 jaar in beeld, en waar nodig in samenwerking met de ketenpartners op het gebied van onderwijs, arbeidsmarkt of zorg, ondersteuning biedt aan de jongere. Het doel is steeds om schooluitval te voorkomen, en om uitgevallen jongere terug te leiden naar school waar dit mogelijk en zinvol is, en anders in samenwerking met de ketenpartners naar arbeid, dagbesteding of zorg.
2.17 Toelichting artikel 17 Verwijsindex
In het regionale samenwerkingsconvenant verwijsindex jongeren is vastgelegd hoe en wanneer gemeld moet worden in de verwijsindex. Gewerkt wordt conform deze afspraken. De verwijsindex is bedoeld om alle ketenpartners op het gebied van onderwijs of zorg die betrokken zijn bij een jongere, met elkaar in contact te brengen zodat zij de hulp- of zorgverlening op elkaar kunnen afstemmen.
Artikel 15, melding aan Raad voor Kinderbescherming: de instructie sluit aan op de plicht die in de Leerplichtwet is opgenomen en heeft betrekking op de zogenoemde strafrechtelijke melding. Daarnaast is het mogelijk om de Raad voor de Kinderbescherming te consulteren over de gewenste route, vrijwillig, civiel of strafrechtelijke aanpak van het schoolverzuim. Dit gebeurt normaliter in het casusoverleg leerplicht
Artikel 16, melding aan Veilig Thuis: de bepaling biedt de consulent leerplicht/RMC expliciet de mogelijkheid om in gevallen waar hij dat wenselijk acht contact op te nemen met het Veilig Thuis. Het betreft hier de zogenoemde civiele melding.
Artikel 17 meldcode: op 1 juli 2013 is de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vastgesteld. Vanaf 1 januari 2019 is er een verplicht afwegingskader in stap 5 opgenomen. Deze meldcode geldt ook voor de medewerkers leerplicht en RMC. Werken volgens de meldcode is een wettelijke verplichting. De meldcode op zich is een meldrecht en geen meldplicht.
In dit artikel is vastgelegd op welke wijze de consulent leerplicht/RMC met de meldcode om dient te gaan en welke stappen er gezet moeten worden. Deze beschrijving is samengesteld aan de hand van het basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling opgesteld door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Afwegingskader: onderdeel van de meldcode
Onderstaand figuur toont de vijf stappen uit de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Ter ondersteuning van de beslissingen in stap 5 is in stappen 4 en 5 een afwegingskader toegevoegd.
Er is een basisdocument Afwegingskader beschikbaar voor alle beroepsgroepen. Het onderliggende Afwegingskader is de uitwerking voor het Onderwijs, inclusief leerplicht en RMC.
In Stap 5 worden twee beslissingen genomen:
het beslissen of een melding bij Veilig Thuis noodzakelijk is en, vervolgens het beslissen of het zelf bieden of organiseren van hulp mogelijk is.
Het is van belang dat in stap 5 beide beslissingen en in de genoemde volgorde worden genomen. De consulent leerplicht/RMC(dit kan de aandachtsfunctionaris zijn) vraagt zich op basis van signalen en het gesprek met ouders af of melden noodzakelijk is aan de hand van vijf afwegingsvragen. Vervolgens besluit deze of het bieden of organiseren van hulp tot de mogelijkheden van zowel de medewerker leerplicht / RMC als de betrokkenen (ouders/verzorgers) behoort. Als melden volgens het afwegingskader noodzakelijk is, moet de tweede beslissingsvraag over eventuele hulp in overleg met betrokkenen en Veilig Thuis beantwoord worden. Melden is niet verplicht en kan ook anoniem.
Op 25 mei 2018 is de nieuwe privacywetgeving (AVG) van kracht geworden. De AVG is een algemeen kader dat niet inspeelt op specifieke situaties, zoals een vermoeden van kindermishandeling. Daarom geldt als algemene regel dat een specifieke wet voor een bepaalde sector prevaleert boven de algemene norm van de AVG. Dat geldt dus bijvoorbeeld voor de Wetten PO, VO, Leerplichtwet etc. De wet Meldcode gaat dus ook voor de AVG. Het recht om dossier aan te maken en te melden bij Veilig Thuis is dus onverminderd van toepassing.
Afwegingskader: Uitwerking van de vijf afwegingsvragen en beslissingen in stappen 4 en 5 van de meldcode voor het Onderwijs en Leerplicht/RMC
|
|
Bijlage bij het afwegingskader: begrippen en definities
Algemene meldnormen (leidende principes t.b.v. afwegingskaders)
Het doen van een melding bij Veilig Thuis van mogelijk huiselijk geweld of mogelijke kindermishandeling is een professionele norm en als zodanig noodzakelijk:
Acute onveiligheid, structurele onveiligheid en disclosure
2.21 Toelichting artikel 21 Melding aan de inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Het verdient aanbeveling om af en toe contact te hebben met de regionale directie van de Arbeidsinspectie over de informatie-uitwisseling en het toezicht op arbeid door jongeren (de mogelijkheden tot werken voor jongeren in de Arbeidstijdenwet zijn afgestemd op die in de Leerplichtwet; de gebruikte termen wijken af: een kind is een persoon jonger dan 16 jaar; een jeugdige werknemer is een persoon van 16 of 17 jaar).
2.22 Toelichting artikel 22 Melding aan de Sociale Verzekeringsbank
Indien er sprake is van ernstig schoolverzuim (16 uur ongeoorloofd verzuim in een periode van 4 weken) heeft de consulent leerplicht/RMC de mogelijkheid om een melding te doen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) met de mededeling dat de Leerplichtwet niet wordt nageleefd. Deze melding kan voor de SVB, uitvoerder van de AKW, aanleiding zijn de kinderbijslag voor het betreffende kind stop te zetten. Immers de AKW stelt eisen aan de dagbesteding van kinderen van 16 en 17 jaar. Dezelfde regels gelden voor wezen van 16 en 17 jaar. Voor wezen is wel een overgangsregeling opgenomen.
Het doen van een melding aan de SVB moet gezien worden als een extra instrument dat ingezet kan worden door de consulent leerplicht/RMC om het verzuim van een 16 of 17 jarige leerplichtige te laten eindigen. In bepaalde situaties kan er een melding bij de SVB plaatsvinden alvorens er een proces-verbaal wordt opgemaakt. Er zijn ook situaties denkbaar waarbij de melding aan het SVB en het opmaken van een proces-verbaal gelijktijdig plaatsvindt.
Dit instrument kan een bijdrage leveren aan een vermindering van het aantal processen-verbaal. Het feit dat een gezin (tijdelijk) geen kinderbijslag ontvangt voor het kind dat de Leerplichtwet overtreedt, zal er aan bijdragen dat de druk op de jongere verhoogd wordt om zijn schoolverzuim te beëindigen. Hierdoor zal een proces-verbaal in een aantal zaken niet meer nodig zijn.
Het uiteindelijke doel is dat de jongere naar school gaat. Ouders en jongere kunnen het stopzetten van de kinderbijslag voorkomen door alsnog aan de verplichtingen van de Leerplichtwet te voldoen. Doordat de SVB altijd achteraf de kinderbijslag uitbetaalt (drie maanden na vaststelling van het recht op die kinderbijslag) is er ook in administratieve zin ruimte om het stopzetten van de kinderbijslag te voorkomen. Er is dus een herstelmogelijkheid. De strafrechtelijke route kent deze herstelmogelijkheid niet. Een proces-verbaal kan niet meer teruggetrokken worden door de consulent leerplicht/RMC, ook al gaat de jongere inmiddels weer naar school. De rechter bepaalt dan welke sanctie hij nodig acht.
Schoolverzuim door een 16/17 jarige
De school constateert in eerste instantie het verzuim. Verzuim tot 16 uur in een periode van 4 weken mag een school melden, is er sprake van 16 uur verzuim of meer in een periode van 4 weken dan moet de school het verzuim melden.
De school meldt het schoolverzuim bij het verzuimloket van de DUO. De school geeft daarbij aan welke actie zij zelf onderneemt, of dat de inzet van de consulent leerplicht/RMC onmiddellijk vereist is. Inzet van de consulent leerplicht/RMC kan al plaatsvinden vanuit de preventieve gedachte als er nog geen sprake is van verzuim meer dan 16 uur per 4 weken. Denk bijvoorbeeld aan een leerplichtige die regelmatig te laat komt.
Kennisgeving vermoedelijk ongeoorloofd verzuim
Leerplicht ontvangt van het verzuimloket DUO een verzuimmelding. Leerplicht neemt contact op met de school en stemt af welke stappen er genomen worden. Is het verzuim gestopt dan onderneemt leerplicht niets. Duurt het verzuim, ondanks de acties van de school, voort dan onderneemt leerplicht actie.
Onderzoek naar de reden van verzuim in het kader van de kwalificatieplicht
De consulent leerplicht/RMC roept de ouder(s) en de leerplichtige ouder dan 16 jaar op voor een gesprek. De consulent leerplicht/RMC onderzoekt de oorzaak van het verzuim. De consequenties van het verzuim worden toegelicht en er worden schriftelijke afspraken gemaakt voor het vervolg. Daarbij zijn 3 mogelijkheden:
Een leerplichtige moet naar school, ouder(s) zijn hier volgens de leerplichtwet verantwoordelijk voor totdat een jongere 18 jaar is, of een startkwalificatie heeft behaald, tenzij er sprake is van een vrijstelling. De consulent leerplicht/RMC benadrukt in zijn gesprek met ouder(s) en jongere. De consulent leerplicht/RMC onderzoekt in hoeverre de ouder(s) (mede)verwijtbaar zijn aan het verzuimgedrag van hun kind. Er moet bij melding aan de SVB onderscheid gemaakt worden tussen verwijtbaarheid van en medewerking door ouders.
Verwijtbaarheid: Zodra een jongere niet op school is neemt de school contact op met de ouders om na te gaan wat de reden van afwezigheid is. Het is dan de verantwoordelijkheid van de ouders (en de jongere) om ervoor te zorgen dat, indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim, dit eindigt. Indien ouders niets ondernemen, na de melding van school, dan zijn de ouders verwijtbaar. Ondernemen ouders na de melding van school, diverse acties om hun kind op school te krijgen, dan zijn de ouders niet verwijtbaar. De jongere kan in deze situatie wel verwijtbaar zijn, omdat hij of zij ondanks de inspanningen van de ouders, toch blijft verzuimen.
Medewerking: Zodra de school de ouders heeft ingelicht over het verzuim van hun kind op school, is het de verantwoordelijkheid van de ouders om er voor te zorgen dat hun kind weer naar school gaat. Indien het verzuim blijft voortduren zal de school en/of consulent leerplicht/RMC met de ouders en de jongere afspraken gaan maken om het verzuim te laten eindigen. Als ouders en jongere zich aan de gemaakte afspraken houden dan werken zij mee om het verzuim te doen eindigen.
Een melding bij de Sociale verzekeringsbank kan een geëigend middel zijn om te stimuleren dat het schoolverzuim eindigt. Dit is afhankelijk van de verwijtbaarheid van ouders en/of jongere bij het verzuim maar ook van de medewerking die gegeven wordt aan het stoppen van het verzuim.
Hieronder staan deze situaties beschreven waarin melding bij de SVB kan worden gedaan:
Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders en jongere zijn verwijtbaar aan het ontstaan of het voortbestaan van het schoolverzuim. Ouders en/of jongere geven aan te willen meewerken aan afspraken, maar komen deze uiteindelijk niet na.
Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders zijn niet verwijtbaar aan het ontstaan of voortbestaan van het schoolverzuim, maar de jongere wel. Ouders willen meewerken aan afspraken, maar de jongere niet. In eerste instantie zal er zorg worden ingezet om het verzuim alsnog te doen eindigen. Heeft deze inzet geen effect dan kan alsnog een melding bij de SVB worden gedaan. (reden om de melding te doen is om de via de ouders druk op de jongere uit te oefenen)
Er wordt dus geen melding bij de SVB gedaan als ouders en jongere niet verwijtbaar zijn aan het ontstaan of voortbestaan van het verzuim en meewerken aan de afspraken om het verzuim te doen eindigen. Denk hierbij aan een jongere die niet naar school gaat omdat hij op de wachtlijst voor een REC4 instelling is geplaatst, of een gediagnosticeerd depressieve jongere die daardoor niet in staat is om naar school te gaan. Uiteraard is het aanbieden van zorg in deze situatie wel aan de orde.
Als sprake is van ernstig schoolverzuim dat gevolgen moet hebben voor het kinderbijslagrecht, geeft de consulent leerplicht/RMC een signaal af aan de SVB. De SVB sluit aan bij het oordeel van de consulent leerplicht/RMC. Deze volgt het gemeentelijke beleid met betrekking tot spijbelen en schooluitval.5
Indien er een melding wordt gedaan aan de SVB dan zet de consulent leerplicht/RMC de volgende afspraken op papier, welke naar ouders en jongere verstuurd worden:
Een melding doen aan de SVB is geen besluit in de zin van de Algemene wet Bestuursrecht. De brief hoeft dus niet voorzien te worden van een bezwaar en beroepsprocedure.
De SVB stuurt na de melding van de consulent leerplicht/RMC een beschikking aan de ouder die bekend is als aanvrager van de kinderbijslag. De SVB stopt met betalen van de kinderbijslag per het kwartaal volgend op de datum van de melding door de consulent leerplicht/RMC.
Uiteraard kan een klant van de SVB het niet eens zijn met de maatregel, dan kan de klant bezwaar indienen bij de SVB. De consulent leerplicht/RMC die de melding heeft gedaan dat niet aan de vereisten in de Leerplichtwet wordt voldaan kan inde bezwaarprocedure worden gevraagd schriftelijke informatie te leveren. Eventueel kan de ambtenaar worden gevraagd zelf aanwezig te zijn bij de hoorzitting.
De consulent leerplicht/RMC neemt contact op met de SVB om de melding ongedaan te maken als ouders en of jongere voldaan hebben aan de gestelde voorwaarden en het verzuim is geëindigd. Deze ongedaan making wordt schriftelijk bevestigd aan de ouders en jongere.
2.23 Toelichting artikel 23 Melding aan de Inspectie van het Onderwijs
Door een wetswijziging van de Leerplichtwet 1969 heeft de minister van Onderwijs per 1 januari 2012 de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen aan de directeur van een school of instelling. De bestuurlijke boete is een nieuwe sanctiemaatregel en kan worden opgelegd in gevallen waar een school volhardend bepalingen overtreedt. Voorheen was het de consulent leerplicht/RMC die de mogelijkheid had een proces-verbaal op te maken in dergelijke gevallen. De minister heeft de uitvoering bij de Inspectie van het Onderwijs neergelegd.
Deze overtredingen kunnen gaan over:
het in strijdt handelen van de leerplichtwet met betrekking tot
het verlenen van verlof voor andere gewichtige omstandigheden dat voor ten hoogste tien dagen per schooljaar verleend kan worden door de directeur. Indien verlof wordt gevraagd voor meer dan tien dagen per schooljaar, besluit de consulent leerplicht/RMC van de woongemeente van de jongere, de directeur gehoord.
Het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen
Alle inlichtingen die deze in verband met de uitvoering van deze wet verlangen moeten aan de consulent leerplicht/RMC verstrekt worden.
Doet een school dit niet of onvoldoende, dan meldt de consulent leerplicht/RMC dit bij de inspectie. Vervolgens neemt de inspectie dit signaal mee in haar regulier toezicht op de school. Bij urgente signalen neemt de inspectie direct contact op met de school De inspectie kan de directeur van de school of instelling een bestuurlijke boete opleggen.
Wat betekent dit voor een gemeente?
Voor ouders en leerlingen blijven de bevoegdheden van de consulent leerplicht/RMC als toezichthouder onveranderd. De werkwijze van de inspectie is risicogericht en afgestemd op de gemeente.
Voorheen had de consulent leerplicht/RMC de mogelijkheid een proces-verbaal op te maken wanneer de directeur van de school of instelling de leerplichtwet overtrad. De keus om de signalering naar de Inspectie bij de consulent leerplicht/RMC neer te leggen is hierdoor voor dehand liggend.
Voor een eventuele signalering aan de Inspectie dienen eerst gesprekken ter verbetering van de situatie aan gegaan te worden. Deze stappen worden in een dossier vastgelegd.
Dossiervorming is noodzakelijk voor een goede procesbegeleiding en de inhoud wordt bij signalering aan de Inspectie overgedragen.
De consulent leerplicht/RMC is veel in school aanwezig. Hij of zij mag enkel de administratie op aan/ afwezigheid van leerlingen in te zien indien hij een vermoeden heeft van een strafbaar feit. Indien de consulent leerplicht/RMC waarneemt dat de school of onderwijsinstelling de Leerplichtwet niet naleeft, dan kan dit een reden zijn tot het geven van informatie en advies aan de school of onderwijsinstelling betreffende een goede uitvoering dan wel een verbetering van het verzuimbeleid van de school. Indien de school of onderwijsinstelling ondanks het advies van de consulent leerplicht/RMC de Leerplichtwet blijft overtreden dan is dat aanleiding voor een signaal naar de Inspectie van het Onderwijs. De wijze waarop de signalen aan de Inspectie van het Onderwijs worden gegeven zijn opgenomen in dit artikel van de instructie.
Elk van de twee toezichthouders (consulent leerplicht/RMC en Inspectie van het Onderwijs) heeft de bevoegdheden, die titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verleent aan degenen die als toezichthouder zijn aangewezen, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van de toezichttaak nodig is (5:13 Awb). Daartoe behoren het betreden van plaatsen en de inzage van gegevens en bescheiden. Uit dit systeem volgt dat de consulent leerplicht/RMC toegang heeft tot de school en inzage heeft in de administratie voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn eigen toezichttaak (dus jegens ouders en leerlingen) nodig is. De toezichttaak gericht tot scholen met bijbehorende bevoegdheden is bij de Inspectie van het Onderwijs belegd. De consulent leerplicht/RMC heeft wel een natuurlijke oog- en oorfunctie waar het gaat om het handelen van scholen in het kader van de Lpw, de signaleringsrol.
Verstrekking van informatie aan andere overheidsorganen zoals de Inspectie van het Onderwijs, is toegestaan als gevolg van de Wet Justitiële en Strafvorderlijke Gegevens (WJSG).
2.24 Toelichting artikel 21jaarverslag leerplicht en VSV effectrapportage
De bevoegdheid, liever nog de plicht, tot het uitbrengen van een jaarverslag over het gevoerde beleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan (Leerplichtwet artikel 25) berust bij het college. Uit de aard van deze bevoegdheid vloeit voort dat deze niet kan worden gemandateerd (zie Awb artikel 10:3, lid 1). Het is de taak van de consulent leerplicht/RMC om de nodige informatie voor het verslag te verzamelen, te ordenen en in de vorm van een voorstel te presenteren. Het verslag zal de kwantitatieve gegevens bevatten die aan het ministerie van OCW moeten worden gemeld, maar tevens ingaan op het gevoerde beleid.
De wettelijke bepalingen van de RMC-wetgeving geven aan dat een effectrapportage moet worden opgesteld, die – krachtens artikel 36 van de regeling regionale aanpak vsv – uiterlijk op 1 december bij de minister moet worden ingediend. In de bijlagen bij de Uitvoeringsregeling zijn de gegevens opgenomen die ten minste in de effectrapportage moeten worden opgenomen.
De in dit artikel genoemde data zijn wettelijke termijnen.
2.25 Toelichting artikel 25 samenwerking in de regio inzake leerplicht en RMC
In het artikel in de instructie is een “gematigd actieve” rol voor consulent leerplicht/RMC aangegeven: hij/zij neemt zo nodig het initiatief voor het overleg. Het genoemde aantal van drie overleggen per jaar is het minimum om elkaar tenminste van gezicht te kennen en dus te weten wie je bij een contact in de regio aan de telefoon krijgt. Een intensievere samenwerking zal in veel regio’s van groot belang zijn, omdat de leerling stromen gemeentegrens overschrijdend zijn.
De noodzaak is in ieder geval aanwezig als over deze onderwerpen nog geen regionale afspraken bestaan, of als uit de ervaringen blijkt dat de wel bestaande afspraken niet goed functioneren. De afstemming met het Openbaar Ministerie is ook van belang. Afhankelijk van de regionale situatie kan de officier van justitie een vaste of incidentele deelnemer aan het overleg zijn. In de instructie zijn de onderwerpen genoemd die in ieder geval onderwerp van regionaal overleg behoren te zijn. De agenda kan uiteraard (veel) uitgebreider zijn. In het derde lid zijn de punten genoemd waarover niet alleen gesproken moet worden (zoals bij de punten in het tweede lid), maar waarover ook duidelijke afspraken gemaakt moeten worden.
Omdat er tevens sprake is van de uitvoering van de RMC-taken, worden ook de onderwerpen die de wet aanduidt in het regionale overleg besproken.
Uiteraard zijn er ook de coördinerende taken, opgedragen aan de gemeente Heerlen als contactgemeente van RMC-regio 39, zoals:
Deze aan de wet ontleende opsomming kan uiteraard worden aangevuld met de onderwerpen waarover in de RMC-regio wordt gesignaleerd dat bespreking gewenst is.
2.26 Toelichting artikel 26 Regionaal Programma ter voorkoming van voortijdig schoolverlaten
In regio 39, Zuid-Limburg, wordt iedere 4 jaar een programma opgesteld met maatregelen om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan. Onderwijs en gemeenten werken hierin nauw samen. Vanaf 2020 is het nadrukkelijk de bedoeling om ook de arbeidsmarkt in het programma te betrekken. Er is een bestuurlijke verantwoordelijkheid, de portefeuillehouders van de 3 centrumgemeenten, Heerlen, Maastricht en Sittard-Geleen zijn betrokken.
2.27 Toelichting artikel 27 Samenwerking met diensten en instellingen
Een opsomming van de partners waarmee de consulent of medewerker leerplicht/RMC samen werkt, is opgenomen in bijlage 1. Door het brede werkveld en de vele veranderingen, is het niet mogelijk een limitatieve opsomming te maken.
2.28 Toelichting artikel 28 Beleidsontwikkeling
In het eerste lid is voorzien dat de ‘eigen’ gegevens op systematische wijze worden verzameld en verwerkt, zodat het regionale en het lokale beleid mede daarop gebaseerd wordt. De beleidscyclus wordt daarmee in belangrijke mate gediend.
Het tweede lid heeft betrekking op de verwerking van ontwikkelingen die zich buiten de eigen regio voordoen in het regionale en landelijke beleid. Daarbij moet uiteraard worden gedacht aan het leerplichtbeleid in strikte zin, maar ook ontwikkelingen in het onderwijs, in de jeugdzorg en dergelijke behoren daartoe, en afhankelijk van de omstandigheden kunnen ook bijvoorbeeld ontwikkelingen in het vreemdelingenbeleid, de justitiële organisatie of de arbeidsmarkt van belang zijn.
Artikel 25, slotbepalingen: het eerste lid regelt dat alle betrokkenen op de hoogte worden gesteld van de instructie. Het tweede lid regelt de inwerkingtreding. Gekozen is voor 14 dagen na bekendmaking van het besluit dat een instructie is vastgesteld. Op dat moment wordt ook de ‘oude’ instructie voor de consulent leerplicht/RMC ingetrokken.
Hierbij valt te denken aan functionarissen uit de 2e lijnsondersteuning in de school, altijd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag (dus geen docenten, wel een zorgcoördinator, een vertrouwenspersoon, een orthopedagoog, een schoolpsycholoog, een intern begeleider, een schoolmaatschappelijk werker, ….)