Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ouder-Amstel

Verordening jeugdhulp Ouder-Amstel 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOuder-Amstel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening jeugdhulp Ouder-Amstel 2018
CiteertitelVerordening Jeugdhulp Ouder-Amstel 2018
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.9 van de Jeugdwet
  2. artikel 2.10 van de Jeugdwet
  3. artikel 2.12 van de Jeugdwet
  4. artikel 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2018Nieuwe regeling

19-09-2017

gmb-2020-109077

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening jeugdhulp Ouder-Amstel 2018

De raad van de gemeente Ouder-Amstel;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 september 2017;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet;

besluit vast te stellen de

 

Verordening jeugdhulp Ouder-Amstel 2018

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    algemene voorziening: voorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling;

  • -

    andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet;

  • -

    hoogspecialistische jeugdhulp: individuele voorzieningen zoals bedoeld in artikel 3.2 zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een zeer intensieve aanpak en/of zeer hoge dan wel zeer specifieke – vaak multidisciplinaire – expertise vragen;

  • -

    familiegroepsplan: vormvrij hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. In de regel wordt hiervoor het perspectiefplan gebruikt;

  • -

    ondersteuningsvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • -

    individuele voorziening: de op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening die door het college in natura of bij persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit;

  • -

    intensiteit: de duur en omvang van de individuele voorzieningen voor specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp die geboden worden binnen een ondersteuningsprofiel;

  • -

    lokale toegang: professionals die door het college zijn aangewezen om de gemeentelijke toegang naar de individuele voorzieningen te verzorgen;

  • -

    melding: melding van een hulpvraag zoals bedoeld in artikel 3.7;

  • -

    ondersteuningsprofiel: een cluster van hulpvragen waarmee de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en zijn ouders wordt gecategoriseerd;

  • -

    ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt;

  • -

    persoonsgebonden budget: het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • -

    perspectiefplan: het document waarin de ondersteuningsbehoeften van de jeugdige en/of zijn ouders zijn vastgelegd samen met de resultaten en hoe deze te bereiken en waarin op verschillende levensgebieden de gezinssituatie in kaart gebracht wordt om een effectieve ondersteuning van de jeugdige mogelijk te maken;

  • -

    specialistische jeugdhulp: individuele voorzieningen zoals bedoeld in artikel 3.1 zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een intensieve aanpak en/of hoge dan wel specifieke expertise vragen;

  • -

    wet: de Jeugdwet;

  • -

    professional: een hulpverlener die op grond van de Jeugdwet of Wet publieke gezondheid zorg verleent en voldoet aan het Kwaliteitsregister Jeugd of het register Beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG).

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Artikel 2.1 Algemene voorzieningen

  • 1.

    De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      informatie en advies voor jeugdige en ouder;

    • b.

      ambulante jeugdhulp;

    • c.

      preventieve jeugdhulp en vroegsignalering;

    • d.

      cliëntondersteuning.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regeling vaststellen welke algemene voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

 

Paragraaf 1 Soorten individuele voorzieningen

Artikel 3.1 Specialistische jeugdhulp

  • 1.

    In aanvulling op de algemene voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van specialistische jeugdhulp.

  • 2.

    De ondersteuning die geboden wordt vanuit de specialistische jeugdhulp kan bestaan uit:

    • a.

      ambulante hulp, begeleiding, verzorging en ondersteuning voor jeugdigen en hun ouders, geboden in de thuissituatie, op het kinderdagverblijf, de school of de locatie van de jeugdhulpaanbieder;

    • b.

      kortdurende dagbehandeling, dagbesteding en verblijf (logeervoorzieningen) op de locatie van de jeugdhulpaanbieder.

Artikel 3.2 Hoogspecialistische jeugdhulp

  • 1.

    In aanvulling op de algemene voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van hoogspecialistische jeugdhulp.

  • 2.

    De ondersteuning die geboden wordt vanuit de hoogspecialistische jeugdhulp kan bestaan uit:

    • a.

      ambulante jeugdhulp bij complexe en/of meervoudige problematiek;

    • b.

      jeugdhulp met verblijf.

Artikel 3.3 Dyslexiezorg

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van dyslexiezorg, bestaande uit:

    • a.

      diagnostiek bij een vermoeden van ernstige enkelvoudige dyslexie;

    • b.

      behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de afbakening van de in het eerste lid bedoelde dyslexiezorg en de doelgroep.

Artikel 3.4 Landelijk en niet ingekochte individuele voorzieningen jeugdhulp

  • 1.

    In aanvulling op de algemene voorzieningen en de voorzieningen zoals genoemd in artikel 3.1, 3.2 en 3.3 draagt het college in bijzondere gevallen zorg voor de beschikbaarheid van jeugdhulp die landelijk is gecontracteerd of niet is ingekocht door de gemeente Ouder-Amstel.

  • 2.

    De in het vorige lid genoemde jeugdhulp betreft:

    • a.

      Jeugdhulp voor jeugdigen voor wie het aanbod van de gecontracteerde jeugdhulpaanbieders niet voldoende passend is.

    • b.

      Jeugdhulp die geboden wordt door landelijk gecontracteerde jeugdhulpaanbieders met een specialistische functie binnen de kaders van de door de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten afgesloten raamcontracten.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de afbakening van de in dit artikel bedoelde jeugdhulp.

     

Paragraaf 2. Toegang specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp

Artikel 3.5 Algemeen

  • 1.

    In dit artikel en volgende artikelen van paragraaf 2 wordt verstaan onder jeugdhulpaanbieder: de jeugdhulpaanbieder in de zin van de wet die specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp aanbiedt zoals bedoeld in artikel 3.1 en 3.2, tenzij specifiek aangegeven is dat het om een van beide gaat.

  • 2.

    Het college kent specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp toe door middel van een besluit dat toegang geeft tot specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp binnen een bepaald ondersteuningsprofiel en – als het gaat om hoogspecialistische jeugdhulp – met een bepaalde intensiteit.

  • 3.

    Het college neemt het besluit tot specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp op grond van het gesprek over de ondersteuningsvraag met de jeugdige en/of zijn ouders en het opgestelde perspectiefplan zoals bedoeld in artikel 3.9, en wanneer het gaat om een persoonsgebonden budget, aanvullend op grond van het pgb-plan zoals bedoeld in artikel 3.13.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van de ondersteuningsprofielen en intensiteiten zoals bedoeld in het tweede lid.

Artikel 3.6 Criteria en afwegingsfactoren bij de toekenning

  • 1.

    Het college kent specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp toe indien en voor zover in het gesprek en perspectiefplan, zoals bedoeld in artikel 3.9, vastgesteld is dat:

    • a.

      een individuele voorziening aangewezen is gezien de aard en ernst van de hulp ondersteuningsvraag;

    • b.

      de jeugdige op eigen kracht, of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving, geen afdoende oplossing voor zijn hulp ondersteuningsvraag kan vinden;

    • c.

      een algemene voorziening niet adequaat is voor de oplossing van de ondersteuningsvraag;

    • d.

      de jeugdige of de ouders geen aanspraak kunnen maken op een andere voorziening om de ondersteuningsvraag te beantwoorden.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter verdere uitwerking van de algemene criteria zoals genoemd in het eerste lid of ter bepaling van specifieke criteria voor bepaalde individuele voorzieningen.

Artikel 3.7 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1.

    Een ondersteuningsvraag kan worden gemeld bij de lokale toegang.

  • 2.

    De lokale toegang bevestigt de ontvangst van een melding.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft de lokale toegang zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening of vraagt de lokale toegang een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

Artikel 3.8 Vooronderzoek

  • 1.

    De lokale toegang verzamelt alle voor het gesprek, als bedoeld in artikel 3.9, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens met hem en/of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt de lokale toegang zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van de lokale toegang voor het gesprek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    De lokale toegang kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 3.9 Het gesprek en perspectiefplan

  • 1.

    Binnen 5 werkdagen na de melding maakt de lokale toegang een afspraak voor een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders.

  • 2.

    De lokale toegang stelt in een of meerdere gesprek(ken) samen met de jeugdige en/of zijn ouders vast:

    • a.

      wat de ondersteuningsvraag is en wat de gezinssituatie is op de verschillende leefgebieden;

    • b.

      wat de jeugdige, zijn ouders en het sociale netwerk zelf kunnen doen om de ondersteuningsvraag te beantwoorden;

    • c.

      of en welke ondersteuning nodig is vanuit de algemene voorzieningen;

    • d.

      of en welke extra ondersteuning nodig is in de vorm van een individuele voorziening;

    • e.

      op welke wijze de ondersteuning bedoeld onder b, c en d wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • f.

      wat de resultaten zijn van de ondersteuning;

    • g.

      of er sprake is van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 3.

    De lokale toegang en de jeugdige en/of zijn ouders leggen de zaken genoemd in het tweede lid vast in een perspectiefplan dat door de professional van de lokale toegang, de jeugdige en/of zijn ouders ondertekend wordt.

  • 4.

    Het perspectiefplan wordt, voor zover van toepassing, voor een effectieve uitvoering van de jeugdhulp, door de jeugdige en/of zijn ouders, of in voorkomende gevallen door de lokale toegang, gedeeld met de betrokken jeugdhulpaanbieder met inachtneming van de geldende privacyregelgeving.

  • 5.

    In het perspectiefplan worden afspraken opgenomen over het moment en de wijze waarop de resultaten van het perspectiefplan met de jeugdige en/of zijn ouders, de lokale toegang en de jeugdhulpaanbieder besproken worden.

  • 6.

    Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt de lokale toegang dat als eerste bij het gesprek.

  • 7.

    Het perspectiefplan wordt binnen 6 weken na de melding aan de jeugdige en/of de ouders toegestuurd.

  • 8.

    Een door de jeugdige en/of ouders voor akkoord ondertekend perspectiefplan wordt gezien als een aanvraag voor een individuele voorziening.

  • 9.

    Het gesprek kan achterwege gelaten worden:

    • a.

      wanneer de huisarts, jeugdarts of medisch specialist verwezen heeft naar specialistische jeugdhulp;

    • b.

      in crisissituaties waar de onmiddellijke uitvoering van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp geen uitstel duldt;

    • c.

      in overleg met de jeugdige en/ of zijn ouders.

  • 10.

    In de in het negende lid onderdeel a genoemde gevallen neemt het college het besluit op grond van het verzoek tot een zorgtoewijzing van de betrokken jeugdhulpaanbieder van specialistische jeugdhulp.

  • 11.

    Wanneer de huisarts, jeugdarts of medisch specialist verwezen heeft naar hoogspecialistische jeugdhulp, neemt de lokale toegang het besluit op grond van het door de jeugdige en/of zijn ouders – al dan niet met ondersteuning van de verwijzende huisarts, jeugdarts, of medisch specialist of de lokale toegang – opgestelde perspectiefplan, en de toets hiervan door de lokale toegang.

  • 12.

    Wanneer een jeugdige en/of zijn ouders zwaarwegende bezwaren hebben tegen de betrokkenheid van de lokale toegang bij de toetsing van het perspectiefplan kunnen zij gebruik maken van een opt-out-regeling; het college neemt dan het besluit enkel op aanwijzing van de jeugdhulpaanbieder.

  • 13.

    Het college kan nadere regels stellen over de toegangsprocedure tot jeugdhulp.

Artikel 3.10 Besluit specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp

  • 1.

    In het besluit tot toekenning van specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp wordt vastgelegd:

    • a.

      of sprake is van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp, het ondersteuningsprofiel en als het gaat om hoogspecialistische jeugdhulp ook de intensiteit van de jeugdhulp;

    • b.

      in geval van een persoonsgebonden budget de hoogte van het budget en hoe deze is berekend;

    • c.

      wat de resultaten zijn.

  • 2.

    Het besluit tot toekennen van specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp wordt afgegeven als het gaat om zorg in natura, met een geldigheidsduur tot het moment waarop de betrokken jeugdhulpaanbieder de jeugdhulp heeft beëindigd en het college hiervan op de hoogte heeft gesteld.

  • 3.

    In aanvulling op het gestelde in het tweede lid wordt het besluit opnieuw van kracht wanneer een jeugdige en/of zijn ouders zich binnen vier maanden na een volgens plan beëindigd jeugdhulptraject dat gericht was op herstel opnieuw, met dezelfde hulpvraag, bij de jeugdhulpaanbieder melden.

  • 4.

    De geldigheid van het besluit kan vervallen wanneer de jeugdhulpaanbieder niet binnen drie maanden na het afgeven van het besluit gestart is met zorg.

  • 5.

    Het besluit wordt genomen:

    • a.

      Tegelijkertijd met de ondertekening van het perspectiefplan door de jeugdige en/of zijn ouders en de professional van de lokale toegang en;

    • b.

      binnen 2 weken na ontvangst van het eenzijdig door de jeugdige en/of zijn ouders opgestelde perspectiefplan, wanneer de jeugdige en/of zijn ouders en de lokale toegang geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over het perspectiefplan;

    • c.

      binnen 5 werkdagen na het verzoek om toewijzing van de jeugdhulpaanbieder, wanneer een perspectiefplan op grond van artikel 3.9 niet nodig is.

  • 6.

    Als de jeugdige of zijn ouders hierom vragen of als er sprake is van een situatie zoals omschreven in lid 5 onder b legt het college het besluit vast in een beschikking.

  • 7.

    Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen en kan hieromtrent nadere regels stellen.

     

Paragraaf 3. Toegang dyslexiezorg

Artikel 3.11 Toegang dyslexiezorg

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening voor dyslexiezorg toe door middel van een besluit dat toegang geeft tot diagnostiek, om vast te stellen of sprake is van ernstige enkelvoudige dyslexie, en behandeling, indien uit de uitgevoerde diagnostiek blijkt dat sprake is van ernstige enkelvoudige dyslexie.

  • 2.

    Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van het leerlingdossier dyslexie van de basisschool.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de werkwijze van de toegang dyslexiezorg en de eisen waaraan het leerlingdossier dyslexie dient te voldoen.

     

Paragraaf 4 Toegang landelijk en niet ingekochte individuele voorzieningen jeugdhulp

Artikel 3.12 Toegang landelijk en niet ingekochte individuele voorzieningen jeugdhulp

  • 1.

    Voor de landelijk en niet ingekochte individuele voorzieningen jeugdhulp, zoals beschreven in deze paragraaf, zijn artikel 3.5 lid 1 en 3, artikel 3.6 tot en met 3.8 en artikel 3.9 lid 1 tot en met 10 en lid 13 van toepassing.

  • 2.

    In het besluit tot toekenning van landelijk en niet ingekochte individuele voorzieningen wordt vastgelegd:

    • a.

      wat de toegekende voorziening is;

    • b.

      de duur en het aantal eenheden van de voorziening;

    • c.

      in geval van een persoonsgebonden budget de hoogte van het budget en hoe deze is berekend;

    • d.

      wat de resultaten zijn.

  • 3.

    Het besluit wordt genomen:

    • a.

      tegelijkertijd met de ondertekening van het perspectiefplan door de jeugdige en/of zijn ouders en de professional van de lokale toegang genomen en;

    • b.

      binnen 2 weken na ontvangst van het eenzijdig door de jeugdige en/of zijn ouders opgestelde perspectiefplan, wanneer de jeugdige en/of zijn ouders en de lokale toegang geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over het perspectiefplan;

    • c.

      binnen 5 werkdagen na het verzoek om toewijzing van de jeugdhulpaanbieder.

  • 4.

    Als de jeugdige of zijn ouders hierom vragen of bij 3b van dit artikel legt het college het besluit vast in een beschikking.

  • 5.

    Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen en kan hieromtrent nadere regels stellen.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de toegang tot landelijk en niet ingekochte individuele voorzieningen jeugdhulp.

     

Paragraaf 5 Aanvullende regels persoonsgebonden budget

Artikel 3.13 Het pgb-plan

  • 1.

    Als de jeugdige en/of zijn ouders zich in het gesprek zoals bedoeld in artikel 3.9 gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door de door gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieders niet passend achten, kunnen zij een persoonsgebonden budget aanvragen.

  • 2.

    De jeugdige en/of zijn ouders moeten hiervoor in aanvulling op het perspectiefplan een pgb-plan opstellen waarin is opgenomen:

    • a.

      de motivatie waarom zorg in natura niet toereikend en een persoonsgebonden budget gewenst is;

    • b.

      de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening;

    • c.

      de kosten, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief, van de uitvoering;

    • d.

      de kwalificaties van de uitvoerder.

Artikel 3.14 Vaststellen hoogte van persoonsgebonden budget

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt berekend aan de hand van het aantal eenheden dat de individuele voorziening nodig is.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de maximale hoogte van het tarief als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college bepaalt bij nadere regels op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

  • 4.

    Het college bepaalt bij nadere regels onder welke voorwaarden de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

     

Paragraaf 6 Nieuwe feiten en omstandigheden

Artikel 3.15 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk, en uiterlijk binnen een maand, aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit aangaande een individuele voorziening.

  • 2.

    Het college kan een besluit aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget, of;

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Als het college een besluit op grond van het tweede lid, onder a heeft ingetrokken, kan het college van degene die onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken als blijkt dat het persoonsgebonden budget binnen drie maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van het persoonsgebonden budget.

  • 6.

    Het college kan personen aanwijzen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de jeugdwet.

Hoofdstuk 4 Waarborging verhouding prijs-kwaliteit

Artikel 4.1 Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functies;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadskosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

Hoofdstuk 5 Klachten en vertrouwenspersoon

Artikel 5.1. Klachtregeling

Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

Artikel 5.2. Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Hoofdstuk 6. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Artikel 6.1 Beleidsparticipatie

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

Artikel 7.2 Overgangsbepaling

  • 1.

    De rechten en verplichtingen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening gelden met betrekking tot een individuele voorziening waarvoor op grond van de Verordening Jeugdhulp Ouder-Amstel 2015 een besluit is afgegeven, blijven gelden gedurende de looptijd van het besluit, dan wel tot het moment dat er op basis van een gewijzigde ondersteuningsbehoefte een nieuw besluit wordt genomen.

  • 2.

    Meldingen die zijn gedaan voor 1 januari 2018 en waarop op 31 december 2017 niet beslist is worden afgehandeld op grond van deze verordening.

  • 3.

    De Verordening Jeugdhulp Ouder-Amstel 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 7.3 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar zijn oordeel tot een bijzondere en onvoorziene hardheid leidt, ten gunste van de jeugdige en/of zijn ouders af te wijken van deze verordening, indien daar zeer dringende redenen voor zijn.

Artikel 7.4 Evaluatie

Het college zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening en de nadere regels in de praktijk.

Artikel 7.5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp Ouder-Amstel 2018

Algemene toelichting Verordening

Met inwerkingtreding van de Jeugdwet op 1 januari 2015 is de gemeente naast het preventieve jeugdbeleid ook verantwoordelijk geworden voor de jeugdhulp en jeugdbescherming en –reclassering. Op grond van de Jeugdwet is de gemeenteraad verplicht een verordening vast te stellen, zie artikel 2.9 van de Jeugdwet.

Daarnaast is de gemeente ook verplicht bij verordening regels te stellen over de beleidsparticipatie en ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp en kan zij dit doen als het gaat om de voorwaarden rond het verstrekken van een persoonsgebonden budget voor informele zorg.

De verordening is vooral ingegeven door de vernieuwing van de inkoop van de (hoog)specialistische jeugdhulp. Hierin staat het beantwoorden van de ondersteuningsvraag centraal. Dit wordt gedaan aan de hand van een door de jeugdige en / of ouders opgesteld perspectiefplan. Bij het opstellen van het perspectiefplan kan ondersteuning plaatsvinden door de lokale toegang of de verwijzer.

Artikelgewijze toelichting Verordening

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Begrippen die in de Jeugdwet (en Besluit Jeugdwet) gedefinieerd worden, worden – in de regel – niet opgenomen in de begripsbepaling van de verordening.

Algemene voorziening

De term ‘algemene voorziening’ komt uit de Wmo 2015. In de Jeugdwet wordt (maar alleen in artikel 2.9) van ‘overige voorziening’ gesproken. Deze laatste term kan verwarrend werken en doet geen recht aan de belangrijke positie van de algemene voorzieningen in het nieuwe jeugdstelsel. Zij zijn geen restcategorie.

Hoogspecialistische jeugdhulp

In de verordening wordt een onderscheid gemaakt tussen specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp. Het onderscheidende karakter van de hoogspecialistische jeugdhulp ten opzichte van specialistische jeugdhulp is vooral gelegen in de intensieve aanpak en het multidisciplinaire karakter en daarmee de hoogte van de kosten en de schaarste van het aanbod. Hoogspecialistische jeugdhulp kan vanuit de aard van de zorg slechts geboden worden door een beperkt aantal jeugdhulpaanbieders. De kosten van de trajecten voor hoogspecialistische jeugdhulp liggen in de regel aanmerkelijk boven die van specialistische jeugdhulp.

Familiegroepsplan

Het familiegroepsplan is verankerd in de jeugdwet. In deze verordening is aan het begrip toegevoegd dat in de regel het format van het perspectiefplan kan worden gebruikt voor het opstellen van een familiegroepsplan. Dit is echter geen verplichting omdat het familiegroepsplan vormvrij is.

Individuele voorziening

‘Individuele voorziening’ is de term die in de Jeugdwet gebruikt wordt voor wat in de Wmo 2015 een ‘maatwerkvoorziening’ heet. De term individuele voorziening wordt in de Jeugdwet niet gedefinieerd, vandaar dat in de verordening een begripsbepaling is toegevoegd. Het begrip verwijst naar individuele hulp en naar groepsaanbod.

Intensiteit

In de specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp worden diverse ondersteuningsprofielen onderscheiden. Elke ondersteuningsprofiel kent vervolgens een zekere ‘intensiteit’ die iets zegt over de duur en omvang (en daarmee de kosten) van de jeugdhulp. Er worden (vastgelegd in de nadere regels) vier intensiteiten onderscheiden: perspectief, intensief en duurzaam licht en duurzaam zwaar. Bij de eerste twee intensiteiten wordt gewerkt met een vaste trajectprijs, bij de laatste twee met een vaste maandprijs.

Lokale toegang

De lokale toegang voert de toegang tot de jeugdhulp uit namens het college.

Ondersteuningsprofiel

Het ondersteuningsprofiel deelt de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en zijn ouders in naar verschillende categorieën. Dit is vooral belangrijk in het kader van het inkoop- en toewijzingsproces richting aanbieders. Op deze manier kan de specifieke expertise van aanbieders goed beschreven worden. Het perspectiefplan is bedoeld om de hulpvraag breed in beeld te brengen, maar uiteindelijk wordt de toegang naar specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp altijd geformuleerd in termen van één ondersteuningsprofiel. Gekozen wordt dan voor het ondersteuningsprofiel dat het beste bij de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders past, ook al zouden wellicht meerdere profielen passend zijn.

Ouder

De in de verordening opgenomen definitie is overgenomen uit de begripsbepaling van de Jeugdwet zelf, met dien verstande dat de inperking ‘niet zijnde de pleegouder’ hier is weggelaten. In de verordeningstekst wordt in de regel gesproken van ’de jeugdige en/of zijn ouders.’ Bij de definitie van ‘jeugdige’ wordt de Jeugdwet gevolgd. Het kan overigens ook zo zijn dat de jeugdige (zeker vanaf 16 jaar, maar in bijzondere gevallen ook vanaf 12 jaar) zonder betrokkenheid van zijn ouders jeugdhulp ontvangt. Ook andere opvoeders dan de ouders of verzorgers (denk aan een leerkracht) kunnen natuurlijk betrokken raken bij de jeugdhulp.

Perspectiefplan

De jeugdige en/of zijn ouders stellen, al dan niet in samenspraak met de lokale toegang of huisarts, jeugdarts en/of medisch specialist en eventueel ook anderen uit het bredere sociale netwerk van de jeugdige en zijn ouders, een perspectiefplan op. Het perspectiefplan bundelt de ondersteuningsvraag en afspraken over de ondersteuning, niet alleen op het terrein van jeugdhulp, maar ook op andere terreinen, indien van toepassing voor de jeugdhulp. Deze context kan van belang zijn bij het bepalen van de ondersteuningsvraag. Uit onderzoek is meerdere malen gebleken dat de inzet van hoogspecialistische jeugdhulp voor een kind altijd in samenhang dient te worden bepaald met de gezinssituatie, omdat deze nagenoeg nooit los van elkaar staan. Met andere woorden: schulden, of woonproblemen, of problemen van de ouders kunnen invloed hebben op de ondersteuningsvraag van het kind.

Wanneer besloten wordt dat de inzet van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp nodig is, wordt ook dit in het perspectiefplan vastgelegd. Voor de jeugdhulpaanbieder is het perspectiefplan vervolgens uitgangspunt voor het verder vormgeven van het ondersteuningstraject.

Het perspectiefplan onderscheidt zich van het hulpverleningsplan van de jeugdhulpaanbieder (vaak ook behandelplan genoemd) en het plan van aanpak van de gecertificeerde instelling. Het hulpverleningsplan (of behandelplan) is een nadere uitwerking van (het jeugdhulpdeel van) het perspectiefplan door de jeugdhulpaanbieder. Het plan van aanpak van de gecertificeerde instelling is goed vergelijkbaar met het perspectiefplan, omdat hierin ook altijd breed de gezinssituatie in ogenschouw genomen wordt. Het verschil met het perspectiefplan is gelegen in het feit dat het plan van aanpak door de gecertificeerde instelling opgesteld wordt in het kader van een rechterlijke dwangmaatregel. De veiligheid van het kind zal daarin dus altijd een prominente(ere) plek hebben.

Specialistische jeugdhulp

Het onderscheidende karakter van specialistische jeugdhulp ten opzichte van hoogspecialistische jeugdhulp is dat zij in de regel minder specifieke kennis en een minder intensieve en veelomvattende aanpak vraagt. De kosten zijn daardoor in de regel lager.

Professional

Met de professional wordt de jeugdhulpverlener bedoeld in het kader van de Jeugdwet, en de uitvoerder van de jeugdgezondheidszorg in het kader van de Wet publieke gezondheid. De professionals voldoen aan het Kwaliteitskader Jeugd of BIG.

Hoofdstuk 2 Algemene/overige voorzieningen

Artikel 2.1 Lokale algemene voorzieningen

In dit artikel zijn de categorieën van algemene voorzieningen omschreven. Deze voorzieningen hebben grotendeels een preventief karakter. De voorzieningen zijn zonder besluit van de lokale toegang of een verwijzer toegankelijk en kunnen ook naast een individuele voorziening worden ingezet.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

Paragraaf 1 Soorten individuele voorzieningen

Artikel 3.1 Specialistische jeugdhulp

Eerste lid

Specialistische jeugdhulp wordt gezien als aanvullend op de algemene voorzieningen zoals omschreven in hoofdstuk 2.

Tweede lid, onderdeel a

Specialistische jeugdhulp wordt voor het grootste gedeelte ambulant gegeven. Dat wil zeggen dat de jeugdhulpverlener met de jeugdige en of zijn ouders op de locatie van de aanbieder, thuis of op school ondersteuning biedt (bijvoorbeeld in de vorm van adviesgesprekken). De aard van de zorg kan heel divers zijn, van een gedragstherapeutische behandeling tot persoonlijke verzorging. Ook adviezen richting het sociale netwerk van de jeugdige kunnen behoren tot de specialistische jeugdhulp. De opsomming ‘in de thuissituatie, op het kinderdagverblijf, de school of de locatie van de aanbieder’ is niet limitatief. Er kunnen ook andere locaties zijn waar specialistische jeugdhulp ambulant geboden kan worden.

Tweede lid, onderdeel b

Naast ambulant, kan specialistische jeugdhulp ook geboden worden als dagbehandeling of dagbesteding op de locatie van de aanbieder. De jeugdige verblijft dan overdag op de locatie van de aanbieder. Ook kortdurend verblijf in de vorm van logeervoorzieningen kan behoren tot de specialistische jeugdhulp.

Artikel 3.2 Hoogspecialistische jeugdhulp

Eerste lid

Ook hoogspecialistische jeugdhulp wordt gezien als aanvullend op de algemene voorzieningen zoals omschreven in hoofdstuk 2. De aard van de hoogspecialistische jeugdhulp betekent dat deze soms niet in de directe woonomgeving van de jeugdige geboden kan worden. In sommige gevallen zal de jeugdige voor een (dag)behandeling een eind moeten reizen of zelf korter of langer elders dan in het ouderlijk huis verblijven. Het streven is een terugkeer naar de normale opvoedsituatie.

Tweede lid, onderdeel a

Ook hoogspecialistische jeugdhulp kan ambulant aangeboden worden. In meer gevallen dan bij specialistische jeugdhulp zal dat dan gaan om behandeling op de locatie van de aanbieder.

Tweede lid, onderdeel b

Verblijfsvoorzieningen waar de jeugdige in een instelling of gezinshuis verblijft vallen altijd onder hoogspecialistische jeugdhulp. Ook gesloten jeugdzorg valt onder deze categorie. Pleegzorg kan – afhankelijk van de aard en omvang – zowel onder specialistische als hoogspecialistische jeugdhulp vallen.

Artikel 3.3 Dyslexiezorg

Dyslexiezorg voor jeugdigen met ernstige enkelvoudige dyslexie viel tot 1 januari 2015 onder de Zorgverzekeringswet en het regiem van de geestelijke gezondheidszorg. Met inwerkingtreding van de Jeugdwet is de gemeente verantwoordelijk geworden voor deze zorg en valt zij onder de noemer ‘jeugdhulp’. In de Jeugdwet (of het Besluit of Regeling Jeugdwet) is deze vorm van jeugdhulp niet nader afgebakend. Vanaf 1 januari 2015 is door gemeente de voor die tijd gegroeide praktijk voortgezet. Deze bestond eruit dat alleen dyslexiezorg voor jeugdigen met ernstige enkelvoudige dyslexie wordt vergoed en dat het in de regel jeugdigen in de leeftijd van 7 tot en met 13 jaar betreft (deze laatste inperking lag vast in de ministeriële regeling behorende bij de Zorgverzekeringswet). Er is vooralsnog voor gekozen deze leeftijdsafbakening niet te verankeren in de gemeentelijke verordening, en de mogelijkheid open te houden dat het college hiertoe nadere bepalingen vastlegt in nadere regels.

Artikel 3.4 Landelijk en niet ingekochte individuele voorzieningen jeugdhulp

Naast de specialistische en hoogspecialistische individuele voorzieningen en dyslexiezorg kunnen in bijzondere gevallen ook andere individuele voorzieningen worden ingezet. Het gaat dan om het landelijk ingekochte aanbod en het niet ingekochte aanbod.

Van niet ingekocht aanbod is sprake als blijkt dat de ondersteuningsvraag niet opgelost kan worden met het bestaande ingekochte aanbod. Er zal dan alsnog aanbod ingekocht moeten worden.

De landelijk ingekochte functies voldoen aan drie criteria:

  • -

    Het aantal cliënten is zodanig klein, dat het per regionaal samenwerkingsverband van gemeenten moeilijk is om daarvoor een goed aanbod te contracteren, waardoor er risico’s ontstaan om cliënten goed te bedienen.

  • -

    Het aanbod is zodanig landelijk georganiseerd en zo klein in omvang, dat de decentralisatie er toe kan leiden dat er extra hoge transactiekosten en/of administratieve lasten kunnen ontstaan bij het maken van inkoopafspraken.

  • -

    De inhoud van het aanbod is zodanig specialistisch, dat de kans op het organiseren van een substituut op lokaal niveau lastig kan zijn en de drempel voor een aanbieder, om dit als nieuwe dienst aan te gaan bieden, hoog is.

Inhoudelijk kunnen de overige voorzieningen een raakvlak vertonen met de specialistische en hoogspecialistische individuele voorzieningen. Omdat de toegang tot de landelijk en niet ingekochte voorzieningen niet geheel overeenkomst met de van specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp zijn deze voorzieningen apart in de verordening opgenomen.

Paragraaf 2 Toegang specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp

Artikel 3.5 Algemeen

Eerste lid

In paragraaf 2 wordt over de toegang naar de (hoog)specialistische jeugdhulp gesproken. Waar in deze paragraaf gesproken wordt over jeugdhulpaanbieder wordt dan ook een jeugdhulpaanbieder van (hoog)specialistische jeugdhulp bedoeld, tenzij anders vermeld. De term jeugdhulpaanbieder is gedefinieerd in de Jeugdwet zelf en kan bijvoorbeeld ook aanbieders van jeugdhulp als algemene voorziening betreffen.

Tweede lid

Bij specialistische jeugdhulp bepaalt de jeugdhulpaanbieder (op basis van het advies van de lokale toegang) de intensiteit van de jeugdhulp. De intensiteit voor specialistische jeugdhulp ligt daarom – in tegenstelling tot de intensiteit van hoogspecialistische jeugdhulp – niet in het besluit van het college vast.

Derde lid

In dit derde lid is als algemene regel geformuleerd dat de toegang verloopt via het gesprek dat de lokale toegang met de jeugdige en/ of zijn ouders heeft en het perspectiefplan dat daar een weergave van is.

Vierde lid

De nadere invulling van de ondersteuningsprofielen en intensiteiten ligt niet vast in de verordening, maar in de nadere regels. Hiervoor is gekozen omdat de verwachting is dat beide zich de komende jaren nog verder zullen ontwikkelen, waarbij het noodzakelijk is om de nadere regels snel aan te passen zodat aangesloten wordt op het beleid.

Artikel 3.6 Criteria en afwegingsfactoren bij de toekenning

In de verordening en nadere regels worden de criteria en afwegingsfactoren bij de beoordeling tot toekenning van een individuele voorziening alleen in algemene termen beschreven. In het tweede lid is een kan-bepaling opgenomen. Criteria kunnen eventueel uitgewerkt worden in nadere regels.

Artikel 3.7 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

Deze bepaling regelt de toegang van jeugdhulp via de gemeente en is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen. Dit alles ter uitvoering van artikel 2.9, onder a, van de wet. In lid 3 is opgenomen dat er ook een tijdelijke voorziening kan worden getroffen of machtiging gesloten jeugdhulp kan worden aangevraagd in spoedeisende gevallen. Deze stappen worden dan direct gezet naar aanleiding van de melding.

Artikel 3.8 Vooronderzoek

Eerste lid

Dit lid dient ter voorbereiding van het gesprek waarbij voor het onderzoek naar aanleiding van de melding relevante bekende gegevens in kaart worden gebracht, zodat jeugdigen en / of ouders niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn en een goede afstemming mogelijk is met eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van overeenkomstige toepassing.

Het familiegroepsplan moet binnen een redelijke termijn opgesteld worden. Een vaste termijn stellen is niet mogelijk, aangezien dit ook mede afhangt van de mate waarin en de vorm van eventuele geboden ondersteuning. Omdat het onderwerp zal zijn van het onderzoek, ligt het voor de hand het familiegroepsplan voorafgaand aan het begin van het onderzoek wordt opgesteld. Maar ook tijdens het onderzoek kan mogelijk nog de (gedeelde) wens ontstaan om de eigen kracht nader te onderzoeken en een familiegroepsplan op te stellen. Zo de situatie zich daarvoor leent, kan dan besloten worden hiermee aan de slag te gaan en het onderzoek daarna voort te zetten.

Tweede lid

In het kader van de rechtmatigheid wordt de identiteit van de jeugdige of ouders vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Derde lid

Hier is een bepaling opgenomen ter voorkoming van onnodige bureaucratie. Als de gemeente al een dossier heeft van de jeugdige of zijn ouders, en de jeugdige of zijn ouders geven toestemming om dit dossier te gebruiken, dan kan een vooronderzoek achterwege blijven. Een gesprek over de acute hulpvraag is dan in de regel nog wel nodig. Indien de hulpvraag ook al bekend is, en het bijvoorbeeld over een vervolgvraag gaat, dan kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders ook van het gesprek worden afgezien.

Artikel 3.9 Het gesprek en perspectiefplan

Tweede lid

Er wordt in de verordening (en nadere regels) niets vastgelegd over de wijze waarop het gesprek gevoerd wordt tussen de lokale toegang en jeugdige en/of zijn ouders (en eventuele andere betrokken). Dit zou de handelingsvrijheid van de jeugdige, zijn ouders en zorgprofessionals te veel beperken. In de verordening ligt alleen vast wat er in het gesprek aan de orde kan komen (indien van belang), niet welke methodiek of instrumentarium gebruikt moet worden of wie er precies bij betrokken dienen te zijn. Natuurlijk gelden hierbij wel de eisen die de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet stellen aan de kwaliteit van de toegang.

Derde lid

De inhoud van het perspectiefplan is in de verordening niet in detail beschreven. Wel dat uitkomsten van het gesprek altijd in het perspectiefplan vastgelegd worden. Het perspectiefplan kan zelfstandig door de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld worden, of met de hulp van de lokale toegang of anderen. Wanneer gekozen wordt voor de inzet van een individuele voorziening is het wel een verplichting dat de lokale toegang meekijkt en een akkoord geeft (met uitzondering van een artsverwijzing in kader van specialistische jeugdhulp).

Vierde lid

Als er tot de inzet van een individuele voorziening jeugdhulp besloten is, is het wel van het grootste belang dat de aldus betrokken jeugdhulpaanbieder weet heeft van de gezinssituatie (voor zover relevant) en afspraken en doelen zoals vastgelegd in het perspectiefplan. De relevante informatie uit het perspectiefplan kan door de jeugdige en/of zijn ouders zelf of door de lokale toegang aan de betrokken jeugdhulpaanbieder overgedragen worden. De ouders/jeugdige zijn hier in eerste instantie zelf de verantwoordelijke partij voor.

Als het gaat om hoogspecialistische jeugdhulp heeft de gemeente ook in haar contracten met de jeugdhulpaanbieders bepaald, dat zij niet mogen starten met de hulpverlening voordat een perspectiefplan opgesteld is. Voor deze complexe en in de regel meervoudige jeugdhulp is het brede perspectief van het grootste belang om effectieve jeugdhulp te kunnen verlenen.

Natuurlijk gelden bij het delen van het perspectiefplan de privacyregels zoals die onder andere vastgelegd zijn in de Jeugdwet zelf. Ouders wordt gevraagd gegevens te delen die van belang zijn voor de ondersteuning aan de jeugdige. Het is aan de ouders om in samenspraak met de lokale toegang (of arts) te bepalen welke informatie in het perspectiefplan terecht moet komen en gedeeld moet worden met de jeugdhulpaanbieder om een effectieve ondersteuning mogelijk te maken.

Bij verschil van inzicht tussen de jeugdige en/of zijn ouders en de lokale toegang (of arts) over de noodzaak om bepaalde informatie te delen dient het recht op privacy en het belang van het kind tegen elkaar afgewogen te worden. De principes van subsidiariteit (kan het doel ook op een andere manier bereikt worden), noodzakelijkheid en proportionaliteit (staat het doorbreken van het recht op privacy in verhouding tot het doel: effectieve hulp) staan daarbij centraal.

Vijfde lid

In het perspectiefplan worden resultaten geformuleerd: wanneer worden door wie welke resultaten behaald. De jeugdige en/zijn ouders kunnen in het perspectiefplan afspraken maken om na een bepaalde tijd de resultaten met de lokale toegang, de eventueel betrokken jeugdhulpaanbieders en/of anderen te bespreken en zo het perspectiefplan te evalueren.

Achtste lid

In dit lid is opgenomen dat een voor akkoord ondertekend perspectiefplan dient als een aanvraag. Hoe omgegaan wordt met een perspectiefplan dat niet voor akkoord is ondertekend is opgenomen in artikel 3.10 lid 5 onder b. In die gevallen is er sprake van een eenzijdig door de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld perspectiefplan.

Negende lid

Huisarts, jeugdarts en medisch specialisten hebben op grond van de Jeugdwet de eigenstandige bevoegdheid om toegang te verlenen (verwijzen) tot jeugdhulp. In deze verordening wordt deze bevoegdheid voor specialistische jeugdhulp en hoogspecialistische jeugdhulp verschillend ingevuld.

Uitgangspunt bij een artsverwijzing naar specialistische jeugdhulp (dus niet zijnde hoogspecialistische jeugdhulp) is dat in de regel de afstemming met de lokale toegang en daarmee de integrale afweging van zorgbehoeften in een perspectiefplan niet perse nodig is. Als het gaat om specialistische jeugdhulp kan een arts dus zonder betrokkenheid van de lokale toegang naar een jeugdhulpaanbieder verwijzen. Ook de jeugdhulpaanbieder is dan niet verplicht contact op te nemen met de lokale toegang (maar wel met de gemeente in het kader van de zorgtoewijzing).

In crisissituaties kan soms niet gewacht worden met de inzet van (hoog)specialistische jeugdhulp tot een perspectiefplan is opgesteld. In dit soort gevallen is het de jeugdhulpaanbieder toegestaan de spoedhulp te verlenen voordat een gesprek met de lokale toegang heeft plaatsgevonden en een perspectiefplan is opgesteld. Het gaat dan om kortdurende inzet. Wanneer daarna langdurig (hoog)specialistische jeugdhulp nodig is (vanuit een ander ondersteuningsprofiel dan profiel 11), dient alsnog een perspectiefplan opgesteld te worden.

Tiende lid, besluit na artsverwijzing specialistische jeugdhulp

In dit lid wordt duidelijk gemaakt dat het college feitelijk een besluit tot inzet van specialistische jeugdhulp (niet zijnde hoogspecialistische jeugdhulp) na een verwijzing van de huisarts, jeugdarts, of medisch specialist neemt op het moment dat de jeugdhulpaanbieder zich bij de gemeente meldt met een verzoek tot toewijzing van zorg.

Elfde lid

Voor hoogspecialistische jeugdhulp wordt ervan uitgegaan dat altijd – ook bij een artsverwijzing –een perspectiefplan waarbij de lokale toegang betrokken is, nodig is. Het gaat in die gevallen immers om hoogcomplexe en veelomvattende / meervoudige jeugdhulp, waarbij een integrale aanpak en continuïteit van het hoogste belang zijn. De arts kan wel zelfstandig verwijzen naar de jeugdhulpaanbieder, maar er zal dan vervolgens alsnog een perspectiefplan opgesteld moeten worden (door de jeugdige en /of ouders zelf, al dan niet met hulp van de arts of de lokale toegang). Dit perspectiefplan dient ook geaccordeerd te worden door de lokale toegang, voordat de inzet van hoogspecialistische jeugdhulp kan starten. Deze werkwijze is vastgelegd in de contracten met de jeugdhulpaanbieders.

De jeugdhulpaanbieder kan zich in deze gevallen via het verzoek om toewijzing van zorg bekend maken bij de gemeente, die voor de betrokkenheid van de lokale toegang zorgdraagt. Natuurlijk kan een jeugdhulpaanbieder (of arts) in deze gevallen ook zelf rechtstreeks contact opnemen met de lokale toegang.

Twaalfde lid

Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders bezwaar maken tegen de betrokkenheid van de lokale toegang, kunnen zij gebruik maken van een opt-out-regeling. Ook in die gevallen dient een perspectiefplan te worden opgesteld voordat de hoogspecialistische jeugdhulp kan starten, maar deze zal dan tot stand komen zonder betrokkenheid (accordering) van de lokale toegang. Het college besluit dan tot de inzet van hoogspecialistische jeugdhulp op basis van de melding van de jeugdhulpaanbieder dat een arts verwezen heeft en een perspectiefplan aanwezig is, maar de jeugdige en/of zijn ouders van de opt-out-regeling wensen gebruik te maken.

Dertiende lid

Hier is opgenomen dat het college nadere regels kan stellen over de toegangsprocedure. Het gaat dan om een specificering van hetgeen in de verordening is omschreven.

Artikel 3.10 Besluit specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp

Eerste lid

De keuze voor specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp, het ondersteuningsprofiel en bij hoogspecialistische jeugdhulp ook de intensiteit liggen vast in het besluit. Ook is het resultaat opgenomen. De achterliggende informatie en onderbouwing is opgenomen in het perspectiefplan. In een besluit voor het toekennen van een persoonsgebonden budget is ook opgenomen wat de hoogte van het pgb is en hoe dit is bepaald is.

Tweede lid

Het besluit van specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp voor zorg in natura die niet duurzaam is wordt in de regel afgegeven voor onbepaalde tijd. Dat wil zeggen dat bij het afgeven van het besluit de duur niet vaststaat. De gecontracteerde jeugdhulpaanbieder moet (binnen de afspraken die daarover in het contract gesteld zijn) hulp kunnen inzetten zo lang als nodig is om het beoogde resultaat te bereiken. De geldigheidsduur van het besluit eindigt als het jeugdhulptraject is beëindigd. De jeugdhulpaanbieder brengt de gemeente hiervan op de hoogte middels het stop-zorgbericht. Dit is contractueel vastgelegd. Voor pgb wordt per geval bepaald hoe lang het besluit geldig is.

Derde lid

Dit lid regelt een garantietermijn. Wanneer de jeugdige en/zijn ouders zich binnen vier maanden nadat het hulpverleningstraject succesvol is afgerond opnieuw bij de jeugdhulpaanbieder melden met dezelfde hulpvraag, is de jeugdhulpverlener verplicht de jeugdige en/of zijn ouders opnieuw te helpen. Het oude besluit wordt daarmee opnieuw van kracht. De jeugdige en/of zijn ouders hoeven in die gevallen dus ook niet opnieuw langs de verwijzende arts of lokale toegang. Deze garantietermijn geldt alleen voor jeugdhulptrajecten die gericht waren op herstel, niet op duurzame trajecten. Ook geldt deze garantietermijn niet wanneer de jeugdhulpaanbieder aan de ene kant of de jeugdige en/of zijn ouders aan de andere kant het traject eenzijdig (voortijdig) beëindigd hebben.

Vierde lid

Wanneer bij het afgeven van een besluit nog niet bekend is welke jeugdhulpaanbieder betrokken wordt, dient de jeugdige en/of zijn ouders binnen drie maanden een jeugdhulpaanbieder te vinden en zich daar te melden. De jeugdhulpaanbieder accepteert vervolgens de cliënt en stuurt een verzoek tot zorgtoewijzing aan de gemeente. Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders zich niet binnen drie maanden melden bij een aanbieder, kan het besluit vervallen. De gemeente is van mening dat na die periode de omstandigheden binnen het gezin dusdanig gewijzigd kunnen zijn dat een nieuw gesprek noodzakelijk is om de ondersteuningsbehoefte opnieuw vast te stellen.

Vijfde lid, onderdeel a

Een door de jeugdige en/ of ouders en de lokale toegang ondertekend perspectiefplan vormt het besluit. In de praktijk komt het er op neer dat de lokale toegang het perspectiefplan opstuurt naar de jeugdige en /of ouders, deze het plan ondertekenen en vervolgens de lokale toegang het plan ondertekent. In het perspectiefplan liggen alle afspraken met de jeugdige en/of zijn ouders vast. Aan een perspectiefplan hoeft niet altijd een besluit tot inzet van een individuele voorziening gekoppeld te zijn.

Vijfde lid, onderdeel b

Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders en de lokale toegang geen overeenstemming kunnen bereiken over de inhoud van het perspectiefplan en de noodzaak of aard van de inzet van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp dienen zij een aanvraag tot een individuele voorziening in, in de vorm van een door hen eenzijdig ingevuld perspectiefplan, dan wel een aanvraag in een andere vorm. De jeugdige en/ of ouders kunnen op het perspectiefplan aangeven dat ze niet akkoord zijn (door te tekenen voor gezien) en aangeven welke voorziening zij willen aanvragen. De lokale toegang besluit dan binnen 2 weken op deze aanvraag.

Vijfde lid, onderdeel c

In artikel 3.9 is bepaald dat bij verwijzing van een huisarts, jeugdarts, of medisch specialist naar specialistische jeugdhulp (in tegenstelling tot hoogspecialistische jeugdhulp) en in crisissituaties een gesprek met de lokale toegang niet verplicht is. In die gevallen maakt de jeugdhulpaanbieder zich via een verzoek om zorgtoewijzing bekend bij de gemeente. Op basis van dit verzoek wijst de gemeente dan de jeugdhulpaanbieder de zorg toe. De facto neemt het college hiermee een besluit over de inzet van specialistische jeugdhulp.

Zesde lid

In dit lid is opgenomen dat de jeugdige en / of ouders altijd een beschikking krijgen als ze hierom vragen. Daarnaast geldt in de situaties zoals omschreven in lid 5 onderdeel b van dit artikel dat er ook een beschikking wordt afgegeven.

Zevende lid

Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen. Op deze manier wordt gegarandeerd dat de voorziening goed aan blijft sluiten op de ondersteuningsvraag.

Paragraaf 3. Toegang dyslexiezorg

Artikel 3.11 Toegang tot dyslexiezorg

Eerste lid

Het besluit tot toekennen van een individuele voorziening voor dyslexiezorg geeft recht op diagnostisch onderzoek door een erkende dyslexiebehandelaar. Wanneer op basis van het onderzoek vastgesteld wordt dat het inderdaad om ernstige enkelvoudige dyslexie gaat, kan de dyslexiebehandelaar ook gelijk verder met de behandeling. Hiervoor is dan geen tweede besluit nodig.

Bij ernstige enkelvoudige dyslexiezorg gaat het om hardnekkige problemen bij het leren lezen en/of schrijven (spellen), die ook met extra ondersteuning in de klas niet verholpen kunnen worden. ‘Enkelvoudig’ slaat op het feit dat er geen sprake is van een algemene ontwikkelingsachterstand (verstandelijke beperking) of ernstige gedragsproblematiek.

Het onderzoek en de behandeling dient plaats te vinden conform de professionele (landelijk) standaard voor dyslexiezorg.

Tweede lid

Het college is verantwoordelijk voor de controle van het leerlingdossier. Indien dit niet volledig is wordt dit teruggekoppeld naar de verwijzende school zodat zij alsnog passende extra begeleiding kunnen inzetten. Indien het leerlingdossier op orde is wordt goedkeuring gegeven en kunnen ouders en school contact leggen met een gecontracteerde dyslexieaanbieder naar keuze.

Derde lid

Met dit derde lid wordt de mogelijkheid gegeven dat het college nadere regels kan stellen binnen de kaders van deze verordening.

Paragraaf 4 Toegang landelijk en niet ingekochte individuele voorzieningen jeugdhulp

Artikel 3.12 Toegang landelijk en niet ingekochte individuele voorzieningen jeugdhulp

Eerste lid

Omdat de toegang voor landelijk en niet ingekochte individuele voorzieningen jeugdhulp maar op een aantal punten afwijkt van de toegang tot specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp wordt verwezen naar de artikelen zoals openomen in paragraaf 2. De uitzondering is met name gelegen als het gaat om de aanwezigheid van een perspectiefplan bij een verwijzing, de profielen en het besluit.

Omdat de genoemde artikelen in dit geval betrekking hebben op de landelijk en niet ingekochte voorzieningen jeugdhulp wordt het begrip specialistische en / of hoog specialistische jeugdhulp vervangen door het begrip landelijk en niet ingekochte individuele voorzieningen jeugdhulp.

Tweede lid

In dit lid is opgenomen aan welke vereisten een besluit moet voldoen. De duur van een voorziening kan ook ‘voor onbepaalde tijd’ bedragen.

Derde lid, onderdeel a

Een door de jeugdige en/ of ouders en de lokale toegang ondertekend perspectiefplan vormt het besluit. In de praktijk komt het er op neer dat de lokale toegang het perspectiefplan opstuurt naar de jeugdige en /of ouders, deze het plan ondertekenen en vervolgens de lokale toegang het plan ondertekent. In het perspectiefplan liggen alle afspraken met de jeugdige en/of zijn ouders vast. Ook is hierin de afstemming met andere voorzieningen opgenomen. Aan een perspectiefplan hoeft niet altijd een besluit tot inzet van een individuele voorziening gekoppeld te zijn.

Derde lid, onderdeel b

Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders en de lokale toegang geen overeenstemming kunnen bereiken over de inhoud van het perspectiefplan en de noodzaak of aard van de inzet van een individuele voorziening jeugdhulp dienen zij een aanvraag tot een individuele voorziening in, in de vorm van een door hen eenzijdig ingevuld perspectiefplan, dan wel een aanvraag in een andere vorm. De jeugdige en/ of ouders kunnen op het perspectiefplan aangeven dat ze niet akkoord zijn (door te tekenen voor gezien) en aangeven welke voorziening zij willen aanvragen. De lokale toegang besluit dan binnen 2 weken op deze aanvraag.

Derde lid, onderdeel c

Op basis van het verzoek om zorgtoewijzing wijst de gemeente de jeugdhulpaanbieder de zorg toe. De facto neemt het college hiermee een besluit over de inzet van specialistische jeugdhulp.

Vierde lid

In dit lid is opgenomen dat de jeugdige en / of ouders altijd een beschikking krijgen als ze hierom vragen. Daarnaast geldt in de situaties zoals omschreven in lid 3 onderdeel b van dit artikel dat er ook een beschikking wordt afgegeven.

Vijfde lid

Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen. Op deze manier wordt gegarandeerd dat de voorziening goed aan blijft sluiten op de ondersteuningsvraag.

Paragraaf 5 Aanvullende regels persoonsgebonden budget

Artikel 3.13 Het pgb-plan

Eerste lid

In de jeugdwet is opgenomen wanneer een jeugdige en / of zijn ouders in aanmerking komen voor een pgb. In ieder geval moet de pgb-aanvrager motiveren waarom het aanbod voor zorg in natura niet voldoet.

Tweede lid

Het pgb-plan is een aanvulling op het perspectiefplan en daar onlosmakelijk mee verbonden. De ondersteuningsvraag en resultaten liggen vast in het perspectiefplan. Alleen de details met betrekking tot de uitvoerder van de pgb-zorg liggen vast in het pgb-plan.

Artikel 3.14 Vaststellen hoogte van persoonsgebonden budget

Met jeugdhulpaanbieders waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten zijn afspraken gemaakt over de tarieven. Voor jeugdhulpverleners die in het kader van een persoonsgebonden budget door ouders zelf ingehuurd worden gelden deze afspraken niet. De hoogte van het pgb wordt berekend aan de hand van het aantal benodigde eenheden (uren, dagdelen etc). Het college kan nadere regels stellen over de maximale hoogte van het pgb. Daarnaast stelt het college nadere regels over de wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld en onder welke voorwaarden personen uit het sociale netwerk kunnen worden betrokken.

Paragraaf 6 Nieuwe feiten en omstandigheden

Artikel 3.15 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering

Op grond van artikel 2.9 onderdeel d van de wet is de gemeente verplicht bij verordening regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of persoonsgebonden budget. De tekst van dit artikel is grotendeels ontleend aan de bepalingen rond bestrijding van misbruik die de wet stelt in het kader van het verstrekken van persoonsgebonden budgetten (artikel 8.1.2 tot en met 8.1.4). We herhalen in de verordening de wet om de leesbaarheid te vergroten. Bovendien wordt de toepassing van deze regels verbreed naar voorzieningen in natura. Ten slotte, het intrekken of herzien van een besluit kan natuurlijk ook relevant zijn als in gevallen waar geen sprake is van misbruik, maar gewoon van een gewijzigde (inschatting van de) situatie.

Hoofdstuk 4 Waarborging verhouding prijs-kwaliteit

Artikel 4.1 Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen

Op grond van artikel 2.12 van de wet dient de gemeente bij verordening regels te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan.

Hoofdstuk 5 Klachten en vertrouwenspersoon

Artikel 5.1. Klachtregeling

Dit artikel regelt het gemeentelijke klachtrecht. De gemeente is al op grond van de Awb in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van personen en bestuursorganen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn.

In de regel zal eerst de aanbieder worden aangesproken bij klachten over de wijze van behandeling. De klachtmogelijkheid tegenover de aanbieder is geregeld in artikel 4.2.1 e.v. van de wet. Pas wanneer dit klachtrecht niet bevredigend is, of niet logisch, bijvoorbeeld bij gedragingen van gemeenteambtenaren, dan komt de gemeentelijke klachtmogelijkheid in zicht.

Artikel 5.2. Vertrouwenspersoon

In artikel 2.6, eerste lid, onder f, van de wet is bepaald dat het college ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) van de vertrouwenspersoon.

De wet adresseert het college rechtstreeks en vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling uit de wet is toch in de verordening opgenomen vanwege het in het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van jeugdigen en ouders te geven.

Hoofdstuk 6. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Artikel 6.1 Beleidsparticipatie

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over inspraak en medezeggenschap bij de gemeente. De mogelijkheid tot inspraak en medezeggenschap tegenover de aanbieder is al geregeld in artikel 4.2.4 e.v. van de wet.

Regeling van de inspraak en medezeggenschap is verplicht op grond van artikel 2.10 van de wet in samenhang met artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015. In artikel 2.10 (in de redactie van de Nota van wijziging op het wetsvoorstel Wmo 2015 van 12 maart 2014, kamerstukken II 22841, nr. 35) worden de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.5.1 (jaarlijks cliëntervaringsonderzoek) van de Wmo 2015 van overeenkomstige toepassing verklaard. Ingevolge artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015 dient bij verordening te worden bepaald op welke wijze ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van deze wet.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op 1 januari 2018, hetzelfde moment als de start van de nieuwe inkoop.

Artikel 7.2 Overgangsbepalingen

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het recht op zorg dat een jeugdige heeft ontvangen op grond van de ‘oude’ verordening, en de afspraken die gemeenten en jeugdhulpaanbieders maken over de financiering van de hulp in de overgang van 2017 naar 2018. Door het recht op zorg te waarborgen is de continuïteit van jeugdhulp voor de jeugdige en/of zijn ouders gegarandeerd. Geen kind mag immers de dupe worden van de gewijzigde contractafspraken tussen gemeenten en jeugdhulpaanbieders. Feit is wel dat gemeenten en jeugdhulpaanbieders in onderling overleg en op basis van de nieuwe contractafspraken met elkaar mogen besluiten om de hulp anders te benoemen, dan wel te financieren.

Artikel 7.3 Hardheidsclausule

In uitzonderlijke gevallen (bij een zeer dringende reden) kan het college afwijken van deze verordening ten gunste van de jeugdige en/of zijn ouders.

Artikel 7.4 Evaluatie

Hiermee stelt de gemeenteraad het college verplicht binnen twee jaar een evaluatie van de verordening op te stellen.